In de cel is men alléén met zichzelf,
barrevoets en naakt
jëf last
Duitse zakenwereld
eigen volk - en
bedroog hongerend
het buitenland
r
Gemaskerd en geboeid naar de
cellenbarakken in Scheveningen
1
Ik was geheim agent in oorlogstijd (XXIII)
ol
Twee S.S.-kerels slaan
bont en blauw
me
Hoe is de stand Mieke
Engelse bombardementen spaarden
de grote fabrieken tot in de laatste
oorlogsmaanden
Thans op de lijst voor
demontage
op onderzoek in Duitsland
Van Vrouw tot Vrouw
.J
LIED VAN DE WEEK
„Hemels Rijk"
ZATERDAG 4 DECEMBER 1M*
HALF WEN 'S AVONDS, als Joseph Schrei eder rrtfln volledige beken
tenis na een verhoor van 78 uur in keurig Duits op papier heeft staan,
pst er een nieuw bedrflf beginnen. Ik word geboeid en men bindt me een
[ang masker over het hoofd. In het masker ritten gaten voor mijn ogen en
mond. Aldus uitgedost word ik uit het hoofdkwartier van de S.D. ge
leld en onder bewaking van drie ruwe kerels in een auto gestopt.
Mfln volgende pleisterplaats blflken de ceUeAarakken In Scheveningen
te ri)n. Ook dé&r weer die zenuwachtige bedrijvigheid, zodra ik binnen de
poort ben. Ze beschouwen me als zeer gevaarlijk of als zeer belangrijk. Er
loopt vrijwel niemand in de gangen, behalve een paar S.D.-ers; de weinige
gevangenen, die er toevallig zijn, worden snel met hun gezichten tegen de
mOT" gegooid en ik word ijlings naar vleugel F. gebracht.
gevolgd werd, te missen. Men wil in
lichtingen over mijn opleiding in Enge
land en-over de mensen met wie lk in
de ondergrondse gewerkt heb. Het eer
ste weiger ik als soldaat, en lk maak
hen duidelijk, dat zij volgens de con
ventie van Genève niet het recht heb
ben dergelijke vragen te stellen. Geen
verontschuldiging zou hen er van te
rughouden mij die Inlichtingen af te
persen, wanneer zfl ze werkelijk no
dig hadden en daarom ls mjjn veront
schuldiging even goed als elke andere.
Ik ontken iets over de verblijfplaat
sen van mijn vrienden te weten.
Bokowsky, die hier de hoofd-onder-
vrager is, blijft vriendschappelijk en
vol begrip. Hoewel dit geen beletsel
voor hem vormt om in ongelooflijke
uitbarstingen van woede te vervallen
of zijn toevlucht te nemen tot de grof
ste beledigingen. Toch wil hij de in
druk vestigen, dat zij niet zo kwaad
zijn als ze afgeschilderd worden. Hij
laat me van zijn eigen sigaretten ro
ken, laat koffie en extra eten halen
en is er op uit mijn vertrouwen te
winnen. Dat lukt niet.
nENZAME OPSLUITING! Alléén in
L een oeij Niemand mag de deur van
jntjn grafkelder openen dan de wacht
commandant persoonlijk. Het is een
g.S.-onderofficier, een ruw uitziende
Duitser. Hij bekijkt me nieuwsgierig
van onder tot boven, zoals men een
nieuwe aanwinst van de dierentuin be
kijkt. Hij zegt me, dat ik mijn gemak
moet houden en dan fatsoenlijk be
handeld zal worden. Daarop nemen
mijn geleiders me de handboeien af.
Ze waarschuwen me zoals ook
gchreieder al gedaan heeft om te
gen niemand de reden van mijn aan
wezigheid hier te noemen. Dan gaan
se de gang weer in.
„We vertrouwen hem aan jou toe!"
seggen ze tot de wacht.
„Gut! We zullen op hem letten!" Er
wordt even gelachen. Dan slaat de
deur toe, twee grendels worden er
voor geschoven, een sleutel wordt in
bet slot omgedraaid. Voetstappen
weerklinken in de gang, steeds verder
weg en danstilte!
JK BEN DUIZELIG en huiverig. Het
is akelig, weerzinwekkend. Indruk
ken zijn er niet. Ik kijk niet zo
als helden plegen te doen mijn cel
rond om een kleine tafel, een houten
bankje, en een houten krib met een
stromatras te zien. Eerst drie dagen
later kflk ik om me heen, wanneer ik
voldoende gekalmeerd ben om vatbaar
te worden voor die vreselijke marte
ling, die het vooruitzicht op een spoe
dige dood veroorzaakt in de ziel van
een mens, die léven wil.
Ik lig op mijn krib, geheel gekleed,
mijn knieën tegen mijn kin, onder een
smerige deken. Ik ben niet in staat
U denken of te slapen en te eten of
te drinken. Precies als een zieke hond.
Ik heb de instructies aan de muur
niet gezien en achteraf vind ik het
nog steeds vreemd, dat de wacht, die
sowat ieder uur door het kijkgaatje
gluurde, nooit heeft gereageerd op
mijn overtreding van het gevangenis
voorschrift, waarbij het streng verbo
den is overdag op bed te liggen. De
man opent op de uren der maaltijden
een klein luikje in de deur en geeft
me een bak eten. Zwijgend. Ik neem
de bak aan en keer hem prompt in de
ton om. Ik kan zelfs het gezicht van
eten niet verdragen.
Op de morgen van de derde dag
wordt mijn celdeur voor de eerste maal
geopend. De S.S.-wacht komt binnen
en kijkt mijn cel rond, bijna vriende
lijk gestemd. Ik ben uit mijn bed ge
komen en kijk hem aan.
„U zult hieraan moeten wennen,"
zegt hij. „Kniezen heeft geen zin. Het
is het beste om in gewoonten te ver
vallen. Opstaan bij de reveille, was
sen, cel reiiygen, eten halen, eten en
de tijd doodslaan. Overdag niet sla
pen. Dat is verboden en een slapeloze
dag is in ieder geval beter dan een
slapeloze nacht. U moet tegen de be
wakers Herr Wachtmeister zeggen,"
vervolgt hij. „Sommigen letten daar
speciaal op. Wilt u een boek hebben?"
Ik zeg, dat ik dat wil. verdwijnt,
komt even later met een lijvig >verk
terug en vertrekt zonder een woord
te spreken. Ik ben uit mijn verdoving
ontwaakt. Ik word me bewust van de
dingen om me heen en van de grootte
van mijn cel, de stenen muren, het
hoge witte plafond en de koude tegels
op de vloer. Ik begin te voelen, dat
ik een gevangene ben in. een cel met
een gegrendelde deur. Mijn spel is
voor goed uit. Slechts door een won
der kan ik gered worden. Ik moet de
feiten onder ogen zien: de dood! Ko
medie? Ik denk van niet! De kogel is
immers de normale straf!
Als een vreselijke nachtmerrie gaat
mijn verleden voorbij: elk feit ondra
gelijk duidelijk, meedogenloos weige
rend zich door verklaring of veront
schuldiging te laten verdrijven. De
gewaarwording is verpletterend. Alle
eigendunk, alle eigengerechtigdheid,
slle evenwicht en opgeblazenheid ver-
dwtjnt in de cel, in het aangezicht van
de dood. Er is immers geen publiek,
daarvoor men toneel kan spelen? Men
'8 alleen met zichzelf, barrevoets en
naakt.
CEL IS zeven passen lang, drie
Passen breed. Mijn aanpassings
vermogen werkt weer normaal en zo
doende word ik door mijn boek en de
enkele verhoren, die ik moet onder-
gaan. van het piekeren afgehouden.
verhoren vinden plaats in een
aParte barak. Ze zijn niet al te plel-
erig. maar schijnen toch de vaste lijn
toals die op het S.D.-hoofdkwartier
QP EEN MORGEN tracht ik de ein
deloze uren met lezen te verkorten,
als mijn celdeur geopend wordt en een
Duitse S.S.-man binnenkomt. Dat is
tegen de orders. Op mijn celdeur staat
vermeld, dat niemand behalve de
wachtcommandant gerechtigd is mijn
cel te betreden. Ik vraag me af wat
de man hier komt doen. Het is schijn
baar zuiver nieuwsgierigheid. Hij
praat rustig, bijna verlegen, vraagt
of ik iets nodig heb en komt ten lange
leste met de vraag, waarom ik hier
zit. Wat heb ik gedaan? Intuïtief
vermoed ik, dat hij me op de proef
wil stellen en ik geef zo beleefd mo
gelijk een ontwijkend antwoord. Hij
vertrekt weer.
Tegen twee uur in de middag wordt
mijn deur weer geopend en komt hij
terug, ditmaal vergezeld van een an
dere SS-man, in wie ik onmiddellijk
een Nederlander herken door het ge
broken Duits, dat hij spreekt. Ik be
merk nu ook, dat de man, die me al
eerder bezocht, een kunstarm heeft.
Als ik me nog afvraag wat zij willen,
dan blijf ik in ieder geval niet lang
in onzekerheid. Ze schreeuwen een se
rie vragen: Waarom ik niet de hou
ding kan aannemen, waarom mijn bed
niet behoorlijk opgemaakt is, waarom
het licht op dit uur van de dag brandt,
hoe ik aan dat boek kom. Ongelukki
gerwijze realiseer ik me niet, dat deze
vragen zuiver rhetorisch bedoeld zijn
en ik doe mijn best er een antwoord
op te geven. Natuurlijk is alles wat
ik zeg gelogen, ik ben onbeschaamd.
Denk ik, dat ik hen óók nog kan be-
spionneren? Plotseling slaat de Duit
ser me uit alle macht midden in het
gezicht. Ik heb dit niet verwacht en
hef automatisch mjjn arm op om de
slag af te wachten. Dat is precies wat
zjj willen. Ik probeer dus terug te
slaan, hè In mijn onhandigheid ont
ken ik dit. Het gevolg is een nieuwe
slag.
Ik ga wjjdbeens staan met mijn
handen op mijn rug, kflk de kerel3 in
het gezicht en denk: „Laat maar ko
men!" En het komt ook. Het feest
duurt ongeveer een half uur en dan
ben ik volkomen op. Ook zfl moeten
er genoeg van gekregen hebben, want
als ze vertrekken zfln ze buiten adem.
Ze gooien me met mfln gericht tegen
de muur en schreeuwen, dat ik zo
moet blflven staan tot se terugkomen.
Ik kan bflna niet meer, maar de
vrees, die weerzinwekkende bondge
noot, helpt me. Tien minuten later ko
men ze terug en mishandelen me op
nieuw. Ze brullen er bfl als stieren.
Het is vreemd, dat geen Duitser zich
lichamelflk kan inspannen zonder luid-
kuils te razen en te tieren.
Als ik de deur voor de derde keer
hoor opengaan, begin ik me af te vra
gen wanneer ze eindeljjk zullen op
houden. Ik sta verstomd als lk de
wachtcommandant zie.
„Was ist denn los hier?" vraagt hfl
met een trek van verrassing en ver
bazing op zfln gezicht.
„O, niets", antwoord ik. Neen, com
mandant, ik laat me niet verleiden
tot een klacht, die voor de lieven en
hun chef onaangenaam kan zfln. Dat
moet ik toch zelf bezuren....
„Ik wil weten wat hier gebeurd is!"
schreeuwt hfl. „D'r was hier een hels
kabaal!"
Dan, bfl het zien van mfln gezicht:
„Wat is er in vredesnaam met uw gezicht
gebeurd? Het is helemaal rood en ge
zwollen!"
„O ja?" spot ik. „Ik heb er waar
schijnlijk op geslapen." Zfln onschuld
irriteert me ontzettend en ik kan niet
nalaten te snauwen.
„Ik wil weten wat er gebeurd ia
Verdammt noch 'mal. Zeg op,
Mensch!""
„Neen," zeg ik. „Als u het wilt we
ten, vraag het dan aan de heren, die
hier een paar minuten geleden waren."
De Wachtmeister rent scheldend de
gang in, op zoek naar de schuldigen.
Hfl laat de deur wagenwfld open staan
en ik kan hem woord voor woord ver
staan. Binnen twee minuten is hfl met
de schurken terug in mfln cel.
„Wat ls hier gebeurd?" zegt hfl.
„Ik wil weten wat er gebeurd ls. Ik
ben hier de baas en draag de verant
woording."
De twee kjjken zwart.
„Hfl was „frech"," zegt de Duitser.
„Heb je hem geslagen?"
De kerel probeert een direct ant
woord te vermflden en begint mfl er
van te beschuldigen, dat ik terug wil
de slaan.
„Hebt u terug geslagen?"
„Neen!" zeg ik.
„Weet u dat zeker?"
„Sinds mfln arrestatie," antwoordde
ik ongeduldig, „heb ik horen praten
over Duitse eer en SS-fatsoen. Ik was
nog zo stom om dat te geloven. Toen
deze twee mannen me afranselden was
ik te verbluft om iets te doen of iets
te zeggen. Dat twee gewapende sol
daten bevoegd zfln een ongewapend
burger, die zich zelfs niet mag verde
digen, half dood te ranselen en dat
alles zonder enige verontschuldiging,
lflkt mfl" een leuk idee' van eer. Wan
neer dat SS-eer is
„Genug!" valt de onderofficier me
de rede. „Jullie tweeën komen,
wanneer dit bekend wordt, voor de
krijgsraad, dat wee' je. Dusals
je verstandig bent, houdt je je mond.
Voor deze keer zal ik het niet rappor
teren. Wat hfl doet is zfln zaak. Maar
als hfl het rapporteert, ritten jullie
er in. Houd je kop dus en verdwfln."
Een paar minuten later is de
Wachtmeister bfl me terug met een
kom warme koffie en wat wittebrood.
„Hier!" zegt hfl en legt het op de
tafel. „Drink dit uit en probeet het
te vergeten. Een broer van de kleinste
is pas door de ondergrondse hier in
Holland vermoord. De andere is een
arm kwflt en is natuurlijk ook behoor
lijk opgewonden."
„U beschouwt dat als een veront
schuldiging voor het slaan van een
weerloze man, tryee tegen één? En u
spreekt over Ehre?"
„Nou, nou, rustig," sust de SS-man.
Hoofdschuddend gaat hfl weg.
CEN LEZER VRAAGT MIJ afdeling „taal-hersengymnastiek!"' wat
de oorsprong is van de uitdrukking „van haver tot gort zoals in.
„iemand van haver tot gort kennen", dus „geheel en al „door en door
Wel, het grappige is. dat deze uitdrukking eigenlijk luiden moest (en in
de oude tijd ook inderdaad luidde„van aver tot aver", hetgeen zeggen
wil: van de ene voorouder tot de andere, of wel: van vader op zoon.
In de middeleeuwen zei men ook in sommige streken: van haver to
(tot) haver" en dat nu is in de loop der tijden verbasterd tot het nog
heden ten dage gebruikelijke „van haver tot gort".
En nu de nieuwe vragen:
1. Wie it-de schrijver van het beroemde boek „La Terre"?
2. Men spreekt nan de Drie Wijzen uit het Oosten. Wie waren dat
3. Een vader had een aantal zoons en, wijzend op een der jongens,
zei hij: dit is derde t>an bonen en de vierde uan onder. Hoeveel
zoons had die nader?
4. Hoe luidde de vroegere naam van New York en waarom?
5. De grote wijzer van een klok loopt sneller dan de kleine. Hoeveel
maal zo snel?
6. Wat is het grootste eiland ter wereld?
7. Welke hoeveelheid is groter: 100 gram goud of 100 gram platina?
8. Wat betekent de afkorting „t.a.p."?
9. Hoe heet een bewoner van het eiland Cyprus?
10. Hoeluiden de werkelijke namen van de volgende schrijver-schuil
namen: Albert Helman, Anton nan Duinkerken, Mark Twain?
Voor de antwoorden zie men tussen de advertenties.
IN EEN TIJD WAARIN GEEN ENKEL
LAMPJE in de winkels te krflgen
was. gapte een Duisbnrger arbeiders
jongen nlt een straatlantaarn een elec-
trlsch lampje. Daar hij zo dom was
niet de gehele gazen kooi af te schroe
ven, waar binnen het lampje zat, maar
het gaas niteenboog om het lampje er
nlt te halen, werd het misdrijf niet be
schouwd als eenvoudige diefstal, maar
als inbraak. Dezelfde rechter, die hem
hiervoor een jaar straf oplegde, heeft
waarschflnlflk de volgende dag gaarne
een uitnodiging geaccepteerd om te ko
men eten met de hoogst fatsoenlijke
zakenman, die tegenover het vroeger
Stadstheater weer een warenhuis van
zes verdiepingen laat bouwen of met
de Engelse staalbaron, die vroeger
door aandelenbezit bfl de Mannesman-
Röhre Werke geïnteresseerd was en nn
zitting heeft in een commissie, die een
oordeel velt over de démontage der
staalwerken.
WIE IN DIE DAGEN, waarin de
Duisburgse jongen het lampje stal, in
Duitsland geweest is en er nu vijf
maanden na de sanering terugkomt,
wrijft zich de ogen uit. Toen was, in
bunkers zonder venster, waarin 65 fa
milies woonden, geen lampje te vinden,
waarbij men een boek kon lezen. Ze
of prostitutie verdiende. Nu zijn de dui
zenden zwervers en zwarte handelaars
als met een stofzuiger weggezogen van
de stations en heerst er overal een te
kort aan arbeidskrachten. Toen bleef het
puin liggen waar het lag en viel er vrij
wel nergens een spoor van opbouw te
herkennen, nu ziet men, op ooghoogte
reeds rijen van modern en zelfs luxueus
ingerichte winkels. Men moet naar bo
ven kijken, om er zich bewust van te
worden hoe provisorisch dit alles tus
sen en onder de verkoolde wanden der
oude gebouwen is opgetrokken.
En de vraag komt op: Zfln wfl op
nieuw bedrogen? Is het weer precies zo
gegaan als Schwarsschlld ons in „Das
Ende der Illusionen" beschrijft, toen na
de eerste wereldoorlog de Duitse zaken
lui kunstmatig een inflatie veroorzaak
ten om ten koste ener ongehoorde ellen
de van het eigen volk hun winst- en pro
ductie-apparaat te herstellen en daarbij
tegelflk de haat af te leiden op het bui
tenland en het gehate verdrag van Ver-
sailles?
pEZE VRAAG moet ten dele bevesti
gend beantwoord worden.
Zeker, de honger en de nood van het
Duitse volk waren echt. En de vrouw
zouden onmiddellijk losgeschroefd en die om een toewijzing voor luiers kwam
op de zwarte markt gebracht zijn om er
aardappelen voor te kopen. Nu ligt iede
re etalage vol met de modernste elec-
triSche apparaten. Toen klommen vrou
wen op buffers en dak der overvulde
treinen, om bfl de boeren hun laatste
spullen voor aardappelen te gaan ruilen,
nu is het vet misschien nog schaars,
maar kan men aardappelen krflgen zo
veel men wil en liggen de lekkerste de-
1 catessen in de etalages. Toen beschouw
de een arbeidersjongen zijn werk hoog
stens als een lastig tijdverlies, dat als
loon nauwelijks de prfls van een doosje
zwarte sigaretten opbracht. Hij trachtte
te leven van wat hfl in zijn vrije tijd
met zwarte handel, misdaad, corruptie
UET IS NATUURLIJK te mal om
los te lopen, maar laat ik het
maar eerlijk bekennen: lk geloof
nog altijd rotsvast in Sint Nicolaas.
Zoiets mag je in de gestroomlijn
de tijd eigenlijk niet hardop zeg
gen, laat staan in een krant schrij
ven. De goede bisschop is immers
allang ongenadigd door bevoegde
critici om hals gebracht?
Allereerst door de historici, die
tot vervelens toe met nadruk heb
ben betoogd, dat die hele Sint-Nico-
laashistorie kant nog wal raakt.
Dat de goede man niet in Spanje
woonde maar in Klein-Azië. Dat
Zwarte Piet helemaal in zijn eigen
zak moest wegkruipen van schaam
te, want op zijn zachtst moet hfl
een goedaardig soort duivel zfln, en
die zak richt zich naar de hel....
Als je het heel precies gaat uitzoe
ken, dan kom je via de marsepei
nen varkens en de schimmel hele
maal bij de oude Germanen te
recht en de oude Romeinen moe
ten er ook nog iets mee te maken
hebben.
En dan de paedagogen. Hebben
die al niet jarenlang hele tijd
schriften volgeschreven om ons te
vermanen, de tedere kinderzieltjes
toch niet voor het leven te be
schadigen met de brutale leugens
van de ooievaar, van Klaas Vaak
en vooral, vooral van die onbe
staanbare Sint Nicblaas en zijn
griezelige zwarte knecht. De waar
heid, ouders, en niets dan de waar
heid als je de stakkerds van
kinderen niet levenslang met duis
tere angstcomplexen wilt opsche-
oen.
En dan, niet te vergeten, de kille
critiek van het nuchtere verstand.
Laat ik eerlijk bekennen, dat ik
iaar ook een paar jaar lelijk aan
geleden heb. Dat was in de tijd
toen ik veel volwassener was dan
nu. Zo om ende bfl mfln tiende jaar
had ik de hele historie aardig door.
Sint Nicolaas niets anders dan
een flauw mopje waar je moeder
en vader elk jaar weer ernstig
mee kwamen aandragen. En nog
zo onhandig ook: ze namen vaak
niet eens de moeite om het hand
schrift op de pakjes behoorlijk te
verdraaien. Om nog maar te zwij
gen van de horden Sinterklazen in
winkels en lunchrooms, en van de
statige bisschoppen, die lichtelijk
aangeschoten over straat laveerden
en soms zelfs handgemeen raakten
met hun concurrenten....
MAAR ZONDERLING, naarmate
je vordert op de weg naar de
volwassenheid, komt die doodge-
critiseerde Sint Nicolaas spring
levend en beminnellflk op je toe
rijden. Nee, niet de suikerzoete
meneer met de watten baard en de
heel klein lachje verbergt. Het
lachje van een oud, levenswijs man
met een scherpe geest en een mild
hart.
Of is het geen wijsheid, dat hfl
al die eeuwen door zijn eerste be
schermelingen is trouw gebleven:
de kinderen, de verliefden en de
zeelui. Geloof mij, zeggen zijn
jeugdige ogen onder de witte
wenkbrauwen: ik ken het leven
langer dan u. De argeloosheid, de
liefde en het avontuur, die zfln
alleen maar de moeite waard
oneindig veel meer dan het lintje,
het baantje en de conferentie.
SINT NICOLAAS
0,
bordpapieren kroonstaf, die altijd
maar weer vage lievigheden pre
velt: En heb jij %t hele jaar je
bordje zoet leeggegeten? En kun
jij wel een mooie versje voor me
zingen?
Neede echte Sint Nicolaas
draagt een mijter van rood en
goud, zijn mantel is gloeiend flu
weel en de witzijden handschoen,
die de fraaie teugel vasthoudt, is
met gouddraad bestikt. Niet, dat
iemand die pracht ooit te zien
krijgt. Door de donkere eenzaam
heid van de nachtelijke straten,
over de eindeloze verlatenheid van
de winterse buitenwegen rijdt hij
waardig en zwijgend voort op zijn
nobele schimmel Zijn baard waait
in de nachtwind, een sneeuwwitte,
welverzorgde baard, die vaak een
van onze
dromen, rijd vannacht! Het is zo
heerlijk om in deze wereld van
puin en prikkeldraad, waar de ene
mens, de ander een wolf is, te ge
loven al is het maar één avond
van het jaar in een heilig man.
die alleen maar goed durft zfln.
Maar houdt Pieter dicht aan uu>
zijde. Het oude volksgeloof heeft
gelijk. Alleen maar goedheid
dat smaakt te veel naar fondant
Laat de Moor met de dreigende
zak naast u voort stappen. Houd
naast de koek de gard achter de
hand, stuur de wijsheid met de
humor op reis.
Laten wij die twee met hand en
tand verdedigen Immers, zij gaan
daar samen bfl de gratie van ons
vrouwen. Zolang wij ons uitsloven
met lijmpot en schaar, zolang wij
een kwartier lang op onze pen
houder bijten om een rijmwoord
op: sokophouder.
Maar zodra wij ons laten verlei
den tot de moderne gemakzucht
van het keurig verpakte winkel
cadeau met het vlotte rijm van de
betaalde sneldichter dan ver
dwijnen de twee dierbare schim
men voorgoed in de nevel.
SASKIA
VTagen kreeg inderdaad officiéél te ho
ren, dat het in deze tijd onverantwoor
delijk was om kinderen te krflgen. En
de H.B.S -leerlingen zaten 's winters bfl
6 graden vorst met versleten overjassen
in een onverwarmd lokaal zonder ven
sters of deuren.
Maar tegelijkertijd begroef de boer
zijn aardappelen of voederde ze aan
zijn vee en metselde de zakenman zijn
voorraden tussen twee keldermuren en
bewaarde het bedrijf de geproduceerde
voorraden voor nè de sanering, terwijl
men ondertussen alle schuld afschoof
op de bezetter.
Typerend" is het voorbeeld van de
man, die bfl het redden van mensen .uit
een brandend huis zware wonden heeft
opgelopen en van de stad een bon voor
een fiets krijgt en met die bon vergeefs
van winkel naar winkel loopt. Maar die
van zijn handelaar vlak na de sanering
bericht kreeg, dat hij thans een rijwiel
met remmen, banden, lamp enz. voor zo
en zoveel Mark kan kopen. En even ty
perend is het, dat de CDU zich tot het
laatste ogenblik tegen een drastische
inventarisering, met zware straffen en
inbeslagname bij valse opgave, der
voorraden verzet heeft. Want de CDU
vertegenwoordigt in de eerste plaats de
middenstand. En het is deze midden
stand, die thans, met de winst op de
lang ontbeerde, opgepotte goederen,
overal laat bouwen.
„Ze hebben ons volk bedrogen", zegt
een arbeider mfl. „En ze hebben het
buitenland bedrogen. En ze hebben hun
bedrog gebruikt om haat en wrok te
kweken, en nu zfln het de misdadigers
die bouwen. En wfl allen verheugen ons
tenslotte over dat bouwen éók nog."
yOORLOPIG WORDEN ECHTER al
leen nog maar banken, fabrieken,
kantoren en winkels gebouwd. Daar de
bouwkosten verdrievoudigd zijn, terwijl
de huren niet verhoogd mogen worden
en de rijks- en gemeentekassen zo vol
komen leeg zijn, dat ze geen cent sub
sidie toelaten, is er van woningbouw
nog geen sprake. En men vraagt zich af,
waar eigenlijk al die duizenden men
sen een onderdak vinden, die turnen de
eindeloze ruines der arbeidersbuurten
van het Ruhrgebied leven. Men kan
zich slechts eindeloos verbazen over de
enorme capaciteit der moderne indus
trie. d'e het mogelijk maakte zoveel
millioenen brandbommen over deze
buurten uit te strooien. Pas wanneer
men in de buurt komt van de grote
hoogovens en mijnen, wordt het beeld
iets gunstiger. En op het terrein der
Mannismanwerke, die het beroemde
naadloze staal leverden, krijgt men te
horen, dat hier slechts enkele ver
spreide en onschadelijke bommetjes zijn
gevallen. Ook de August Thyssen-
hütte, de Krupp-fabrieken enz. zijn pas
in de allerlaatste maanden van de oor
log gebombardeerd. Hoewel de ver
nieling van deze fabrieken de oorlog
zeker met vele maanden had kunnen
bekorten, heeft men blijkbaar met het
bombarderen ervan willen wachten,
tot iedere kans om door vernieling der
woningwflken een volksopstand uit te
lokken, volkomen was verdwenen.
Indien dit waar is, indien inderdaad
internationale kapitalisten de legerlei
ding in deze richting beïnvloed hebben,
hoe moet men dan degenen noemen
die, om der wille van wat aandelen
kapitaal de oorlog voor hun eigen
landslieden met maanden verlengd en
het zwaartepunt der verschrikking van
leger naar burgerfl verplaatst hebben?
Wanneer een gestolen lampje een jaar
gevangenisstraf waard is, wat zou dan
het lot moeten zfln van hen, die zovele
duizenden levens op hun geweten heb
ben?
PEZELFDE BEDRIJVEN, die tijdens
de oorlog zo zorgvuldig gespaard
werden, staan thans op de lijst voor
démontage. Niet slechts fabrieken vrn
wapentuig (de Mannismanwerke mo
gen verder produceren en zijn als oor
logsbedrijf van veêl groter betekenis
dan de August Thyssenhütte, die gede
monteerd wordt), maar fabrieken van
grondstoffen, die ook voor oorlogspro
ducten gebruikt kunnen worden, zoals
staal (alsof kolen niet even belangrijk
waren als staal, maar Frankrijk heeft
kolen nodig, en Engeland wil staal ex
porteren), klokkenf abrieken, die wel
eens uurwerken voor geheime wapens
zouden kunnen produceren en verder
fabrieken voor landbouwwerktuigen,
kunstmeststoffen, ja, zelfs een kam-
menfabriek, waarvan de gedemonteer
de machines eerst bfl „vergissing" naar
Engeland getransporteerd werden en
thans weer teruggezonden worden.
De Rosten dezer démontage, waar
voor duizenden arbeiders aan het pro
ductieproces onttrokken worden, over
treffen vele malen de waarde der ge
demonteerde machines. Van wederop
bouw is tot nog toe nergens sprake ge
weest, deels omdat hoogovens enz. zich
riet als het kasteel uit „the ghost goes
West" weer laten opbouwen, deels om
dat geschoolde arbeiders ontbreken,
zodat b.v. de machines van een der
grootste Duitse bedrflven reeds sinds
jaar en dag onder de tropenzon van
Bombay liggen te verroesten.
Toen ik een paar weken geleden in
de August Thyssenhütte kwam, waren
daar overal muren en loodsen van het
bedrijf volgekalkt met grote leuzen:
„Demontage in Akkord Arbeiter-
mord".
„Demontage bringt Unternehmern
Gewinn, Arbeiter deine Existenz ist
hin".
Op bevel der Engelse autoriteiten
was een groep arbeiders reeds bezig
deze opschriften met zwarte verf over
te schilderen, maar de leden van de be-
drijfsraad trokken hoogst ernstige ge-
iichten. Ze vreesden dat de volgende
Maandag de arbeiders van het bedrijf
met geweld zouden trachten de arbei
ders van de démontage de toegang tot
de fabrieksterreinen te beletten.
„Zie de maan schijnt door de
bomen".
Dat is, lezer, het accoord,
Dat in vele variaties
Deze dagen wordt gehoord.
Maar dat het geen „zie de maan
schijn!
Over heel de wereld is.
Dat zien wfl thans wel aan China
Want daar gaat het lelijk mis.
Eens het „Hemels Rijk" geheten
Is het nu één grote hel,
Waar onnoem'lijk wordt geleden,
Zó ontzettend en zó fel,
Dat men wel moet zijn bewogen
Met hetgeen daar wordt doorstaar
En men zich vertwijfeld afvraagt
Waar dit wel naar toe moet gaan.
Tsjiang Kai Tsjek zijn legers
faalden
Door corruptie, en zo wordt
Over talloos vele mensen
't Oorlogsleed nu uitgestort.
Het onmetelijke China
Wordt wreed uit elkaar gescheurd
En de bodem met het bloed vat;
Tienmaal duizenden gekleurd.
Ach, wij kennen uit ervaring
Het ontzettend oorlogsleed.
't Is een wonde, die nog nabloedt
't Is iets dat men nooit vergeet.
Daarom voelen wij zo mede
Met dit zwa<A geteisterd land
Waar de rode oorlogsfakkel
Alverzengend verder brandt.
JABSON.