De eerste
jongen,
die in de zak ging
Zwarfe Piet vertelt eert
Hei gaai over
zo graag mei
de
kleine Prins
Sebasiiaan, die
een andere jongen wilde spelen
Heerlijk avondje
Een Sint Nicolaas Geschenken-puzzle
RIE VANROSSUM
De Koning en de Koningin stonden raar te kijken,
maar Zwarte Piet maakte alles piekfijn in orde
.I.L
°hocolademelk en de pepernoten nu
eens even staan en luister met allebei je oren. Het is een heel ver-
^htgebeurd ook, want Pieter de Moriaan heeft het me /elf
verteld. K«k, dat kwam xo: Op een avond belde h« bij me aan om te vragen,
«f er soms een schoentje met een verlanglijstje er In onder de schoorsteen
stond. Ik rel: Pieter, jongen, kom /elf maar even kjjken. Je hebt zeker wel
erg natte voeten gekregen met dat regenweer? Als je eens even bij de kachel
kwam ritten, dan schenk ik gauw een kopje koffie voor Je in.
Nu, Pieter rei eerst: Nee. nee, en toei^ Hm ja vooruit dan maar En
een kwartiertje later rat hij met warme pantoffels aan z«n koffie koud te
blaren.
Pieter, begon Ik. Je hebt zeker van je leven al heel wat jongens in de zak
gestopt? Nou, rel Pieter, d*t cal waar zjjn. Ik ben de tel kwijt geraakt,
maar het zullen er vast wel een paar duizend zijn. Hoezo? Och, zo maar,
rei lk. Alleen wanneer ben Je daar nu eigenlijk mee begonnen? Wie was
de allereerste, die je.,..,.
De eerste? vroeg hjj. Ja, dat is een lang verhaal!
Pieter, zei ik haastig, wacht even. Een verhaal dat is Iets voor mij.
Ik heb al een hele doos vol, maar er kan er altjjd nog wel één bjj. Zo hier
heb lk al een stuk papier en een potlood. Wees nu eens een brftte Moriaan
en vertel het me helemaal, het klinkt ré prachtig. Dan behoef lk van Sin
terklaas niets anders meer te hebben.
Toen had je Pieter moeten zien. Hjj grinnikte met zjjn allergrootste grin
nik, van zjjn linkeroorringetje naar zjjn rechter.
En wordt het dan ook gedrukt? vroeg hjj.
Wis en warempel Pieter, cel lk.
En krjjg Ik er dan dék één van om te lezen? Dat zou ik zo mooi vinden,
want lk heb me zelf nog nooit ln een verhaal zien staan.
Meter, beloofde lk plechtig: Als het verhaal gedrukt is krjjg je er drie:
één voor jou, één voor Sinterklaas en één voor het verlies. Maar vertel nu
alsjeblieft, want mijn potlood begint te huppelen van ongeduld.
Toen begon Pieter te vertellen en Ik behoefde niets anders te doen dan op
schrijven. Hier ls het verhaal alleen de rare .Spaanse woorden heb lk er
uit gelaten, want die begrijp ikzelf 6ók niet.
VELE JAREN GELEDEN....
JAREN EN JAREN geleden, toen ik
J nog maar pas bij Sinterklaas ln
dienst was, leefde er eens een heel aar
dige koning, die Sebastiaan de Zeven
de heette. Hij regeerde over een land,
dat nu niet meer bestaat, dus de naam
kan ik wel overslaan. De hoofdstad
van dat land was zo mooi, dat de men
gen van het andere eind van de we
reld kwamen reizen om die te bekij
ken. De straten waren wel wat smal
en erg kronkelig, maar dat vonden de
mensen geen bezwaar, want in die
goede oude tijd had niemand haast.
Wie rijk was reed in een koets met
twee paarden en wie arm was gebruik
te zijn benen, en als hij dan maar
vroeg genoeg wegging kwam hij toch
ook nog op tijd. Ja, je kon toen nog
eens echt op je gemak om je heen
knikken. En er was toen wat te zien.
De heren liepen rond in fluwelen pak
ken, met driekante steken op hun
pruiken en de dames waren prachtig
met haar wijde zijden japonnen en ge
poederde krullen.
Als de koning uitreed, droeg hij een
jas van goudlaken en zijden kousen, en
de sleep van de koningin was zo lang
dat twee pages haar moesten helpen
instappen. Zij had dan ook zoveel ruim
te nodig in de koets, dat je van de
kroonprins niet veel meer zag dan zijn
blonde krullebol en een handje, dat
gehoorzaam wuifde.
Nu had de koning, net als alle ko
ningen, het vreselijk druk met regeren;
hij was er soms 's nachts nóg niet mee
klaar. En de koningin had het óók vre
selijk druk, met japonnen passen en
visite ontvangen. Zodoende zag de
kleine Sebastiaan zijn vader £n moeder
alleen maar aan het ontbijt en dat
ook nog niet eens alle dagen. Hij had
een kamer om in te spelen en een an
dere om in te leren en een kast vol
pakken van zijde en fluweel, en het
allerprachtigste speelgoed.
En toch zagen de mensen uit de
hoofdstad hem dikwijls boven in het
paleis voor een raam staan, met zijn
neus tegen de ruiten gedrukt. Zeg Zij
ne Hoogheid eens netjes goedendag
zeiden ze tegen hun kinderen. Dan na
men de jongens hun muts af, en de
meisjes maakten een buiging.
Maar ze hadden eens moeten weten
hoe verschrikkelijk jaloers hij op hen
was. Waarom? Dat zul je straks horen.
OP EEN KEER logeerden Sinterklaas
en ik weer in het logement, waar De
Gekroonde Zwaan uithing, want het
liep tegén vijf December. Elke avond
had ik het geweldig druk met al de
verlanglijstjes op te halen, die de kin
deren in hun schoenen onder de schoor
steen hadden gelegd, met wat hooi en
een wortel voor de schimmel.
Het is maar goed dat ik van mijzelf
al zwart ben, want je weet niet hoe
iemand eruit gaat zien van al dat klau
teren cU>or de honderden schoorstenen.
En ik moest het toen nog leren, want
ik was pas in het vak.
Goed op een avond begon ik maar
met de allerhoogste schoorsteen van
de stad. en dat was natuurlijk die van
het paleis. Eigenlijk stonden er daar
wel tien op het dak. Ik koos er op
goed geluk één uit en liet me voorzich
tig naar beneden zakken. En daar
kwam ik zomaar in een prachtige sche
merige slaapkamer terecht. Middenin
stond een geweldig bed met zware
groenfluwelen gordijnen er omheen.
Het was zo mooi en zo groot, dat ik er
nauwelijks naar durfde kijken. Ik buk
te mij dus maar naar de schoen,
onder de schoorsteen stond. Een
jongensschoen met een zilveren sesp
en er lag een opgevouwen papiertje
in. Het was daar onder de schoorsteen
te donker om te lezen, maar op een ta
feltje naast het bed stond een kaars
te branden in een gouden blaker. Ik
sloop er op mijn tenen heen en vouw
de het papiertje open. Er stond een
THIE ZOU DE EERSTE JONGEN ZIJN GEWEEST, die in de uk van
Zwarte Plet verdween? Je randt het nooit, maar als je het rraae weten
wilt» zal ik het je vertellen. Laat de chocolademelk en dn
Qt T is een fijn verhaal voor
Sinterklaasavond. Om voor te
lezen bij pepernoten en suiker
beesten. Het is verteld door
Zwarte Piet zelf en het zal dus
wel echt gebeurd zijn. Weet je
wie het allemaal voor jullie op
schreef? Dat deed
EN ZO GINGEN WE op de avond
van de vijfde December aamen op stap.
Sinterklaas op de schimmel en lk er
achter met een zak vol presenten. Het
was nog niet zo laat, maar toch zagen
wij al niemand meer buiten, want het
was niet geraden om in het donker door
die smalle straten te dwalen. Straat,
lantaarns bestonden toen nog niet, en
de bestrating was hier en daar ook niet
zo best in orde. Alle huizen hadden de
luiken dicht; alleen door een klein
gaatje als een hartje scheen licht Daar
zaten de grote mensen en de kinderen
bil het schijnsel van het vuur op Sin
terklaas te wachten en zij zongen de
zelfde liedjes,als nu. De schimmel was
voorzichtig; toen wij een stap hoorden
aankomen bleef hij uit zichzelf waoh-
ten. Het was oude Gerbrand, de nacht
waker, die de ronde deed met zijn ratel,
en zijn piek over de schouder. Ik kwam
naar voren met de zak en de kleine
lantaarn en Sinterklaas gaf de oude
man een pakje, het allereerste. Ger
brand tikte aan zijn muts en zei: Wei-
bedankt Sinterklaas, dat kon ik net ge
bruiken. En Hij begon meteen met
de nieuwe tabak zijn neuswarmertje te
stoppen, dat hij aan de kaars mocht
aansteken.
kroontje op, en daaronder waren met
grote ronde letters zes woorden ge
schreven
|Toen ik ze gelezen had, bleef ik een
ogenblik met open mond van verba
zing staan. Ik nam de blaker op en
keek naar de slapende jongen in het
bed. Hij lag daar, met zijn blonde krul
len on een wit zijden kussen, onder
een groenfluwelen sprei, die met gou
den leeuwen geborduurd was. Zijn
nachthemd was ook al van witte zijde
met kant aan de hals. Maar hij leek zo
heel klein en alleen in dat geweldige
bed, en over zijn slapend gezicht liep
een vuile streep die kon wel eens
van een traan zijn.
EEN VREEMD BRIEFJE
TOEN IK DIE AVOND terugkwam
in De gekroonde Zwaan, legde ik
negen honderd vijf en zestig papiertjes
voor Sinterklaas neer. Die zette zijn
bril op het puntje van zijn neus,
streek alle papiertjes keurig glad en
zei: Pedro, schrijf op. En dan schreef
ik in het grote boek achter elke naam
wat Sinterklaas op las. Maar bij het
vier en dertigste briefje zei hij enkel
maar: HéIk keek op en zag, dat
hij het papiertje met het kroontje in
de hand hield. Eerst dacht ik, dat hij
daarom zo verbaasd Hé.' zei. Maar dat
was weer echt dom van me, want ik
had moeten weten, dat voor Sinter
klaas alle kinderen precies getijk zijn,
of hun vader nu koning is of scharen
slijper. Alleen kan hij ze niet allemaal
even mooie geschenken geven, maar
hoe dat komt, kan ik je nu niet gaan
uitleggen, dat is weer een ander ver
haal.
Sinterklaas zei nog eens: Hé! en
keek mij over zijn brilleglazen aan.
Heb jij dat briefje gelezen, Pedro? Ja
wel Sinterklaas, zei ik. En als ik u
was, zou ik het hem maar geven ook
Maar Pedro, daar kan ik toch in- het
paleis niet mee aankomen. Ik begon
te lachen. U niet. Sinterklaas, maar ik
wel. En toen vertelde ik hem het
prachtige plan, dat ik onderweg had
bedacht.
Mijn meester schudde heel bedenke
lijk zijn grijze hoofd, en had heel lang
werk met zijn bril op te poetsen. Maar
eindelijk gaf hij toe: Vooruit dan
maar, Pedro, maar beloof me, dat je
voorzichtig zult zijn.
Ik zou maar niet de daken opgaan,
ais ik u was, zei hij tot Sinterklaas. Het
is knap glad daarboven, want het be
gint te vriezen. U vergeet mijn klein
zoon toch niet vanavond?
Dat komt in orde, Gerbrand, zei Sin
terklaas en wij gingen weer verder.
IN HET PALEIS
J?VEN LATER stonden wj) voor het
paleis, waar wij heel deftig warden
ontvangen door twee buigende heren
met gouden tressen op hun jas. Die
brachten ons naar de grote saai, waar
wel honderd kaarsen braadden. Daar
zaten de koning en de koningin op ver
gulde stoelen ep ons te wachten, met
de kleine Sebastiaan op een bankje
tussen hen ln. De dames en heren van
de hofhouding stonden er ln een grote
kring omheen, en zij sagen er allemaal
xo prachtig nit in fluweel en zijde dat
Ik er verlegen van werd. Maar dan
kad je de geschenken moeten zien, die
er nit de aak kwamen! Zelfs de kroon
prins kreeg er zoveel, dat hij ze met
twee armen niet eens allemaal kon vast
houden.
Stel je voor, er was een grote doos
van ebbenhout en op het deksel ston
den allemaal soldaten ln 't gelid. Pre
cies zulke soldaten als de koning had,
maar dan heel klein natuurlijk. Er
waren ruitera en voetvolk en trommel
slagers en trompetters en een officier
te paard voorop. En als je een sleutel
tje omdraaide, dan begon het mecha
niekje in de doos te werken. Het voet
volk marcheerde, de pagrden steiger
den, de tamboers roerden de trom, de
trompetten bliezen: Taterata! en de
officier salueerde met de sabel. Zo
trokken ze aldoor maar het deksel rond,
tot de veer afgelopen was. Ja, en dan
was er nog een fluwelen zak met dia
manten knikkers en een zilveren
speeldoos die een heel fijn muziekje
begon te tinkelen als het deksel open
ging. En de papegaai och, die was
precies echt, zoals hij met zijn bonte
veren in een ring zat te schommelen.
Maar wond je hem op, dan begon hij
een buiging te maken en almaar te roe
pen: Goede morgen, Hoogheid! Dat was
zo goed als een wekker, weet je.
En toch bleef de kleine Sebastiaan
tij al dat moois maar even verdrietig
kijken, ook toen hij Sinterklaas heel
keurig een hand gaf om te bedanken.
Wacht maar, dacht ik.... maar ik kon
hem geen knipoogje geven, want we
moesten weer verder. Er zaten Immers
nog negen honderd vier-en-zestig kin
deren op ons te wachten, en die moes
ten in die tijd vroeg naar bed! Het was
een hele wandeling in het donker,
maar eindelijk was de zak toch leeg op
één pakje na. Wij stonden voor het
huisje van de oude nachtwaker, en
Sinterklaas zei: Pedro, geef jij de
kleine Gerbrand zijn present en ga dan
je gang maar. Ik rijd vast naar huis,
want ik ben heel moe.
Ik klopte op de deur en even later
deed kleine Gerbrand mij open in zijn
nachthemd, met een vetkaars in de
hand. Hij lachte en liet mij gauw bin
nen in het kleine kamertje, waar hij
juist uit de bedstee was gestapt, lk
haalde het laatste pakje uit de zak en
toen Gerbrand het openmaakte, kwam
er een paar grijze wollen keusen en
een varken "Van peperkoek uit. Hij \pas
zo blij, dat hij de kousen dadelijk aan
trok en het varken de kop afbeet.
KLEINE GERBRAND GING MEE
I/LEED JE MAAR helemaal aan, zei
ik, want je moet met me mee. Je
bent toch niet bang in 't donker, wel?
Wat dacht -je wel? zei Gerbrand, met
één been al in zijn broek. Ik word later
immers nachtwaker, net als grootvader.
Dan zijn alle dieven bang van me.
Mooi, zei ik. Stop dan de peperkoek
maar in je buis en stap in deze zak.
Dan bind ik die toe en en draag je het
huis uit. Waarheen? Dat zul je wel
zien. Nu, die Gerbrand was een flinke
kerel. Hij liet zich in mijn zak de
hele stad doorsjouwen zonder een kik
te geven. In een ommezientje stond ik
weer voor het paleis, en stapte brutaal
weg zomaar binnen, want de schild
wacht was nergens te zien. Die zat ze
ker ook Sinterklaas te vieren met zijn
kameraden.
Ik liep een heleboel gangen door en
een heleboel trappen op, tot ik voor de
slaapkamer van de kroonprins stond.
Heel zachtjes deed ik de deur open. In
het grote bed lag Sebastiaan voorover
in het kussen. Ik hoorde niets, maar ik
Onzin, dat Sinterklaas niet zou bestaan:
Vaak zit hij binnen met zijn rheumathiek,
Maar tegen zes December wordt hij kwiek.
Néé, denk maar niet dat hij die dag zal overslaan!
Daar in bovenhuisje aan de Taag
belt hij dan warenhuis na warenhuis,
of stuurt zijn schimmel haast zonder gedruis
het dak op. Straks moef dat in Bolsward en Den Haag.
Soms zucht de Sint, Hij is niet meer zó sterk.
En er komt heel wat kijken in dit vak,
Zelden kun je iets doen op je gemak,
één wild gejakker, maar wel dankbaar werk.
Wanneer het zover is stijgt hij te paard,
wenkt achteloos zijn zwarte employé.
Heeft hij die baard nou om? Want die moet mee
Wat zou een Sinterklaas zijn zonder baard
Een avondlang bewijst hij zijn bestaan,
er is geen kans op ongeloof.
Was er geen zak-agepda voor oom Goof?
Dat mooie nagelschaartje is voor tante Sjaan.
i
Neef Piet die het sinds lang op Stalin houdt
reikt buurman die op Truman heeft besloten
zonder rancune een handvol pepernoten.
Want Sinterklaas is er en die is oud.
Hij talmt nog wat, de milde oude baas
die met zijn baard de mensheid kan bedwingen.
Drinkt sjokola en -luistert naar het zingen.
Dan krijgt ieder een hand. Dag Sinterklaas I
Straks dringen Palestina en Berlijn,
maar nu is 't heerlijk avondje gekomen.
De Kachel brandt. De maan schijnt door de bomen,
Wij bijten welgemutst op marsepein.
Han Q. Hoekstra.
begreep, dat hij huilde. Sebastiaan,
riep ik zachtjes, kijk eens, wat ik voor
je heb meegebracht.
Hij ging met een ruk overeind zitten
en keek mij met natte rode ogen aan.
Ik zette de zak op de grond naast het
bed, maakte het touw los en daar
sprong Gerbrand te voorschijn. Nee
maar, dat had je moeten zien, hoe die
twee elkaar met ogen als stuiters aan
keken! Ik sloeg mij pp de knieën van
het lachen. Hier is nog een klein pre
sentje voor je, zei ik. Dat had je toch
zo graag: Een jongjen om
mee te spelen? Maar je mag
hem niet houden, hoor.
Meteen stak Gerbrand een vinger op,
en wij luisterden. Ja, dat was de stem
van de oude nachtwaker buiten. Die
riep zijn deuntje op het plein vóór het
paleis:
Hoort toe, gij dochters, knapen
Wie braaf was, zal zacht slapen!
Wie kwaad doet, wacht het hok
Acht heit de klok!
Je hoort het, zei ik. De klok heit acht.
Over een uurtje kom ik hem weer ha
len.
Toen klom ik als een aap de schoor
steen in en over de daken heen kwam
ik glijdend en glibberend weer heel
huids in De gekroonde Zwaan terecht.
Daar zat Sinterklaas mij al op te
wachten in een kamerjas en met pan
toffels aan. Ik at twee borden erwten
soep en een hele rookworst op, zo'n
honger had ik gekregen van dat sjou
wen. En toen ik daarmee klaar was,
had ik Sinterklaas zoveel te vertellen,
dat ik helemaal de tijd vergat. Totdat
ik opeens buiten de ratel van de n'acht-
■waker hoorde, vlak voor de deur:
Opa Hendrik Gulaans. een gezellige
oude baas, had zijn familie op het Sint
Nicolaasfeest genodigd. Het was een
traditie, omdat alle familieleden tussen
2 en 7 December jarig waren, evenals
Kees, de verloofde van Louise, Opa's
kleindochter.
Allen kwamen dan bij Opa logeren
die week: een erg prettige en voor Opa
gemakkelijke gewoonte dus.
Opa's enige zoon. Hendrik, was ge
trouwd en hij en zijn even oudere
vrouw hadden een gelukkig gezin.
Twee zoons en twee dochters.
Karei studeerde voor dokter, Louise
was moeder's rechterhand. Henk voer
als 2e stuurman ter koopvaardij en
Marietje had zich voorgenomen het
voorbeeld vap Karei te volgen. Karei
was het zorgenkind van Louise. Zij
vertroetelde hem steeds wanneer hij
's Zaterdags en 's Zondags thuis was.
want Karei verkondigde altijd, dat hij
gedurende deze twee dagen voor de ge
hele week moest eten. In zijn pension
te Leiden had hij het niet zo goed.
Wanneer de zaken van Kees het toe
lieten was hij bij zijn Louise, behalve
Zondagmiddag. Dan was hij scheids
rechter van een voetbalwedstrijd en
dikwijls zat Louise dan op de tribune
de fluittalenten van Kees te bewonde
ren.
Opa had voor ieder een geschenk
gereed gemaakt en de gehele familie
had de oude heer een hoeveelheid si-
garen toegedacht. Kees rookte niet, dus
zijn tabaksbonnen kwamen goed van
pas.
Nu had Opa, inplaats van de naam
van degene, voor wie het geschenk be
stemd was. op het pakje te schrijven.
alleen het geboortejaar er op, of met
een label eraan, vermeld. Dit hadden
ook Louise en Kees gedaan, die we
derzijds elkaar extra verrasten met een
passend geschenk.
De verjaardag van de Sint werd ge
zellig gevierd bij Opa thuis, met cho
colademelk, letterbanket, speculaas en
de cadeautjes.
Hier ziet U de tafel, vóór het feest.
Aan U de opgave, ons te vertellen,
wat de leeftijd van de genodigden op
Opa's verjaardag is. (De oplossing is te
vinden tussen de advertenties).
Opa is natuurlijk de oudste (1874).
Dan vader en moeder, die beiden in
1896 geboren zijn. Moeder is slechts drie
dagen ouder dan vader Henk, de stuur
man, volgt (1917) en hij krijgt slechts
één cadeau. Kees en Louise krijgen elk
twee. Ziet u niet de in
gepakte scheldsrechtersfluit?
Op de label staat
hetzelfde jaartal als op één
der boeken. Karei, die door
Louise zo vertroeteld wordt
is dus Jonger dan Louise en
dus in 1927 geboren. Ma-
rietje wil zijn voorbeeld vol
gen, dus is weer jonger dan
Karei; zij is dus in 1933 ge
boren. Kees krijgt de fluit
en het boek, beide met het
jaartal 1920. Louise ten
slotte wordt verblijd met
het kleine doosje waarin
wij mogen het hier verklap
pen een ring is geborgen
en het verpakte borstplaat-
hart met het jaartal 1921.
Hoort toe, gij mans en vrouwen,
Geeft acht of 't zal u rouwen!
Dooft licht en zwavelstok:
Tien heit de klok!
Tien uur dan was Gerbrand al
twee uur in het paleis. Ik greep mijn
lege zak, klom de schoorsteen in en
holde over de daken naar het paleis
terug. Ik had zo 'n haast, dat ik par
does naar beneden sprong plof! in
de lege haard. En dat was maar net
op tijd ook. Want lieve mensen, wat
was me dat een opschudding.
FEEST BIJ DE PRINS
JJAAR ZATEN de twee jongens ieder
op een kussen, Sebastiaan jnet de
mond vol peperkoek en Gerbrand met
de speeldoos op zijn knieën, en die
tinkelde al zijn liedjes van plezier. Bo
ven hun hoofd hing de papegaai in
zijn ring aan de beddek wast en riep
aan één stuk door goedemorgen. En
op het dek stond de doos met al de
soldaten en die marcheerden maar rond
en bliezen en trommelden voor 't va
derland weg.
Maar in de Open deur stonden de ko
ning en de koningin en twee lakeien
met .een grote kaars erachter. En over
hun schouders keken alle hofdames en
kamerheren en dienstmeisjes en solda
ten op de tenen om maar te kunnen
zien wat er nu toch in de kamer van
de kroonprins aan de hand was.
Och, och wat heb ik een moeite ge
had om de hele geschiedenis aan de
koning en de koningin uit te leggen,
ik heb er wel een half uur werk mee
gehad. Maar toen zaten we dan toch
eindelijk met zijn vijven op de rand
van het bed. Al die lastige pottenkij
kers uit de gang waren weggestuurd
en Sebastiaan met zijn peperkoek was
weer boven dek gekropen, waar hij
als een haas ondergeschoten was.
Een jongen om mee te spelen, zei da
koning. Dus dat was het. Nu, dat is nog
niet zo slecht bedacht van Pieter.
Eigenlijk kun je een present toch niet
terugsturen Wij moeten hem maar hier
houden, als de koningin het goed vindt.
En de koningin vond het gelukkig goed.
Zo liep het allemaal nqg best af. De
oude en de jonge Gerbrand kwamen
allebei in het paleis wonen. Ergens
hoog in een torenkamertje, dat allang
leeg stond. En de oude nachtwaker
mocht voortaan op de omloop de uren
blazen, dat was nog mooier dan met "n
ratel lopen.
De twee jongens bleven altijd bij el
kaar en deden alles samen. Leren en
spelen en ruzie maken, al naar het
uitviel.
En later, toen Sebastiaan zelf koning
geworden was. maakte hij Gerbrand
'kapitein van zijn lijfwacht en liet hem
voor de koninklijke koets uit rijden op
een groot zwart paard.
Maar met Sinterklaasavond, dan za
ten ze in het paleis bij elkaar en lieten
al de speelgoedsoldaten marcheren en
trommelen en blazen. En ze aten er
een heel dikke peperkoek bij.
Zie je. zo is het begonnen, besloot
Pieter. Maar nu moet ik op een drafje
weg, want ik heb lelijk mijn tijd zit
ten te verpraten. Als ik niet klaar kom,
zul je Sinterklaas horen.
Weg was Pieter. en uit was het ver
haal. Ik heb het netjes opgeschreven
en in de doos bij de andere gestopt. En
nu gaat het deksel weer dicht, want
kijken jullie eens naar de klok. Drink
gauw je chocolademelk op en dan: on
der de wol en wel te rusten!