Een Kerstnacht aan T Het kerkelijk leven in 1948 Bert Voeten zjSïisr—H« -het rDE STAL VAN Door s\p DE BOULEVAHD was de wind heer en meester. Ik Mep ver voor over, met stijve benen en hoog op waaiend haar. De blinden voor de lege dépendances der badhotels klapperden. In werkelijkheid slechts een kille grot Een paar belangrijke gebeurtenissen VRIJDAG 14 WCCKMBER 1948 OEN IK NAAJB HET t-R*vt moette ik de vuurtorenwachter dlet J8t boulevard li(*P' Het licht kwam langzaam oo In JiL k «"geschakeld, vaalgrijze schemering rondom rnonjp °*lT* kooi, maakte de duin raasde de zee alsof 4) m dageotaL !üZ5' A°M*T jleeuwen zeilden pijlsnel lamlinwaM^. WOe<^ "1kte lllt'en draden der seinmasten naast de toren zongen gierend de „Dat noemen ze Kerstweer," Hen Arend» hi! dezelfde kant rit. Het donderen van de w-l-if-1^ We,lnof*te" verte klinken. „Gaat niet naar de Hadr ^n stem als uit de meer elkaar ken over de duintoppen streek en weer wegzakte. Hij keek alsof hij elk ogenblik een doorbraak verwachtte, een reusachtige vloedgolf, die het gan se dorp verzwelgen zou. „HET IS VANNACHT precies zeven jaar geleden", zei Gozewijns. „Als ik het je verteld heb, zul je begrijpen, waarom op een nacht als deze die af schuwelijke angst mij weer te pakken krijgt We zaten in de bibliotheek van het gele huis, een langwerpig vertrek met een open haardvuur en een diepe erker aan de zeezijde. Warme wijn dampte in de glazen. We aten Kerst cake en rookten onafgebroken. Er was een wonderlijke vertrouwdheid in ons samenzijn, alsof we lang geleden afge sproken hadden elkaar in deze Kerst nacht te ontmoeten. Gozewijns had vóór enkele jaren een drukke psychia trische practijk opgegeven om zich ge heel aan de studie te kunnen wijden. Een erfenis had hem in staat gesteld „Ik weet het nog niet. Misschien blijf lk hier wei 7>j ,k „Je moet er maar plelzier in hebben"j' trok de kraag van zijn jekker hoger'tegen rijn gericht^ T weten als ik vrfl was. Maar h be^t._ ht T. |0a met dht weer! Ik vertel u, dat we een storm b-rite m minnen. De weerberichten zijn ellendig slecht. Kom, lk benthuis' Als °iiT a^det Enorme golven braken op het strand uiteen. Ik voelde het zout neerslaan op mijn lippen. Door de snel vallende duisternis drong nu enkel het licht van het restaurant, waar ik elke dag mijn maaltijden gebruikte. Ik was de enige gast, hetgeen met zich bracht, dat de service, die anders over tien tallen verdeeld werd, nu geheel op mfl werd geconcentreerd. Tijdens mijn verblijf in het zeedorp, waar ik mjj in Met zomerhuisje van een vriend had teruggetrokken, was het restaurant mij stil-aan tot een oase geworden, die ik tweemaal daags met een zeker wel behagen betrad. Meer dan een maand had lk onaf gebroken gewerkt aan een nieuw boek. Ik was gewend geraakt aan de een zaamheid en aan het verkeer met de zwijgzame dorpsbewoners. Ik dacht weinig aan de stad en hetgeen ik daar had achtergelaten. Maar toen Kerst mis naderde werd ik onrustig en be sluiteloos. Nu eens nam ik mfl voor op Kerstavond terug te keren, dan weer stelde ik mijn vertrek uit tot Opdjaar. De woorden van de vuur torenwachter hadden mij opnieuw aan het weifelen gebracht. Zou ik toch maar niet teruggaan, er een week uit breken? Het zou goed zijn. En ik kon immers na Nieuwjaar mijn „kluis" weer betrekken? In de gang van het restaurant kwam de geur van gebraden konijn mij te gen. Tafelzilver rinkelde. En toen ik binnentrad gaf de krakende radio een bericht van de stormwaarschuwings- dienst door. „Weest op Uw hoede". Buiten huilde de zee. ALS EEN GEK holde lk met mijn koffer de donkere dorpsstraat af, maar toen ik bij de bushalte kwam stond daar niemand meer. De flakkerende gaslantaarn aan de gevel van het hoek huis gaf te weinig licht om op de dienstregeling iets te kunnen onder scheiden. Ik probeerde het met luci fers, doch de een na de ander waaide uit. Och, wat had het ook voor zin? Ik wist nu wel dat de laatste bus weg was. En daar ik niet over voldoende geld beschikte om een taxi te bestel len, zat er niet veel anders op dan te rug te gaan naar het huisje. Ik bleef nog even dralen, alsof ik verwachtte, dat iets mij deze Kerst avond in het trieste, door de storm ver doofde kustdorp zou besparen. De maaltijd in het restaurant was min of meer feestelijk verlopen. Het eten was subliem. Even voortreffelijk was de borrel die ik na afloop met de hospes gedronken had. Er bevonden zich plot seling een heleboel mensen in de zaal, drukke vrolijke mensen, die met tak ken hulst en dennegroen sleepten en op stoelen en tafels balanceerden met grote klokken van rood papier boven hun hoofd. Ik voelde mij als op 'n eiland en op hetzelfde ogenblik stond mijn besluit vast: ik ging weg, ik zou straks in zo'n zelfde vrolijke drukke vrien denkring binnenvallen, en als het ver loren schaap worden begroet met een warme wijngroc. Als ik snel mijn kof fer pakte, kon ik de laatste bus nog halen. De zee joelde mij achterna, toen ik langs de boulevard naar het huisje snelde. En nu hoorde ik haar weer joelen, harder en holler dan tevoren. Maar er was nog iets: ik vernam voet stappen. Zij kwamen mijn kant uit. Automatisch bukte ik mij naar mijn koffer. Ik had een onbeschrijfelijke be hoefte aan gezelschap. Er kwam een man naar mij toe. Bij het flauwe licht van de lantaarn kon ik zijn gezicht niet goed onderschei den. Ik zag alleen dat hij een baski- sche muts droeg en een puntbaard. Hij was kort en breed, welke indruk versterkt werd door een zware jekker met een bontkraag. „U staat toch niet op de bus -te wach ten?" vroeg hij. „Die is zeker al een kwartier weg". „Dat begin ik ook te merken", zei lk, en ik had onmiddellijk spijt van de wrevel die uit mijn antwoord geklon ken moest hebben. Hij sloeg er geen acht op. vroeg of ik ergens logeerde en nadat ik hem de situatie had uitgelegd, stelde hij mij Voor met hem mee te gaan. „Ik ben ook alleen", zei hij. „Ik woon in het gele huis aan het eind van de boulevard, U weet wel, dat het dichtst bij zee staat". Hij sprak ner veus en ik verwonderde mij over de angst die ik in zijn stem bespeurde. Over het feit. dat hij mij uitnodigde, na niet langer dan drie minuten met mi.i gesproken te hebben en zonder mij te kennen, dacht ik eigenlijk niet na. Ik vond het haast vanzelfsprekend. Zwijgend liepen wij in de richting van de zee, om beurten de koffer dra gend. Het geraas van het water drong tot in de verste kieren van het dorp door. He man met de baskische muts keek strak voor zich uit. naar de plaats Waar de witte lichtkegel van bet ba lk zal j« alles vertellen, dat het je vermoeit". Ik hoop niet Ik schudde het hoofd en luisterde ge spannen naar het zuigende geluid van de zee, dat uit de kelder van het gele huis scheen te komen. Mijn gastheer schonk er geen aandacht aan en ver volgde. „Het werd die nacht zo erg, dat ik besloot naar buiten te gaan, om te zien of er gevaar was voor een doorbraak. Mijn vrouw lag rustig op de bank. Toen ik de kamer uitging, riep ze: „Doe je oliejas aan en blijf niet te lang weg". Op het ogenblik dat ik de voordeur wilde openen, klonk er een ontzettend gekraak. Het huis trilde en scheen plotseling vol water te zijn. Boven alles uit hoorde ik mijn naam roepen, tweemaal achtereen. Ik rende naar de bibliotheek. Het vertrek was duister. Ik waadde tot over mijn en kels in het water. Ik riep „Annelies, Annelies" misschien wel vijftig maal achter elkaar. De zee gaf donderend antwoord. Ik waande mij op een zin kend schip. Bij het licht van een zak lantaarn zag ik dat een enorme vloed golf de erker had weggeslagen en mijn vrouw had meegesleurd. Ik liep naar het gat en bleef op de uiterste rand staan, verwachtend dat de zee met hetzelfde geweld terug zou komen. Maar zij kwam niet en de wind stiet mij achteruit. Ik zocht nogmaals de hele kamer af. Ik riep. Ik rende het huis door, ontstak overal licht. En intus sen scheen de orkaan in kracht af te nemen. Ik telefoneerde de kustwacht en de reddingsbrigade. De mannen kwamen onmiddellijk. Wij zochten de gehele nacht en een deel van de mor gen. Zonder resultaat. Bij daglicht za gen we dat het water een groot stuk duin onder het huis had wegge slagen. Twee dagen later spoelde de De jonge dichter Bert Voeten, die voor ons blad een Kerstverhaal schreef, werd in 1918 te Breda ge boren. In 1944 publiceerde hij ano niem zijn gedicht „Babyion her haald". Na de bevrijding ver scheen de bundel „Amsterdamse kwatrijnen", het jaar daarop „De blinde passagier", „Odysseus' te rugkeer" en „Doortocht". Vorig jaar zagen van zijn hand het licht de dichtbundel „Twee we relden" en „Suito ln December". Hem werd de Van der Hoogt- prijg toegekend. rustbank aan. vonden". Mijn vrouw is nooit ge- HIJ GING ZITTEN en staarde in de vlammen. Ik keek naar de kleine fees telijkheid van de tafel met de bepoe derde Kerstcake, de wijn, de sigaren. Ik keek naar de erker en van daar naar Gozewijns, wiens gezicht een merkwaardige verandering onderging. Het scheen zich te ontspannen. Hij voelde dat ik keek, draaide zich naar mij toe en glimlachte even. „Ik ben je erg dankbaar", zei hij. Ik wilde iets zeggen, maar hij schud de het hoofd. „Weet je, dat er van nacht iets wonderlijks is gebeurd, iets waardoor ik weer aan Kerstmis den ken kan als een feest van de vrede? Sedert die noodlottige gebeurtepis, hoorde ik elk jaar op Kerstnacht mijn vrouw roepen, tweemaal, net als toen. Je zult zeggen dat het een idee fixe was, maar ik vertel je dat ik het zeer duidelijk hoorde". Weer wilde ik iets opmerken, maar hij liet mij niet aan het woord komen. „Ik weet wat je zeggen wilt", zei hij. „Waarom ik niet wegging met de Kerstdagen? Ik wilde niet op de vlucht slaan voor mijn eigen herinnering. Ik wilde de angst, die mij telkens opnieuw bekroop, de baas worden. Vanavond kon ik de een zaamheid niet langer verdragen. Ik vond jou. Ik wist dat ik je vinden zou. Ik heb je alles verteld. Weet je wat er gebeurd is?" Hij boog zich naar mij toe. De angst was uit ziin ogen en zijn stem verdwenen. „Ik maakte je immers attent op het geruis van het water? Op dat ogenblik dacht ik: nu zal ik het weer horen en er zal iets verschrikkelijks gebeuren. Maar ik heb niets gehoord. Niets. Annelies zal mij niet meer roepen. Voor het eerst na zeven jaar heb ik deel aan wat men Kerstvrede noemt. Ieder mens beleeft die op zijn manier. Voor mij is het een innerlijke rust en een kleine blijdschap, omdat ik weet, dat zij die rust ook kent", zij die ook rust kent". Was het verbeelding, of klonk het geraas van de zee nu meer uit de ver te? Er viel een vreemde stilte in het vertrek, die wij geen van beiden durf den verbreken. UET IS NIET MOGELIJK om Kerstfeest te vieren zonder in gedachten terug te gaan naar Bethlehem. waar Christus werd geboren en naar Nazareth waar hij als kind heeft gewoond. Gelukkig, dat wjj beide stad jes niet in werkelijkheid behoeven te bezoeken. Vooreerst zou dat een riskante onderneming zijn; het is immers nog verre van rustig in het joodse land. Maar ook al waren de velden van Efratha de landstreek nabij Bethlehem, waar eenmaal de herders het engelenkoor hoorden en het gebied van Galilea, waar Nazareth ligt, volkomen vredig, dan nog zou een pelgrimage naar die plaatsen ons teleurstellen. Want ze zien er zo geheel anders uit als wij ze ons hebben voorgesteld. De Engelse schrijver H. V. Morton, die op een hete dag naar Bethlehem reisde, schreef daarover: „Ik zag in mijn verbeelding een besneeuwd land schap waar schaapherders in dikke jassen gehuld de wacht hielden bij hun kudde, onder een vriezende hemel. De zag in mfln gedachte een kleine hut, waarin de beesten in hun stallen ston den te trappelen en de adem van hun S N'ft I mond in de koude lucht bliezen. Op het "'vfli stro naast de krib zat, geheel verloren in haar geluk, een Moeder met een stralend licht om haar hoofd en met een klein Kind in haar armen. De ster ren schenen koud en door de lucht kwam het geluid van verre klokken." „Dit was," zo schreef Morton, „mijn kinderlijke voorstelling van Beth lehem; een voorstelling, die mij mijn hele leven bijgebleven is en zich gevormd had onder invloed van kerstbriefkaarten, die ik als kind kreeg. Het was een beeld, dat ontstond door de eerbied en de vroomheid waar mee een koud land in het Noorden de geschiedenis van de geboorte had omgeven." ^/IJ ZULLEN ongetwijfeld allemaal dezelfde indrukken hebben opge daan als de schrijver, die hier werd geciteerd. Schilders en dichters zijn ontrouwe gidsen geweest. De geboorte van Christus had niet plaats in een stal, zoals wij die kennen, maar zij geschiedde in een grot, gelijk de oude huizen in Bethlehem ze nog kennen: een spelonk-achtige kelder verdieping. Men bezigde zulk een ruimte inderdaad als nachtverblijf voor het vee. Toen Maria en Jozef geen geschikt logies in het oude stadje kon den vinden, hebben ze met zo'n grot genoegen genomen. En in die wei nig romantische ruimte aanschouwde Christus het levenslicht. Onder de Geboortekerk te Bethlehem wijst men de grot aan waar Christus geboren zou zijn. Wie de plek ziet, zal zijn teleurstelling moeilijk kunnen ver bergen. VAN BETHLEHEM naar Nazareth is de afstand niet groot; de plaat sen liggen even ver van elkaar als Amsterdam en Leeuwarden. In onze gedachten is het poëtisch Bethlehem echter een heel eind van het prozaïsche Nazareth verwijderd. Dat komt doordat we Bethlehem altijd hoger aanslaan. Bethlehem was de stad van David; maar kon uit Nasa- reth iets goeds komen? In het stedeke waar Christus zjjn jeugd heeft doorgebracht, vindt men weinig betrouwbare herinneringen aan Hem. Merkwaardig, dat er nog wel een aantal ouderwetse timmerlieden hun bedrijf uitoefenen. Zij werken ongeveer op gelijke manier als de ambachtslieden in Jezus' tijd; van moderne middelen maken zij weinig gebruik. Het is een aantrekke lijke gedachte, dat de knaap Christus op gelijke wijze als deze mensen in een werkplaatsje vol houtkrullen zijn arbeid heeft verricht. Bethlehem en Nazareth zijn twee vaste punten in de jeugdperiode van Jezus geweest. Wij lezen er in de bijbel niets van of Christus later nog Zijn geboortestad heeft bezocht (zij ligt 8% km. van Jeruzalem). Wel kwam Hij te Nazareth, waar men Hem allesbehalve vriendelijk ge zind was. Maar zowel Bethlehem als Nazareth en daarmede al hetgeen aan Christus' geboorte en jeugd herinnert, vervaagt naarmate Jeruzalem meer in het midden van zijn arbeid kwam te staan. En zo wijzen zowel de geboortegrot Bethlehem als de timmermanswerkplaats te Nazareth heen naar de reeks van plekken in Jeruzalem waar Jezus zjjn voornaam ste tekenen deed en waar zijn Bloed eenmaal vloeide. zich in het gele huis terug te trekken. Er verschenen belangrijke publicaties van zijn hand in de medische vakpers, en men was algemeen van oordeel dat een professoraat niet lang meer op zich zou laten wachten. Ik kreeg de indruk dat hij de villa geheel alleen bewoonde. Zij stond als een voorpost op het duin en men had, bij een storm als die nacht woedde, het gevoel, ge heel door het loeiende water omringd te zijn. De erker was donker en scheen op de een of andere manier niet bij het vertrek te behoren. Toen ik nauw keuriger toekeek, zag ik dat de muren en de vloer daar nieuwer waren dan in het overige deel van de kamer. Mijn gastheer had mijn blikken gevolgd. Hij stond op, gooide een paar blokken op het vuur en begon, snel rokend, op en neer te lopen, daarbij de erkerruim te vermijdend. „Het was zeven jaar geleden, op Kerstavond", zei hij, zijn stem uitzet tend tegen het oorverdovend gebrul van de zee. „Ik zat op dezelfde plaats waar jij nu zit. Mijn vrouw lag in de erker op een rustbank. Zij was in ver wachting. Wij hadden ieder een boek. maar van lezen kwam niets. De orkaan die om het huis raasde maakte het on mogelijk je te concentreren op je lec tuur. Praten deden we ook niet. Om een gesprek te voeren zouden we heb ben moeten schreeuwen. Het was tien maal erger dan nu. We luisterden, ke ken elkaar aan, luisterden. Het leek wel of de branding steeds dichter bij kwam. Maar we waren niet bang. We wisten dat het huis bijzonder hecht ge bouwd was en dat de zee nooit tot aan de fundamenten was geweest. „Hoor", riep hij eensklaps en hij liep naar de erker. Zijn vinger trilde even toen hij hem omhoogstak ..Hoor je dat ge ruis? Zo was het toen ook. Ik heb het in jaren niet gehoord". Ik luisterde, en het was mij alsof ik het water nu onder het huis door hoor de spoelen en of we ons op een woon schip bevonden- „Het is voor de eerste keer sinds zeven jaar dat ik weer gezelschap heb in de Kerstnacht", vervolgde Goze wijns, nog steeds opgewonden. ..Weet je dat ik vanavond ben uitgegaan om M#en mens te zoeken", zoals dat heet? Wat IN 1948 de wereld in verwar ring bracht, heeft de kerken niet onberoerd gelaten. Op vele terreinen van politiek en maatschappelijk leven hebben de kerken gesproken. Dat was van te groter gewicht, omdat dit woord van de kerken zich niet be paalde tot algemene neutrale formu leringen. De kerken staan midden in de worsteling van elkander tegenstre vende machten. Zjj zijn partij in het conflict der geesten. Het congres van de Wereldraad der kerken, dat deze zomer in Amster dam werd gehouden heeft daarvan wel op zeer duidelijke manier het be wijs geleverd. Wat de openbare me ning in de wereld in een welhaast ademloze spanning houdt: de botsing tussen Oost en West, dit vraagstuk beheerste voor een goed deel ook de discussie op de Amsterdamse Assem- bly. De redevoering van een Foster Dulles, een Hromadka, Barth, Brun- ner en Niebuhr, het waren hoogte punten, niet slechts om de betekenis van het congres te verhogen, maar vooral, omdat zij aan de plaats van de kerken in de botsingen, waarvan men in brede kring vreest, dat zij tot een catastrofe zullen leiden, een zeer bijzonder accent hebben gegeven. De kerken kunnen het zich niet veroor loven zich te distanciëren van alles wat niet valt binnen het streng-orga- nisatorische bereik. Zij kunnen zich niet afzonderen binnen de omheining van confessie en dogmatische over wegingen, haar opdracht reikt over de kerkmuren heen. En zo is dan ook het thema van dit congres te zien: de wanorde der wereld en het heils plan Gods. Onder dit 4000 afgevaardigden van bijna 150 kerken uit ruim 40 landen elkander in Amsterdam ontmoeten, verscheiden in opvatting, verscheiden in ritus, verscheiden in taal en ras, maar één in het belijden: Jezus Christus als Heer en Heiland. Ontwerp kerkorde voor de Ned. Herv. Kerk. Voor Nederland was het jaar 1948 niet alleen belangrijk door het Am sterdamse congres. Ook op eigen erf van kerkelijk leven werd dit jaar van bijzonder gewicht. De Generale Synode van de Ned. Hervormde kerk aanvaardde in Juli het ontwerp-kerkorde in eerste lezing. Er is over dit ontwerp heel wat te doen geweest en nog is men het er in vele kringen lang niet over eens, of men met het aanvaarden van deze nieuwe kerkorde de Hervormde kerk wel een dienst heeft bewezen. Dit ont werp toch is een zeer bewuste poging de richtingen in de kerk tot elkander te brengen. In vele plaatsen stuit het gesprek der richtingen nog op tegen stand en afwijzing en zowel van de zijde der orthodoxe richting als van de links-vrijzinnige groepen is verzet aangetekend. Niettemin, de Generale Synode nam met vrijwel algemene stemmen haar besluit en daarmede deed zij een ge wichtige stap op de weg naar kerke lijke vernieuwing. Ook dit is een vrucht van wat in de oorlogsjaren werd gezaaid. Wie het uitnemende en goed-gedocumenteerde boek van ds. H. C. Touw over het verzet der ker ken leest, zal daarin de elementen kunnen vinden, waaruit het ontwerp voor de Nieuwe Kerkorde, welke Ne derland zijn protestantse volkskerk bedoelt te hergeven, mede werd ge bouwd. Wanneer deze kerkorde een maal in werking zal treden, zal zij dat doen als een getuigenis van een Christus-belijdende Volkskerk. Het I. K. O. R. In dit verband mag ook worden ge wezen op het werk van het Interker kelijk Overleg in Radio-aangelegen heden. Interkerkelijk Overleg, men kent dit stuk practisch oecumenisch werk uit de oorlogsjaren. In de ver kondiging heeft dit werk thans o.m. vorm gekregen in het Ikor, dat ook beoogt de confessionele verschillen niet te verdoezelen, maar te overbrug gen. Daartoe benoemde de Synode onlangs een commissie, van wie men mag verwachten, dat zij binnenkort met een belangwekkend rapport voor de dag zal komen. Kerk en wereld. Een woord nog over het Instituut Kerk en Wereld te Driebergen, dat in het afgelopen jaar op de vele ter reinen, waar de kerk en de wereld el kander raakten belangwekkend en baanbrekend werk heeft verricht. Niet slechts door de opleiding van werkers in kerkelijke arbeid, maar vooral ook door het contact, dat het tot stand bracht met vele beroeps groepen. De oorlog heeft in vele be roepsgroepen een verwijdering teweeg gebracht met betrekking tot de gees telijke vragen. Het Instituut Kerk en Wereld komt niet tot deze beroeps groepen met de vooruitgeschoven pre tentie, dat de kerk het nu wel eens zal vertellen. De kerk zelf staat mid den in de problematiek; zij wil staan naast hen, die in de praktijk van hun dagelijks werk telkens weer met de vragen worden geconfronteerd. Kerk en wereld breidt deze confrontatie uit tot een ontmoeting met het getuige nis van de kerk. In het afgelopen jaar werd het ge sprek aangeknoopt met tal van be roepsgroepen, zowel met kerkelijk belangstellenden als met hen, voor wie de kerk geen stem meer heeft In die dingen van iedere dag is dit werk van Kerk en Wereld een belang wekkende onderneming. De kerk in Indonesië. Wat in Nederland binnen de Her vormde kerk gebeurde voltrok zich ook, zij het in een niet zo ver voort geschreden proces binnen de Protes tantse kerken in Indonesië. Van Ne derland uit gingen enige delegaties naar Indonesië, om daar de band met de Protestantse kerken te versterken. Het jaar 1948 was een jaar van gedenken. Het was voor de wereld en ook voor Nederland een gewichtig jaar. Voor de kerken der wereld en voor de Protestantse kerken in Neder land waa het een groot jaar.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1948 | | pagina 7