BERGEN-BELSEN BEVRIJD DE HELD Pers-Prikkels 5 hoogspanning 1 Kort verhaal V. Die Bonte-Avondentoch! TWEE JAAR GELEDEN "j Han Bontje hield een feestrede voor de B.B.C. Wij luisteren morgen naar sm tB "j (ff r~ Feuilleton maanden Op 15 April 1945, des middags om vjjf uur, reden de tanks en de gevechtswagens van Montgome- ry's tweede leger de poort binnen van Duitslands beruchtste con centratiekamp, Bergen Belsen, daarmee zestigduizend geinter- neerden uit alle streken va&i Europa verlossend uit de meest gruwelöke hel van ellende, die ooit door mensen voor mensen werd geschapen. Voor velen, die de bevrijding beleefden, kwam de huip nog te laat, want mishan deld, ziek en uitgemergeld tot op het been als ze waren, stierven er in de volgende dagen en weken nog honderden van de kampbewo ners. Doch Bergen Belsen was geli quideerd, een liquidatie, die de af sluiting symboliseerde van een periode, waarin de satanische machten van het Nazisme ons we relddeel hadden overheerst. Wij In Nederland zaten nog mid den in de kokende branding van de grootste oorlog aller tijden. De Oos telijke en Noordelijke provincies wer den bevrijd, terwijl de Duitsers in de Vesting Holland als de bekende kat in het nauw de meest rigoureuze maatregelen namen om hun gezag te handhaven en om zich tot het laatste toe te verdedigen. Het waren de dagen van de inun daties, van de ronkende scharen vliegtuigen, die overtrokken en van de dreunende donder der kanonnen, die kwam aanrollen uit het Oosten, het Zuiden.. Misschien nog erger dan de moffen, voelde de bevolking van de Weste lijke provincies zich in de hoek ge drukt waar de slagen zouden vallen. Ze kon niet anders doen dan afwach ten en zich bij deze passieve taak la ten bemoedigen door de illegale pers en de clandestiene radio De radioHet waren er slechts enkelen, die een toestelletje bezaten, dat nog werkte. Wie tot die geluk kigen behoorde, dook zes, zeven, acht maal per dag weg in zijn schuilplaats om met ingehouden adem te luisteren naar wat Londen voor nieuws had. 't Ging goed, 't ging reusachtig! Maar wij Noord-Hollanders zaten op gesloten in een kooi met een dolge worden Duitsen adelaar! De belangstelling concentreerde zich begrijpelijkerwijze hoofdzakelijk op het oorlogsnieuws uit Nederland. Tot we op vijftien April hoorden, dat Bergen Belsen was bevrijd en dat daardoor een einde was gemaakt aan de martelingen van ook vele Neder landers. Dat gaf een kleine schok van ontroering; zou dié nog leven zou dié daar ook zitten? Die ontroering werd nog groter toen de B.B.C. twee dagen daar na een speciale reportage gaf uit Belsen en Han Bontje uit De Goorn te Berkhout als een der bevrijde Hollanders zijn enthou siasme voor de microfoon lucht te Han Bontje, die al bijna twee jaar geleden door de Duitsers op gepikt was, leefde! En uit alle delen van West-Friesland, waar men het goede nieuws gehoord had, werden boodschappen naar zijn ouders gezonden. De bevrijding van het kamn is vandaag twee jaar geleden. De oor log was na een paar weken voorbij en Bontje kwam terug naar De Goorn. Hij is weer opgenomen in de burgermaatschappij, een aardige, ge wone jongen, wien men de ellendige ontberingen, welke hij geleden heeft, niet meer aanziet. Hij heeft het over leefd, maar hij is een van de weini gen en van de Noordhollanders, die in Belsen gezeten hebben vrijwel de enige. Han Bontje vertelt: „Hoe ik in Duitse gevangenschap geraakte? In Mei 1943 woonde ik in Eindhoven als onderduiker en omdat het bloed kruipt waar het niet gaan kan, verspreidde ik illegale lectuur. De S.D. kwam er achter, pakte me in mjjn lurven en stopte me in het gevang te Eindhoven. Dat verblijf duurde maar kort, want na vier da gen zonden ze me naar Haarlem. Tot 21 Februari 1944 heb ik daar in de cel gezeten en toen vonden de heren het nodig me weer van woonplaats te doen veranderen. Ik ging naar Vught en werkte daar een maand bij het Philipscommando. Bij wijze van afwisseling stuurden ze me naar Arnhem tot 18 Juni. Daarna ver huisde ik opnieuw naar Vught, maar na Dolle Dinsdag moesten we de gro te reis aanvaarden naar het kamp Sachsenhausen. Dat was een vrese lijke tocht; honderdtwintig man in iedere spoorwagonAllemaal zieke, uitgeputte mensen. Heel velen zijn er tijdens de reis omgekomen. Kameraadschap. Maar wat was er een kameraad schap ondanks of misschien ook wel dank zij de ellende. We waren allen schepselen, die niets meer had den dan ons naakte bestaan. Rang en stand hadden ad lang afgedaan; we waren Piet, Jan, Maurice, Romain. Per of Sven, zonder meer. In Haaren had ik hechte vriend schap gesloten met Joop Spits en Jantje de Mild, mannen van de „Trouw"-groep, die later gefusilleerd zijn, en in Sachsenhausen maakte ik HAN BONTJE. ik had een baard ais een springbok en een lichaam ais een tralievenster. onder andere kennis met Sven Ofte dahl, de tegenwoordige minister-pre sident van Noorwegen en met Jan Schenk uit Andjjk. Sven Oftedahl was dokter en een prachtkerel. Ik werd hard ziek daar in die smerige hel. Pleuris. Nou, de moffen lieten me natuurlijk rustig kreperen, maar Sven Oftedahl is er in geslaagd me elf maal het vocht om de longen af te tappen! Aan hem heb ik mijn leven te danken. Om wat afleiding te hebben was ik al in Haaren begonnen om me toe te leggen op „fraaie hand werken", zoals dat, geloof ik, op de lagere school heet. Ik „organi seerde" een stuk kussensloop, liet daarop mijn vrienden hun hand tekening plaatsen en dan bor duurde ik met draadjes uit een overall of uit een stroomatras deze namen over. Het geheel werd opgesierd met vaderlands lievende emblemen en zo heb ik drie kleedjes vervaardigd. Het was 'n mooie ontspanning, maar - toch ook weer enerverend, om dat je ,,'t handwerkje" altjjd voor de S.S. angstvallig verborgen moest houden. Hadden de bewa kers mijn producten ontdekt, dan was ik nu zeker Bontje-zaliger geweest. Momenteel zijn de kleed jes in het bezit van het Bureau voor Oorlogsdocumentatie, omdat dergelijke door kampbewoners vervaardigde souvenirs zeer zeld zaam zijn. Naar Bergen Belsen. Op 2 Februari 1945, toen de toe- HILVERSUM I. (301 m.) geeft nieuws om 7, 8, 1, 6, 8 en 11 uur. VARA: 8,18 Ope rette-programma. 8.50 Voor de huis vrouw. VPRO: 10,00 Morgenwijding. VARA: 10,20 Voor de vrouw. RVU: 11,00 Vernieuwing van opvoeding en onderwijs VARA: 11,45 Familieberichten. 12,35 Malando en zijn tango- en rumba-orkest 1,15 Voor het platteland. 1,20 Vaude ville-orkest. 2,00 Voor de vrouw. 3,30 Kinderkoor „De Roodborstjes" 4,15 Voor de jeugd. 5,15 Jan Vogel en zijn accor deon-orkest. 6,16 VARA-varia. 6,53 Programma Ned Strijdkrachten. VPRO 8,15 Verzoekprogramma 10,15 Lichte orkestwerken. RVU: 10,30 Lezing Prof v d Leeuw. VARA: 11.15 Op vleugelen van muziek. 11,25 The Ramblers, HILVERSUM II. (415 m.) geeft nieuws om 7, 8, 1, 7, 8 en 10 uur. NCRV; 8,15 Ned Herv Kerkkoor. 8,30 Oosterse klan ken. 9,50 Londens Philharmonisch Or kest. 10,30 Morgendienst. 12,00 Het NCRV-koor. 2,00 Oud-Italiaanse Kamer muziek. 2,30 Middeleeuwse balladen 4,00 Praatje voor postzegelverzamelaar* 4,45 Voor jongens en meisjes. 5,39 Melodieën van Franz Lehar. 6,00 Ho- landi-Sextet. 8,05 Radio Philharmonisch Orkest. 9,10 Drie tegen een. 9.40 Jan van Weelden. 10,30 Essie Ackland 10,45 Avondoverenking. 11,00 Har- monie-muziek. stand in Duitsland door het Russische offensief al meer précair begon te worden, gingen we met een grote groep naar het hongerkamp Bergen Belsen. Dit was het vreselijkste La ger, dat ik heb meegemaakt. Wfl werden systematisch uitgehongerd en daarbij kregen we om de geringste vergrijpen tegen de orde ontzettende straffen. Gemiddeld stierven er acht honderd mensen per dag. Ook de Bel gische minister Vanderpoorte, die mjjn slapie was, heb ik hier zien om komen. 's Morgens werden ploegen gevan genen naar de LUneburgerheide ver voerd om massagraven voor de lijken te delven. Wie uitviel door uitputting bleef in de kuil liggen en werd, mis schien nog levend, mee begraven Er heerste In het kamp een stank van de igken, die je de adem afsneed. We lagen met vijfduizend man in een barak, welke berekend was voor vijf honderd personen. Elke morgen moesten tientallen, soms honderden doden naar buiten gedragen worden. Ze werden op hopen neergelegd en na verloop van tijd kwamen vrachtauto's om ze op te halen. De bevrijding. Maar in April begon er wat te ver anderen. De S.S.-bewakers werden kampen, verwondert zich niet zo licht meer. Maar blij waren we wel! Ontzaggelijk. De tanks werden be stormd, de bemanning omhelsd. Ik kon dadelijk best met de Engelsen overweg en omdat ik zo'n beetje als groepsvertrou- wensman fungeerde, kreeg ik meteen een „betrekking". Ik werd ingedeeld bij de kamp politie. 'n Mooie politieman met een baard als een springbok en een lichaam als een tralievenster. Alles wat men toen met de naam Han Bontje kon betitelen, woog veertig kilo Maar ik surveilleerde dapper, met een knots van een revolver in de holster. Op 17 April sprak ik voor de radio. Wat ik toen gezegd heb herinner ik me niet meer, maar in Holland hebben velen me ge hoord. Typhus. Doch de pret was van korte duur, want op 20 April kreeg ik vlek- typhus. Het schelde weer een haar of ik was toch nog in Belsen gestorven, maar door de goede zorgen van de Engelsen kwam ik er opnieuw boven op. In Juni reisde ik per bommenwer per naar Brussel. Daar ben ik nog I Een „document humain" uit gevangenissen en concentratie kampen. Han Bontje borduurde kleedjes met de handtekeningen van zijn mede-gevangenen er op. Men leest de namen van Hol landers, Polen, Fransen, Belgen, Noren, Kussen en Tsjechen. Links staat de handtekening van Sven Oftedahl, den minister president van Noorwegen. onrustig en op een keer kreeg ik zo maar een homp brood van één hun ner. Met ons tienen hebben we het gedeeld ieder een stukje Er drongen geruchten door in het kamp over de zegetocht der geal lieerden eil we hebben opnieuw de tanden op elkaar gezet. Nu en dan, als de wind gunstig was, hoorden we het gerommel van het geschut en 's nachts zagen we de rode vuurgloed van de brandende Duitse steden. En op vijftien April, in de na middag, toen gebeurde het. 't Was vreemd stil in het kamp, de S.S. liet zich niet zien. Opeens werd er geschreeuwd: „De Engel sen, les anglais, die Englan- derin alle talen van Euro pa. Een tank daverde de hoofdin gang binnen, gevolgd door een hele colonne vechtwagens. Wj) waren vrij! Verwonderd waren we niet, want wie maanden- en maandenlang op het randje van de dood heeft geleefd in de verschrikkingen van de Duitse wat aangesterkt en toennaar huis." Dit is het sobere verhaal van Han Bontje, die jongeman, die Bergen Belsen overleefde, de jongeman, die aan den ljjve het Nazi-sadisme onder vonden heeft, maar die als tegenhan ger zich vrienden heeft verworven in alle windstreken van ons continent. En die vriendschap is er een voor het leven, getuige de correspondentie, welke hij met den Noorsen minister president, met Belgen, Fransen en Russen onderhoudt. Over één ding is Bontje slecht te spreken en dat betreft de regeling van de schade, die hy door ziin ver zetswerk heeft geleden. Voor duizen den guldens aan geld en goed hebben de Duitsers hem bij zijn arrestatie afgenomen en nog nooit is er sprake geweest van een cent iestitutie door de Nederlandse regering. Die restitu tie moge dan misschien in een goed vat zitten en geen kans hebben om te verzuren...... de rechthebbende heeft aan zo'n wissel op de toekomst nog minder dan aan geblokkeerd geld. Gr. door Joro. Met geringe vaart nadert het schip de kade, waar reeds een ontelbare menigte reikhalzend uitziet naar de passagiers, die zich langs de railing verdringen en die trachten familie en vrienden te herkennen. Reeds maken enige kade-arbeiders do loopbrug, waarover men straks aan en van boord zal moeten gaan, gereed. Ijverige taxichauffeurs dringen hun vehikels zo dicht mogelijk naar de aanlegsteiger in de hoop bij het van boord gaan der reizigers een vrachtje op te doen, waaraan een extraatje te verdienen valt. Meer en meer nadert de kolossale oceaanstomer, getrokken door vlug manoeuvrerende sleepboten de aan- legplaats en reeds worden door heen en weer rennende matrozen lijnen, waar mee de zware trossen naar de meer palen zullen worden gebracht, naar de kade, gescheerd. Onverschillig voor al deze bedrijvig heid staat Janus Bot, onder zijn col lega's lanterfanters en beroepswerk lozen. meer bekend onder zijn bijnaam „Slome", het meren gade te slaan. Steeds meer dringen de talrijke toe schouwers op de kade naar de water kant om het nu niet ver meer van de wal zijnde schip, en meer speciaal de opvarenden, beter te kunnen zien. Het gejuich en geroep wordt alge meen en in de agitatie van het zo lang verbeide weerzien dreigt de veiligheid veronachtzaamd te worden. Twee politieagenten krijgen opdracht in te grijpen en de opdringende me nigte van de waterkant terug te houden. Te laat echter. Een doordringende gil weerklinkt en kaatst terug van de hoge pakhuismuren en loodsen. Door het plotseling in beweging ko men der mensenmassa is een gedrang ontstaan, waardoor een oude man van de hoge kade in het water gevallen is. Honderden staren met ontzetting naar den drenkeling, die, daar hij blijkbaar niet zwemmen kan, dreigt te verdrinken; in ieder geval kans loopt tussen het steeds meer naar de kade komend schip en de meerpalen ver pletterd te worden. Juist als een der politieagenten zich gereed maakt den drenkeling na te springen, gaat een zucht van opluch ting door de ademloos toeziende men senmassa. Een geheel, gekleed persoon heeft zich reeds te water begeven; hij is, na even ondergedoken te zijn, vlak naast den drenkeling boven gekomen en duwt deze nu naar een in de kade muur aangebracht ijzeren trapje. Men juicht den koenen redder toe, waartussendoor stemmen klinken als: „Vooruit Slome, zet 'm op, hou je taai Slome, nog even en je bent er!!!" Lijnen worden de beide te water liggenden toegeworpen en het gelukt den redder zijn drenkeling naar het ijzeren trapje te slepen.. Door vele rappe handen geholpen zijn zij nu spoedig op de kade gebracht. Het ge juich over deze koene redding, nog juist vóór het grote schip tegen de kade botst, is oorverdovend en de moedige man zelve wordt door enige enthousiastelingen, hoewel het vieze havenwater uit zijn kleren druipt, op de schouders genomen. Het blijkt inderdaad de door zijn makkers met de minder welluidende naam van „Slome" betitelden man te zijn en hy schijnt de handelwijze der jubelende menigte niet ten volle te waarderen. Een groepje heeft zich om hem heen geschaard en als men hem weer van zijn hoge zitplaats op de grond en op zijn voeten heeft gezet, zegt iemand uit het publiek: „Meneer, U is een held, nog nimmer heb ik zó'n daad van menslievend hulpbetoon ge zien. U is een prachtmens en als U mij Uw naam en adres wilt geven, zal ik zorgen dat Uw daad niet onopge merkt blijft en naar waarde wordt be loond." Velen der omstanders trachten den moedigen redder, die tot hun niet ge ringe verwondering een woedend ge zicht trekt, de hand te drukken, terwijl ijlings toegeschoten persfotografen op namen van hem maken. Ook de oude man tracht zijn redder te bedanken en weer flitsen de lampen der fototoestellen terwijl de juichende menigte een driewerf hoera brult. De gevierde held doet echter wan hopige pogingen zich verstaanbaar te maken en nadat er na veel geröep van „stilte", eindelijk gelegenheid is gege ven tot verstaanbaar spreken, horen de omstanders zich toevoegen, „ja, dat is nou allemaal wel allemachtig aardig van Jullie, maar nou zou ik toch eerst wel eens willen weten, wie mijn erin gedouwd heb". Wij lezen in de Haagse Post: De lezerskring van de H. P. staat zon der twijfel op een veel te hoog geeste lijk en cultureel peil om tot de vaste luisterklanten van de „Bonte Dinsdag- avondtreinen" en de „Oké"-avonden te kunnen worden gerekend. De normaal ontwikkelde mens krijgt langzamerhand een sterke hekel aan dit soort „ont spanning" en draait de knoppen van zijn radiotoestel ijlings op een buiten landse golflengte, wanneer Hilversum een dergelijk programma uitzendt. Ook de radio-criticus moet geresigneerd be kennen, sedert weken het luisteren naar de „Avondtreinen" enz. angstvallig te hebben vermeden om de zeer eenvou dige reden dat hij bij wijze van spreken ook slechts een mens is met wat ge voelige zenuwen. Daarom luistert hij liever niet naar dit soort humor. Maar er zijn luisteraars die onwillekeurig op een van deze omineuze golflengten ver zeild raken en die dan verontwaardigd naar de pen grijpen om de redactie van enkele van de ergste ontsporingen op de hoogte te stellen. Men moet mij vergeven, of beter uitgedrukt: men zou het mij niet kun nen vergeven, wanneer ik de inhoud van een schrijven betreffende de laat ste „Avondtrein" hier woordelijk zou herhalen. Het is letterlijk onbeschrijfe lijk, wat zich de AVRO in deze uitzen ding heeft gepermitteerd: Schuine mop jes, dubbelzinnigheden, die zelfs in een havenkroeg geen onverdeeld applaus zouden kunnen oogsten, werden Dins dag 1 April via de microfoon in alle huiskamers verspreid. 1 April was er heus geen excuus voor. Men moet ons en allen, die zich ergerden aan deze ongepaste grappen waarlijk geen ge brek aan humor verwijten; met „hu mor" heeft dat alles immers niet het minste te maken. Het was kennelijk de bedoeling, alleen maar de laagste in stincten te prikkelen. door Tjeerd Adepia 39. Hij dook plotseling op waar het ge sprek tussen een serveuze en een be zoeker minder vlot scheen te verlopen en gaf bij overpeinzingen van de wijn kaart uitgebreide adviezen over jaar gangen en kwaliteiten van de meest verschillende Franse, Duitse of Itali aanse wijnen. Het restaurant van het warenhuis „De Gouden Tros" was vermaard om zijn goede diners en billijke prijzen en wan neer Hans van Linschoten, na afloop van zijn werkzaamheden, zijn Obers diensten in het cafétje van baas Govers verrichtte, was er altijd een moment, dat hij zich moest vermannen om aan niets anders dan zijn plicht te denken en beleefd te blijven tegenover gasten, die de benen van de afgekloven carbo- naadjes in hun lege bierglazen wierpen en hun duimen aflikten om niets van de bruingebakken boter te verliezen. Ook hij leefde in twee werelden, al verschilde de een niet zoveel van de ander. Maar hij wist dat er 'n tijd zou komen, waarin hij over de denkbeeldige streep zou stappen. HOOFDSTUK X. Het kantoor Toen Hans van Linschoten een maand in de keuken van het restaurant had gewerkt, werd hij verontrust door al lerlei symptomen, welke hem deden aanvoelen, dat zijn onmiddellijke chef er geen gewetenszaak van zou maken cm hem de een of andere dag op straat te zetten. De gemoedelijke wijze waarop de heer Samson tot dusver met den proté gé van juffrouw Van Riethoven was omgesprongen, had plaats gemaakt voor een zekere lichtgeraaktheid bij den chef-kok. die. zoals men dat noemt, spij kers op laag water begon te zoeken. De oorzaak daarvan was, dat Janus Pleizier, die destijds het vat op zijn te nen had gekregen, op het punt stond het ziekenhuis als herstelde patiënt te verlaten en vanzelfsprekend aanspraak maakte op het baantje, dat hij sinds 3 54 jaar tot volle tevredenheid van zijn su perieur vervuld had. Het grote probleem waarvoor de chef-kok zich thans geplaatst zag, was of hij zijn rechtvaardigheidsgevoel moest laten spreken en Janus weer in zijn oude waardigheid herstellen en daarmede de kans lopen, zich de ver ontwaardiging van juffrouw Van Riet hoven op de hals te halen dan wel of hij de vriendschappelijke betrekkin gen tussen buffet en keuken, die in werkelijkheid veel méér dan vriend schappelijk waren, moest handhaven en het daardoor met zijn geweten op een accoordje moest gooien. Janus Pleizier was. ondanks zijn vijf tig jaren, met een jonge weduwe ge trouwd en had vijf kinderen uit zijn eerste en drie uit zijn tweede huwelijk Hoewel er Pleizier op zijn naambordje stond, was het leven in zijn huis alles behalve een pretje, vooral in de tijd, dat hij in het ziekenhuis lag en de etensrestjes naar de derde étage in de Korte Kerkstraat verhuisden. Zodra hij weer mobiel was, had hij zijn patroon opgezocht en hem duidelijk gemaakt, dat de noodhulp niet lange: gehandhaafd behoefde te worden en wanneer er in het gebakbuffet geen blonde sprookjesprinses gestaan had. zou Hans van Linschoten nog dezelfde dag zijn congé hebben gekregen. Nu zweefde het zwaard van Damo- cles in de vorm van 'n keukenmes dagenlang boven zijn hoofd zonder dat hij de prikkelbare stemming van zijn werkgever had kunnen verklaren, maar een gelukkig toeval was oorzaak, dat de chef-kok geen Salomo's oordeel behoefde te vellen en alle partijen te vreden gesteld konden worden. Op een drukke morgen, toen Hans, ir. een blauw voorschoot, bezig was een grote vis te determineren, verscheen de heer Protsinger in de keuken om zeer belangstellend naar de benodigde hoe veelheid blikgroenten te informeren. De chef-kok bracht op dat ogenblik een bezoek aan het buffet voor de broodjes en koude maaltijden om een onderzoek in te stellen naar een geleend en „natuurlijk" niet teruggebracht vlees mes en de heer Protsinger had daar door gelegenheid wat meer aandacht te schenken aan den chirurg, die in een hoekje van de bijkeuken zwijgend zijn werkzaamheden verrichtte. Het gelaat van dien man kwam hem oekend voor, maar hij kon hem, zoals men dat noemt, niet thuisbrengen. Het ging den heer Protsinger als zovele an deren, dat hij zich voornam de kwestie als zijnde volkomen onbelangrijk uit zijn hoofd te bannen, maar de vraag waar en wanneer hij dezen man had ge sproken, drong zich, als een brutale handelsreiziger, telkens op de voor grond. waarna hij besloot zich rust te verschaffen door zich rechtstreeks met het levende probleem in verbinding te stellen. „Beste vrind", zei de heer Protsinger, op een toon, welke duidelijk demon- streerde welk een enorme afstand er lag tussen een procuratiehouder en een man, die ingewanden uittrekt, „beste vrind, waar kan ik je meer gezien heb ben?" Hans van Linschoten legde zijn mes neer en droogde met een blauwgerui- ten keukendoek zijn handen af. „Ik heb een maand geleden bij u ge solliciteerd, meneer", zei hij beleefd. De heer Protsinger raadpleegde zijn geheugen. „Eh.... juist.... hm.... ja.... waar solliciteerde je ook weer naar?" „Naar een plaats op het kantoor, me neer", zei Hans. „Oh.... eh.... juist.... het kantoor", zei de heer Protsinger, terwijl hij enigs zins verbaasd naar de inventaris van de vissenbuik staarde. „Had je dan.... ik bedoel.... welke schoolopleiding heb je genoten?" „Vijf jaar H.B.S. meneer, en twee jaar Delft voor electrotechnisch ingenieur. Toen heb ik, helaas, mijn studie moe ten afbreken". De heer Protsinger herinnerde zich flauwtjes, dat hij dezen man met een Jantje van Leiden naar huis gestuurd had, maar het feit, dat iemand met twee Jaar universiteit-opleiding in een bijkeuken schubben staat te schrabben, deed hem vermoeden, dat er met dezen candidaat toch iets bijzonders aan de hand was. (Wordt vervolgd)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1947 | | pagina 3