BERLIJN, het lijk van een stad FANTASIE ONZE DAMRUBRIEK Aap verdwenen H„CHANTAGE Na het bezoek van Smuts De Duitser politiek onvolwassen Ouze Puzzlerubriek Beukenootjes zoeken Kijkjes ait 's Levens Venster Genietend kijkt Stijntje naar de blauwe lucht. „En Mieneke had een blauwe gtnk in d'r haar en die werd al groter, al groter cn toen werden het twee vleugeltjes en toen ging ze door de klas vliegen. En alle kinderen er achter aan, maar niemand kon haar grijpen En toen kwam er een kabouter en die had ook vleugeltjes en toen zijn ie samen naar de zon ge vlogen. En nu hebben ze daar een huisje van zon nestralen gemaakt." Tante kijkt over haar bril. „Maar je wilt toch niet zeggen, dat dat echt gebeurd is?" vraagt ze ver ontwaardigd. Stijntje hoort niets en vertelt onver schrokken verder: „Nu moet er een ander meisje op haar plaats zitten." Ik hoop, dat ik het mag zijn Want als de zon schijnt, is haar hele bank van goud." „Je moest Je schamen" vindt tante „Zo verschrik kelijk te Jókken. Wat zegt Je moeder daar nu wel van?" Met een schok keert Stijntje naar de werkelijk heid terug. „Jokken?" Ja zeker, ot vind Je dat de waarheid, dat een school vriendinnetje vleugels heeft gekregen?" De tranen springen Stijntje in de ogen. „Ik jok nooit", zegt ze en holt dan huilende de deur uit. 's Avonds heeft tante een gesprek met Stijntjes Moeder. Vertelt ze Joj nooit zulke vreemde din gen?" Moeder is één en al verbazing „Welnee, ik weet alleen, dat ze haar broer tjes urenlang kan bezig houden." „I k noem het jokken", houdt tante vol. „En als ze m ij n doch tertje was, zou ik er flink achterheen zitten." „Maar ze Jokt me nóóit voor" houdt moeder vol. Als ze iets gedaan heeft, komt ze er altijd eerlijk voor uit! „Je moet haar maar goed in de gaten houden", is de opwekkende raad waar mee Moeder achterblijft. Gelukkig is deze Moeder verstandig. Ze gaat eens met de juffrouw op school praten „Jokt mijn dochter tje wei eens?" is haar eer ste vraag. De onderwijzeres is een wijze, in het vak vergrijsde vrouw. Ze doet meer, dan haar kinderen lezen, rekenen en schrij ven leren. Als Stijntjes Moeder komt, begrijpt ze dadelijk dat hier de be grippen onwaarheid en fan tasie met elkaar worden verward. Daarom haalt ze Stijntjes opstellenschrif ten tevoorschijn. „Uw dochtertje Jokt me nooit vooor, mevrouw", stelt ze al dadelijk gerust. „Ze heeft alleen een ongeloof lijke hoeveelheid fantasie. Op school is ze onuitput telijk in het uitdenken van spelletjes verhaaltjes en plannetjes. Eigenlijk is dat wanneer het in goede ba nen wordt geleid, alleen maar een reden om blij met haar te zijn." Moeder vertelt het ver haal van het vriendinne- tje met de vleugeltjes. „Dït is toch geen ver haaltje meer, dat is ge woon onwaarheid." De juffrouw ziet het ge val echter niet donker in. „Als Stijntje wat ouder wordt, en ze leert wat meer onderscheiden. is alles in orde. Ze heeft een eerlijk natuurtje en zal haar fantasie stellig niet voor verkeerde dingen gaan gebruiken." Met een licht en ruim hart stapt moeder naar huis. Mocht het alle moeders gegeven zijn. in hun kin deren fantasie van onwaar heid te kunnen onderschei den Er zouden minder ver drietige. In zichzelf ge keerde peuters, maar ook minder verstokte Jokke brokken zijn Het is herfst en de winter is komend. In Amsterdam is het kantelend getij merkbaar. Op het Leidsepleln dansen óe ritselende bruine blèren hun jaar lijkse danse macabre, de terrassen zijn leeggestoven. Er trekken lichtgrijze rim pels in het zwarte grachtwater en over al in deze mensenvergaarbaak ziet men de goudige penseelstreken van de herfst, waarmee de stad zich opsiert. Het leven begint zich weer binnens kamers af te spelen, behalve dat van den violist in de Rijksmuseum-passage, be halve dat van den harmonicaspeler op het Frederiksplein, behalve dat van den man, die in de poppenkast op de Dam aan de touwtjes trekt. Hij blijft. Hij blijft er aan trekken, winter en zomer door, omdat anders Jan Klaas- sen op non-actief zou komen. En dat zou heel erg zijn, want lang niet ieder een heeft zoveel verstandelijke ontwik keling dat hij de levenswijsheden kan doorgronden van Socrates, Kant, Scho- penhauer en Sartre, om er een paar te noemen. Voor hem is er Jan Klaassen. Jan Klaassen staat op de Dam en de onzichtbare man trekt aan de touwtjes, die hem in staat stellen beurtelings te vechten, te verliezen, bedroefd te zijn, de aftocht te blazen en het onderspit te delven. Jan Klaassen op de Dam is de man die de klappen krijgt en daarin verschilt hij niet van al die millioenen andere Jan Klaassens, die over deze droefgeestige planeet rondlopen. En al die Jan Klaassens doen doorgaans pre cies hetzelfde als hij, ook zij worden voortgeschoven, bewogen door een on zichtbare macht, achter of onder de schermen. Jan Klaassen behoort bij Amsterdam en het is maar goed dat wij hem 's win ters niet behoeven te missen. Het doet het mensenhart deugd te horen wat Jan Klaassen ervan zegt. Hij protesteert te gen alles en iedereen en zo is hij dan geworden tot het symbool van het pro test van den kleinen man, den vervolgde, den achteruitgezette, kortom, van den schlemiel En er zijn heel wat kleine schlemielen in dit land, in Amsterdam, ln Noord-Holland of waar dan ook. Zij ellen vinden in Jan Klaassen op de Amsterdamse Dam hun pleitbezorger en engelbewaarder. Niet iedereen luistert naar de woor den van Jan Klaassen. Want Jan Klaas sen van Amsterdam is ordinair en grof en hij kruidt zijn Nederlands met dat geheel eigene jargon, dat de jongens van Amsterdam door hun taal vlechten Jan Klaassen neemt geen blad voor z'n mond en hij noemt de dingen bij hun naam. Dat is iets wat lang niet iedereen doet, zodat vele deftige mensen zich reppen om voorbij dien raren houte klaas te komen. Maar Jan Klaassen treurt er niet over dat zij niet komen. Hij praat voor Jan Pet en Jan Boezeroen. Dat is zijn volk je en hij is zelf een van hen. En dat zal hij blijven, net zo lang totdat de Grote Baas, die onder in het tentje zit, zélf door de Dood, die hij nu al zo vele jaren naar zijn pijpen laat dansen, weg gehaald wordt en voorgoed zal gaan verblijven in een verblijf dat alleen in formaat verschilt van het doosje waarin Pierlala steeds Jan Klaassen poogt te stoppen En als dan alles weg is, de man aan de touwtjes, Jan Klaassen en de Dood, dan zal de eerste stad des lands weer een stuk folklore minder bezitten en weedom en smart zullen de harten van ontelbare duizenden Amsterdammers vullen. Want Jan Klaassen is ten nauwste verweven met het karakter van den Amsterdammer, die in hem geheel of ten dele zichzelf weerspiegeld ziet. Misschien heeft U ook gelezen dat de Amsterdamse „Kring", de kunstenaars sociëteit, een blunder geslagen heeft door enkele leden van het Britse opera gezelschap, „The Glydebourne Opera" hetwelk enkele weken geleden de con tinentale première van „De schending van Lucretia in de hoofdstad opvoer de. niet al te gastvrij te ontvangen Er zijn excuses aangeboden maar al het water van het IJ zal de onprettige in druk niet vermogen weg te wassen. Het is daarom maar goed dat er ook prettiger kennismakingen waren tussen deze kunstenaars en ons land. Toen na de voorstelling van dit verheven antieke spel even in een lunchroom m de Leidsestraat een kop koffie dronk, zag ik tot mijn verrassing twee der vrou welijke hoofdfiguren eveneens aan een oer tafeltjes zitten. Ze aten taartjes iiMMinrii Een helicopter met drijvers werd te Buffalo met groot succes gedemonstreerd. Vooral in waterrijke streken met weinig of geen landingsmogelijkheid voor helicopters met wielen, kan het met drijvers uitgeruste auto-rotatievliegtuig van groot belang zijn. De piloot toont aan, hoe zachtjes de machine op het water kan worden „neergezet". INP P. OPLOSSING PROBLEEM S. Stand. Zwart, 11 schijven op: 11, 12, 13, 14, 17. 19. 21, 23, 27, 29, 31. Wit, 11 schijven op: 28, 32, 34, 38, 39, 42, 43, 46, 47. 40, 49. Wit speelt: 1. 46—41 (29 x 40); 2. 38—33 (27 x 29); 3. 39—34 (23 x 32); 4. 34 x 23!, (19 X 28); 5. 4944 (40 x 38); 6. 42x 22 (17x2f); 7. 41—37 (31 x 42 of 32 x 41); 8 47 x 20! Opl. van het standje: Zw. 8 sch. op; 7, 8, 12, 13, 14, 17, 19, 31. Wit 8 sch. op: 25, 32. 33, 38, 40 41, 43, 49. Als zwart aan zet 31—37 speelt volgt van wit: 1. 4339. Zwart is nu gedwongen tot 37 x 46 2. 2520! (46 x 45); 3 20 x 18, (12 x 23); 4. 30—34 (45 x 29); 5. 33 x 22! ze aten ze met ontstellende eetlust. Op hetzelfde ogenblik was de sfeer, waarin ik nog verkeerde na de luisterrijke op voering, kapot. Voilétwee kunstenaars, die een kwartier tevoren nog een volle schouw burg voerden naar de toppen van een on-aardse wereld. Twee schone vrou wen die hun kunst uitzongen en dit op soms magistrale wijze En zij aten room hoorn tj es en tompoezen. Ik had het liever niet gezien, maar nü ik het zag werd iets van de schoon heid van de even tevoren opgevoprde tragedie voor mij bezoedeld. Dat was onjuist en verkeerd, omdat geen sterve ling ter wereld van een kunstenaar mag eisen dat hij niet van tompoezen en roomhoorntjes houdt. Maar de moraal van het stuk was zo verhevenen de artisten hadden hun spel zo intens diep beleefd.... dat ik mij werkelijk niet kon voorstellen Ik heb mijn koffie opgedronken en ben weggelopen En toen ik in de Leid sestraat stond, herinnerde ik mij de woorden van het koor der ontluister den en miserabelen in de Dreigroschen- oper, waarin dat koor in al zijn navran te bitterheid zingt: „erst kommt das Fressen, dann kommt die Moral". ANTHONY VAN KAMPEN TER OPLOSSING. Probleem 4, van J. H. Brabers, Den Haag. (Zie diagram). Zwart. 8 schijven op: 8, 11, 14,16, 24. 29, 34 en 40. Wit, 8 schijven op: 21, 27, 28, 37, 31, 46, 48 en 50. Een Klein eindstandje. Zwart, 2 schijven op; 26 en 32. Wit: schijf op 42 en dam op 39. Wit aan zet wint. Voor de vele bewijzen van in stemming met onze damrubriek hartelijk dank. De prijs van aanmaakhout De prijs voor welke droog aan maakhout van een normale lengte van circa 15 cm. en een dikte van gemid deld l1/, cm en ten hoogste 2 cm, hoog stens te koop mag worden aangeboden of verkocht, bedraagt bij levering aan verbruikers franco huis verbruiker los f 0,21 per kg, en verpakt in papieren zakken of gebonden in bosjes, f 0,26 per kg. (Van een bijzonderen medewerker). Het Engelse filmjournaal zegt het deze week: „Berlijn is nog slechts het lijk van een stad en de kotnencte winter zal voor de bevolking nog slechter zijn dan de vorige." Inder daad, lijk is het juiste woord! Na diverse wijken gezien te hebben, kom ik tot de slotsom, dat het in de meeste van deze huizen-ruïnes zelfs bij 'n rijkelijke brandstofvoorziening deze winter tamelijk fris moet zijn. De wind heeft van alle zijden vrije toegang en als hij later in het jaar tot een storm aanzwelt, zullen vele van deze wrakke resten zich ternauwernood staande kunnen houden. Het is natuurlijk, dat men, nu 't eigen doorgestane leed in een wat onwezenlijk verleden schijnt te lig gen, deze bevolking niet steeds als Duitsers, maar ook als mensen ziet. En als zodanig zijn ze niet te benij den. Voor óns was er altijd nog die dag in het verschieit, die als een lichtend teken vóór ons zweefde, nu eens verder, dan weer diehterbij, waarvan we zeker wisten, dat hij ééns werkelijkheid zou zijn en ons met schallend geluid zijn blijde tij ding zou brengen, als een heraut van een betere toekomst. In Berlijn is geen toekomst, er is slecnts een verleden. Men kan aan de puinho pen van deze stad nog wel zien, dat zij groots van aanleg was, velen van deze liecten in schamele kleren moe ten ééns modieus gekleed langs de brede straten geflaneerd hebben en waarschijnlijk was vroeger de mo raal van vele vrouwen beter dan ze nu, in 't halfduister van de Kur- fürstendamm, blijkt te zijnDat was alles in het verleden, een ver leden, waarvan geen Duitser zich nog los heeft kunnen maken. Op de toekomst van dit alles kan hij, on danks een zekere politieke vrijheid, niet de minste invloed uitoefenen en het zal zeker vele lange jaren duren vóórdat in zijn materiële behoeften ook maar enigszins voorzien kan worden. Hier stuit men trouwens op de grote fout bij de Duitsers: hun po litieke onvolwassenheid; ook al gaf men ze nu de grootst denkbare po litieke vrijheid, dan zouden de mees ten nog niet weten, hoe die te be nutten. Daarbij vallen ze van het éne negativisme in het andere: na eerst geduldig alle Nazi-propaganda geslikt te hebben, ziet het meren deel nu in, dat deze Nazi's Duits land ten verderve gevoerd hebben, maar ze knopen er meteen aan vast, dat voortaan alles, wat de partijen zeggen en schrijven, propaganda en dus ongeloofwaardig is. Ze hebben trouwens andere dingen aan hun hoofd dan politiek en de houding van vele partijfunctionnarissen is voor de verbreiding van verstandiger denkbeelden hieromtrent niet zeer bevorderlijk. Vandaar misschien het volgende specimen van Duitse volks poëzie, dat uw correspondent onr langs door een jongeman werd ge reciteerd: Gott. gib uns ietzt das Fünfte Reich, Das Vierte ist dem Dritten gleich. Bonzen gingen, Bonzen kamen. Amen! Met enige spanning wordt hier daarom uitgezien naar de Berlijn se gemeenteraadsverkiezingen, niet al leen wat de zetelverdeling betreft, maar ook wat het aantal uitge brachte stemmen aangaat. Die in de Britse zóne werden reeds verleden maand gehouden en hier werden in het merendeel der gemeenten de meeste stemmen op de SPD (socialisten) uitgebracht, KPD (communisten) bezette de tweede plaats en de tamelijk onpo pulaire CDU (christelijk-democra- ten) kwam meestal door een onvol doend aantal stemmen niet eens aan bod. De resultaten in Berlijn zullen misschien anders uitvallen, door de door de Russen in hun sec tor (en voor de hele Russische zóne) doorgevoerde gedwongen fusie van socialisten en communisten in de SFD (Eenheidspartij). Hoe dan ook, de Duitser gaat ter stembus, zij het dan ook met ge mengde gevoelens en herinneringen aan andere stemmingen, waaraan hij in het verleden deelgenomen heeft! (Slot) MAAR over de groene schutting springt Mop. Hij is de kleine vluchte ling zogoed mogelijk gevolgd en nu heeft hij het schreeuwen gehoord. Wat geeft het, dat hij zijn broek scheurt en een schram aan zijn knie krijgt? Hoera! H ij heeft dan toch maar niet tever geefs gezocht. Een ..alf uur later zit Mop bij Moe der in de keuken, met een angstig, tril lend aapje in zijn arm. „Ik breng hem niet terug", zegt hij. Moeder lacht hem hartelijk uit. „Was eerst je gezicht maar eens," maant ze. „Je ziet er uit om bang van te worden. En dan moet je naar den directeur van het circus. Hij zal wel erg boos zijn op dien jongen „Maar ik wil hem houden, Moe", dringt Mop ernstig aan. „Die jongen is tóch een sufferd; als je nou nog niet eens op een aap kunt passen...." Moeder vindt het erg jammer voor Mop. maar hij moet toch gaan. De directeur is heel anders dan Mop zich had voorgesteld. Hij ziet er van dichtbij reuze vriendelijk uit. Net een aardige, oude opa. „Jij bent een flinke kerel", prijst hij en Mop mag in de prachtige witte woonwagen komen. „Ik ben erg boos op Otto geweest", vertelt de directeur. „In een vreemde stad kan er van alles met zo'n klein aapje gebeu ren. Je hebt wel een beloning verdiend. Kan ik je ergens een plezier mee doen?" Mop krijgt een kleur. „Ik had het aapje graag willen houden, meneer", zegt-ie. .Willen houden?" - De directeur moet lachen „En wat wil je dan met hem doen? De deuren langs? En waar wil je hem laten slapen?" Even denkt Mop na. „Hij zou best bij mij op mijn kamertje kunnen. Mijn zusje neemt wel een pop mee naar bed. En overdag kunnen we leuk met hem spelen, mijn vriendjes en ik...." De directeur kijkt Mop eens aan. „Ik denk, dat je moeder er niet erg blij mee zou zijn, joh. Apen kunnen streken heb ben. Hoeveel vriendjes heb je?" „O, hedenMop telt: een, twee, drie, vier, zes, acht, negen en ik zelf. „Nou...." de directeur staat op. „Ga maar eens naar de cassa. Jullie mogen morgen met z'n tienen naar ons circus komen kijken. En dan doe je maar net, of Jim ook een beetje van jou is." Mop staat zichzelf in z'n arm te knij- MEVROUW SCHERMERHORN EN MEVROUW VAN POLL NAAR INDONESIë, 's-Gravenhage, 17 October. - Zondag aanstaande zullen mevrouw B. Scher- merhornRook en mevrouw M. A. van Poll—Smitz per KLM vliejtuig naar Batavia vertrekken teneinde zich bij haar echtgenoten te voegen. (Ingezonden mededelingen.) Oplossing: De toegevoegde woorden. Deze derde puzzle heeft zich in een bui tengewoon grote belangstelling mogen ver. heugen. Velen van de ruim honderd in zenders deden hun oplossing vergezeld gaan van hun instemming met deze ru briek. Dit medeleven van onze abonné's met onze courant doet prettig aan. De prijs van f 5, die beschikbaar was gesteld om te verloten* tussen de inzenders van een goede oplossing van de diverse edities der Noordh. Courant is ditmaal ten deel gevallen aan mejuffrouw Rijbroek, Zeglis 124 te Alkmaar. Wel gefeliciteerd De prijs wordt toegezonden. En nu de oplossing: deze luidde als volgt: Muziek tent In-zicht Daad-werkelijk Doel-wit Even-wicht Lach wekkend Brug-wachter Uit-huizig Rij paard Golf-slag 10 Huizen-rij Glim-lach Schip-brug Oneven Leeuw-in Flap-uit Water-golf Piano muziek Mis-daad Levens-doel Zoals men'ziet vormen de eerste letters van de toegevoegde woorden van boven naar beneden gelezen, het woord: Mid delburg, En nu aan t' werk voor de nieuwe prijs van f 5. Oplossingen vóór Woensdag 23 October aan de Redactie van Uw courant. PUZZLE 4. Uit welke plaats? Aan een gezellig diner zaten acht per sonen. Allen schreven hun namen op één der menu's en toen de laatste persoon zijn naam had gezet, keek hij een poos aandachtig naar de namen. Hé, zei hij, dat is toevallig: Als men de letters van voorletters en naam van elke gast achter elkaar in een andere volgorde zet, krijgt men telkens d^ naam van de plaats waar de personen vandaan komen. Hier volgen de namen die waren op geschreven: 1 C B R Henardet 2 N V A Gozenleg 3 G Asheerbank 4 T M V Daaderes 5 R G H Glesbieler 6 K W Stijnwier 7 L E E Glandmers 8 V A B Neerdog Welke acht Nederlandse plaatsen zijn be doeld? pen om te weten oï hij niet droomt Stel je voor, tien kaartjes voor het circus, die zomaar voor je worden uitgeteld Hij danst naar huis. En als het Woensdagmiddag is..«* Ze zitten met hun tienen op de eerst« rij. Daantje, Piet, Anneke. Suusje, klei ne SiemRz, genieten van al de prachtige dingen, die ze te zien krijgen. Daar komt Jim 0p het toneel. Mop stoot Piet aan. „Kijk, joh, dat is em nou. De directeur zegt, dat ie een beetje van mij is" Kleine Siem hoort dat. Trots stoot hij de dikke meneer, die naast hem zit, aan. „Ziet u die aap?" vraagt hij. ,.D>« is van hem." En met een stralend pretgezicht wijst hij naar Mop, den aanvoerder van de straat. STEN. FEUILLETON «i door J. S FLETCHER. 12) Mevrouw Mallathorpe en Nesta druk ten met een paar beleefde woorden haar deelneming uit. Toen, alsof het een opluchting voor hem was om ook eens iets te kunnen zeggen, viel Harold plot seling in: „Dat heb ik vanmorgen gehoord, moe der. Hopkins vertelde het mij. Hij was gisteravond nog laat in de stad. Ik was van plan het u te zeggen". „Hemel, nog toe", riep mevrouw Mal lathorpe uit, en keerde zich naar een rekje op de schoorsteenmantel waarin een paar brieven stonden. „En ik heb vanmorgen nog een brief van hem ge had". „Over die brief wilde ik u juist iets vragen", zei Collingwood. „Ik ben van morgen vroeg pas uit Londen gekomen, en natuurlijk heb ik de verschillende omstandigheden nagegaan van zijn zo plotseling overlijden. Het was wel heel onverwacht, in het kantoor van El- drick Pascoe. Hij was daarheen ge gaan om iets te bespreken, maar nie mand weet wat, want hij stierf vóór hij het zeggen kon. En volgens zijn bedien de Jacob Taylor, was het allerlaatste wat hij deed een brief schrijven aan u. Nu zou ik graag weten, ik heb daar na tuurlijk mijn redenen voor, wat er in die brief stond. Kunt u me inlichten, mevrouw?" Mevrouw Mallathorpe ging naar de schoorsteenmantel en nam een envelop pe uit het standaardje. Deze gaf ze aan Collingwood met de toestemming om ze te openen. Collingwood haalde er een van Bartle's oude memorandums uit, en zag een paar regels in het bekende har kerige schrift: Mevrouw, Als u morgen soms naar de stad rijdt, zoudt u dan even bij mij willen komen? Ik zou u graag een ogenblik spreken. Hoogachtend, A Bartle. Collingwood gaf de brief terug. „Heeft u enig idee waarover het ging? vroeg hij. „Ja misschien weet ik het", sprak mevrouw Mallathorpe. „Mijnheer Bartlè heeft wat boeken van mij gekocht, af komstig van mijn overleden zwager, die bij hem op de fabriek stonden. Nader hand wilde hij meer van die boeken en brochures hebben over deze streek, er waren er zelfs bij die hij heel graag wilde kopen. Ik veronderstel, dat hij mij daarover wilde spreken". Even zweeg Collingwood. Hij over dacht, of hij iets zeggen zou van het geen Jaap Taylor hem verteld had, over het papier uit het kaartenzakje. Maar de vlotte uitleg van mevrouw Mallathorpe had hem een nieuw denk beeld aan de hand gedaan, en hij stond op. „Dank u wel", zeide hij. „Ik denk ook, dat het dét geweest is. Misschien vindt u het vreemd, dat ik wilde weten wat er in die brief stond, maar, omdat het zeker de laatste was, dien hij schreef...." „O, ik ben er van overtuigd, dat het zo geweest is", riep mevrouw Mala- Neem een tas of een zak. Want ik hoor: tik-ke-tak Hoe de glimmende nootjes weer va.len. Jij en ik, Miep en Jan, Loes en Dik, Kees en Han Gaan ze zoeken, hoor, fijn met ons allen. Kijk maar goed. want ze zijn O, zo vreselijk klein. En je mag er niet eentje vergeten, Want vanmorgen, wat pret Is de kachel gezet En nu gaan w« straks poffen en etent STEN. thorpe uit. „Ik was nog wel van plan, om vanmiddag, als ik tóch naar Bar- ford moet, even bij hem aan te gaan. Het spijt mij, te horen dat hij dood is. De arme, oude heer. Was hij niet stokoud? „Hij was een eindje in de tachtig", antwoordde Collingwood. „Laat mij u nogmaals bedanken. Goeden morgen, mevrouw. Mijn taxi staat buiten en ik heb nog veel te doen in Barford." De twee jongelui lieten Collingwood uit. In de hal klaarde Harold's gezicht ineens op. „Zeg", zei hij. „Drink iets voor je weggaat. Het is een heel eind heen en terug. Kom mee in de eetkamer". Maar Collingwood ving Nesta's blik op, en begreep haar wenk. „Dank je wel, hoor", zei hij. „Heus, dat kan ik niet doen. Ik moet zorgen dat ik terugkom, ik heb zo'n bende te doen. Wat een pracht van een huis heb je...." ging hij door, toen Harold s saaie uitdrukking terugkwam. „Het kon wel honderd kilometer van de be woonde wereld afliggen Wat een rust". (Wordt vervolgd). De vorige week hebben wij een hoge Gast in ons midden gehad, veldmaar schalk Smuts. wij hebben hem, door middel van de radio gevolgd op zijn reis door ons land. Die reis is een ware zegetocht voor hem geworden. Groot en klein, oud en jong hebben hem toege juicht als ware 't een vorst. Vooral zijn reis naar Zeeland is voor hem onver getelijk geworden. Bij zo'n bezoek gaan onwillekeurig onze gedachten terug naar de jeugdjaren toen wij als kinderen vol enthousiasme waren over de heldenstrijd der Zuid- Afrikaanse Boeren, die toen in een strijd gewikkeld waren op leven en dood. O neen, het ontbrak de dappere Boeren niet aan moed Wat waren ze dapper!! Ook niet aan leiders. Die had den ze, en hun namen leven onsterfelijk voort bij het nageslacht. Ook niet aan vertrouwdheid met het gevechtsterrein! Wat kenden zij de plekjes waar ze kon den schuilen uitnemend! Drie jaren hebben zij moedig stand gehouden tegen een grote overmacht. Hoe waren onze kinderharten vervuld van hun lotgevallen. Wij wisten van Oom Paul (Kruger), van Oom Piet (Cronjé) en Oom Chris (de Wet). Wij treurden na de slag van Elandslaagte en wij lagen achter de kopjes van Ma- gersfontein, wij sloegen mede het beleg voor Kimberly en Ladysmith. Wij twij felden er niet aan "of de Boeren, die dappere kerels, zouden winnen. Hadden wij een verjaardag, dan zongen wij uit volle borst het volkslied onzer stam genoten: „Kent gij dat volk, vol helden moed, en toch zo lang geknecht?" Of ook dat andere: „Die vierkleur van ons dierbaar land!" hieven wij uit volle borst aan Wij hadden de foto's van het driemanschap: Kruger, Wessels en Du Toit, dat vroeger een bezoek aan ons land had gebracht. Wij lieten vader geen rust voor hij ons voor de zoveelste maal had ver teld van Oom Paul en die dappere voortrekkers. Des avonds lazen wij vol kinderlijke belangstelling de nieuwste aflevering van „De oorlog in Zuid-Afrika", het grote werk, dat Penning toen aan 't schrijven was Wat waren wij verrukt toen de verhalen kwamen uit het Boe renleven: van Blikoortje en Louis Wes sels. Wij smulden daarin. Reeds vóór Penning wisten wij van Danie Uijs, van den dapperen Potgie ter, van den ongelukkigen Retief en den wreden Dingaan! Nog hoor ik vertellen van het bezoek van een Engels vloot- eskader aan IJniuiden. De autoriteiten verwelkomden de Engelse gasten, het fort donderde de saluutschoten. Maar toen het Engels eskader de sluizen binnenvoer, hief het saamgestroomde volk het volkslied aan: „Kent gij dat volk vol heldenmoed?" Jammer, dat die Boeren de strijd toch verloren! Hoe kwam dat toch? Zij kon den zo moeilijk in het gareel optrek ken, de leiding volgen. Zo in clubjes patrouille rijden, met taai geduld achter een kopje liggen, het lag hen alles wel. Maar precies doen wat Oom Chris wou, daar mankeerde veel aan. Ze hadden kostelijke eigenschappen, maar ze waren te zelfstandig soms op het eigenzinnige en stijfkoppige af. En wij? Wij moeten niets hebben van het slaafs dienen. Daarvan hebben we onze buik vol uit de bezettingsjaren, toen men ons dis cipline wilde opdringen. Maar het be trekkelijk recht op zelfstandigheid mag onze ogen niet sluiten voor de onaf wijsbare noodzakelijkheid van samen werking en van leiding. Dat is voor een land onmisbaar Een methodisch optrek ken. een georganiseerd optrekken ia onontbeerlijk. Eendracht maakt macht. Tegen elkaar gaan wij aan scherven, met elkaar zijn wij sterk. Wij eindigen met een Zuid-Afrikaans gedichtje: „Soos ons vaders vertrou het leer ook ons vertrou, o Heer; Met ons land en met ons nasie Sal dit wel wees: God regeer."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1946 | | pagina 5