Een Kerstnacht
aan
T
Het kerkelijk leven in 1948
Bert Voeten
zjSïisr—H« -het
rDE STAL VAN
Door
s\p DE BOULEVAHD was de wind
heer en meester. Ik Mep ver voor
over, met stijve benen en hoog op
waaiend haar. De blinden voor de lege
dépendances der badhotels klapperden.
In werkelijkheid slechts een kille grot
Een paar belangrijke
gebeurtenissen
VRIJDAG 14 WCCKMBER 1948
OEN IK NAAJB HET t-R*vt
moette ik de vuurtorenwachter dlet J8t boulevard li(*P'
Het licht kwam langzaam oo In JiL k «"geschakeld,
vaalgrijze schemering rondom rnonjp °*lT* kooi, maakte de
duin raasde de zee alsof 4) m dageotaL !üZ5' A°M*T
jleeuwen zeilden pijlsnel lamlinwaM^. WOe<^ "1kte lllt'en
draden der seinmasten naast de toren zongen gierend de
„Dat noemen ze Kerstweer," Hen Arend» hi!
dezelfde kant rit. Het donderen van de w-l-if-1^ We,lnof*te"
verte klinken. „Gaat niet naar de Hadr ^n stem als uit de
meer
elkaar
ken over de duintoppen streek en
weer wegzakte. Hij keek alsof hij elk
ogenblik een doorbraak verwachtte,
een reusachtige vloedgolf, die het gan
se dorp verzwelgen zou.
„HET IS VANNACHT precies zeven
jaar geleden", zei Gozewijns. „Als ik
het je verteld heb, zul je begrijpen,
waarom op een nacht als deze die af
schuwelijke angst mij weer te pakken
krijgt We zaten in de bibliotheek van
het gele huis, een langwerpig vertrek
met een open haardvuur en een diepe
erker aan de zeezijde. Warme wijn
dampte in de glazen. We aten Kerst
cake en rookten onafgebroken. Er was
een wonderlijke vertrouwdheid in ons
samenzijn, alsof we lang geleden afge
sproken hadden elkaar in deze Kerst
nacht te ontmoeten. Gozewijns had
vóór enkele jaren een drukke psychia
trische practijk opgegeven om zich ge
heel aan de studie te kunnen wijden.
Een erfenis had hem in staat gesteld
„Ik weet het nog niet. Misschien blijf lk hier wei 7>j ,k
„Je moet er maar plelzier in hebben"j'
trok de kraag van zijn jekker hoger'tegen rijn gericht^ T
weten als ik vrfl was. Maar h be^t._ ht T.
|0a met dht weer! Ik vertel u, dat we een storm b-rite m minnen.
De weerberichten zijn ellendig slecht. Kom, lk benthuis' Als °iiT a^det
Enorme golven braken op het strand
uiteen. Ik voelde het zout neerslaan
op mijn lippen. Door de snel vallende
duisternis drong nu enkel het licht
van het restaurant, waar ik elke dag
mijn maaltijden gebruikte. Ik was de
enige gast, hetgeen met zich bracht,
dat de service, die anders over tien
tallen verdeeld werd, nu geheel op mfl
werd geconcentreerd. Tijdens mijn
verblijf in het zeedorp, waar ik mjj in
Met zomerhuisje van een vriend had
teruggetrokken, was het restaurant
mij stil-aan tot een oase geworden, die
ik tweemaal daags met een zeker wel
behagen betrad.
Meer dan een maand had lk onaf
gebroken gewerkt aan een nieuw boek.
Ik was gewend geraakt aan de een
zaamheid en aan het verkeer met de
zwijgzame dorpsbewoners. Ik dacht
weinig aan de stad en hetgeen ik daar
had achtergelaten. Maar toen Kerst
mis naderde werd ik onrustig en be
sluiteloos. Nu eens nam ik mfl voor
op Kerstavond terug te keren, dan
weer stelde ik mijn vertrek uit tot
Opdjaar. De woorden van de vuur
torenwachter hadden mij opnieuw aan
het weifelen gebracht. Zou ik toch
maar niet teruggaan, er een week uit
breken? Het zou goed zijn. En ik kon
immers na Nieuwjaar mijn „kluis"
weer betrekken?
In de gang van het restaurant kwam
de geur van gebraden konijn mij te
gen. Tafelzilver rinkelde. En toen ik
binnentrad gaf de krakende radio een
bericht van de stormwaarschuwings-
dienst door. „Weest op Uw hoede".
Buiten huilde de zee.
ALS EEN GEK holde lk met mijn
koffer de donkere dorpsstraat af, maar
toen ik bij de bushalte kwam stond
daar niemand meer. De flakkerende
gaslantaarn aan de gevel van het hoek
huis gaf te weinig licht om op de
dienstregeling iets te kunnen onder
scheiden. Ik probeerde het met luci
fers, doch de een na de ander waaide
uit. Och, wat had het ook voor zin?
Ik wist nu wel dat de laatste bus weg
was. En daar ik niet over voldoende
geld beschikte om een taxi te bestel
len, zat er niet veel anders op dan te
rug te gaan naar het huisje.
Ik bleef nog even dralen, alsof ik
verwachtte, dat iets mij deze Kerst
avond in het trieste, door de storm ver
doofde kustdorp zou besparen. De
maaltijd in het restaurant was min of
meer feestelijk verlopen. Het eten was
subliem. Even voortreffelijk was de
borrel die ik na afloop met de hospes
gedronken had. Er bevonden zich plot
seling een heleboel mensen in de zaal,
drukke vrolijke mensen, die met tak
ken hulst en dennegroen sleepten en
op stoelen en tafels balanceerden met
grote klokken van rood papier boven
hun hoofd. Ik voelde mij als op 'n eiland
en op hetzelfde ogenblik stond mijn
besluit vast: ik ging weg, ik zou straks
in zo'n zelfde vrolijke drukke vrien
denkring binnenvallen, en als het ver
loren schaap worden begroet met een
warme wijngroc. Als ik snel mijn kof
fer pakte, kon ik de laatste bus nog
halen. De zee joelde mij achterna, toen
ik langs de boulevard naar het huisje
snelde. En nu hoorde ik haar weer
joelen, harder en holler dan tevoren.
Maar er was nog iets: ik vernam voet
stappen. Zij kwamen mijn kant uit.
Automatisch bukte ik mij naar mijn
koffer. Ik had een onbeschrijfelijke be
hoefte aan gezelschap.
Er kwam een man naar mij toe. Bij
het flauwe licht van de lantaarn kon
ik zijn gezicht niet goed onderschei
den. Ik zag alleen dat hij een baski-
sche muts droeg en een puntbaard.
Hij was kort en breed, welke indruk
versterkt werd door een zware jekker
met een bontkraag.
„U staat toch niet op de bus -te wach
ten?" vroeg hij. „Die is zeker al een
kwartier weg".
„Dat begin ik ook te merken", zei
lk, en ik had onmiddellijk spijt van de
wrevel die uit mijn antwoord geklon
ken moest hebben.
Hij sloeg er geen acht op. vroeg of
ik ergens logeerde en nadat ik hem de
situatie had uitgelegd, stelde hij mij
Voor met hem mee te gaan.
„Ik ben ook alleen", zei hij. „Ik
woon in het gele huis aan het eind
van de boulevard, U weet wel, dat het
dichtst bij zee staat". Hij sprak ner
veus en ik verwonderde mij over de
angst die ik in zijn stem bespeurde.
Over het feit. dat hij mij uitnodigde,
na niet langer dan drie minuten met
mi.i gesproken te hebben en zonder
mij te kennen, dacht ik eigenlijk niet
na. Ik vond het haast vanzelfsprekend.
Zwijgend liepen wij in de richting
van de zee, om beurten de koffer dra
gend.
Het geraas van het water drong tot
in de verste kieren van het dorp door.
He man met de baskische muts keek
strak voor zich uit. naar de plaats
Waar de witte lichtkegel van bet ba
lk zal j« alles vertellen,
dat het je vermoeit".
Ik hoop niet
Ik schudde het hoofd en luisterde ge
spannen naar het zuigende geluid van
de zee, dat uit de kelder van het gele
huis scheen te komen. Mijn gastheer
schonk er geen aandacht aan en ver
volgde. „Het werd die nacht zo erg,
dat ik besloot naar buiten te gaan, om
te zien of er gevaar was voor een
doorbraak. Mijn vrouw lag rustig op
de bank. Toen ik de kamer uitging,
riep ze: „Doe je oliejas aan en blijf
niet te lang weg". Op het ogenblik dat
ik de voordeur wilde openen, klonk er
een ontzettend gekraak. Het huis trilde
en scheen plotseling vol water te zijn.
Boven alles uit hoorde ik mijn naam
roepen, tweemaal achtereen. Ik rende
naar de bibliotheek. Het vertrek was
duister. Ik waadde tot over mijn en
kels in het water. Ik riep „Annelies,
Annelies" misschien wel vijftig maal
achter elkaar. De zee gaf donderend
antwoord. Ik waande mij op een zin
kend schip. Bij het licht van een zak
lantaarn zag ik dat een enorme vloed
golf de erker had weggeslagen en
mijn vrouw had meegesleurd. Ik liep
naar het gat en bleef op de uiterste
rand staan, verwachtend dat de zee
met hetzelfde geweld terug zou komen.
Maar zij kwam niet en de wind stiet
mij achteruit. Ik zocht nogmaals de hele
kamer af. Ik riep. Ik rende het huis
door, ontstak overal licht. En intus
sen scheen de orkaan in kracht af te
nemen. Ik telefoneerde de kustwacht
en de reddingsbrigade. De mannen
kwamen onmiddellijk. Wij zochten de
gehele nacht en een deel van de mor
gen. Zonder resultaat. Bij daglicht za
gen we dat het water een groot
stuk duin onder het huis had wegge
slagen. Twee dagen later spoelde de
De jonge dichter Bert Voeten, die
voor ons blad een Kerstverhaal
schreef, werd in 1918 te Breda ge
boren. In 1944 publiceerde hij ano
niem zijn gedicht „Babyion her
haald". Na de bevrijding ver
scheen de bundel „Amsterdamse
kwatrijnen", het jaar daarop „De
blinde passagier", „Odysseus' te
rugkeer" en „Doortocht".
Vorig jaar zagen van zijn hand het
licht de dichtbundel „Twee we
relden" en „Suito ln December".
Hem werd de Van der Hoogt-
prijg toegekend.
rustbank aan.
vonden".
Mijn vrouw is nooit ge-
HIJ GING ZITTEN en staarde in de
vlammen. Ik keek naar de kleine fees
telijkheid van de tafel met de bepoe
derde Kerstcake, de wijn, de sigaren.
Ik keek naar de erker en van daar
naar Gozewijns, wiens gezicht een
merkwaardige verandering onderging.
Het scheen zich te ontspannen. Hij
voelde dat ik keek, draaide zich naar
mij toe en glimlachte even.
„Ik ben je erg dankbaar", zei hij.
Ik wilde iets zeggen, maar hij schud
de het hoofd. „Weet je, dat er van
nacht iets wonderlijks is gebeurd, iets
waardoor ik weer aan Kerstmis den
ken kan als een feest van de vrede?
Sedert die noodlottige gebeurtepis,
hoorde ik elk jaar op Kerstnacht mijn
vrouw roepen, tweemaal, net als toen.
Je zult zeggen dat het een idee fixe
was, maar ik vertel je dat ik het zeer
duidelijk hoorde". Weer wilde ik iets
opmerken, maar hij liet mij niet aan
het woord komen. „Ik weet wat je
zeggen wilt", zei hij. „Waarom ik niet
wegging met de Kerstdagen? Ik wilde
niet op de vlucht slaan voor mijn
eigen herinnering. Ik wilde de angst,
die mij telkens opnieuw bekroop, de
baas worden. Vanavond kon ik de een
zaamheid niet langer verdragen. Ik
vond jou. Ik wist dat ik je vinden
zou. Ik heb je alles verteld. Weet je
wat er gebeurd is?" Hij boog zich
naar mij toe. De angst was uit ziin
ogen en zijn stem verdwenen. „Ik
maakte je immers attent op het geruis
van het water? Op dat ogenblik dacht
ik: nu zal ik het weer horen en er zal
iets verschrikkelijks gebeuren. Maar
ik heb niets gehoord. Niets. Annelies
zal mij niet meer roepen. Voor het
eerst na zeven jaar heb ik deel aan
wat men Kerstvrede noemt. Ieder
mens beleeft die op zijn manier. Voor
mij is het een innerlijke rust en een
kleine blijdschap, omdat ik weet, dat
zij die rust ook kent",
zij die ook rust kent".
Was het verbeelding, of klonk het
geraas van de zee nu meer uit de ver
te? Er viel een vreemde stilte in het
vertrek, die wij geen van beiden durf
den verbreken.
UET IS NIET MOGELIJK om Kerstfeest te vieren zonder in gedachten
terug te gaan naar Bethlehem. waar Christus werd geboren en naar
Nazareth waar hij als kind heeft gewoond. Gelukkig, dat wjj beide stad
jes niet in werkelijkheid behoeven te bezoeken. Vooreerst zou dat een
riskante onderneming zijn; het is immers nog verre van rustig in het
joodse land. Maar ook al waren de velden van Efratha de landstreek
nabij Bethlehem, waar eenmaal de herders het engelenkoor hoorden
en het gebied van Galilea, waar Nazareth ligt, volkomen vredig, dan nog
zou een pelgrimage naar die plaatsen ons teleurstellen. Want ze zien er
zo geheel anders uit als wij ze ons hebben voorgesteld.
De Engelse schrijver H. V. Morton,
die op een hete dag naar Bethlehem
reisde, schreef daarover: „Ik zag in
mijn verbeelding een besneeuwd land
schap waar schaapherders in dikke
jassen gehuld de wacht hielden bij hun
kudde, onder een vriezende hemel. De
zag in mfln gedachte een kleine hut,
waarin de beesten in hun stallen ston
den te trappelen en de adem van hun
S N'ft I mond in de koude lucht bliezen. Op het
"'vfli stro naast de krib zat, geheel verloren
in haar geluk, een Moeder met een
stralend licht om haar hoofd en met
een klein Kind in haar armen. De ster
ren schenen koud en door de lucht
kwam het geluid van verre klokken."
„Dit was," zo schreef Morton, „mijn kinderlijke voorstelling van Beth
lehem; een voorstelling, die mij mijn hele leven bijgebleven is en zich
gevormd had onder invloed van kerstbriefkaarten, die ik als kind kreeg.
Het was een beeld, dat ontstond door de eerbied en de vroomheid waar
mee een koud land in het Noorden de geschiedenis van de geboorte had
omgeven."
^/IJ ZULLEN ongetwijfeld allemaal dezelfde indrukken hebben opge
daan als de schrijver, die hier werd geciteerd. Schilders en dichters
zijn ontrouwe gidsen geweest. De geboorte van Christus had niet plaats
in een stal, zoals wij die kennen, maar zij geschiedde in een grot, gelijk
de oude huizen in Bethlehem ze nog kennen: een spelonk-achtige kelder
verdieping. Men bezigde zulk een ruimte inderdaad als nachtverblijf voor
het vee. Toen Maria en Jozef geen geschikt logies in het oude stadje kon
den vinden, hebben ze met zo'n grot genoegen genomen. En in die wei
nig romantische ruimte aanschouwde Christus het levenslicht. Onder de
Geboortekerk te Bethlehem wijst men de grot aan waar Christus geboren
zou zijn. Wie de plek ziet, zal zijn teleurstelling moeilijk kunnen ver
bergen.
VAN BETHLEHEM naar Nazareth is de afstand niet groot; de plaat
sen liggen even ver van elkaar als Amsterdam en Leeuwarden. In
onze gedachten is het poëtisch Bethlehem echter een heel eind van het
prozaïsche Nazareth verwijderd. Dat komt doordat we Bethlehem altijd
hoger aanslaan. Bethlehem was de stad van David; maar kon uit Nasa-
reth iets goeds komen?
In het stedeke waar Christus zjjn jeugd heeft doorgebracht, vindt men
weinig betrouwbare herinneringen aan Hem. Merkwaardig, dat er
nog wel een aantal ouderwetse timmerlieden hun bedrijf uitoefenen. Zij
werken ongeveer op gelijke manier als de ambachtslieden in Jezus' tijd;
van moderne middelen maken zij weinig gebruik. Het is een aantrekke
lijke gedachte, dat de knaap Christus op gelijke wijze als deze mensen
in een werkplaatsje vol houtkrullen zijn arbeid heeft verricht.
Bethlehem en Nazareth zijn twee vaste punten in de jeugdperiode
van Jezus geweest. Wij lezen er in de bijbel niets van of Christus later
nog Zijn geboortestad heeft bezocht (zij ligt 8% km. van Jeruzalem).
Wel kwam Hij te Nazareth, waar men Hem allesbehalve vriendelijk ge
zind was. Maar zowel Bethlehem als Nazareth en daarmede al hetgeen
aan Christus' geboorte en jeugd herinnert, vervaagt naarmate Jeruzalem
meer in het midden van zijn arbeid kwam te staan. En zo wijzen zowel
de geboortegrot Bethlehem als de timmermanswerkplaats te Nazareth
heen naar de reeks van plekken in Jeruzalem waar Jezus zjjn voornaam
ste tekenen deed en waar zijn Bloed eenmaal vloeide.
zich in het gele huis terug te trekken.
Er verschenen belangrijke publicaties
van zijn hand in de medische vakpers,
en men was algemeen van oordeel dat
een professoraat niet lang meer op
zich zou laten wachten. Ik kreeg de
indruk dat hij de villa geheel alleen
bewoonde. Zij stond als een voorpost
op het duin en men had, bij een storm
als die nacht woedde, het gevoel, ge
heel door het loeiende water omringd
te zijn. De erker was donker en scheen
op de een of andere manier niet bij
het vertrek te behoren. Toen ik nauw
keuriger toekeek, zag ik dat de muren
en de vloer daar nieuwer waren dan
in het overige deel van de kamer. Mijn
gastheer had mijn blikken gevolgd.
Hij stond op, gooide een paar blokken
op het vuur en begon, snel rokend, op
en neer te lopen, daarbij de erkerruim
te vermijdend.
„Het was zeven jaar geleden, op
Kerstavond", zei hij, zijn stem uitzet
tend tegen het oorverdovend gebrul
van de zee. „Ik zat op dezelfde plaats
waar jij nu zit. Mijn vrouw lag in de
erker op een rustbank. Zij was in ver
wachting. Wij hadden ieder een boek.
maar van lezen kwam niets. De orkaan
die om het huis raasde maakte het on
mogelijk je te concentreren op je lec
tuur. Praten deden we ook niet. Om
een gesprek te voeren zouden we heb
ben moeten schreeuwen. Het was tien
maal erger dan nu. We luisterden, ke
ken elkaar aan, luisterden. Het leek
wel of de branding steeds dichter bij
kwam. Maar we waren niet bang. We
wisten dat het huis bijzonder hecht ge
bouwd was en dat de zee nooit tot aan
de fundamenten was geweest. „Hoor",
riep hij eensklaps en hij liep naar de
erker. Zijn vinger trilde even toen hij
hem omhoogstak ..Hoor je dat ge
ruis? Zo was het toen ook. Ik heb het
in jaren niet gehoord".
Ik luisterde, en het was mij alsof ik
het water nu onder het huis door hoor
de spoelen en of we ons op een woon
schip bevonden-
„Het is voor de eerste keer sinds
zeven jaar dat ik weer gezelschap heb
in de Kerstnacht", vervolgde Goze
wijns, nog steeds opgewonden. ..Weet
je dat ik vanavond ben uitgegaan om
M#en mens te zoeken", zoals dat heet?
Wat IN 1948 de wereld in verwar
ring bracht, heeft de kerken niet
onberoerd gelaten. Op vele terreinen
van politiek en maatschappelijk leven
hebben de kerken gesproken. Dat was
van te groter gewicht, omdat dit
woord van de kerken zich niet be
paalde tot algemene neutrale formu
leringen. De kerken staan midden in
de worsteling van elkander tegenstre
vende machten. Zjj zijn partij in het
conflict der geesten.
Het congres van de Wereldraad der
kerken, dat deze zomer in Amster
dam werd gehouden heeft daarvan
wel op zeer duidelijke manier het be
wijs geleverd. Wat de openbare me
ning in de wereld in een welhaast
ademloze spanning houdt: de botsing
tussen Oost en West, dit vraagstuk
beheerste voor een goed deel ook de
discussie op de Amsterdamse Assem-
bly. De redevoering van een Foster
Dulles, een Hromadka, Barth, Brun-
ner en Niebuhr, het waren hoogte
punten, niet slechts om de betekenis
van het congres te verhogen, maar
vooral, omdat zij aan de plaats van
de kerken in de botsingen, waarvan
men in brede kring vreest, dat zij tot
een catastrofe zullen leiden, een zeer
bijzonder accent hebben gegeven. De
kerken kunnen het zich niet veroor
loven zich te distanciëren van alles
wat niet valt binnen het streng-orga-
nisatorische bereik. Zij kunnen zich
niet afzonderen binnen de omheining
van confessie en dogmatische over
wegingen, haar opdracht reikt over
de kerkmuren heen. En zo is dan ook
het thema van dit congres te zien:
de wanorde der wereld en het heils
plan Gods. Onder dit
4000 afgevaardigden van bijna 150
kerken uit ruim 40 landen elkander
in Amsterdam ontmoeten, verscheiden
in opvatting, verscheiden in ritus,
verscheiden in taal en ras, maar één
in het belijden: Jezus Christus als
Heer en Heiland.
Ontwerp kerkorde voor de
Ned. Herv. Kerk.
Voor Nederland was het jaar 1948
niet alleen belangrijk door het Am
sterdamse congres. Ook op eigen erf
van kerkelijk leven werd dit jaar van
bijzonder gewicht.
De Generale Synode van de Ned.
Hervormde kerk aanvaardde in Juli
het ontwerp-kerkorde in eerste lezing.
Er is over dit ontwerp heel wat te
doen geweest en nog is men het er
in vele kringen lang niet over eens,
of men met het aanvaarden van deze
nieuwe kerkorde de Hervormde kerk
wel een dienst heeft bewezen. Dit ont
werp toch is een zeer bewuste poging
de richtingen in de kerk tot elkander
te brengen. In vele plaatsen stuit het
gesprek der richtingen nog op tegen
stand en afwijzing en zowel van de
zijde der orthodoxe richting als van
de links-vrijzinnige groepen is verzet
aangetekend.
Niettemin, de Generale Synode nam
met vrijwel algemene stemmen haar
besluit en daarmede deed zij een ge
wichtige stap op de weg naar kerke
lijke vernieuwing. Ook dit is een
vrucht van wat in de oorlogsjaren
werd gezaaid. Wie het uitnemende en
goed-gedocumenteerde boek van ds.
H. C. Touw over het verzet der ker
ken leest, zal daarin de elementen
kunnen vinden, waaruit het ontwerp
voor de Nieuwe Kerkorde, welke Ne
derland zijn protestantse volkskerk
bedoelt te hergeven, mede werd ge
bouwd. Wanneer deze kerkorde een
maal in werking zal treden, zal zij
dat doen als een getuigenis van een
Christus-belijdende Volkskerk.
Het I. K. O. R.
In dit verband mag ook worden ge
wezen op het werk van het Interker
kelijk Overleg in Radio-aangelegen
heden. Interkerkelijk Overleg, men
kent dit stuk practisch oecumenisch
werk uit de oorlogsjaren. In de ver
kondiging heeft dit werk thans o.m.
vorm gekregen in het Ikor, dat ook
beoogt de confessionele verschillen
niet te verdoezelen, maar te overbrug
gen. Daartoe benoemde de Synode
onlangs een commissie, van wie men
mag verwachten, dat zij binnenkort
met een belangwekkend rapport voor
de dag zal komen.
Kerk en wereld.
Een woord nog over het Instituut
Kerk en Wereld te Driebergen, dat in
het afgelopen jaar op de vele ter
reinen, waar de kerk en de wereld el
kander raakten belangwekkend en
baanbrekend werk heeft verricht.
Niet slechts door de opleiding van
werkers in kerkelijke arbeid, maar
vooral ook door het contact, dat het
tot stand bracht met vele beroeps
groepen. De oorlog heeft in vele be
roepsgroepen een verwijdering teweeg
gebracht met betrekking tot de gees
telijke vragen. Het Instituut Kerk en
Wereld komt niet tot deze beroeps
groepen met de vooruitgeschoven pre
tentie, dat de kerk het nu wel eens
zal vertellen. De kerk zelf staat mid
den in de problematiek; zij wil staan
naast hen, die in de praktijk van hun
dagelijks werk telkens weer met de
vragen worden geconfronteerd. Kerk
en wereld breidt deze confrontatie uit
tot een ontmoeting met het getuige
nis van de kerk.
In het afgelopen jaar werd het ge
sprek aangeknoopt met tal van be
roepsgroepen, zowel met kerkelijk
belangstellenden als met hen, voor
wie de kerk geen stem meer heeft
In die dingen van iedere dag is dit
werk van Kerk en Wereld een belang
wekkende onderneming.
De kerk in Indonesië.
Wat in Nederland binnen de Her
vormde kerk gebeurde voltrok zich
ook, zij het in een niet zo ver voort
geschreden proces binnen de Protes
tantse kerken in Indonesië. Van Ne
derland uit gingen enige delegaties
naar Indonesië, om daar de band met
de Protestantse kerken te versterken.
Het jaar 1948 was een jaar van
gedenken. Het was voor de wereld
en ook voor Nederland een gewichtig
jaar. Voor de kerken der wereld en
voor de Protestantse kerken in Neder
land waa het een groot jaar.