Is samenwerking met de vijand geoorloofd? Hoe Sam en Slokkie op reis gingen Stadsnieuws Rondom de Werfzuivering Min. Eden principieel aan de kant van de werfdirectie A. v. Hoepen t Waar gaan we heen? Het bezoek van Min. de Booy Marinemutaties Kijkje ait s Levens venster EEN WOORD VAN EEN MENSENREDDER Predikbeurten n Alvorens nader op de houding van de directie van de Marinewerf in te gaan, willen we trachten eerst de vraag te be antwoorden of alle medewerking aan den bezetter principiëel te veroordelen was of dat deze medewerking op grond van het landoorlogsreglement in bepaalde om standigheden was veroorloofd. Wij ontlenen in dit verband een en an der aan cïe brochure van Dr. L. G. Kor- tenhorst, getiteld: „Was samenwerking met den vijand geoorloofd?" Dr. Korten- horst neemt daarin verschillende passa ges over uit het „Handboek van Interna tionale Moraal". Een man van gezag als prof. Regout zegt daarin o.m., bij de be handeling van de vraag, wie in bezet ge bied d'e gezagsdragers zijn: „Het alge meen belang eist, dat er ordening is. De ze kan in het bezette gebied slechts wor den doorgevoerd door hen, die feitelijk de macht in handen hebben, n.1. de Duit se autoriteiten. Wij behoren dus onze plichten tegenover <Je bezettingsautoritei ten strikt in acht te nemen, niet alleen om de practische noodzaak, dat alle ver zet nutteloos en schadelijk z u zijn, maar juist om wille van het algemeen welzijn van ons land, waar orde en veiligheid moeten heersen. Niet verraderlijk of onloyaal. „Wie dat doet, zegt prof. Regout, han delt niet verraderlijk of on-loyaal tegen over onze wettige Souvereine. Op haar terugkeer in ons land en het herstel van d'e vrijheid van ons land vertrouwen wij, doch zolang de tijdelijke toestand van bezetting duurt en er geen vrede is ge sloten tussen de Nederlandse en de Duit se regering, vraagt het beling van het vaderland, dat wij met innerlijke tucht ons houden aan de voorschriften van den bezetter en dat wij iri krachtige arbeid het herstel van het normale leven voort zetten." Dr. Kortenhorst tekent bij dit woord van prof. Regout aan: „Uit deze, door gezaghebbende auteurs bevestigde, uiteenzettingen omtrent de rechtstoestand van een be zet gebied blijkt wel duidelijk, dat binnen de grenzen van het interna tionale recht samenwerking met den vijand niet alleen geoorloofd is, maar zelfs geboden kan zijn." De mening van minister Eden. Deze mening wordt o.m. gedeeld door den Engelsen minister van buitenlandse zaken, Anthony Eden. In 't Lagerhuis heeft minister Eden het was nog op 17 Augustus 1945 een uiteenzetting gegeven van de houding van de civiele autoriteiten op de Kanaaleilan den Yersey en Guernsey (het enige En gelse bezette gebied) tijdens de Duitse bezetting. Aan het verslag van de Times ontlenen wij het volgende: „Het Britse bestuur van de eilanden beschouwde het als zijn taak zich als een buffer te stellen tussen de Duitse bezet tingsautoriteiten en de burgerbevolking. Het aarfelde niet te protesteren tegen Duitse eisen, welke naar zijn oordeel bui tensporig waren of in strijd met het In ternationale recht. In vele gevallen wist het te bereiken, dat de eisen verzacht of ingetrokken werden, zelfs als deze niet geacht konden worden tegen het inter nationale recht in te druisen. Het was zyn plicht vormelijke en correcte betrekkingen met den vijand te onderhouden, terwijl het de Duitsers niet in het onzekere liet dat zij als de vijand werden beschouwd. Het beleid der Britse autoriteiten steun de op de wil te doen wat het beste was voor de burgerbevolking en op die wil alleen. Men mag natuurlijk niet de eis stellen, dat geen fouten gemaakt werden. Indien iemand geneigd zou zijn op een bepaald punt te zeggen: „Aan deze eis van de Duitsers had met meer kracht weerstand geboden moeten zijn", laat hem dan denken aan de moeilijkheden en aan het ontzaglijke belang de uitvoerende macht in de hand van het burgerlijk be stuur te houden en te vermijden, dat de Duitsers rechtstreeks toezicht uitoefenen. Zij, die de moeilijke beslissingen hadden te nemen, moeten zelf wel toegeven, dat de fouten niet altijd vermeden werden, maar het gevoerde beleid werd steeds beheerét door het uitsluitend motief te doen wat in het belang was van de bur gerbevolking." Tot zover de mening van minister Eden, Volgens het verslag van de Times. Geen sprake van verraad. We bevinden ons dus in goed gezel- Het eerste artikel is opgenomen in ong nrt van Vrijdag 1 Februari. schap als we beweren, dat er geen sprake is van verraad of van collabo ratie (medewerking met den vijand) wanneer een groep van de bevolking samenwerkt met den bezetter, in de overtuiging, dat zij daarmee het vader land op de beste wijze dient. Men denke in dit verband b.v. aan de medewerking van de spoorwegen, aan die van de mijnbedrijven. Men denke aan het werken van de gehele rijks- en ge- meente-apparatuur, aan het aanblijven van de burgemeesters. Het zou er voor het Nederlandse volk in zijn geheel slecht uit hebben gezien, als alle leiden de figuren na de capitulatie er de brui aan gegeven hadden, waren ondergedoken, gevlucht naar Engeland of zich op andere wijze aan de verantwoordelijkheid voor de verdere gang van zaken hadden ont trokken. We moeten ons natuurlijk wel realise ren, dat die „loyale medewerking" al leen geoorloofd is en verwacht mag wor den, als de bezetter zich houdt aan de internationale bepalingen. Dit heeft de Duider niet gedaan. Dr. Kortenhorst zegt dan ook in de eerder geciteerde brochure: „Van het ogenblik af, dat Duitsland te genover ons de bepalingen van het Lancï- oorlogsreglement schond, verviel ook onzerzijds elke verplichting jegens hem, zo die al aanwezig was." We concluderen dus: medewerking met de Duitsers was op grond van de internationale bepalingen, niet ongeoorloofd zolang zjj rich hielden aan het Xandoor- logsreglement en dat werd in den begin ne door de Duitsers gedaan. Met deze gefundeerde mening van ge zaghebbende personen voo~ ogen kunnen we nu in volgende artikelen de houding van de Marinewerf in haar geheel en van de directie in het bijzonder, nader beschouwen. B. Donderdagavond is, op de leeftijd van 53 jaar, overleden, de heer A. v. Hoe pen, 1 Februari 1934 kwam de heer v. Hoepen, als opvolger van den heer Zeilstra, als technisch ambtenaar van de Rijkswaterstaat in dienst. Zijn ar beidsterrein was het toezicht op duinen en zeewering tussen Petten en Den Hel der. De heer v. Hoepen was een uitste kend ambtenaar, een kalme en rustige figuur, die bij zijn personeel zeer ge zien was. Voor zijn plaatsing in Den Helder was de heer v. Hoepen in Maastricht woon achtig, waar hij o.m. de leiding heeft gehad bij de bouw van de bekende Wil- helminabrug. De teraardebestelling van het stof felijk overschot zal plaats hebben Maandag as., namiddag om 14.15 uur, op de algemene begraafplaats te Huis duinen. Maandag 4 Febr. Casino, De Friesche Fakir, aanvang 8 uur. Woensdag 6 Febr. Casino, Ned. Reis- vereniging. Lezing met lichtbeelden met bal na. 8 uur. Vrijdag 8 Febr. MULO-Vereniging. Uit voering. 8 uur. DE „JOHAN MAURITS VAN NASSAU". Wij schreven Donderdag, dat de „Johan Maurits van Nassau" binnenkort naar Suriname zal vertrekken. Dit is niet ge heel juist. Het schip zal Maandagm d- dag a.s. voor een kleine proefvaart de haven van Nieuwediep verlaten Het zal officiëel vertrekken uit Amsterdam, en wel naar Curagao, waar het schip zijn basis zal hebben. Eventuele poststukken voor opvarenden van de „Maurits" moe ten dus in de toekomst aan Curacao worden geadresseerd. Het bezoek van minister de Booy heeft gistermorgen plaats gehad. De minister is om ongeveer kwart voor twaalf op de Marinewerf gekomen en heeft zich toen eerst begeven naar den directeur met wien informele bespre kingen plaats hadden. Met kolonel Bolk en in tegenwoor digheid van den commandant van de Marine overste d'Engelbronner en den chef staf luit. ter zee der le klasse Maas is daarna een bezoek gebracht aan de K. 3, die in het natte dok lag. De minister toonde veel belangstelling voor dit schip en stelde verschillende vragen over de bruikbaarheid van deze boot voor de marine. Het bezoek duurde ongeveer een half uur, waarna de mi nister de lunch gebruikte op het Insti tuut. In de middag vertrok minister de Booy, die vergezeld was van zijn ad judant, luit. ter zee le kl. Koppen, weer naar Den Haag. COLLECTE. Op de onlangs gehouden slijtersver gadering in „Formosa" is een collecte gehouden voor het comité „Nederland helpt Indië" De opbrengst was 1139,20. 's-GRAVENHAGE, 1 Febr. Bij K. B. zijn, met ingang van de datum van dit besluit, bevorderd tot Schout-bij nacht de kapiteins ter zee J. W. G. van Hengel, P. J. Feteris en A. S. Pinke en de tijde lijk tot de rang van Schout-bij-nacht be vorderde kapitein ter zee jhr. E. J. van Holthe. DE PIET HEIN. De Piet Hein is na een Inspectietocht van drie weken in de Groote Oost te Tandjong Priok teruggekeerd. Kapitein ter-zee jhr. H. van Foreest, heeft de reis meegemaakt. door G. TH. ROTMAN. (Nadruk verboden) 75. Katjemau was echter lelijk terecht gekomen. Hij wreef met 'n jammerlijk vertrokken gezicht de pijnlijke plaatsen, kermde en schold en ging te keer, dat het bar was. Daar ze echter zijn taal niet verstonden, begrepen Sam en Slok kie er niets van en dus had de man niet veel succes. 76. Katjemau herstelde zich echter gauw; de pijn was weldra verdwenen en zijn gezicht klaarde weer op. Hij begreep nu ook wel, dat er het een of ander ongeluk gebeurd was en dus niemand schuld aan het geval had. Dus besloot bij zijn nieuwe vrienden te helpen en wees hun een plaats, waar ze naar be neden konden klauteren. Binnen vijf mi nuten kwamen ze op de plaats, waar de dokter in de golven verdwenen was. Juist stak hij zijn met modder bedekten kop boven het water .uit. Een woord van een mensen-redder. Dat was een blij bericht, enkele weken geleden: De dijk is weer opengesteld de dijk is geen sperrgebied meer! Nu kunnen wij weer de zee gaan zien, die wij in geen vijf jaar gezien hebben. De zee is mooi, maar kan ook boos zijn. Ze is mooi als ge haar beziet met het oog van een Mesdag. Wie haar in de middagzonneschijn beziet, ziet haar glan zen als een gladde spiegel, die de blau we koepel weerkaatst, wie haar bij zons ondergang beziet, ziet de puntjes der gol ven schitteren in goud en in vuur. Die krijgt lust om te spelevaren in een boot je. Maar die zee kan boos zijn als 't stormt, als de go'ven worden opgejaagd tegen de kusten in hoge fonteinen van drup pelen en in wazige wolken van schuim. Dan is niets bestand tegen de kracht van het water. Al wat in de weg staat, wordt verbrijzeld of meegesleurd. Wie de zee beziet door het oog van een vissers- of zeemansweduwe, wier man en vader ha- rer kinderen in de zee zijn graf vond, huivert voor die kokende zee. Onder de oppervlakte, daar loert ook het verderf. Is de storm een eerlijke vijand, de zand banken, de blinde klippen, de mijnen die er in gelegd zijn, ze zijn vals en verra derlijk. Daar zijn mensen, die de woedende ba ren trotseren, die bij noodweer er op uit trekken om anderen te redden. De jaar boeken van de reddingsmaatschappijen staan vol van dappere daden, door onze zeehelden verricht. Onder hen, die vele, ja honderden menslevens hebben gered, neemt de schipper van de „Dorus Rij kers" een ereplaats in. Wij zijn als echte Hollanders trots op „de mannen van de reddingboot". Inzonderheid op onzen dapperen Coen Bot, die zovele mensen van diverse nationaliteit en van verschil lend ras het leven heeft gered. De vori ge week ontving hij bij zijn afscheid van de „Dorus Rijkers" een kleine zilveren medaille, de 12de onderscheiding, een herinneringsmedaille van de N.Z.H.R.M, Wij hebben gelezen zijn afscheidswoor den. De mensenredder sprak ook een te der woord tot zijn zoon, die hem als schipper opvolgde. „Wees moedig, maar niet overmoedig!" zei hij, „en vertrouw niet op eigen kracht." Dat was het woord dat de man, die vriend en vijand het leven redde, tot zijn zoon sprak. Vooral dit laatste woord is treffend. Om schipper van de redding boot te zijn is moed nodig. Een lezing houden over „moed houd'en" is gemakke lijker dan moed tonen. Langs de straat zingen „houd er de moed maar in", of „wij zijn niet bang!" is heel wat anders dan bij een kokende zee, bij het barnen der gevaren, met een kleine reddingboot die grote woelige, kokende zee op te gaan. De mannen van de „Dorus Rijkers" hebben een heerlijke, maar bijzonder moeilijke en bovenmenselijke taak, die alleen kan worden gedaan, als zij niet steunen op eigen kracht, maar op Bron van kracht, die zee en winden „spoor en baan" wijst, op God. „Jonge Schipper"! vergeet in donkere- stormnachten, als het gevaar van alle kanten dreigt, het woord van uw dappe ren vader niet! Tenslotte, wij bevinden ons allen op de boze, woelige, onstuimige baren van de levenszee. Vaak willen wij het roer zelf in handen nemen, op eigen kracht bou wen, maar dan gaat 't verkeerd. Dit is het grootste gevaar, dat ons al len bedreigt: Voor eeuwig om te komen. Maar er is de grote Mensenredder, Jezus Christus. Wie Hem aan boord heeft, niet als pas- sagier, maar als Stuurman, die durft iedere storm weerstaan. Die kan zingen: „En sta de zee al hol en hoog, En zweept de storm ons voort, Wij hebben 's Vaders Zoon aan boord, Ned. Herv. Gem., Nieuwe kerk, 10 n ds. C. Elink Schuurman (Afscheidsdienrt Palmstraat: 10 uur ds. Clay (Cand. t. ft D. uit Vijfhuizen) Herst. Evang. Luth. Gem., Weezenstraot, ds J G. Bahnmuller van Bodegraven, Liturgische dienst. Geref. kerk, Bethelkerk, 10 uur ds. F. Tollenaar, 5 uur ds. M. Hamming van Oude-Pekela. Rehobothkerk, 10 uur ds. M. Hamming, 5 uur ds. F. Tollenaar. Chr. Geref. kerk a. d. Steengracht, v.m- 10 uur en n.m. 5 uur ds. J. Rebel. Evangelisatie Vijzelstraat, Zondag v.m. 10 uur en n.m. 7 uur Samenkomst; n.m. 12 uur en n.m. 2.30 uur Zondagsschool. Woensdag n.m. 7.45 uur Bijbelkring. Don derdag n.m. 7.30 uur Vrouwenkrans. Za terdag n.m. 7.30 uur Bidstond. Oud-Katholieke kerk, v.m. 8.30 uur H- Dienst (Past. H. J, Verhey). 1 -

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1946 | | pagina 2