De eerste jongen, die in de zak ging Zwarfe Piet vertelt eert Hei gaai over zo graag mei de kleine Prins Sebasiiaan, die een andere jongen wilde spelen Heerlijk avondje Een Sint Nicolaas Geschenken-puzzle RIE VANROSSUM De Koning en de Koningin stonden raar te kijken, maar Zwarte Piet maakte alles piekfijn in orde .I.L °hocolademelk en de pepernoten nu eens even staan en luister met allebei je oren. Het is een heel ver- ^htgebeurd ook, want Pieter de Moriaan heeft het me /elf verteld. K«k, dat kwam xo: Op een avond belde h« bij me aan om te vragen, «f er soms een schoentje met een verlanglijstje er In onder de schoorsteen stond. Ik rel: Pieter, jongen, kom /elf maar even kjjken. Je hebt zeker wel erg natte voeten gekregen met dat regenweer? Als je eens even bij de kachel kwam ritten, dan schenk ik gauw een kopje koffie voor Je in. Nu, Pieter rei eerst: Nee. nee, en toei^ Hm ja vooruit dan maar En een kwartiertje later rat hij met warme pantoffels aan z«n koffie koud te blaren. Pieter, begon Ik. Je hebt zeker van je leven al heel wat jongens in de zak gestopt? Nou, rel Pieter, d*t cal waar zjjn. Ik ben de tel kwijt geraakt, maar het zullen er vast wel een paar duizend zijn. Hoezo? Och, zo maar, rei lk. Alleen wanneer ben Je daar nu eigenlijk mee begonnen? Wie was de allereerste, die je.,..,. De eerste? vroeg hjj. Ja, dat is een lang verhaal! Pieter, zei ik haastig, wacht even. Een verhaal dat is Iets voor mij. Ik heb al een hele doos vol, maar er kan er altjjd nog wel één bjj. Zo hier heb lk al een stuk papier en een potlood. Wees nu eens een brftte Moriaan en vertel het me helemaal, het klinkt ré prachtig. Dan behoef lk van Sin terklaas niets anders meer te hebben. Toen had je Pieter moeten zien. Hjj grinnikte met zjjn allergrootste grin nik, van zjjn linkeroorringetje naar zjjn rechter. En wordt het dan ook gedrukt? vroeg hjj. Wis en warempel Pieter, cel lk. En krjjg Ik er dan dék één van om te lezen? Dat zou ik zo mooi vinden, want lk heb me zelf nog nooit ln een verhaal zien staan. Meter, beloofde lk plechtig: Als het verhaal gedrukt is krjjg je er drie: één voor jou, één voor Sinterklaas en één voor het verlies. Maar vertel nu alsjeblieft, want mijn potlood begint te huppelen van ongeduld. Toen begon Pieter te vertellen en Ik behoefde niets anders te doen dan op schrijven. Hier ls het verhaal alleen de rare .Spaanse woorden heb lk er uit gelaten, want die begrijp ikzelf 6ók niet. VELE JAREN GELEDEN.... JAREN EN JAREN geleden, toen ik J nog maar pas bij Sinterklaas ln dienst was, leefde er eens een heel aar dige koning, die Sebastiaan de Zeven de heette. Hij regeerde over een land, dat nu niet meer bestaat, dus de naam kan ik wel overslaan. De hoofdstad van dat land was zo mooi, dat de men gen van het andere eind van de we reld kwamen reizen om die te bekij ken. De straten waren wel wat smal en erg kronkelig, maar dat vonden de mensen geen bezwaar, want in die goede oude tijd had niemand haast. Wie rijk was reed in een koets met twee paarden en wie arm was gebruik te zijn benen, en als hij dan maar vroeg genoeg wegging kwam hij toch ook nog op tijd. Ja, je kon toen nog eens echt op je gemak om je heen knikken. En er was toen wat te zien. De heren liepen rond in fluwelen pak ken, met driekante steken op hun pruiken en de dames waren prachtig met haar wijde zijden japonnen en ge poederde krullen. Als de koning uitreed, droeg hij een jas van goudlaken en zijden kousen, en de sleep van de koningin was zo lang dat twee pages haar moesten helpen instappen. Zij had dan ook zoveel ruim te nodig in de koets, dat je van de kroonprins niet veel meer zag dan zijn blonde krullebol en een handje, dat gehoorzaam wuifde. Nu had de koning, net als alle ko ningen, het vreselijk druk met regeren; hij was er soms 's nachts nóg niet mee klaar. En de koningin had het óók vre selijk druk, met japonnen passen en visite ontvangen. Zodoende zag de kleine Sebastiaan zijn vader £n moeder alleen maar aan het ontbijt en dat ook nog niet eens alle dagen. Hij had een kamer om in te spelen en een an dere om in te leren en een kast vol pakken van zijde en fluweel, en het allerprachtigste speelgoed. En toch zagen de mensen uit de hoofdstad hem dikwijls boven in het paleis voor een raam staan, met zijn neus tegen de ruiten gedrukt. Zeg Zij ne Hoogheid eens netjes goedendag zeiden ze tegen hun kinderen. Dan na men de jongens hun muts af, en de meisjes maakten een buiging. Maar ze hadden eens moeten weten hoe verschrikkelijk jaloers hij op hen was. Waarom? Dat zul je straks horen. OP EEN KEER logeerden Sinterklaas en ik weer in het logement, waar De Gekroonde Zwaan uithing, want het liep tegén vijf December. Elke avond had ik het geweldig druk met al de verlanglijstjes op te halen, die de kin deren in hun schoenen onder de schoor steen hadden gelegd, met wat hooi en een wortel voor de schimmel. Het is maar goed dat ik van mijzelf al zwart ben, want je weet niet hoe iemand eruit gaat zien van al dat klau teren cU>or de honderden schoorstenen. En ik moest het toen nog leren, want ik was pas in het vak. Goed op een avond begon ik maar met de allerhoogste schoorsteen van de stad. en dat was natuurlijk die van het paleis. Eigenlijk stonden er daar wel tien op het dak. Ik koos er op goed geluk één uit en liet me voorzich tig naar beneden zakken. En daar kwam ik zomaar in een prachtige sche merige slaapkamer terecht. Middenin stond een geweldig bed met zware groenfluwelen gordijnen er omheen. Het was zo mooi en zo groot, dat ik er nauwelijks naar durfde kijken. Ik buk te mij dus maar naar de schoen, onder de schoorsteen stond. Een jongensschoen met een zilveren sesp en er lag een opgevouwen papiertje in. Het was daar onder de schoorsteen te donker om te lezen, maar op een ta feltje naast het bed stond een kaars te branden in een gouden blaker. Ik sloop er op mijn tenen heen en vouw de het papiertje open. Er stond een THIE ZOU DE EERSTE JONGEN ZIJN GEWEEST, die in de uk van Zwarte Plet verdween? Je randt het nooit, maar als je het rraae weten wilt» zal ik het je vertellen. Laat de chocolademelk en dn Qt T is een fijn verhaal voor Sinterklaasavond. Om voor te lezen bij pepernoten en suiker beesten. Het is verteld door Zwarte Piet zelf en het zal dus wel echt gebeurd zijn. Weet je wie het allemaal voor jullie op schreef? Dat deed EN ZO GINGEN WE op de avond van de vijfde December aamen op stap. Sinterklaas op de schimmel en lk er achter met een zak vol presenten. Het was nog niet zo laat, maar toch zagen wij al niemand meer buiten, want het was niet geraden om in het donker door die smalle straten te dwalen. Straat, lantaarns bestonden toen nog niet, en de bestrating was hier en daar ook niet zo best in orde. Alle huizen hadden de luiken dicht; alleen door een klein gaatje als een hartje scheen licht Daar zaten de grote mensen en de kinderen bil het schijnsel van het vuur op Sin terklaas te wachten en zij zongen de zelfde liedjes,als nu. De schimmel was voorzichtig; toen wij een stap hoorden aankomen bleef hij uit zichzelf waoh- ten. Het was oude Gerbrand, de nacht waker, die de ronde deed met zijn ratel, en zijn piek over de schouder. Ik kwam naar voren met de zak en de kleine lantaarn en Sinterklaas gaf de oude man een pakje, het allereerste. Ger brand tikte aan zijn muts en zei: Wei- bedankt Sinterklaas, dat kon ik net ge bruiken. En Hij begon meteen met de nieuwe tabak zijn neuswarmertje te stoppen, dat hij aan de kaars mocht aansteken. kroontje op, en daaronder waren met grote ronde letters zes woorden ge schreven |Toen ik ze gelezen had, bleef ik een ogenblik met open mond van verba zing staan. Ik nam de blaker op en keek naar de slapende jongen in het bed. Hij lag daar, met zijn blonde krul len on een wit zijden kussen, onder een groenfluwelen sprei, die met gou den leeuwen geborduurd was. Zijn nachthemd was ook al van witte zijde met kant aan de hals. Maar hij leek zo heel klein en alleen in dat geweldige bed, en over zijn slapend gezicht liep een vuile streep die kon wel eens van een traan zijn. EEN VREEMD BRIEFJE TOEN IK DIE AVOND terugkwam in De gekroonde Zwaan, legde ik negen honderd vijf en zestig papiertjes voor Sinterklaas neer. Die zette zijn bril op het puntje van zijn neus, streek alle papiertjes keurig glad en zei: Pedro, schrijf op. En dan schreef ik in het grote boek achter elke naam wat Sinterklaas op las. Maar bij het vier en dertigste briefje zei hij enkel maar: HéIk keek op en zag, dat hij het papiertje met het kroontje in de hand hield. Eerst dacht ik, dat hij daarom zo verbaasd Hé.' zei. Maar dat was weer echt dom van me, want ik had moeten weten, dat voor Sinter klaas alle kinderen precies getijk zijn, of hun vader nu koning is of scharen slijper. Alleen kan hij ze niet allemaal even mooie geschenken geven, maar hoe dat komt, kan ik je nu niet gaan uitleggen, dat is weer een ander ver haal. Sinterklaas zei nog eens: Hé! en keek mij over zijn brilleglazen aan. Heb jij dat briefje gelezen, Pedro? Ja wel Sinterklaas, zei ik. En als ik u was, zou ik het hem maar geven ook Maar Pedro, daar kan ik toch in- het paleis niet mee aankomen. Ik begon te lachen. U niet. Sinterklaas, maar ik wel. En toen vertelde ik hem het prachtige plan, dat ik onderweg had bedacht. Mijn meester schudde heel bedenke lijk zijn grijze hoofd, en had heel lang werk met zijn bril op te poetsen. Maar eindelijk gaf hij toe: Vooruit dan maar, Pedro, maar beloof me, dat je voorzichtig zult zijn. Ik zou maar niet de daken opgaan, ais ik u was, zei hij tot Sinterklaas. Het is knap glad daarboven, want het be gint te vriezen. U vergeet mijn klein zoon toch niet vanavond? Dat komt in orde, Gerbrand, zei Sin terklaas en wij gingen weer verder. IN HET PALEIS J?VEN LATER stonden wj) voor het paleis, waar wij heel deftig warden ontvangen door twee buigende heren met gouden tressen op hun jas. Die brachten ons naar de grote saai, waar wel honderd kaarsen braadden. Daar zaten de koning en de koningin op ver gulde stoelen ep ons te wachten, met de kleine Sebastiaan op een bankje tussen hen ln. De dames en heren van de hofhouding stonden er ln een grote kring omheen, en zij sagen er allemaal xo prachtig nit in fluweel en zijde dat Ik er verlegen van werd. Maar dan kad je de geschenken moeten zien, die er nit de aak kwamen! Zelfs de kroon prins kreeg er zoveel, dat hij ze met twee armen niet eens allemaal kon vast houden. Stel je voor, er was een grote doos van ebbenhout en op het deksel ston den allemaal soldaten ln 't gelid. Pre cies zulke soldaten als de koning had, maar dan heel klein natuurlijk. Er waren ruitera en voetvolk en trommel slagers en trompetters en een officier te paard voorop. En als je een sleutel tje omdraaide, dan begon het mecha niekje in de doos te werken. Het voet volk marcheerde, de pagrden steiger den, de tamboers roerden de trom, de trompetten bliezen: Taterata! en de officier salueerde met de sabel. Zo trokken ze aldoor maar het deksel rond, tot de veer afgelopen was. Ja, en dan was er nog een fluwelen zak met dia manten knikkers en een zilveren speeldoos die een heel fijn muziekje begon te tinkelen als het deksel open ging. En de papegaai och, die was precies echt, zoals hij met zijn bonte veren in een ring zat te schommelen. Maar wond je hem op, dan begon hij een buiging te maken en almaar te roe pen: Goede morgen, Hoogheid! Dat was zo goed als een wekker, weet je. En toch bleef de kleine Sebastiaan tij al dat moois maar even verdrietig kijken, ook toen hij Sinterklaas heel keurig een hand gaf om te bedanken. Wacht maar, dacht ik.... maar ik kon hem geen knipoogje geven, want we moesten weer verder. Er zaten Immers nog negen honderd vier-en-zestig kin deren op ons te wachten, en die moes ten in die tijd vroeg naar bed! Het was een hele wandeling in het donker, maar eindelijk was de zak toch leeg op één pakje na. Wij stonden voor het huisje van de oude nachtwaker, en Sinterklaas zei: Pedro, geef jij de kleine Gerbrand zijn present en ga dan je gang maar. Ik rijd vast naar huis, want ik ben heel moe. Ik klopte op de deur en even later deed kleine Gerbrand mij open in zijn nachthemd, met een vetkaars in de hand. Hij lachte en liet mij gauw bin nen in het kleine kamertje, waar hij juist uit de bedstee was gestapt, lk haalde het laatste pakje uit de zak en toen Gerbrand het openmaakte, kwam er een paar grijze wollen keusen en een varken "Van peperkoek uit. Hij \pas zo blij, dat hij de kousen dadelijk aan trok en het varken de kop afbeet. KLEINE GERBRAND GING MEE I/LEED JE MAAR helemaal aan, zei ik, want je moet met me mee. Je bent toch niet bang in 't donker, wel? Wat dacht -je wel? zei Gerbrand, met één been al in zijn broek. Ik word later immers nachtwaker, net als grootvader. Dan zijn alle dieven bang van me. Mooi, zei ik. Stop dan de peperkoek maar in je buis en stap in deze zak. Dan bind ik die toe en en draag je het huis uit. Waarheen? Dat zul je wel zien. Nu, die Gerbrand was een flinke kerel. Hij liet zich in mijn zak de hele stad doorsjouwen zonder een kik te geven. In een ommezientje stond ik weer voor het paleis, en stapte brutaal weg zomaar binnen, want de schild wacht was nergens te zien. Die zat ze ker ook Sinterklaas te vieren met zijn kameraden. Ik liep een heleboel gangen door en een heleboel trappen op, tot ik voor de slaapkamer van de kroonprins stond. Heel zachtjes deed ik de deur open. In het grote bed lag Sebastiaan voorover in het kussen. Ik hoorde niets, maar ik Onzin, dat Sinterklaas niet zou bestaan: Vaak zit hij binnen met zijn rheumathiek, Maar tegen zes December wordt hij kwiek. Néé, denk maar niet dat hij die dag zal overslaan! Daar in bovenhuisje aan de Taag belt hij dan warenhuis na warenhuis, of stuurt zijn schimmel haast zonder gedruis het dak op. Straks moef dat in Bolsward en Den Haag. Soms zucht de Sint, Hij is niet meer zó sterk. En er komt heel wat kijken in dit vak, Zelden kun je iets doen op je gemak, één wild gejakker, maar wel dankbaar werk. Wanneer het zover is stijgt hij te paard, wenkt achteloos zijn zwarte employé. Heeft hij die baard nou om? Want die moet mee Wat zou een Sinterklaas zijn zonder baard Een avondlang bewijst hij zijn bestaan, er is geen kans op ongeloof. Was er geen zak-agepda voor oom Goof? Dat mooie nagelschaartje is voor tante Sjaan. i Neef Piet die het sinds lang op Stalin houdt reikt buurman die op Truman heeft besloten zonder rancune een handvol pepernoten. Want Sinterklaas is er en die is oud. Hij talmt nog wat, de milde oude baas die met zijn baard de mensheid kan bedwingen. Drinkt sjokola en -luistert naar het zingen. Dan krijgt ieder een hand. Dag Sinterklaas I Straks dringen Palestina en Berlijn, maar nu is 't heerlijk avondje gekomen. De Kachel brandt. De maan schijnt door de bomen, Wij bijten welgemutst op marsepein. Han Q. Hoekstra. begreep, dat hij huilde. Sebastiaan, riep ik zachtjes, kijk eens, wat ik voor je heb meegebracht. Hij ging met een ruk overeind zitten en keek mij met natte rode ogen aan. Ik zette de zak op de grond naast het bed, maakte het touw los en daar sprong Gerbrand te voorschijn. Nee maar, dat had je moeten zien, hoe die twee elkaar met ogen als stuiters aan keken! Ik sloeg mij pp de knieën van het lachen. Hier is nog een klein pre sentje voor je, zei ik. Dat had je toch zo graag: Een jongjen om mee te spelen? Maar je mag hem niet houden, hoor. Meteen stak Gerbrand een vinger op, en wij luisterden. Ja, dat was de stem van de oude nachtwaker buiten. Die riep zijn deuntje op het plein vóór het paleis: Hoort toe, gij dochters, knapen Wie braaf was, zal zacht slapen! Wie kwaad doet, wacht het hok Acht heit de klok! Je hoort het, zei ik. De klok heit acht. Over een uurtje kom ik hem weer ha len. Toen klom ik als een aap de schoor steen in en over de daken heen kwam ik glijdend en glibberend weer heel huids in De gekroonde Zwaan terecht. Daar zat Sinterklaas mij al op te wachten in een kamerjas en met pan toffels aan. Ik at twee borden erwten soep en een hele rookworst op, zo'n honger had ik gekregen van dat sjou wen. En toen ik daarmee klaar was, had ik Sinterklaas zoveel te vertellen, dat ik helemaal de tijd vergat. Totdat ik opeens buiten de ratel van de n'acht- ■waker hoorde, vlak voor de deur: Opa Hendrik Gulaans. een gezellige oude baas, had zijn familie op het Sint Nicolaasfeest genodigd. Het was een traditie, omdat alle familieleden tussen 2 en 7 December jarig waren, evenals Kees, de verloofde van Louise, Opa's kleindochter. Allen kwamen dan bij Opa logeren die week: een erg prettige en voor Opa gemakkelijke gewoonte dus. Opa's enige zoon. Hendrik, was ge trouwd en hij en zijn even oudere vrouw hadden een gelukkig gezin. Twee zoons en twee dochters. Karei studeerde voor dokter, Louise was moeder's rechterhand. Henk voer als 2e stuurman ter koopvaardij en Marietje had zich voorgenomen het voorbeeld vap Karei te volgen. Karei was het zorgenkind van Louise. Zij vertroetelde hem steeds wanneer hij 's Zaterdags en 's Zondags thuis was. want Karei verkondigde altijd, dat hij gedurende deze twee dagen voor de ge hele week moest eten. In zijn pension te Leiden had hij het niet zo goed. Wanneer de zaken van Kees het toe lieten was hij bij zijn Louise, behalve Zondagmiddag. Dan was hij scheids rechter van een voetbalwedstrijd en dikwijls zat Louise dan op de tribune de fluittalenten van Kees te bewonde ren. Opa had voor ieder een geschenk gereed gemaakt en de gehele familie had de oude heer een hoeveelheid si- garen toegedacht. Kees rookte niet, dus zijn tabaksbonnen kwamen goed van pas. Nu had Opa, inplaats van de naam van degene, voor wie het geschenk be stemd was. op het pakje te schrijven. alleen het geboortejaar er op, of met een label eraan, vermeld. Dit hadden ook Louise en Kees gedaan, die we derzijds elkaar extra verrasten met een passend geschenk. De verjaardag van de Sint werd ge zellig gevierd bij Opa thuis, met cho colademelk, letterbanket, speculaas en de cadeautjes. Hier ziet U de tafel, vóór het feest. Aan U de opgave, ons te vertellen, wat de leeftijd van de genodigden op Opa's verjaardag is. (De oplossing is te vinden tussen de advertenties). Opa is natuurlijk de oudste (1874). Dan vader en moeder, die beiden in 1896 geboren zijn. Moeder is slechts drie dagen ouder dan vader Henk, de stuur man, volgt (1917) en hij krijgt slechts één cadeau. Kees en Louise krijgen elk twee. Ziet u niet de in gepakte scheldsrechtersfluit? Op de label staat hetzelfde jaartal als op één der boeken. Karei, die door Louise zo vertroeteld wordt is dus Jonger dan Louise en dus in 1927 geboren. Ma- rietje wil zijn voorbeeld vol gen, dus is weer jonger dan Karei; zij is dus in 1933 ge boren. Kees krijgt de fluit en het boek, beide met het jaartal 1920. Louise ten slotte wordt verblijd met het kleine doosje waarin wij mogen het hier verklap pen een ring is geborgen en het verpakte borstplaat- hart met het jaartal 1921. Hoort toe, gij mans en vrouwen, Geeft acht of 't zal u rouwen! Dooft licht en zwavelstok: Tien heit de klok! Tien uur dan was Gerbrand al twee uur in het paleis. Ik greep mijn lege zak, klom de schoorsteen in en holde over de daken naar het paleis terug. Ik had zo 'n haast, dat ik par does naar beneden sprong plof! in de lege haard. En dat was maar net op tijd ook. Want lieve mensen, wat was me dat een opschudding. FEEST BIJ DE PRINS JJAAR ZATEN de twee jongens ieder op een kussen, Sebastiaan jnet de mond vol peperkoek en Gerbrand met de speeldoos op zijn knieën, en die tinkelde al zijn liedjes van plezier. Bo ven hun hoofd hing de papegaai in zijn ring aan de beddek wast en riep aan één stuk door goedemorgen. En op het dek stond de doos met al de soldaten en die marcheerden maar rond en bliezen en trommelden voor 't va derland weg. Maar in de Open deur stonden de ko ning en de koningin en twee lakeien met .een grote kaars erachter. En over hun schouders keken alle hofdames en kamerheren en dienstmeisjes en solda ten op de tenen om maar te kunnen zien wat er nu toch in de kamer van de kroonprins aan de hand was. Och, och wat heb ik een moeite ge had om de hele geschiedenis aan de koning en de koningin uit te leggen, ik heb er wel een half uur werk mee gehad. Maar toen zaten we dan toch eindelijk met zijn vijven op de rand van het bed. Al die lastige pottenkij kers uit de gang waren weggestuurd en Sebastiaan met zijn peperkoek was weer boven dek gekropen, waar hij als een haas ondergeschoten was. Een jongen om mee te spelen, zei da koning. Dus dat was het. Nu, dat is nog niet zo slecht bedacht van Pieter. Eigenlijk kun je een present toch niet terugsturen Wij moeten hem maar hier houden, als de koningin het goed vindt. En de koningin vond het gelukkig goed. Zo liep het allemaal nqg best af. De oude en de jonge Gerbrand kwamen allebei in het paleis wonen. Ergens hoog in een torenkamertje, dat allang leeg stond. En de oude nachtwaker mocht voortaan op de omloop de uren blazen, dat was nog mooier dan met "n ratel lopen. De twee jongens bleven altijd bij el kaar en deden alles samen. Leren en spelen en ruzie maken, al naar het uitviel. En later, toen Sebastiaan zelf koning geworden was. maakte hij Gerbrand 'kapitein van zijn lijfwacht en liet hem voor de koninklijke koets uit rijden op een groot zwart paard. Maar met Sinterklaasavond, dan za ten ze in het paleis bij elkaar en lieten al de speelgoedsoldaten marcheren en trommelen en blazen. En ze aten er een heel dikke peperkoek bij. Zie je. zo is het begonnen, besloot Pieter. Maar nu moet ik op een drafje weg, want ik heb lelijk mijn tijd zit ten te verpraten. Als ik niet klaar kom, zul je Sinterklaas horen. Weg was Pieter. en uit was het ver haal. Ik heb het netjes opgeschreven en in de doos bij de andere gestopt. En nu gaat het deksel weer dicht, want kijken jullie eens naar de klok. Drink gauw je chocolademelk op en dan: on der de wol en wel te rusten!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1948 | | pagina 1