BERGEN-BELSEN BEVRIJD
DE HELD
Pers-Prikkels
5
hoogspanning
1
Kort verhaal
V.
Die Bonte-Avondentoch!
TWEE JAAR GELEDEN "j
Han Bontje hield een feestrede voor de B.B.C.
Wij luisteren morgen
naar
sm tB
"j (ff
r~
Feuilleton
maanden
Op 15 April 1945, des middags
om vjjf uur, reden de tanks en de
gevechtswagens van Montgome-
ry's tweede leger de poort binnen
van Duitslands beruchtste con
centratiekamp, Bergen Belsen,
daarmee zestigduizend geinter-
neerden uit alle streken va&i
Europa verlossend uit de meest
gruwelöke hel van ellende, die
ooit door mensen voor mensen
werd geschapen. Voor velen, die
de bevrijding beleefden, kwam de
huip nog te laat, want mishan
deld, ziek en uitgemergeld tot op
het been als ze waren, stierven
er in de volgende dagen en weken
nog honderden van de kampbewo
ners.
Doch Bergen Belsen was geli
quideerd, een liquidatie, die de af
sluiting symboliseerde van een
periode, waarin de satanische
machten van het Nazisme ons we
relddeel hadden overheerst.
Wij In Nederland zaten nog mid
den in de kokende branding van de
grootste oorlog aller tijden. De Oos
telijke en Noordelijke provincies wer
den bevrijd, terwijl de Duitsers in de
Vesting Holland als de bekende kat
in het nauw de meest rigoureuze
maatregelen namen om hun gezag te
handhaven en om zich tot het laatste
toe te verdedigen.
Het waren de dagen van de inun
daties, van de ronkende scharen
vliegtuigen, die overtrokken en van
de dreunende donder der kanonnen,
die kwam aanrollen uit het Oosten,
het Zuiden..
Misschien nog erger dan de moffen,
voelde de bevolking van de Weste
lijke provincies zich in de hoek ge
drukt waar de slagen zouden vallen.
Ze kon niet anders doen dan afwach
ten en zich bij deze passieve taak la
ten bemoedigen door de illegale pers
en de clandestiene radio
De radioHet waren er slechts
enkelen, die een toestelletje bezaten,
dat nog werkte. Wie tot die geluk
kigen behoorde, dook zes, zeven, acht
maal per dag weg in zijn schuilplaats
om met ingehouden adem te luisteren
naar wat Londen voor nieuws had.
't Ging goed, 't ging reusachtig!
Maar wij Noord-Hollanders zaten op
gesloten in een kooi met een dolge
worden Duitsen adelaar!
De belangstelling concentreerde
zich begrijpelijkerwijze hoofdzakelijk
op het oorlogsnieuws uit Nederland.
Tot we op vijftien April hoorden, dat
Bergen Belsen was bevrijd en dat
daardoor een einde was gemaakt aan
de martelingen van ook vele Neder
landers. Dat gaf een kleine schok
van ontroering; zou dié nog leven
zou dié daar ook zitten?
Die ontroering werd nog groter
toen de B.B.C. twee dagen daar
na een speciale reportage gaf uit
Belsen en Han Bontje uit De
Goorn te Berkhout als een der
bevrijde Hollanders zijn enthou
siasme voor de microfoon lucht
te
Han Bontje, die al bijna twee
jaar geleden door de Duitsers op
gepikt was, leefde! En uit alle
delen van West-Friesland, waar
men het goede nieuws gehoord
had, werden boodschappen naar
zijn ouders gezonden.
De bevrijding van het kamn is
vandaag twee jaar geleden. De oor
log was na een paar weken voorbij
en Bontje kwam terug naar De
Goorn. Hij is weer opgenomen in de
burgermaatschappij, een aardige, ge
wone jongen, wien men de ellendige
ontberingen, welke hij geleden heeft,
niet meer aanziet. Hij heeft het over
leefd, maar hij is een van de weini
gen en van de Noordhollanders, die
in Belsen gezeten hebben vrijwel de
enige.
Han Bontje vertelt:
„Hoe ik in Duitse gevangenschap
geraakte? In Mei 1943 woonde ik in
Eindhoven als onderduiker en omdat
het bloed kruipt waar het niet gaan
kan, verspreidde ik illegale lectuur.
De S.D. kwam er achter, pakte me
in mjjn lurven en stopte me in het
gevang te Eindhoven. Dat verblijf
duurde maar kort, want na vier da
gen zonden ze me naar Haarlem. Tot
21 Februari 1944 heb ik daar in de
cel gezeten en toen vonden de heren
het nodig me weer van woonplaats
te doen veranderen. Ik ging naar
Vught en werkte daar een maand bij
het Philipscommando. Bij wijze van
afwisseling stuurden ze me naar
Arnhem tot 18 Juni. Daarna ver
huisde ik opnieuw naar Vught, maar
na Dolle Dinsdag moesten we de gro
te reis aanvaarden naar het kamp
Sachsenhausen. Dat was een vrese
lijke tocht; honderdtwintig man in
iedere spoorwagonAllemaal
zieke, uitgeputte mensen. Heel velen
zijn er tijdens de reis omgekomen.
Kameraadschap.
Maar wat was er een kameraad
schap ondanks of misschien ook
wel dank zij de ellende. We waren
allen schepselen, die niets meer had
den dan ons naakte bestaan. Rang en
stand hadden ad lang afgedaan; we
waren Piet, Jan, Maurice, Romain.
Per of Sven, zonder meer.
In Haaren had ik hechte vriend
schap gesloten met Joop Spits en
Jantje de Mild, mannen van de
„Trouw"-groep, die later gefusilleerd
zijn, en in Sachsenhausen maakte ik
HAN BONTJE.
ik had een baard ais een
springbok en een lichaam ais een
tralievenster.
onder andere kennis met Sven Ofte
dahl, de tegenwoordige minister-pre
sident van Noorwegen en met Jan
Schenk uit Andjjk.
Sven Oftedahl was dokter en een
prachtkerel. Ik werd hard ziek daar
in die smerige hel. Pleuris. Nou, de
moffen lieten me natuurlijk rustig
kreperen, maar Sven Oftedahl is er
in geslaagd me elf maal het vocht
om de longen af te tappen! Aan hem
heb ik mijn leven te danken.
Om wat afleiding te hebben
was ik al in Haaren begonnen om
me toe te leggen op „fraaie hand
werken", zoals dat, geloof ik, op
de lagere school heet. Ik „organi
seerde" een stuk kussensloop, liet
daarop mijn vrienden hun hand
tekening plaatsen en dan bor
duurde ik met draadjes uit een
overall of uit een stroomatras
deze namen over. Het geheel
werd opgesierd met vaderlands
lievende emblemen en zo heb ik
drie kleedjes vervaardigd. Het
was 'n mooie ontspanning, maar -
toch ook weer enerverend, om
dat je ,,'t handwerkje" altjjd voor
de S.S. angstvallig verborgen
moest houden. Hadden de bewa
kers mijn producten ontdekt, dan
was ik nu zeker Bontje-zaliger
geweest. Momenteel zijn de kleed
jes in het bezit van het Bureau
voor Oorlogsdocumentatie, omdat
dergelijke door kampbewoners
vervaardigde souvenirs zeer zeld
zaam zijn.
Naar Bergen Belsen.
Op 2 Februari 1945, toen de toe-
HILVERSUM I. (301 m.) geeft nieuws om
7, 8, 1, 6, 8 en 11 uur. VARA: 8,18 Ope
rette-programma. 8.50 Voor de huis
vrouw. VPRO: 10,00 Morgenwijding.
VARA: 10,20 Voor de vrouw. RVU: 11,00
Vernieuwing van opvoeding en onderwijs
VARA: 11,45 Familieberichten. 12,35
Malando en zijn tango- en rumba-orkest
1,15 Voor het platteland. 1,20 Vaude
ville-orkest. 2,00 Voor de vrouw. 3,30
Kinderkoor „De Roodborstjes" 4,15 Voor
de jeugd. 5,15 Jan Vogel en zijn accor
deon-orkest. 6,16 VARA-varia. 6,53
Programma Ned Strijdkrachten. VPRO
8,15 Verzoekprogramma 10,15 Lichte
orkestwerken. RVU: 10,30 Lezing Prof v
d Leeuw. VARA: 11.15 Op vleugelen
van muziek. 11,25 The Ramblers,
HILVERSUM II. (415 m.) geeft nieuws
om 7, 8, 1, 7, 8 en 10 uur. NCRV; 8,15
Ned Herv Kerkkoor. 8,30 Oosterse klan
ken. 9,50 Londens Philharmonisch Or
kest. 10,30 Morgendienst. 12,00 Het
NCRV-koor. 2,00 Oud-Italiaanse Kamer
muziek. 2,30 Middeleeuwse balladen
4,00 Praatje voor postzegelverzamelaar*
4,45 Voor jongens en meisjes. 5,39
Melodieën van Franz Lehar. 6,00 Ho-
landi-Sextet. 8,05 Radio Philharmonisch
Orkest. 9,10 Drie tegen een. 9.40
Jan van Weelden. 10,30 Essie Ackland
10,45 Avondoverenking. 11,00 Har-
monie-muziek.
stand in Duitsland door het Russische
offensief al meer précair begon te
worden, gingen we met een grote
groep naar het hongerkamp Bergen
Belsen. Dit was het vreselijkste La
ger, dat ik heb meegemaakt. Wfl
werden systematisch uitgehongerd en
daarbij kregen we om de geringste
vergrijpen tegen de orde ontzettende
straffen. Gemiddeld stierven er acht
honderd mensen per dag. Ook de Bel
gische minister Vanderpoorte, die
mjjn slapie was, heb ik hier zien om
komen.
's Morgens werden ploegen gevan
genen naar de LUneburgerheide ver
voerd om massagraven voor de lijken
te delven. Wie uitviel door uitputting
bleef in de kuil liggen en werd, mis
schien nog levend, mee begraven
Er heerste In het kamp een stank
van de igken, die je de adem afsneed.
We lagen met vijfduizend man in een
barak, welke berekend was voor vijf
honderd personen. Elke morgen
moesten tientallen, soms honderden
doden naar buiten gedragen worden.
Ze werden op hopen neergelegd en na
verloop van tijd kwamen vrachtauto's
om ze op te halen.
De bevrijding.
Maar in April begon er wat te ver
anderen. De S.S.-bewakers werden
kampen, verwondert zich niet zo
licht meer. Maar blij waren we wel!
Ontzaggelijk. De tanks werden be
stormd, de bemanning omhelsd.
Ik kon dadelijk best met de
Engelsen overweg en omdat ik
zo'n beetje als groepsvertrou-
wensman fungeerde, kreeg ik
meteen een „betrekking". Ik
werd ingedeeld bij de kamp
politie.
'n Mooie politieman met een
baard als een springbok en een
lichaam als een tralievenster.
Alles wat men toen met de
naam Han Bontje kon betitelen,
woog veertig kilo
Maar ik surveilleerde dapper,
met een knots van een revolver
in de holster.
Op 17 April sprak ik voor de
radio. Wat ik toen gezegd heb
herinner ik me niet meer, maar
in Holland hebben velen me ge
hoord.
Typhus.
Doch de pret was van korte duur,
want op 20 April kreeg ik vlek-
typhus. Het schelde weer een haar of
ik was toch nog in Belsen gestorven,
maar door de goede zorgen van de
Engelsen kwam ik er opnieuw boven
op. In Juni reisde ik per bommenwer
per naar Brussel. Daar ben ik nog
I
Een „document humain" uit gevangenissen en concentratie
kampen. Han Bontje borduurde kleedjes met de handtekeningen
van zijn mede-gevangenen er op. Men leest de namen van Hol
landers, Polen, Fransen, Belgen, Noren, Kussen en Tsjechen.
Links staat de handtekening van Sven Oftedahl, den minister
president van Noorwegen.
onrustig en op een keer kreeg ik zo
maar een homp brood van één hun
ner. Met ons tienen hebben we het
gedeeld ieder een stukje
Er drongen geruchten door in het
kamp over de zegetocht der geal
lieerden eil we hebben opnieuw de
tanden op elkaar gezet. Nu en dan,
als de wind gunstig was, hoorden we
het gerommel van het geschut en
's nachts zagen we de rode vuurgloed
van de brandende Duitse steden.
En op vijftien April, in de na
middag, toen gebeurde het. 't
Was vreemd stil in het kamp, de
S.S. liet zich niet zien. Opeens
werd er geschreeuwd: „De Engel
sen, les anglais, die Englan-
derin alle talen van Euro
pa.
Een tank daverde de hoofdin
gang binnen, gevolgd door een
hele colonne vechtwagens.
Wj) waren vrij!
Verwonderd waren we niet, want
wie maanden- en maandenlang op het
randje van de dood heeft geleefd in
de verschrikkingen van de Duitse
wat aangesterkt en toennaar
huis."
Dit is het sobere verhaal van Han
Bontje, die jongeman, die Bergen
Belsen overleefde, de jongeman, die
aan den ljjve het Nazi-sadisme onder
vonden heeft, maar die als tegenhan
ger zich vrienden heeft verworven in
alle windstreken van ons continent.
En die vriendschap is er een voor het
leven, getuige de correspondentie,
welke hij met den Noorsen minister
president, met Belgen, Fransen en
Russen onderhoudt.
Over één ding is Bontje slecht te
spreken en dat betreft de regeling
van de schade, die hy door ziin ver
zetswerk heeft geleden. Voor duizen
den guldens aan geld en goed hebben
de Duitsers hem bij zijn arrestatie
afgenomen en nog nooit is er sprake
geweest van een cent iestitutie door
de Nederlandse regering. Die restitu
tie moge dan misschien in een goed
vat zitten en geen kans hebben om
te verzuren...... de rechthebbende
heeft aan zo'n wissel op de toekomst
nog minder dan aan geblokkeerd
geld. Gr.
door Joro.
Met geringe vaart nadert het schip
de kade, waar reeds een ontelbare
menigte reikhalzend uitziet naar de
passagiers, die zich langs de railing
verdringen en die trachten familie en
vrienden te herkennen.
Reeds maken enige kade-arbeiders
do loopbrug, waarover men straks aan
en van boord zal moeten gaan, gereed.
Ijverige taxichauffeurs dringen hun
vehikels zo dicht mogelijk naar de
aanlegsteiger in de hoop bij het van
boord gaan der reizigers een vrachtje
op te doen, waaraan een extraatje te
verdienen valt.
Meer en meer nadert de kolossale
oceaanstomer, getrokken door vlug
manoeuvrerende sleepboten de aan-
legplaats en reeds worden door heen en
weer rennende matrozen lijnen, waar
mee de zware trossen naar de meer
palen zullen worden gebracht, naar de
kade, gescheerd.
Onverschillig voor al deze bedrijvig
heid staat Janus Bot, onder zijn col
lega's lanterfanters en beroepswerk
lozen. meer bekend onder zijn bijnaam
„Slome", het meren gade te slaan.
Steeds meer dringen de talrijke toe
schouwers op de kade naar de water
kant om het nu niet ver meer van de
wal zijnde schip, en meer speciaal de
opvarenden, beter te kunnen zien.
Het gejuich en geroep wordt alge
meen en in de agitatie van het zo lang
verbeide weerzien dreigt de veiligheid
veronachtzaamd te worden.
Twee politieagenten krijgen opdracht
in te grijpen en de opdringende me
nigte van de waterkant terug te
houden.
Te laat echter. Een doordringende gil
weerklinkt en kaatst terug van de
hoge pakhuismuren en loodsen.
Door het plotseling in beweging ko
men der mensenmassa is een gedrang
ontstaan, waardoor een oude man van
de hoge kade in het water gevallen is.
Honderden staren met ontzetting
naar den drenkeling, die, daar hij
blijkbaar niet zwemmen kan, dreigt te
verdrinken; in ieder geval kans loopt
tussen het steeds meer naar de kade
komend schip en de meerpalen ver
pletterd te worden.
Juist als een der politieagenten zich
gereed maakt den drenkeling na te
springen, gaat een zucht van opluch
ting door de ademloos toeziende men
senmassa.
Een geheel, gekleed persoon heeft
zich reeds te water begeven; hij is, na
even ondergedoken te zijn, vlak naast
den drenkeling boven gekomen en
duwt deze nu naar een in de kade
muur aangebracht ijzeren trapje.
Men juicht den koenen redder toe,
waartussendoor stemmen klinken als:
„Vooruit Slome, zet 'm op, hou je
taai Slome, nog even en je bent er!!!"
Lijnen worden de beide te water
liggenden toegeworpen en het gelukt
den redder zijn drenkeling naar het
ijzeren trapje te slepen.. Door vele
rappe handen geholpen zijn zij nu
spoedig op de kade gebracht. Het ge
juich over deze koene redding, nog
juist vóór het grote schip tegen de
kade botst, is oorverdovend en de
moedige man zelve wordt door enige
enthousiastelingen, hoewel het vieze
havenwater uit zijn kleren druipt, op
de schouders genomen.
Het blijkt inderdaad de door zijn
makkers met de minder welluidende
naam van „Slome" betitelden man te
zijn en hy schijnt de handelwijze der
jubelende menigte niet ten volle te
waarderen. Een groepje heeft zich om
hem heen geschaard en als men hem
weer van zijn hoge zitplaats op de
grond en op zijn voeten heeft gezet,
zegt iemand uit het publiek: „Meneer,
U is een held, nog nimmer heb ik zó'n
daad van menslievend hulpbetoon ge
zien. U is een prachtmens en als U
mij Uw naam en adres wilt geven, zal
ik zorgen dat Uw daad niet onopge
merkt blijft en naar waarde wordt be
loond."
Velen der omstanders trachten den
moedigen redder, die tot hun niet ge
ringe verwondering een woedend ge
zicht trekt, de hand te drukken, terwijl
ijlings toegeschoten persfotografen op
namen van hem maken.
Ook de oude man tracht zijn redder
te bedanken en weer flitsen de lampen
der fototoestellen terwijl de juichende
menigte een driewerf hoera brult.
De gevierde held doet echter wan
hopige pogingen zich verstaanbaar te
maken en nadat er na veel geröep van
„stilte", eindelijk gelegenheid is gege
ven tot verstaanbaar spreken, horen de
omstanders zich toevoegen, „ja, dat is
nou allemaal wel allemachtig aardig
van Jullie, maar nou zou ik toch eerst
wel eens willen weten, wie mijn erin
gedouwd heb".
Wij lezen in de Haagse Post:
De lezerskring van de H. P. staat zon
der twijfel op een veel te hoog geeste
lijk en cultureel peil om tot de vaste
luisterklanten van de „Bonte Dinsdag-
avondtreinen" en de „Oké"-avonden te
kunnen worden gerekend. De normaal
ontwikkelde mens krijgt langzamerhand
een sterke hekel aan dit soort „ont
spanning" en draait de knoppen van
zijn radiotoestel ijlings op een buiten
landse golflengte, wanneer Hilversum
een dergelijk programma uitzendt. Ook
de radio-criticus moet geresigneerd be
kennen, sedert weken het luisteren naar
de „Avondtreinen" enz. angstvallig te
hebben vermeden om de zeer eenvou
dige reden dat hij bij wijze van spreken
ook slechts een mens is met wat ge
voelige zenuwen. Daarom luistert hij
liever niet naar dit soort humor. Maar
er zijn luisteraars die onwillekeurig op
een van deze omineuze golflengten ver
zeild raken en die dan verontwaardigd
naar de pen grijpen om de redactie van
enkele van de ergste ontsporingen op
de hoogte te stellen.
Men moet mij vergeven, of beter
uitgedrukt: men zou het mij niet kun
nen vergeven, wanneer ik de inhoud
van een schrijven betreffende de laat
ste „Avondtrein" hier woordelijk zou
herhalen. Het is letterlijk onbeschrijfe
lijk, wat zich de AVRO in deze uitzen
ding heeft gepermitteerd: Schuine mop
jes, dubbelzinnigheden, die zelfs in een
havenkroeg geen onverdeeld applaus
zouden kunnen oogsten, werden Dins
dag 1 April via de microfoon in alle
huiskamers verspreid. 1 April was er
heus geen excuus voor. Men moet ons
en allen, die zich ergerden aan deze
ongepaste grappen waarlijk geen ge
brek aan humor verwijten; met „hu
mor" heeft dat alles immers niet het
minste te maken. Het was kennelijk de
bedoeling, alleen maar de laagste in
stincten te prikkelen.
door Tjeerd Adepia
39.
Hij dook plotseling op waar het ge
sprek tussen een serveuze en een be
zoeker minder vlot scheen te verlopen
en gaf bij overpeinzingen van de wijn
kaart uitgebreide adviezen over jaar
gangen en kwaliteiten van de meest
verschillende Franse, Duitse of Itali
aanse wijnen.
Het restaurant van het warenhuis „De
Gouden Tros" was vermaard om zijn
goede diners en billijke prijzen en wan
neer Hans van Linschoten, na afloop
van zijn werkzaamheden, zijn Obers
diensten in het cafétje van baas Govers
verrichtte, was er altijd een moment,
dat hij zich moest vermannen om aan
niets anders dan zijn plicht te denken
en beleefd te blijven tegenover gasten,
die de benen van de afgekloven carbo-
naadjes in hun lege bierglazen wierpen
en hun duimen aflikten om niets van
de bruingebakken boter te verliezen.
Ook hij leefde in twee werelden, al
verschilde de een niet zoveel van de
ander.
Maar hij wist dat er 'n tijd zou komen,
waarin hij over de denkbeeldige streep
zou stappen.
HOOFDSTUK X.
Het kantoor
Toen Hans van Linschoten een maand
in de keuken van het restaurant had
gewerkt, werd hij verontrust door al
lerlei symptomen, welke hem deden
aanvoelen, dat zijn onmiddellijke chef
er geen gewetenszaak van zou maken
cm hem de een of andere dag op straat
te zetten.
De gemoedelijke wijze waarop de
heer Samson tot dusver met den proté
gé van juffrouw Van Riethoven was
omgesprongen, had plaats gemaakt voor
een zekere lichtgeraaktheid bij den
chef-kok. die. zoals men dat noemt, spij
kers op laag water begon te zoeken.
De oorzaak daarvan was, dat Janus
Pleizier, die destijds het vat op zijn te
nen had gekregen, op het punt stond
het ziekenhuis als herstelde patiënt te
verlaten en vanzelfsprekend aanspraak
maakte op het baantje, dat hij sinds 3 54
jaar tot volle tevredenheid van zijn su
perieur vervuld had.
Het grote probleem waarvoor de
chef-kok zich thans geplaatst zag, was
of hij zijn rechtvaardigheidsgevoel
moest laten spreken en Janus weer in
zijn oude waardigheid herstellen en
daarmede de kans lopen, zich de ver
ontwaardiging van juffrouw Van Riet
hoven op de hals te halen dan wel
of hij de vriendschappelijke betrekkin
gen tussen buffet en keuken, die in
werkelijkheid veel méér dan vriend
schappelijk waren, moest handhaven en
het daardoor met zijn geweten op een
accoordje moest gooien.
Janus Pleizier was. ondanks zijn vijf
tig jaren, met een jonge weduwe ge
trouwd en had vijf kinderen uit zijn
eerste en drie uit zijn tweede huwelijk
Hoewel er Pleizier op zijn naambordje
stond, was het leven in zijn huis alles
behalve een pretje, vooral in de tijd,
dat hij in het ziekenhuis lag en de
etensrestjes naar de derde étage in de
Korte Kerkstraat verhuisden.
Zodra hij weer mobiel was, had hij
zijn patroon opgezocht en hem duidelijk
gemaakt, dat de noodhulp niet lange:
gehandhaafd behoefde te worden en
wanneer er in het gebakbuffet geen
blonde sprookjesprinses gestaan had.
zou Hans van Linschoten nog dezelfde
dag zijn congé hebben gekregen.
Nu zweefde het zwaard van Damo-
cles in de vorm van 'n keukenmes
dagenlang boven zijn hoofd zonder
dat hij de prikkelbare stemming van
zijn werkgever had kunnen verklaren,
maar een gelukkig toeval was oorzaak,
dat de chef-kok geen Salomo's oordeel
behoefde te vellen en alle partijen te
vreden gesteld konden worden.
Op een drukke morgen, toen Hans, ir.
een blauw voorschoot, bezig was een
grote vis te determineren, verscheen de
heer Protsinger in de keuken om zeer
belangstellend naar de benodigde hoe
veelheid blikgroenten te informeren.
De chef-kok bracht op dat ogenblik
een bezoek aan het buffet voor de
broodjes en koude maaltijden om een
onderzoek in te stellen naar een geleend
en „natuurlijk" niet teruggebracht vlees
mes en de heer Protsinger had daar
door gelegenheid wat meer aandacht te
schenken aan den chirurg, die in een
hoekje van de bijkeuken zwijgend zijn
werkzaamheden verrichtte.
Het gelaat van dien man kwam hem
oekend voor, maar hij kon hem, zoals
men dat noemt, niet thuisbrengen. Het
ging den heer Protsinger als zovele an
deren, dat hij zich voornam de kwestie
als zijnde volkomen onbelangrijk
uit zijn hoofd te bannen, maar de vraag
waar en wanneer hij dezen man had ge
sproken, drong zich, als een brutale
handelsreiziger, telkens op de voor
grond. waarna hij besloot zich rust te
verschaffen door zich rechtstreeks met
het levende probleem in verbinding te
stellen.
„Beste vrind", zei de heer Protsinger,
op een toon, welke duidelijk demon-
streerde welk een enorme afstand er
lag tussen een procuratiehouder en een
man, die ingewanden uittrekt, „beste
vrind, waar kan ik je meer gezien heb
ben?"
Hans van Linschoten legde zijn mes
neer en droogde met een blauwgerui-
ten keukendoek zijn handen af.
„Ik heb een maand geleden bij u ge
solliciteerd, meneer", zei hij beleefd.
De heer Protsinger raadpleegde zijn
geheugen.
„Eh.... juist.... hm.... ja.... waar
solliciteerde je ook weer naar?"
„Naar een plaats op het kantoor, me
neer", zei Hans.
„Oh.... eh.... juist.... het kantoor",
zei de heer Protsinger, terwijl hij enigs
zins verbaasd naar de inventaris van
de vissenbuik staarde.
„Had je dan.... ik bedoel.... welke
schoolopleiding heb je genoten?"
„Vijf jaar H.B.S. meneer, en twee jaar
Delft voor electrotechnisch ingenieur.
Toen heb ik, helaas, mijn studie moe
ten afbreken".
De heer Protsinger herinnerde zich
flauwtjes, dat hij dezen man met een
Jantje van Leiden naar huis gestuurd
had, maar het feit, dat iemand met
twee Jaar universiteit-opleiding in een
bijkeuken schubben staat te schrabben,
deed hem vermoeden, dat er met dezen
candidaat toch iets bijzonders aan de
hand was. (Wordt vervolgd)