„Een tragj-komische operette..."
Van wieg tot graf.
CHANTAGE
Wij luisteren morgen naar.
Wij geven Je zee geen kans meer
Wanneer een boer
uit Holland wil
gaan...
Oud-minister Koningsberger over Indië.
EEN MIDDEL TEGEN
INFLUENZA.
Dr. C. Andrews, belast met
het onderzoek om een middel
tegen influenza te vinden,
heeft aan de pers medege
deeld, dat zijn staf een vacci
ne heeft bereid om voor lan
gen tijd influenza tegen te
gaan.
Onder leiding van het En
gelse ministerie voor Open
bare gezondheid, dat samen
werkt met de Baad voor Ge
neeskundig Onderzoek, zijn
sedert Juli 1946 in het Har-
vard-ziekenhuis te Salisbury,
met behulp van 100 proefper
sonen, die zich vrijwillig had
den opgegeven, onderzoekin
gen gedaan.
Dr. Andrews verklaarde,
dat de rapporten over de be
reikte resultaten waarschijn
lijk deze zomer beschikbaar
zullen zijn.
(Het leven in weinig woorden.)
Ieder jaar
d' Ooievaar;
Nummer elf
Ben je zelf.
Voor je 't weet:
Luier-leed.
Dan naar school:
Apekool.
Blij van zin
't Leven in.
Baas die is
Lang niet mis.
Half jaar knecht:
Opgezegd.
Zo zes keer,
Telkens weer.
Dan op sjouw
Naar een vrouw
Aan het strand
Lacht charmant.
Dra getrouwd,
Steeds berouwd;
Tweeling komt
En je bromt.
Nummer drie
Heet Marie,
'n Half dozijn
Moet er zijn.
Eigen zaak
Loopt gauw spaak,
Eind van 't lied:
Zwaar failliet.
Kinders groot,
Moeder dood.
Zestig jaar:
Weduwnaar.
Rheumatiek,
Telkens ziek
En geen kroost,
Dat je troost.
Klok: bim-bom,
't Hoekje om.
Wordt gezeid:
't Werd z'n tijd...
HANS.
door J. S. FLETCHER.
79)
„Dan kon Pratt zeggen: Ik heb het testament
Uw zoon en dochter erven niet, dus hangt het
van mij af of zij het kort geleden verkregen
goed terug moeten geven of niet. TenzJ u mij
zoo en zooveel betaalt, maak ik het testament
openbaar Ziet u?"
„Dus",ging Nesta na een oogenblik voort,
„u denkt wel, dat moeder dat document van
Pratt zou verkregen hebben?"
Collingwood wist, dat zij nog ongerust was
over die affaire met het bruggetje. Maar......
hjj moest de zaak onder de oogen zien.
„Ja, ik denk van wel. U moet bedenken, vol
gens Pratt wilde zij het van hem koopen zoo-
als u trouwens zelf ook wilde,al wist u niet
wèt u wenschte te koopen."
„Wat ik wilde koopen", viel z(j haastig in,
,was het vrij zijn van verdere inmenging door
Pratt. Evenwel denk ik, dat er geen middel is,
om Pratt te dwintren het stuk af te geven Of
kunt u hem dwingen?."
„Op zich zelf niet", antwoordde Collingwood
„Maar door middel van een andere zaak kan
het misschien wel. Daar zijn wij mee bezig
Ik kan niet naar Pratt gaan en iets vragen,
waarvan ik nog niet eens weet wat het precies
is. En uw moeder zou waarschijnlijk ontkennen,
dat zjj weet wat het is. Toch is er de moge
lijkheid van het duplicaat, waar Cobcroft over
spreekt. Nu wilde ik u onomwonden vragen.
Als we dat eens vonden en het onterfde u hee-
lemaal. Wat dan?"
„Als u het precies wilt weten," zeide zij. ,,Ik
zou er alles voor willen geven om dit geheim
ontsluierd te zien. Deze toestand is ondragelijk
Ik weet, dat moeder in Pratt's macht is, mis^
schien wel haai leven lang blijft. Zij wil mfl
haar vertrouwen niet geven. En ik weet boven
dien zoo goed als zeker, dat zij haar kamenier
Esther Mawson wel alles heeft toevertrouwd.
En die is weer k^ek en ei met Pratt. Dat alles
is. zooals ik al zei, ondragelijk. Ik zou liever
alles, tot den laatsten cent verliezen, dan dat
dit zoo doorgaat."
„Dan moest u mij nog op een onbescheiden
vraag antwoord geven", zei Collingwood. „Houdt
uw moeder van geld, stand en dergelijke din
gen?"
„Zij houdt van autoriteit", antwoordde Nesta
„Toen wjj dit alles erfden vond zjj het hecrljk
te weten, dat zjj de feitelijke beheerder van alles
was. Zelfs als het noodzakelijk was, dat zjj met
Pratt in conflict zou komen, zou z(j nog strijden
voor alles wat zij enik hebben, u vergeet",
en Nesta keek Collingwood smeekend san, „dat
zij weet wat het is, arm te zijn en als men dan
geld gekregen heeft, is het een heele toer het
weer af te moeten geven."
„O, dat is begrijpelijk", stemde Collingwood
toe. „Evenwel, als de zaken staan, zooals ik
denk, blijft Pratt voor altijd een struikelblok
voor u. En daarom ben ik dan eigenlijk geko
men, ten eerste om u alles te vertellen, ten
tweede om te vragen, of u den invloed van
Pratt tegen lederen prijs uit den weg geruimd
wilt zien?"
„Tegen eiken prijs", gaf zij toe. „Al moest
ik weer beginnen met mfe'n eigen kost te ver
dienen. Elk genoegen, dat het leven mfl bieden
kan zou vergald worden door de gedachte, dat
er iets oneerlijks achtei stak. En wat eigen-
„Pratt", antwoordde Collingwood. „Pratt. Maar
zooals ik al zei, op een andere manier kunnen
we Pratt misschien vangen, we zijn daar nu
mee bezig. Zulke gelukzoekers als Pratt ver
geten in den regel een heel belangrijken factor
in het leven en dat is „het toeval". De knapste
en slimste smeder van plannen moet soms on
dervinden dat door een nietig stukje vuil, eer
stofje tusschen de wieltjes van zijn teere ma
chine, het heele zorgvuldig uitgedachte samen
stel in stukken valt. Ik ga naar Barford terug
om te hooren, wat iemand anders vernomer
heeft over Pratt's jongste streken."
Eldrick wachtte al, toen Collingwood zijn kan
toor bereikte. Byner kwam een paar minuten
later. Binnen het half uur had Collingwood zijr
verhaal verteld van Cobcroft en de detective
het zijne over zUn bezoek aan de Groene Kar
en de steengroeve. De oudere advocaat luisterde
naar beiden met rustige aandacht en aan het
einde keerde hij zich tot Collingwood.
„Jij hebt gelijk, hij heeft Mallathorpe's testa
ment „Juist", viel Byner bij. „Ik ben er oov
vast van overtuigd, dat het dèt is."
(Wordt vervolgd).
MAALTIJD VOOR ELKE
DAG.
Woensdag:
Koolsoep vooraf, die we al
dus maken: Neem een kleine
savoye kool en skipper die
heel fijn (niet wassen), fruit
dit met een weinig kerrie of
andere kruiden in een vet
pannetje lichtbruin. Voeg ook
een grote, fijngehakte ui toe.
Doe er dan langzaam wat
oouillon bij (als er geen vlees
bouillon beschikbaar is dan
bouillon van een stuk of zes
blokjes) en laat de kool op een
blein vuur gaar stoven.
Dan de rest van de bouil
lon bijvoegen, zodat het op
soep gaat lijken en de massa
aanmengen met bloem, sago
of maizena. Liefst ook wat vet
of een stukje boter.
Gestoofde aardappelen, (pu-
rée) met worteltjes. Haver
moutpap toe.
Om het mogelijk te maken de vernielde kerken in Londen weer
op te bouwen, wordt in de Sint Pieterskerk (Cornhill) een kerkelijk
spel opgevoerd. De voorstelling heeft veel opgang gemaakt en men
verwacht, dat de burgemeester van Londen met zijn echtgenote
deze binnenkort zullen komen bijwonen. Hier ziet men een deel
van de mooie oude kerk en de optredenden, die de Heilige Maagd
met het Jezuskind bewonderen.
Hilversum I: 7,8,13,19,
20,en 23,Nieuws; 8,15: N. C.
R. V.: Gewijde muziek; 9,15: Voor
jonge zieken; 10,30: Morgendienst;
11,15: Vragen aan voorbijgangers;
12,15: Orgelconcert; 14,30: R. N. I.
O.: Sweelinck-kwartet; 16,15: Koor
zang; 16,45: Voor jongens en meis
jes; 18,Pianomuziek; 20,08: Zang
uitvoering; 22,45: Avondoverden
king; 23,15: Avondconcert.
Hilversum II: 7,8,13,
18,20,en 23,Nieuws; 7,30:
V. A. R. A.: Muziek bij het ontbijt;
8,50: Voor de huisvrouw; 10,V.
P. R. O.: Morgenwijding; 11,
Voordracht; 11,15: Non-Stop-pro-
gramma; 14,Voor de vrouw;
15,Voor de jeugd; 17,15: Gram.-
muziek; 19,30: V. P. R. O.: Lezing;
20,15: Verzoekprogramma; 21,15:
Hoorspel „Oosten wind-Westen
wind"; 23,15: Op vleug'len van mu
ziek.
De verhouding tussen lonen en prijzen was in Frankrijk zoek
waar niet? Leon Blum, de „premier van 3 weken", greep in, stelde
een verlaging vast van 54/« en een-twee-drie kwamen er nog heel
wat goederen te voorschijn. Ziehier een linnenmagazijn van een
der Parijse huizen.
I
(Van onzen specialen verslaggever.)
Koning Christiaan X van Denemar
ken, die thans 77 jaar oud is, heeft
ernstig kou gevat en waar de dok
toren symptomen van longontsteking
hebben geconstateerd, dient men
Zijne Majesteit thans penicilline-
injecties toe.
Bijvoorbeeld naar Australië.
In Australië is een uitgestrekt
heid ongeveer 200 maal zo groot
als Nederland; er wonen 20 millioen
mensen, dus zou men zeggen
er is wel ruimte om er plaats te
krijgen. En inderdaad worden er in
Australië ook wel landbouwers ge
vraagd, maar het is zaak twee ogen
goed open te zetten voor men er
heen gaat en ook wanneer men er
is.
In het „Algemeen Handelsblad"
komt een zeer lezenswaardig arti
keltje voor, een gesprek wat een der
redacteuren had met iemand, die
dit land goed kent. Hij zegt er dit
van:
„Het is volstrekt niet de bedoe
ling den boeren een dergelijke on
derneming te ontraden, maar zij
moeten weten, dat ze er zeer hard
moeten werken om iets te kunnen
bereiken. De goede, florerende
landbouwbedrijven in de nabijheid
van de grote kustplaatsen hebben
geen emigranten nodig; maar de
ver in het land, in de onontgonnen
woestenij liggende ondernemingen
hebben behoefte aan werkkrachten.
De grond is daar schraal, veel zand
en een schroeiende hitte, gebrek aan
water, karig voedsel. De grond is er
zo droog, dat een enkele achteloos
heid met pijp of sigaret branden
kan veroorzaken, die grote uitge
strektheden in cultuur gebrachte
grond verwoesten en harde arbeid
van jaren teniet doen.
De Australische boer zet er dan
zijn schouders weer onder en begint
opnieuw. Het kan dus wel goed
gaan. maar de Nederlandse boer, die
het wagen wil, moet weten, dat hij
daar voor heel andere moeilijkheden
kan komen te staan dan hier b.v. de
strijd tegen Jiet water meebrengt.
Hij zal er dagreizen van een stad af
zijn en zal er te kampen hebben met
een vliegenplaag, die veel intenser is
dan b.v. een muskietenplaag in In-
dië.
De Australiër is den Nederlander
niet slecht gezind; maar hij moet
over het algemeen niets hebben van
wat er buiten zijn grote eiland ge
beurt. Zijn voornaamste liefhebberij
is wedden bij de paardensport; er is
waarschijnlijk geen Australiër, die
daar niet aan meedoet. De Neder
landse boer, die er heen gaat, moet
zich op die dingen enigszins instel
len en hij moet vooral zorgen, dat
hij de Engelse taal wat spreekt en
verstaat; en dat hij niet vergeet zijn
retour-passage veilig te stellen."
Nu zou men af en toe door de
verschillende berichten wel eens de
indruk kunnen krijgen, dat men ons
daar juist niet goed gezind is, maar
als men het (r.k.) weekblad „De
Linie" van deze week kan geloven,
dan betreft dat maar een klein 'deel
van de Australische bevolking, n.1.
alleen de communisten.
Vraag niet naar de prijs.
Dit Nerz-collier is een buitenge
woon kostbaar bezit. Voor vrijwel
alle dames te kostbaar, daarom zul
len wij ons tevreden moeten stel
len metkijken.
Atoomspecialisten hebben ver
klaard, dat het mogelijk zou zijn
het ijs der Polen te doen smelten.
Dit zou ons klimaat gunstig beïn
vloeden, doch het bezwaar met zich
brengen van een zeer aanzienlijke
stijging van het zeeniveau. Wanneer
men al het ijs zou doen smelten,
zouden we een zeestand hebben, on
geveer 40 meter hoger dan thans.
Nederland zou dan practisch niet
meer bestaan. De hoogste delen in
de Veluwe zouden een vrij groot
eiland vormen, de Montferland, de
Lomelerberg, de Tankenberg enz.,
enkele kleinere, doch de eigenlijke
kust zou eerst bij Zuid-Limburg be
ginnen.
Deze mogelijkheid ziet er weinig
gantastisch uit en de kans op haar
verwezenlijking schijnt gering. Doch
hoe staat het met de natuurlijke
stijging van de zeestand? De huidi
ge peilschalen geven een gemiddeld
cijfer aan van 15 a 20 cm. per eeuw;
de historische en terreingegevens
echter niet meer dan 2 a 5 cm. Hoe
wel beide cijfers niet volstrekt be
trouwbaar zijn, mag toch wel wor
den aangenomen, dat het tempo der
zeespiegelrijzing een versnelling on
dergaat.
Omstreeks het begin onzer jaar
telling stond Julius Caesar op Girz
Noz en keek naar de „Wonderbaar
lijke rotsen van Albion". Wat hij
schreef van de bodemgesteldheid
langs beide kusten klopt vrijwel met
de tegenwoordige toestand. Caligu-
da en Claudius lieten vuurtorens
bouwen bij Boulogne en Dover. De
laatste staat er nog steeds. In ons
land liet Cerbule de gracht tussen
Rijn en Maas graven (de Vliet) langs
Voorburg in een terrein, dat nog
haast even hoog ligt als in zijn tijd.
Hieruit blijkt, dat de directe
aanvallen van de zee op de kusten
geen belangrijke uitwerking hebben
gehad. Veeleer schuilt het gevaar in
de kustopeningen, waar de vloed
telkens weer binnendringt en er de
z.g. vloedkommen vormt. Hoe lager
het land achter de dijken, hoe ge
vaarlijker de situatie. De St. Elisa-
bethsvloed van 1421 is er een ty
pisch bewijs van. Toen de zee de
dijken verbrak vond zij daarachter
een laagliggend terrein, waar eb en
vloed gemakkelijk konden doordrin
gen. Het water vond er een ideale
„komberging" en van en naar die
kom ontstond een zeegat, dat snel
aan diepte won en weldra niet meer
ie dichten viel. Hoe krachtig de zee
van zulk een kans gebruik maakt,
toonde Walcheren na de vernieling
van zijn dijken. Bij elke vloed kwa
men er massa's water binnen, maar
toch nog slechts enkele percenten
van wat binnen zou zijn gekomen,
indien men de gaten niet zo snel
had gedicht. En hoeveel inspanning
kostte dit niet reeds!
Rijp voor de verslinding door den
waterwolf is thans al het land be
neden 1 M. pl. N.A.P. Hadden de
Duitsers (of de natuur) kans gezien
de dijk van de Hollandse IJssel te
doorbreken, dan zou daar een wa
terval zijn ontstaan van bij de 8
a 10 meter hoogte en de vloedkom
zou zich uitstrekken tot bij Rotter
dam, Den Haag, Amsterdam en
Utrecht. De smalle waterwegen naar
zee zouden snel uitslijten tot brede
gaten en tegelijkertijd zou de kom
zich gaan vullen met zand en slib,
een proces van duizenden jaren! De
3.000.000 mensen, die in het lage
deel van Holland wonen, zijn door
slechts een enkel laag dijkje tegen
zulk een ramp beschermdHet
moet gezegd worden: het lage deel
van Holland leeft niet zeer veilig.
(Van onzen parlementairen
redacteur.)
Niet zonder tegenstribbelen
was dr. J. C. Koningsberger,
ond-minister van Koloniën, die
dezer dagen tachtig jaar werd,
bereid ons een onderbond toe te
staan; hij meende reeds te lang
nit het openbare leven te zijn
om nog iets belangrijks te kun
nen zeggen over de vraagstuk
ken van dit uur. Maar wij von
den juist, dat een man als hij
prachtig in staat mocht worden
geacht om ,,op een afstand", met
de rust des wijzen ouderctyms en
zonder de prikkel der politieke
hartstochten, een geheel eigen
kijk te geven op wat thans in
Indië gebeurt.
Indië! Wij begonnen maar dade
lijk met de vraag, wat dr. Konings
berger van de huidige ontwikkeling
van zaken denkt.
„Wij weten bedroefd weinig!" zo
begon onze gastheer. „Ik heb de in
druk, dat de regering huiverig is
meer dan 25Vo van de waarheid los
te laten. Doordat mijn zoon, die in
Indië hoofdveldprediker is, mij spe
ciaal over zijn eigen ervaringen ge
regeld schrijft, weet ik 50°/» van wat
er gebeurt. Aldus blijft 50°/o van de
waarheid voor mij nog verborgen."
„Wat denkt u anders van de al-
gemeene toestand daar?"
„Is zorgelijk. Ik weet nog niet,
wat daaruit groeien zal. Toch heb ik
wel hoop op een uiteindelijk goede
afloop, na heel veel moeilijkheden.
Japan is de oorzaak van alle onge
lukken; Indië was een buitengewoon
rustig land, want Batavia of Soera-
baja waren veiliger dan Parijs of
Londen. Toen ik in 1894 in Indië
kwam. liepen de dames er 's avonds
in 't donker alleen, dat kon hier in
Nederland zelfs niet eens. Zeker, er
waren misstanden, zoals de heren
diensten, maar die zijn opgeheven.
Het ging na 1900 steeds meer in de
goede richting, de plattelandsbevol
king had het veel en veel vrijer en
rustiger dan die in Nederland; het
ondfwijs werd enorm uitgebreid.
Kortom: er was geen „koloniaal
systeem" meer!"
Dr. Koningsberger kon zich niet
voorstellen, dat de zo heterogene
volken van Java en Sumatra zonder
Nederland een eenheid zouden kun
nen vormen. „Nederland was de zak,
die de aardappels bijeen hield!" al
dus de beeldspraak van den oud-
minister. De Inlander werd waarlijk
niet onderdrukt was en benoembaar
in alle functies. De heer Konings
berger herinnerde er nog aan, dat
een door hem bevorderde weer twee
Inheemsen in de Raad van Indië
bracht.
Wij vroegen dr. Koningsberger
of Nederland werkelijk „te laat" is
geweest met zijn hervormingen in
Indië.
„Neen!" antwoordde de oud-mi
nister, „het ging in een behoorlijk
tempo naar Indië's zelfstandigheid;
overhaasting schaadt alleen. Waar
het naar toe had moeten gaan? De
omstandigheden zouden de weg ge
wezen hebben, wij zouden b.v. In
dische Kamerleden hier kunnen
hebben gehad, ook Javaanse burge
meesters in onze gemeenten, en In
heemse hoogleeraren.... Hoe dan
ook: Indië had zo goed mogelijk tot
z'n recht moeten komen!"
Nogmaals verklaarde dr. Ko
ningsberger, dat z.i. de toestand
nog wel in orde kan komen,
maar na een verschrikkelijke
ravage. Hij achtte de samenstel
ling der Commissie-Generaal
erg ongelukkig, omdat er geen
Indië-kenners bij zijn, die de
Oosterse geest doorvoelen. „Zij
laten zich te veel in een hoek
duwen, en.... bewaren gener
lei decorum. De Koninklijke
vertegenwoordiger ziet er soms
uit als een soort landloper. En
de Oosterse geest vraagt juist
om decorum!"
Sportief Ski-pak.
Niet dikwijls ziet men een ski- of
trainingspak dat werkelijk „snit"
heeft. Het hierbij afgebeelde pak
maakt echter een gunstige uitzonde
ring.
Het materiaal voor dit pak was
zwarte wollen stof. De jonge dame
op de foto draagt er een rode ca
puchon en rood-witte handschoenen
bij.
Ook begreep dr. Koningsberger
niet, wat het „ministerie" van Oost-
Indonesië eigenlijk te betekenen
heeft. Is er een hoofdplaats? Het
gehele gedoe in Indië-van-nu zag
hij tenslotte als een tragi-komische
operette.De machthebbers der
„republiek" zweven in een Zeppelin
boven Java, boven het volk, waar
mee zij geen contact hebben en het
legertje, de T.R.I. zit op de bodem,
maar heeft niet veel te betekenen.
Een uit Indië terugkerend officier
heeft gezegd, dat „een paar flinke
vloeken en een zevenklapper" de
zaak in orde zou brengen. Nu wordt
de bevolking geterroriseerd en de
oud-minister sprak van een deernis
wekkende toestand.
„Hoe denkt u over dr. v. Mook?"
vroegen wij nog.
De 80-jarige oud-bewindsman trok
een bedenkelijk gezicht, verklarend
geen hoogte te kunnen krijgen van
dezen man, doch hem zeer eigen
gereid oordelend. Soekawati noemde
dr. Koningsberger een sympathieke
figuur.
Wij kwamen aan een uiterst be
langrijke laatste vraag: „Wat zou
het verlies van Indië voor Neder
land betekenen?"
„Een ramp, mijn gevoel zegt mij
dat. Men denke overigens maar eens
aan de talrijke jonge Nederlanders,
die naar Indië gingen..:, aan de
kapitalen, die wij daar belagen....
aan de scheepvaart, welke verdron
gen zou worden door de Angelsak
sische.... en aan het internationale
prestige-verlies. Neen, afscheuring
zou catastrophale gevolgen heb
ben!"