BERLIJN, het lijk van een stad
FANTASIE
ONZE DAMRUBRIEK
Aap verdwenen
H„CHANTAGE
Na het bezoek
van Smuts
De Duitser
politiek onvolwassen
Ouze Puzzlerubriek
Beukenootjes zoeken
Kijkjes ait
's Levens Venster
Genietend kijkt Stijntje
naar de blauwe lucht. „En
Mieneke had een blauwe
gtnk in d'r haar en die
werd al groter, al groter
cn toen werden het twee
vleugeltjes en toen ging
ze door de klas vliegen.
En alle kinderen er achter
aan, maar niemand kon
haar grijpen En toen kwam
er een kabouter en die had
ook vleugeltjes en toen zijn
ie samen naar de zon ge
vlogen. En nu hebben ze
daar een huisje van zon
nestralen gemaakt."
Tante kijkt over haar
bril. „Maar je wilt toch
niet zeggen, dat dat echt
gebeurd is?" vraagt ze ver
ontwaardigd. Stijntje hoort
niets en vertelt onver
schrokken verder: „Nu
moet er een ander meisje
op haar plaats zitten." Ik
hoop, dat ik het mag zijn
Want als de zon schijnt,
is haar hele bank van
goud."
„Je moest Je schamen"
vindt tante „Zo verschrik
kelijk te Jókken. Wat zegt
Je moeder daar nu wel
van?"
Met een schok keert
Stijntje naar de werkelijk
heid terug. „Jokken?" Ja
zeker, ot vind Je dat de
waarheid, dat een school
vriendinnetje vleugels heeft
gekregen?" De tranen
springen Stijntje in de
ogen. „Ik jok nooit", zegt
ze en holt dan huilende
de deur uit.
's Avonds heeft tante een
gesprek met Stijntjes
Moeder. Vertelt ze Joj
nooit zulke vreemde din
gen?" Moeder is één en al
verbazing „Welnee, ik weet
alleen, dat ze haar broer
tjes urenlang kan bezig
houden." „I k noem het
jokken", houdt tante vol.
„En als ze m ij n doch
tertje was, zou ik er flink
achterheen zitten." „Maar
ze Jokt me nóóit voor"
houdt moeder vol. Als ze
iets gedaan heeft, komt ze
er altijd eerlijk voor uit!
„Je moet haar maar goed
in de gaten houden", is
de opwekkende raad waar
mee Moeder achterblijft.
Gelukkig is deze Moeder
verstandig. Ze gaat eens
met de juffrouw op school
praten „Jokt mijn dochter
tje wei eens?" is haar eer
ste vraag. De onderwijzeres
is een wijze, in het vak
vergrijsde vrouw. Ze doet
meer, dan haar kinderen
lezen, rekenen en schrij
ven leren. Als Stijntjes
Moeder komt, begrijpt ze
dadelijk dat hier de be
grippen onwaarheid en fan
tasie met elkaar worden
verward. Daarom haalt
ze Stijntjes opstellenschrif
ten tevoorschijn. „Uw
dochtertje Jokt me nooit
vooor, mevrouw", stelt ze
al dadelijk gerust. „Ze
heeft alleen een ongeloof
lijke hoeveelheid fantasie.
Op school is ze onuitput
telijk in het uitdenken van
spelletjes verhaaltjes en
plannetjes. Eigenlijk is dat
wanneer het in goede ba
nen wordt geleid, alleen
maar een reden om blij met
haar te zijn."
Moeder vertelt het ver
haal van het vriendinne-
tje met de vleugeltjes.
„Dït is toch geen ver
haaltje meer, dat is ge
woon onwaarheid."
De juffrouw ziet het ge
val echter niet donker in.
„Als Stijntje wat ouder
wordt, en ze leert wat
meer onderscheiden. is
alles in orde. Ze heeft een
eerlijk natuurtje en zal
haar fantasie stellig niet
voor verkeerde dingen
gaan gebruiken."
Met een licht en ruim
hart stapt moeder naar
huis.
Mocht het alle moeders
gegeven zijn. in hun kin
deren fantasie van onwaar
heid te kunnen onderschei
den Er zouden minder ver
drietige. In zichzelf ge
keerde peuters, maar ook
minder verstokte Jokke
brokken zijn
Het is herfst en de winter is komend.
In Amsterdam is het kantelend getij
merkbaar. Op het Leidsepleln dansen
óe ritselende bruine blèren hun jaar
lijkse danse macabre, de terrassen zijn
leeggestoven. Er trekken lichtgrijze rim
pels in het zwarte grachtwater en over
al in deze mensenvergaarbaak ziet men
de goudige penseelstreken van de herfst,
waarmee de stad zich opsiert.
Het leven begint zich weer binnens
kamers af te spelen, behalve dat van den
violist in de Rijksmuseum-passage, be
halve dat van den harmonicaspeler op
het Frederiksplein, behalve dat van den
man, die in de poppenkast op de Dam
aan de touwtjes trekt.
Hij blijft.
Hij blijft er aan trekken, winter en
zomer door, omdat anders Jan Klaas-
sen op non-actief zou komen. En dat
zou heel erg zijn, want lang niet ieder
een heeft zoveel verstandelijke ontwik
keling dat hij de levenswijsheden kan
doorgronden van Socrates, Kant, Scho-
penhauer en Sartre, om er een paar te
noemen. Voor hem is er Jan Klaassen.
Jan Klaassen staat op de Dam en de
onzichtbare man trekt aan de touwtjes,
die hem in staat stellen beurtelings te
vechten, te verliezen, bedroefd te zijn,
de aftocht te blazen en het onderspit te
delven. Jan Klaassen op de Dam is de
man die de klappen krijgt en daarin
verschilt hij niet van al die millioenen
andere Jan Klaassens, die over deze
droefgeestige planeet rondlopen. En al
die Jan Klaassens doen doorgaans pre
cies hetzelfde als hij, ook zij worden
voortgeschoven, bewogen door een on
zichtbare macht, achter of onder de
schermen.
Jan Klaassen behoort bij Amsterdam
en het is maar goed dat wij hem 's win
ters niet behoeven te missen. Het doet
het mensenhart deugd te horen wat Jan
Klaassen ervan zegt. Hij protesteert te
gen alles en iedereen en zo is hij dan
geworden tot het symbool van het pro
test van den kleinen man, den vervolgde,
den achteruitgezette, kortom, van den
schlemiel En er zijn heel wat kleine
schlemielen in dit land, in Amsterdam,
ln Noord-Holland of waar dan ook. Zij
ellen vinden in Jan Klaassen op de
Amsterdamse Dam hun pleitbezorger
en engelbewaarder.
Niet iedereen luistert naar de woor
den van Jan Klaassen. Want Jan Klaas
sen van Amsterdam is ordinair en grof
en hij kruidt zijn Nederlands met dat
geheel eigene jargon, dat de jongens van
Amsterdam door hun taal vlechten Jan
Klaassen neemt geen blad voor z'n
mond en hij noemt de dingen bij hun
naam. Dat is iets wat lang niet iedereen
doet, zodat vele deftige mensen zich
reppen om voorbij dien raren houte
klaas te komen.
Maar Jan Klaassen treurt er niet over
dat zij niet komen. Hij praat voor Jan
Pet en Jan Boezeroen. Dat is zijn volk
je en hij is zelf een van hen. En dat
zal hij blijven, net zo lang totdat de
Grote Baas, die onder in het tentje zit,
zélf door de Dood, die hij nu al zo vele
jaren naar zijn pijpen laat dansen, weg
gehaald wordt en voorgoed zal gaan
verblijven in een verblijf dat alleen in
formaat verschilt van het doosje waarin
Pierlala steeds Jan Klaassen poogt te
stoppen
En als dan alles weg is, de man aan
de touwtjes, Jan Klaassen en de Dood,
dan zal de eerste stad des lands weer
een stuk folklore minder bezitten en
weedom en smart zullen de harten van
ontelbare duizenden Amsterdammers
vullen.
Want Jan Klaassen is ten nauwste
verweven met het karakter van den
Amsterdammer, die in hem geheel of
ten dele zichzelf weerspiegeld ziet.
Misschien heeft U ook gelezen dat de
Amsterdamse „Kring", de kunstenaars
sociëteit, een blunder geslagen heeft
door enkele leden van het Britse opera
gezelschap, „The Glydebourne Opera"
hetwelk enkele weken geleden de con
tinentale première van „De schending
van Lucretia in de hoofdstad opvoer
de. niet al te gastvrij te ontvangen Er
zijn excuses aangeboden maar al het
water van het IJ zal de onprettige in
druk niet vermogen weg te wassen.
Het is daarom maar goed dat er ook
prettiger kennismakingen waren tussen
deze kunstenaars en ons land. Toen
na de voorstelling van dit verheven
antieke spel even in een lunchroom m
de Leidsestraat een kop koffie dronk,
zag ik tot mijn verrassing twee der vrou
welijke hoofdfiguren eveneens aan een
oer tafeltjes zitten. Ze aten taartjes
iiMMinrii
Een helicopter met drijvers werd te Buffalo met groot succes gedemonstreerd.
Vooral in waterrijke streken met weinig of geen landingsmogelijkheid voor
helicopters met wielen, kan het met drijvers uitgeruste auto-rotatievliegtuig
van groot belang zijn. De piloot toont aan, hoe zachtjes de machine op het
water kan worden „neergezet". INP P.
OPLOSSING PROBLEEM S.
Stand. Zwart, 11 schijven op: 11, 12, 13,
14, 17. 19. 21, 23, 27, 29, 31.
Wit, 11 schijven op: 28, 32, 34, 38, 39, 42,
43, 46, 47. 40, 49.
Wit speelt: 1. 46—41 (29 x 40); 2. 38—33
(27 x 29); 3. 39—34 (23 x 32); 4. 34 x 23!, (19 X
28); 5. 4944 (40 x 38); 6. 42x 22 (17x2f); 7.
41—37 (31 x 42 of 32 x 41); 8 47 x 20!
Opl. van het standje: Zw. 8 sch. op; 7,
8, 12, 13, 14, 17, 19, 31. Wit 8 sch. op: 25, 32.
33, 38, 40 41, 43, 49. Als zwart aan zet 31—37
speelt volgt van wit: 1. 4339. Zwart is
nu gedwongen tot 37 x 46 2. 2520! (46 x
45); 3 20 x 18, (12 x 23); 4. 30—34 (45 x 29);
5. 33 x 22!
ze aten ze met ontstellende eetlust. Op
hetzelfde ogenblik was de sfeer, waarin
ik nog verkeerde na de luisterrijke op
voering, kapot.
Voilétwee kunstenaars, die een
kwartier tevoren nog een volle schouw
burg voerden naar de toppen van een
on-aardse wereld. Twee schone vrou
wen die hun kunst uitzongen en dit op
soms magistrale wijze En zij aten room
hoorn tj es en tompoezen.
Ik had het liever niet gezien, maar
nü ik het zag werd iets van de schoon
heid van de even tevoren opgevoprde
tragedie voor mij bezoedeld. Dat was
onjuist en verkeerd, omdat geen sterve
ling ter wereld van een kunstenaar mag
eisen dat hij niet van tompoezen en
roomhoorntjes houdt. Maar de moraal
van het stuk was zo verhevenen
de artisten hadden hun spel zo intens
diep beleefd.... dat ik mij werkelijk
niet kon voorstellen
Ik heb mijn koffie opgedronken en
ben weggelopen En toen ik in de Leid
sestraat stond, herinnerde ik mij de
woorden van het koor der ontluister
den en miserabelen in de Dreigroschen-
oper, waarin dat koor in al zijn navran
te bitterheid zingt: „erst kommt das
Fressen, dann kommt die Moral".
ANTHONY VAN KAMPEN
TER OPLOSSING.
Probleem 4, van J. H. Brabers,
Den Haag. (Zie diagram).
Zwart. 8 schijven op: 8, 11, 14,16,
24. 29, 34 en 40.
Wit, 8 schijven op: 21, 27, 28, 37,
31, 46, 48 en 50.
Een Klein eindstandje.
Zwart, 2 schijven op; 26 en 32.
Wit: schijf op 42 en dam op 39.
Wit aan zet wint.
Voor de vele bewijzen van in
stemming met onze damrubriek
hartelijk dank.
De prijs van aanmaakhout
De prijs voor welke droog aan
maakhout van een normale lengte van
circa 15 cm. en een dikte van gemid
deld l1/, cm en ten hoogste 2 cm, hoog
stens te koop mag worden aangeboden
of verkocht, bedraagt bij levering aan
verbruikers franco huis verbruiker los
f 0,21 per kg, en verpakt in papieren
zakken of gebonden in bosjes, f 0,26
per kg.
(Van een bijzonderen medewerker).
Het Engelse filmjournaal zegt het
deze week: „Berlijn is nog slechts
het lijk van een stad en de kotnencte
winter zal voor de bevolking nog
slechter zijn dan de vorige." Inder
daad, lijk is het juiste woord! Na
diverse wijken gezien te hebben, kom
ik tot de slotsom, dat het in de
meeste van deze huizen-ruïnes zelfs
bij 'n rijkelijke brandstofvoorziening
deze winter tamelijk fris moet
zijn. De wind heeft van alle zijden
vrije toegang en als hij later in het
jaar tot een storm aanzwelt, zullen
vele van deze wrakke resten zich
ternauwernood staande kunnen
houden.
Het is natuurlijk, dat men, nu 't
eigen doorgestane leed in een wat
onwezenlijk verleden schijnt te lig
gen, deze bevolking niet steeds als
Duitsers, maar ook als mensen ziet.
En als zodanig zijn ze niet te benij
den. Voor óns was er altijd nog die
dag in het verschieit, die als een
lichtend teken vóór ons zweefde, nu
eens verder, dan weer diehterbij,
waarvan we zeker wisten, dat hij
ééns werkelijkheid zou zijn en ons
met schallend geluid zijn blijde tij
ding zou brengen, als een heraut
van een betere toekomst. In Berlijn
is geen toekomst, er is slecnts een
verleden. Men kan aan de puinho
pen van deze stad nog wel zien, dat
zij groots van aanleg was, velen van
deze liecten in schamele kleren moe
ten ééns modieus gekleed langs de
brede straten geflaneerd hebben en
waarschijnlijk was vroeger de mo
raal van vele vrouwen beter dan ze
nu, in 't halfduister van de Kur-
fürstendamm, blijkt te zijnDat
was alles in het verleden, een ver
leden, waarvan geen Duitser zich
nog los heeft kunnen maken. Op de
toekomst van dit alles kan hij, on
danks een zekere politieke vrijheid,
niet de minste invloed uitoefenen en
het zal zeker vele lange jaren duren
vóórdat in zijn materiële behoeften
ook maar enigszins voorzien kan
worden.
Hier stuit men trouwens op de
grote fout bij de Duitsers: hun po
litieke onvolwassenheid; ook al gaf
men ze nu de grootst denkbare po
litieke vrijheid, dan zouden de mees
ten nog niet weten, hoe die te be
nutten. Daarbij vallen ze van het
éne negativisme in het andere: na
eerst geduldig alle Nazi-propaganda
geslikt te hebben, ziet het meren
deel nu in, dat deze Nazi's Duits
land ten verderve gevoerd hebben,
maar ze knopen er meteen aan vast,
dat voortaan alles, wat de partijen
zeggen en schrijven, propaganda en
dus ongeloofwaardig is. Ze hebben
trouwens andere dingen aan hun
hoofd dan politiek en de houding van
vele partijfunctionnarissen is voor
de verbreiding van verstandiger
denkbeelden hieromtrent niet zeer
bevorderlijk. Vandaar misschien het
volgende specimen van Duitse volks
poëzie, dat uw correspondent onr
langs door een jongeman werd ge
reciteerd:
Gott. gib uns ietzt das Fünfte Reich,
Das Vierte ist dem Dritten gleich.
Bonzen gingen, Bonzen kamen.
Amen!
Met enige spanning wordt hier
daarom uitgezien naar de Berlijn se
gemeenteraadsverkiezingen, niet al
leen wat de zetelverdeling betreft,
maar ook wat het aantal uitge
brachte stemmen aangaat.
Die in de Britse zóne werden
reeds verleden maand gehouden en
hier werden in het merendeel der
gemeenten de meeste stemmen op
de SPD (socialisten) uitgebracht,
KPD (communisten) bezette de
tweede plaats en de tamelijk onpo
pulaire CDU (christelijk-democra-
ten) kwam meestal door een onvol
doend aantal stemmen niet eens
aan bod. De resultaten in Berlijn
zullen misschien anders uitvallen,
door de door de Russen in hun sec
tor (en voor de hele Russische zóne)
doorgevoerde gedwongen fusie van
socialisten en communisten in de
SFD (Eenheidspartij).
Hoe dan ook, de Duitser gaat ter
stembus, zij het dan ook met ge
mengde gevoelens en herinneringen
aan andere stemmingen, waaraan
hij in het verleden deelgenomen
heeft!
(Slot)
MAAR over de groene schutting
springt Mop. Hij is de kleine vluchte
ling zogoed mogelijk gevolgd en nu
heeft hij het schreeuwen gehoord. Wat
geeft het, dat hij zijn broek scheurt en
een schram aan zijn knie krijgt? Hoera!
H ij heeft dan toch maar niet tever
geefs gezocht.
Een ..alf uur later zit Mop bij Moe
der in de keuken, met een angstig, tril
lend aapje in zijn arm. „Ik breng hem
niet terug", zegt hij. Moeder lacht hem
hartelijk uit. „Was eerst je gezicht maar
eens," maant ze. „Je ziet er uit om
bang van te worden. En dan moet je
naar den directeur van het circus. Hij
zal wel erg boos zijn op dien jongen
„Maar ik wil hem houden, Moe",
dringt Mop ernstig aan. „Die jongen is
tóch een sufferd; als je nou nog niet
eens op een aap kunt passen...."
Moeder vindt het erg jammer voor
Mop. maar hij moet toch gaan.
De directeur is heel anders dan Mop
zich had voorgesteld. Hij ziet er van
dichtbij reuze vriendelijk uit. Net een
aardige, oude opa. „Jij bent een flinke
kerel", prijst hij en Mop mag in de
prachtige witte woonwagen komen. „Ik
ben erg boos op Otto geweest", vertelt
de directeur. „In een vreemde stad kan
er van alles met zo'n klein aapje gebeu
ren. Je hebt wel een beloning verdiend.
Kan ik je ergens een plezier mee doen?"
Mop krijgt een kleur. „Ik had het
aapje graag willen houden, meneer",
zegt-ie. .Willen houden?" - De directeur
moet lachen
„En wat wil je dan met hem doen?
De deuren langs? En waar wil je hem
laten slapen?"
Even denkt Mop na. „Hij zou best bij
mij op mijn kamertje kunnen. Mijn
zusje neemt wel een pop mee naar bed.
En overdag kunnen we leuk met hem
spelen, mijn vriendjes en ik...."
De directeur kijkt Mop eens aan. „Ik
denk, dat je moeder er niet erg blij mee
zou zijn, joh. Apen kunnen streken heb
ben. Hoeveel vriendjes heb je?"
„O, hedenMop telt: een, twee,
drie, vier, zes, acht, negen en ik
zelf.
„Nou...." de directeur staat op. „Ga
maar eens naar de cassa. Jullie mogen
morgen met z'n tienen naar ons circus
komen kijken. En dan doe je maar net,
of Jim ook een beetje van jou is."
Mop staat zichzelf in z'n arm te knij-
MEVROUW SCHERMERHORN EN
MEVROUW VAN POLL NAAR
INDONESIë,
's-Gravenhage, 17 October. - Zondag
aanstaande zullen mevrouw B. Scher-
merhornRook en mevrouw M. A. van
Poll—Smitz per KLM vliejtuig naar
Batavia vertrekken teneinde zich bij
haar echtgenoten te voegen.
(Ingezonden mededelingen.)
Oplossing: De toegevoegde woorden.
Deze derde puzzle heeft zich in een bui
tengewoon grote belangstelling mogen ver.
heugen. Velen van de ruim honderd in
zenders deden hun oplossing vergezeld
gaan van hun instemming met deze ru
briek. Dit medeleven van onze abonné's
met onze courant doet prettig aan. De
prijs van f 5, die beschikbaar was gesteld
om te verloten* tussen de inzenders van
een goede oplossing van de diverse edities
der Noordh. Courant is ditmaal ten deel
gevallen aan mejuffrouw Rijbroek, Zeglis
124 te Alkmaar. Wel gefeliciteerd De prijs
wordt toegezonden. En nu de oplossing:
deze luidde als volgt:
Muziek tent
In-zicht
Daad-werkelijk
Doel-wit
Even-wicht
Lach wekkend
Brug-wachter
Uit-huizig
Rij paard
Golf-slag
10
Huizen-rij
Glim-lach
Schip-brug
Oneven
Leeuw-in
Flap-uit
Water-golf
Piano muziek
Mis-daad
Levens-doel
Zoals men'ziet vormen de eerste letters
van de toegevoegde woorden van boven
naar beneden gelezen, het woord: Mid
delburg,
En nu aan t' werk voor de nieuwe prijs
van f 5. Oplossingen vóór Woensdag 23
October aan de Redactie van Uw courant.
PUZZLE 4.
Uit welke plaats?
Aan een gezellig diner zaten acht per
sonen. Allen schreven hun namen op één
der menu's en toen de laatste persoon
zijn naam had gezet, keek hij een poos
aandachtig naar de namen. Hé, zei hij,
dat is toevallig: Als men de letters van
voorletters en naam van elke gast achter
elkaar in een andere volgorde zet, krijgt
men telkens d^ naam van de plaats waar
de personen vandaan komen.
Hier volgen de namen die waren op
geschreven:
1 C B R Henardet
2 N V A Gozenleg
3 G Asheerbank
4 T M V Daaderes
5 R G H Glesbieler
6 K W Stijnwier
7 L E E Glandmers
8 V A B Neerdog
Welke acht Nederlandse plaatsen zijn be
doeld?
pen om te weten oï hij niet droomt Stel
je voor, tien kaartjes voor het circus,
die zomaar voor je worden uitgeteld Hij
danst naar huis.
En als het Woensdagmiddag is..«*
Ze zitten met hun tienen op de eerst«
rij. Daantje, Piet, Anneke. Suusje, klei
ne SiemRz, genieten van al de
prachtige dingen, die ze te zien krijgen.
Daar komt Jim 0p het toneel. Mop
stoot Piet aan. „Kijk, joh, dat is em nou.
De directeur zegt, dat ie een beetje
van mij is"
Kleine Siem hoort dat. Trots stoot hij
de dikke meneer, die naast hem zit,
aan.
„Ziet u die aap?" vraagt hij. ,.D>«
is van hem."
En met een stralend pretgezicht wijst
hij naar Mop, den aanvoerder van de
straat. STEN.
FEUILLETON
«i
door J. S FLETCHER.
12)
Mevrouw Mallathorpe en Nesta druk
ten met een paar beleefde woorden
haar deelneming uit. Toen, alsof het een
opluchting voor hem was om ook eens
iets te kunnen zeggen, viel Harold plot
seling in:
„Dat heb ik vanmorgen gehoord, moe
der. Hopkins vertelde het mij. Hij was
gisteravond nog laat in de stad. Ik
was van plan het u te zeggen".
„Hemel, nog toe", riep mevrouw Mal
lathorpe uit, en keerde zich naar een
rekje op de schoorsteenmantel waarin
een paar brieven stonden. „En ik heb
vanmorgen nog een brief van hem ge
had".
„Over die brief wilde ik u juist iets
vragen", zei Collingwood. „Ik ben van
morgen vroeg pas uit Londen gekomen,
en natuurlijk heb ik de verschillende
omstandigheden nagegaan van zijn zo
plotseling overlijden. Het was wel heel
onverwacht, in het kantoor van El-
drick Pascoe. Hij was daarheen ge
gaan om iets te bespreken, maar nie
mand weet wat, want hij stierf vóór hij
het zeggen kon. En volgens zijn bedien
de Jacob Taylor, was het allerlaatste
wat hij deed een brief schrijven aan u.
Nu zou ik graag weten, ik heb daar na
tuurlijk mijn redenen voor, wat er in
die brief stond. Kunt u me inlichten,
mevrouw?"
Mevrouw Mallathorpe ging naar de
schoorsteenmantel en nam een envelop
pe uit het standaardje. Deze gaf ze aan
Collingwood met de toestemming om ze
te openen. Collingwood haalde er een
van Bartle's oude memorandums uit, en
zag een paar regels in het bekende har
kerige schrift:
Mevrouw,
Als u morgen soms naar de stad rijdt,
zoudt u dan even bij mij willen komen?
Ik zou u graag een ogenblik spreken.
Hoogachtend, A Bartle.
Collingwood gaf de brief terug.
„Heeft u enig idee waarover het ging?
vroeg hij.
„Ja misschien weet ik het", sprak
mevrouw Mallathorpe. „Mijnheer Bartlè
heeft wat boeken van mij gekocht, af
komstig van mijn overleden zwager, die
bij hem op de fabriek stonden. Nader
hand wilde hij meer van die boeken en
brochures hebben over deze streek, er
waren er zelfs bij die hij heel graag
wilde kopen. Ik veronderstel, dat hij
mij daarover wilde spreken".
Even zweeg Collingwood. Hij over
dacht, of hij iets zeggen zou van het
geen Jaap Taylor hem verteld had,
over het papier uit het kaartenzakje.
Maar de vlotte uitleg van mevrouw
Mallathorpe had hem een nieuw denk
beeld aan de hand gedaan, en hij stond
op.
„Dank u wel", zeide hij. „Ik denk
ook, dat het dét geweest is. Misschien
vindt u het vreemd, dat ik wilde weten
wat er in die brief stond, maar, omdat
het zeker de laatste was, dien hij
schreef...."
„O, ik ben er van overtuigd, dat het
zo geweest is", riep mevrouw Mala-
Neem een tas of een zak.
Want ik hoor: tik-ke-tak
Hoe de glimmende nootjes weer va.len.
Jij en ik, Miep en Jan,
Loes en Dik, Kees en Han
Gaan ze zoeken, hoor, fijn met ons allen.
Kijk maar goed. want ze zijn
O, zo vreselijk klein.
En je mag er niet eentje vergeten,
Want vanmorgen, wat pret
Is de kachel gezet
En nu gaan w« straks poffen en etent
STEN.
thorpe uit. „Ik was nog wel van plan,
om vanmiddag, als ik tóch naar Bar-
ford moet, even bij hem aan te gaan.
Het spijt mij, te horen dat hij dood
is. De arme, oude heer. Was hij niet
stokoud?
„Hij was een eindje in de tachtig",
antwoordde Collingwood. „Laat mij u
nogmaals bedanken. Goeden morgen,
mevrouw. Mijn taxi staat buiten en ik
heb nog veel te doen in Barford."
De twee jongelui lieten Collingwood
uit. In de hal klaarde Harold's gezicht
ineens op.
„Zeg", zei hij. „Drink iets voor je
weggaat. Het is een heel eind heen en
terug. Kom mee in de eetkamer".
Maar Collingwood ving Nesta's blik
op, en begreep haar wenk.
„Dank je wel, hoor", zei hij. „Heus,
dat kan ik niet doen. Ik moet zorgen
dat ik terugkom, ik heb zo'n bende
te doen. Wat een pracht van een huis
heb je...." ging hij door, toen Harold s
saaie uitdrukking terugkwam. „Het
kon wel honderd kilometer van de be
woonde wereld afliggen Wat een rust".
(Wordt vervolgd).
De vorige week hebben wij een hoge
Gast in ons midden gehad, veldmaar
schalk Smuts. wij hebben hem, door
middel van de radio gevolgd op zijn
reis door ons land. Die reis is een ware
zegetocht voor hem geworden. Groot en
klein, oud en jong hebben hem toege
juicht als ware 't een vorst. Vooral zijn
reis naar Zeeland is voor hem onver
getelijk geworden.
Bij zo'n bezoek gaan onwillekeurig
onze gedachten terug naar de jeugdjaren
toen wij als kinderen vol enthousiasme
waren over de heldenstrijd der Zuid-
Afrikaanse Boeren, die toen in een
strijd gewikkeld waren op leven en
dood. O neen, het ontbrak de dappere
Boeren niet aan moed Wat waren ze
dapper!! Ook niet aan leiders. Die had
den ze, en hun namen leven onsterfelijk
voort bij het nageslacht. Ook niet aan
vertrouwdheid met het gevechtsterrein!
Wat kenden zij de plekjes waar ze kon
den schuilen uitnemend!
Drie jaren hebben zij moedig stand
gehouden tegen een grote overmacht.
Hoe waren onze kinderharten vervuld
van hun lotgevallen. Wij wisten van
Oom Paul (Kruger), van Oom Piet
(Cronjé) en Oom Chris (de Wet). Wij
treurden na de slag van Elandslaagte
en wij lagen achter de kopjes van Ma-
gersfontein, wij sloegen mede het beleg
voor Kimberly en Ladysmith. Wij twij
felden er niet aan "of de Boeren, die
dappere kerels, zouden winnen. Hadden
wij een verjaardag, dan zongen wij uit
volle borst het volkslied onzer stam
genoten: „Kent gij dat volk, vol helden
moed, en toch zo lang geknecht?" Of
ook dat andere: „Die vierkleur van ons
dierbaar land!" hieven wij uit volle
borst aan Wij hadden de foto's van het
driemanschap: Kruger, Wessels en Du
Toit, dat vroeger een bezoek aan ons
land had gebracht.
Wij lieten vader geen rust voor hij
ons voor de zoveelste maal had ver
teld van Oom Paul en die dappere
voortrekkers.
Des avonds lazen wij vol kinderlijke
belangstelling de nieuwste aflevering
van „De oorlog in Zuid-Afrika", het
grote werk, dat Penning toen aan 't
schrijven was Wat waren wij verrukt
toen de verhalen kwamen uit het Boe
renleven: van Blikoortje en Louis Wes
sels. Wij smulden daarin.
Reeds vóór Penning wisten wij van
Danie Uijs, van den dapperen Potgie
ter, van den ongelukkigen Retief en den
wreden Dingaan! Nog hoor ik vertellen
van het bezoek van een Engels vloot-
eskader aan IJniuiden. De autoriteiten
verwelkomden de Engelse gasten, het
fort donderde de saluutschoten. Maar
toen het Engels eskader de sluizen
binnenvoer, hief het saamgestroomde
volk het volkslied aan: „Kent gij dat
volk vol heldenmoed?"
Jammer, dat die Boeren de strijd toch
verloren! Hoe kwam dat toch? Zij kon
den zo moeilijk in het gareel optrek
ken, de leiding volgen. Zo in clubjes
patrouille rijden, met taai geduld achter
een kopje liggen, het lag hen alles wel.
Maar precies doen wat Oom Chris wou,
daar mankeerde veel aan. Ze hadden
kostelijke eigenschappen, maar ze waren
te zelfstandig soms op het eigenzinnige
en stijfkoppige af. En wij? Wij moeten
niets hebben van het slaafs dienen.
Daarvan hebben we onze buik vol uit
de bezettingsjaren, toen men ons dis
cipline wilde opdringen. Maar het be
trekkelijk recht op zelfstandigheid mag
onze ogen niet sluiten voor de onaf
wijsbare noodzakelijkheid van samen
werking en van leiding. Dat is voor een
land onmisbaar Een methodisch optrek
ken. een georganiseerd optrekken ia
onontbeerlijk. Eendracht maakt macht.
Tegen elkaar gaan wij aan scherven,
met elkaar zijn wij sterk. Wij eindigen
met een Zuid-Afrikaans gedichtje:
„Soos ons vaders vertrou het
leer ook ons vertrou, o Heer;
Met ons land en met ons nasie
Sal dit wel wees: God regeer."