De Amerikanen zijn in Hannover! /\nsTERCz\ns EEN KIND KLAAGT AAN Van de laaisie loodjes, die zwaar wegen WERELDWENS Carol Reed leverde topprestaties Ik was geheim agent in oorlogstijd (XXXVII) Commandant van bunker-Duitsers! de PODIUM" Film van grote psychologische kracht r EATKRDAO 8 FEBRUARI |}f HANNOVER neemt de spanning van uur tot uur toe door de ge ruchten van mensen, die de Amerika nen reeds gezien hebben. Wjj worden van uur tot uur meer geplaagd door honger en vermoeid heid. De laatste loodjes wegen het ■waarst! Ik Hg in de zon op het plaveisel van het stationsplein, maar wordt wakker van een bekende geur. Ik moet even nadenken voor Ik besef, dat de prik keling in mijn neus veroorzaakt wordt door de rook van een Amerikaanse sigaret. Dit zou een dode opgewekt hebben! Ik ga rechtop zitten en zie een oudere man, die met heel weinig, nee, misselijk weinig enthousiasme een Camel rookt. Hij vertelt uit één der voorsteden te komen, waar de Ame rikanen die morgen binnengetrokken zijn. Ze zjjn verbazend gul met hun sigarettenpeuken en de man heeft er een papieren zak vol van. „Kan lk niet één enkel peukje van u krijgen?" vraag lk. „U kunt de hele zak krijgen," zegt bij droefgeestig. „Ik vind ze niet lek ker. Voor een doosje lucifers." Ik ren weg op zoek naar Fraulein Heinrichs, vertel haar, dat zij mijn le ven kan redden met een doosje luci fer» en ben even later in het bezit van een zak vol smerige, maar heer lijke sigarettenpeuken. Vergeten is onze honger en onze neerslachtigheid. We zitten in een kring op de straat en roken als heren. Deze peuken over tuigen ons ervan, dat er een eind aan ons lijden gekomen is. Al is de voor hoede nog niet aangekomen, de siga retten zijn er reeds! In grote opwinding brengen we de volgende nacht door. We proberen vast te stellen, hoe lang het nu zal duren vóór we weer thuis zjjn We halen herinneringen op. En we hebben weer een toekomst. J-JET KANONGEBULDER is al ge ruststellend dicht bij en de hemel is verderop helrood door de vlammen: een prachtige achtergrond voor onze juichende gedachten over de bevrij ding. We verwachten, dat het bjj 't aanbreken van de dag zover zal zjjn. Maar we moeten opnieuw geduld oefenen. En wéér hebben we de fout gemaakt oude schoenen weg te gooien voor we nieuwe hebben: we zitten zonder ontbijt. Ik ga naar de juffrouw van de N.S.V. om te zien wat ik van haar kan loskrijgen. Zij is in een ter neergeslagen stemming. „En, zijn uw glorierijke vrienden nog niet aangekomen?" spot ze. „Neen," zeg ik, „maar u hoeft niet zo bedroefd te kijken, want het zal niet lang meer duren!" „Ik zou graag uw mening over iets weten," gaat het meisje plotseling verder. „Denkt u, dat het volk de N.S.V.-vertrekken zal bestormen en ons zal lynchen?" „Dat betwijfel ik," zeg ik zonder echte overtuiging. „Misschien wan neer ze denken, dat u hier eten opge slagen heeft. Maar wat wilt u doen, wanneer de Amerikanen komen?" „Dat is moeilijk," antwoordt ze en de tranen springen haar in de ogen. „Ze zeggen allemaal, dat ze de stad willen verlaten of naar huis gaan. Maar ik blijf hier. Ik ben lid van de Partei geworden, om mijn Volksge nossen te helpen. Ik denk, dat ze, wanneer de Amerikanen hier zijn, onze hulp even goed nodig zullen heb ben; misschien nog wel meer." „Mogelijk," antwoord ik, even on der de indruk van haar pathetische idealisme voor een verloren zaak. Op datzelfde ogenblik komt een jongen de trappen afstormen. „Die Amerika- ner! Die Amerikaner!" schreeuwt hij. Er schiet een vreemde pijn door mijn hart. Het is geen blijdschap, geen op winding, alleen maar pijn. Ik lijk ver lamd en laat de mensenstroom willoos langs me heen gaan. Het meisje wekt me uit mtfn verdoving. „Wel, Herr van Leyden, dit is het einde van onze vriendschap. Waarom gaat u de Ame rikanen niet verwelkomen?" „Waarom het einde van onze vriend schap?" vraag ik. „U bent thans de overwinnaar en ik de overwonnene. Ik heb teveel trots om contact te houden met de mensen, die mijn land veroverd hebben." „Wees niet zo gek!" val ik uit en wind me plotseling evenzeer op als alle anderen. „Kom mee naar boven!" Langzaam volgt ze me en komt op het stationsplein naast me staan. Tot mijn verbazing is het plein leeg. Geen Amerikaan te zien. .„Nou waar zijn ze?" vraagt ze sarcastisch. „Ze zeggen, dat de tanks achtér het station om gereden zjjn." Ik staar over de brede, verlaten straat, die van het station naar het stadscentrum voert. Plotseling voel ik me heel eenzaam. Maar dèn klinkt er motorgeronk en plotseling zie ik in de verte een motorfiets aankomen, die langzaam op ons toe rijdt, midden op de weg. Het ding wordt bestuurd door een Amerikaan! Hij rijdt onver schillig met één hand aan zjjn sten- gun, kijkt als een tourist om zich heen en kauwt kauwgummi. Hjj rjjdt langs ons heen, onberoerd dóór het gejuich van de mensen zo zelfbewust als een koning, die een rjjtoer door zjjn residentie maakt. „Is dat het bevrjjdingsleger?" in formeert Frftulein Heinrichs ironisch. „Ja", antwoord lk. „Ze gebruiken één man voor een karwei, waar het Duitse leger een heel regiment voor nodig heeft." Ik heb de woorden nog niet gespro ken of er vliegen zes jeeps met een vervaarljjke snelheid langs de weg. Ze houden recht op de hoofdingang aan en stoppen met luid remmenge- knars. Twintig mannen springen er uit. Ze zjjn vuil en ze houden hun stengun in de aanslag. „Op zjj lammelingen!" grommen de Amerikanen bars en banen zich met hun geweerkolven een weg door de opdringende menigte. Als tjjgers schieten ze de trappen af en de bun kers in. Daar ontdekken ze de N.S.V.- vertrekken. „Hier is het, jongens. We zjjn er!" Ze willen de deur aan de achter kant openen. Maar die deur is altjjd gesloten geweest. Ze aarzelen geen moment. Drie stenguns spuwen vuur en verbrjjzelen de halve deur. Maar de grendels zitten er op. Dan ont dekken ze de goede ingang en stui ven naar binnen. Ik ga hen na. Wan neer ik aankom, schreeuwen ze het Duitse personeel reeds hun vragen toe. Natuurljjk hebben de Duitsers er geen flauw benul van wat er gevraagd wordt. Ik vind, dat nu mjjn tjjd ge komen is en dring naar voren, de ka mer in. „Neem me niet kwaljjk", zeg ik op mjjn mooiste Engels en klop de ach terste man op zjjn schouder. „Kan ik U soms van dienst zjjn? Ik spreek Engels". De man draait zich om, zet zjjn stengun op mjjn maag en schreeuwt: „Donder op, rotvent!" Ik kom in de menigte terecht. Dan zie ik mijn fout in en verander van tactiek.. Ik steek mijn handen in de zakken en ga weer naar binnen. Ik sta juist achter een korporaal en zeg lijzig: „Hé, broer, zoek je wat?" De man draait zich om, alsof ik hem een klap op zjjn hoofd gegeven heb. „Hee daar, jjj spreekt Ameri kaans! Lui, kjjk 's hier!" Al de ande ren staan meteen om me heen, „Wat heb jjj te vertellen!" vraagt de korporaal. „We ben je?" „Luitenant van Leyden, Britisch Intelligence". „O.K. broer, zeg op!" „Niks er van!" antwoord ik ruw. „Ik wil met je luitenant praten en met niemand anders. Duideljjk?" Ik maak een paar angstige minu ten door. De soldaten stompen me met hun geweren en onderzoeken me op wapens. Ik heb het flink warm. Maar tenslotte komt de luitenant dan toch. „Ben jjj Amrikaan?" vraagt hjj. „Nee, ik ben van de British Intel ligence. Als agent in Holland gevan gen genomen. Ik wil me melden". „Papieren?" „Nee, niet één". „O.K. Dan is het beter, dat je je bjj je eigen mensen meldt Die komen vanmiddag! Vertel me nou eens wat je weet!" Ik vertel hem in het kort wat ik van de N.S.V. en het verdedigingsplan van het station weet. „O.K. Bedankt. Kom mee, jongens!" en weg zjjn ze, op dezelfde Wild- West-manier als waarop ze gekomen zjjn. yióóR IK ME bjj mjjn vrienden kan voegen, klopt de lange Duitser, de enige man van het N.S.V.-perso- neel en de waakhond van de kelders, me op de schouder. Hjj wil me er voor bedanken dat ik de Herren Ame rikanen over de ware aard van hun werk ingelicht heb en hjj vraagt of ik in de buurt wil blijven om als tolk te fungeren. Er kunnen er nog meer ko men. Ik kjjk het bureau rond en kom tot de slotsom, dat dit een veel ge zelliger verbljjfplaats voor ons is dan bunker zes. En dus besluit ik een beetje comedie te spelen. „U hebt gezien, dat ik met de Ame rikanen op goede voet sta", begin ik op koele toon. „Ik ben Oberleutnant van Leyden en voer van dit moment af hier naast U het commando. Ik zal op dit bureau blijven. Er wordt niets weggehaald. Het N.S.V.-personeel kan bljjven of weggaan, maar niemand doet iets zonder mjjn voorkennis. De samenwerking kan op vriendschap pelijke basis plaats vinden, maar het hangt van Uw gedrag af of het zo bljjft!" Weldra is alles georganiseerd, 's Middags zjjn alleen nog Fraulein Heinrichs en de man van het N.S.V.- personeel over; de anderen zjjn ver trokken, zodra het gerucht doordrong, dat een half-jood tot burgemeester van de stad benoemd is. Juffrouw Heinrichs doet een onaangename er varing op, als zjj hoort dat ik tot de gevreesde en gehate British Intelli gence behoor. Maar zjj verzorgt mijn vrienden, die aan het eind van hun j krachten zjjn. Ik wil zo gauw mogeljjk mjjn po sitie als leider van de kelders bekend maken, om oproer te voorkomen. Daarom beveel ik de N.S.V.-man me in de kelders te vergezellen en aan te kondigen, dat ik een toespraak zal houden. Vjjf maal houd ik dezelfde kleine rede, elke keer ingeleid door de machtige stem van de Duitser. „Ruhe!" brult hjj, op een stoel staande. Es spricht der Ober leutnant." Het doet denken aan de wjjze, waarop Hitier steeds op een Patrei-congres aangekondigd werd. „Es spricht der Filhrer!" Ik vertel mjjn toehoorders, dat ik thans de leiding heb en dat niemand de kelder mag verlaten vóór ik in structies van de Herren Amerikaner heb. Dat zjj verzorgd zullen worden, mits zjj zich rustig houden. Mochten zij ongeregeldheden veroorzaken, dan zal ik onmiddelljjk strenge maatrege len nemen. Het zijn Duitsers. Dus zjjn ze volkomen geïmponeerd. ZOONTJE zag door een gebrandschilderd glaasje En zuchtte: „Als zó heel de wereld eens was, Wat zou dan toch alles „verschrikkelijk" mooi zijn." Ook ik keek eens stil door dat simpel stuk glas En voelde mij toen zo héél dicht naast m'n jongen, Want diep in mijn hart leeft, ook net als bij u, Dit ene geweldige, grote verlangen: O, was toch de wereld maar anders dan nu. Wat kon het toch alles ontzaggelijk mooi zijn, Nóg mooier dan door een geschilderd stuk ruit. Want dat maakt tenslotte slechts alles éénkleurig En wist alle kleurenschakeringen uit. „Wat kon toch de wereld ontzaggelijk mooi zijn", Die zucht wordt in iedere toónaard gehoord. Hoe hunkert een ieder naar liefde en leven, Naar waarlijke vrede en rust, ongestoord. Wat kon toch de wereld ontzaggelijk mooi zijn, Helaas ligt het, lezer, niet in onze macht, Het leed dezer wereld ineens om te keren; Maar wat er de wereld wél van ons verwacht, Is, dat op de plaats, waar wij allen gesteld zijn, Wij trachten een steun voor de naasten te zijn. En ondanks de donkerheid Waar wij in leven, Tóch nog te verspreiden een glimp zonneschijn. De wereld is mooi en het leven kan mooi zijn. Ik heb voor allen één wens en één bêe: God, geef weer de vrede aan heel deze wereld, En voorspoed en welvaart ons land aan de zee. JABSON. QISTERAVOND was het Amsterdamse Concertgebouw tot aan de nok be zet. Op iedere kwart en achtste vier kante meter stond een stoel en zo doende waren meer dan 2000 mensen aanwezig in onze nationale muziek tempel aan de Van Baerlestraat. Ze waren daar om 's werelds groot ste zanger te mogen beluisteren: Beniamino Gigli. Om kwart over acht verscheen de maestro, een kleine, corpulente man, met alle typische beweeglijkheid van de Italiaan. Snel liep hij naar de zwart-glanzende Steinway-vleugel op het met publiek opgevulde podium, hij boogen toen het applaus aanzwol tot een orkaan, toen die 2000 bezoe kers gingen stampen en schreeuwen boog hij opnieuwen nóg eens en nóg eens. Op dat ogenblik had Benia mino Gigli het pleit al gewonnen, eer bjj 'n noot gezongen had. Want de mees ter bleek een beminneljjk mens te zijn, gul met zjjn dank voor zoveel hartelijk onthaal van dat stugge, uit klei en modder getrokken volk der la ge landen. Toen ging hjj zingen. J.JET EERSTE LIED dat hjj zong was Donizetti's Elixir d'Amore (Una furtiva lacrima) en er voor 'n schok van ontroering door de zaal van 't Con certgebouw. Daar klonk een stem, zo als men die slechts enkele malen in zijn leven vermag te beluisteren. Een stem, die de ziel van een mens open breekt, die hem vol doet stromen met geluk en weemoed tegelijk. Dit zingen is van een onbeschrijflijke verrukking, het is muziek in de meest waarachtige betekenis van het woord. Men kan lang en zwaarwichtig dis cussiëren over de kenmerken van kunst, maar men behoeft geen mu ziekmeester te zijn om te erkennen dat dit zingen een waarlijk van God gegeven gave is. Er blijft niets over in het brein van de luisteraar dan dit zingen. Alle bezinksel van de lange dag ervoor, alle droesem van die dag, alle sleur entristesse. alle kleine ver drietelijkheden en grote teleurstel lingen lossen op. Het is allemaal niet meer van belang. Voor ons staat een mens met een stem van een Engel. Er valt alleen nog maar te luisteren. De rest is onbelangrijk en van later zorg. En men voelt heimelijk het verlangen om uur na uur, en daarna uur op uur, naar dat zingen te mogen blijven luis teren. Een programma van bel canto. Ze waren er allemaalde grote num mers van het internationale repertoire. Eerst volksliederen, daarna operafrag menten. Ze waren erMonteverdi ....MartiniBizet.... De Curtiz HalévyPucciniKorte liede ren, aria'sde een na de ander. En na elk nummer brak de jubel los over deze Italiaan, die kans zag dit trage volk in de toverban van zijn stem te brengen en die het vast hield van nummer tot nummer. Er waren hoogtepunten. En 't groot ste van hen waarschijnlijk het beroem de lied dat eens Caruso zong in vier werelddelen: „Rachêle quand du Seig neur" uit La Juive van Halévy. Waar- JUSSEN DE SPIJLEN VAN EEN TRAPLEUNING een kinderhoofd: de kleine Philippe kijkt omlaag in een grote vestibule. Hij ziet bedienden af en aan draven onder het waakzame oog van Baines, de butler. Zijn Baines, want de butler is de vertrouwde vriend van het ventje. Hij neemt het mee op lange wandelingen en hij neemt het mee in lange fantastische verhalen over Afrika. Woeste negers waren daar, die Baines belaagden, maar Baines is nu eenmaal een held, vocht en won. Philippe vertrouwt hem onvoorwaardelijk. Baines is zijn afgod. En niets kan het aureool om Baines doen verbleken. Het huwelijk van de butler is een mislukking en de kleine Philippe is er getuige van zonder er het wezenlijke van te begrijpen. Hij haat mrs Baines, omdat ze scherp van tong is, hem zijn spelletjes niet gunt en de autoriteit van de afgod Baines steeds kleineert en onteert in scherpe woordenwisselingen. Maar de afgod Baines brengt zichzelf ten val, nadat de omstandigheden de persoon Baines ten val gebracht hebben. En daarmee wordt in de kinderziel een chaos aangericht. r\IT IS HET GEGEVEN van de film „The fallen idol", die in het Neder lands volkomen ten onrechte de titel „Een kind klaagt aan" kreeg. Een merkwaardige film, die geïnspireerd werd door het voortreffelijke verhaal van Graham Greene „The basement room". Het filmverhaal vindt zijn uit gangspunt in een driehoeksverhouding: de wrange mrs. Baines, haar in het huwelijk ontgoochelde man en het „nichtje" Ju1!e, een ambassade secreta resse, met wie Baines een betere toe komst denkt op te bouwen. Van de ont. wikkeling in deze driehoeksverhouding is het kind getuige, zonder er de bete kenis van .e begrijpen. Het kind ziet de tragedie van volwassenen voor zich afspelen met ht. verbijsterde oog van een negenjarige, die zijn volledig ver trouwen aan een mens heeft geschon ken en tot de voor hem onbegrijpelijke ontdekking komt, dat zijn begrippen ten opzich* van deze man onjuist zijn. En wanneer de tragedie een hoogtepunt bereikt met de dood van mrs. Baines. die na een twist met haar echtgenoot van een trap komt te vallen, ziet het kind hierin een nieuwe heldendaad, van zijn afgod („Was dit nu zelfverdedi ging. Baines. net als in Afrika?"), maar het neemt Baines tevens in bescher ming tegen de gevolgen: de politie, die meent niet met ern ongeluk, maar met moord te doen te hebben. Het kind ziet de figuur van Baines ontluisterd en tracht hem te redden met onbeholp i en fantastische be denksels, zonder te beseffen, dat het hiermee juist zijn held benadeelt. Wan neer de jongen tenslotte op aandringen van Baines de waarheid gaat spreken heeft het onderzoek al een dermate gunstige oplossing opgeleverd, dat het geval door de bekentenissen van het kind slechts vertroebeld wordt. Het kind wordt met zijn waarheid terzijde geschoven ook door Baines en het ervaart dan hoe voor de grote mensen het begrip „waarheid" minder aan vaardbaar is dan leugen. Een desillusie die des te schrijnender wordt, wanneer Baines hem verklaart, dat er hier geen sprake was van zelf verdediging, evenmin als in Afrika; want dat mrs. Baines door een ongeluk stierf en dat de heldhaftige Afrika- verhalen enkel en alleen fantasie wa ren. Hiermee heeft de afgod zichzelf ten val gebracht, zijn aureool in scher ven geslagen en het kind voor een ver bijsterend probleem geplaatst: de grote mensen zijn onbetrouwbaar; wanneer ze je in vertrouwen nemen steekt daar een onzuivere bedoeling achter en hun waarheid is de leugen. J)E ENGELSE REGISSEUR Carol Reed maakte van dit verhaal een bijzon der boeiende film met een uiterst ster ke psychologische ontleedkracht. In de reeks verwikkelingen en verwrongen heden van de problemen der volwas senen bepaalde de filmer zijn aandacht bil het kind als centrale figuur. En meer dan het drama der volwassenen is hier de botsing van de kinderziel met dit aan zijn bevattingsvermogen ontsnappende drama op de voorgrond geplaatst en met onthutsende en ont roerende zuiverheid getekend. Twee aan elkaar volkomen verschil lende factoren, werden hier tot een eenheid samengebracht: de objectieve geschiedenis van het huiselijk drama scherpe en fijnzinnige karakterteke ning. en de volkomen subjectieve gevoelens en reacties van het kind dat dit gebeu ren gadeslaat. Een der meest treffende scènes is in dit verband die in ëen stil koffiehuis. De kleine Philippe heeft er Baines ge vonden, die een ontmoeting heeft met Julie. Hun gesprek stokt, wanneer het kind in zijn argeloosheid aan hun tafel tje gaat zitten en Carol Reed weet dan in zijn film een onnavolgbaar knappe atmosfeer en spanning te leggen: het kind dat in zijn onschuld de twee oude ren in zijn eigen wereldje betrekt; de steelse en gedempte zinnen, waarmee de volwassenen hun gesprek trachten voort te zetten; het kind weer dat een half woord opvangt en zich in de con versatie mengt, achteloos en met meer aandacht voor zijn taartje, maar toch juist in zijn onwetendheid soms een kern treffend, waardoor heel het drama voor de toeschouwers in al zijn ver scheurdheid van gevoelens opensplijt. De film heeft meer van deze momen ten, die een v. iderlijke helderheid be zitten en in prachtige filmtaal werden uitgedrukt, zoals de wandeling in de Londense Zoo, waar een soortgelijke spanning wordt opgebouwd, louter uit beeld- en geluidfragmenten, een wisse ling van opnamen van dieren. Philipp^, Baines en Ju'le en een wisseling vaii kinderkreten, diergeluiden en half uit gesproken zinnen. Het geheel levert zo een totaalbeeld op van een bijzonder j-.jET SPEL der hoofdpersonen in „The fallen idol" is van eenzelfde voor name gelij" waardigheid en beheerst heid, sterk doorleefd, knap en bijzon de? zuiver Michèle Morgan geeft een prachtig-ingeh uden en fijnzinnige ty pering van de wat vage figuur van Julie en Sir Ralph Richardson brengt hier een van zijn voortreffelijkste crea ties tot stand als Baines. Zijn spel is uiterst beheerst en desondanks van een wondere gelatenheid die een geconcen treerde, van gespannenheid bijna on draaglijke atmosfeer weet te scheppen. Maar meer nog verdient het acteren van het kind de aandacht, dat hier een haast „ongelofelijke" geloofwaardigheid en natuurlij' bereikt. Denkt mtn even terug aan andere kinderen in films (Shirley Temple!) dan voelt men ook dat hier- voor de eerste keer een kind in een film werkelijk kind is. Het kind acteert hier niet meer, maar lééft. Met een psyc1 ologisch bijzonder scherpe k""c een bewonderenswaar dig geduld heeft Carol Reed het jonge tje Bobby Henrey is zijn naam geobserveerd in zijn spel Want de reacties van he' kind werden bereikt door middelen die volkomen los ston den van een door leven van 't filmver haal. De regisseur liet het kind zijn eigen vertrouwde k'nderspelletjes spe ler in de studio's, waar de camera's in bedrijf waren zonder dat 't kind dit besefte. Het kreeg goochelaars en pot senmakers te zien en grappige ver haaltjes te horen. Men speelde met hem allerlei spelletjes. En Carol Reed slaagde erin de reacties van het volko. men argeloze kind door de camera on derwijl te laten noteren. Dat hij met de aldus verkregen op namen door een weloverwogen mon tage met „geacteerde" beelden aan zijn film een overrompelende natuur lijkheid en betrouwbaarheid wist te verlenen is een bewijs te meer voor de intelligenti -, de vakkennis en vooral hc-t talent van deze regisseur. „The fallen idol" werd er een film door, die ondanks enkele wat zwakkere momen ten, gerekend kan worden tot een bij zondere en hoogstaande klasse, waar mee de Britse filmindustrie alle eer inlegt. LONG SHOT. achtig.deze stem is een tovermid del. Men ziet als het ware het geluid zich vormen, zonder zichtbare moeite, zonder enige energie. De stem ligt soms, als het ware, vóór de mond, en Gigli speelt met die stem. Hij bespeelt haar met zijn fantasie, zijn nerveuze temperament, zoals een pianist zijn in strument met zijn vingers bespeelt. En soms komt het voor dat men alleen de stem hoort en de meester niet meer ziet. Dat waren de brillante momenten, waarin men deze menselijke bazuin op zijn zuiverst en edelst hoorde. Nooit hoorde ik zo schoon Monte- verdi's „Lasciatemi Morire", nooit ook 't Plaisir d'Amour van Martini. En wanneer zullen wij in Nederland nog eens „Che Gelida Manina" uit La Bo hème zo horen vertolken als gister avond Gigli haar zong? J_|ET PUBLIEK was in één voortdu rende vervoering. Het was beurte lings wild van enthousiasme en ver stomd van aandoening. Aan het applaus dat keer op keer losdonderde kwam soms schier geen einde en Gigli was verplicht een groot aantal toegiften te schenken. Het publiek dat enkele malen alle maten van bezinning kwijt dreigde te raken riep de maestro vanuit de zaal toeFaustPagliacciPes- catori....!! En ze kwamenmet nog andere, als het door de film populair geworden „Mama" en enkele andere volksliedjes. En ook Gounod's Ave Maria. En zo zong Gigli de avond vol. Het ene lied na het andere, bekende melo dieën, beroemde aria's en de liederen die wij van hem kennen door de gra- mofoon. Het einde kwam, maar het publiek bleef door stampen en applaudisseren. Minutenlang.... vijf minuten.... maar de meester kwam niet meer terug, noch zijn begeleider, de droge, stille Vito Carnevali. die heel die avond onopge merkt was gebleven in de schaduw van de grote Beniamino. Het was uit. Gigli kwam niet meer terug. Al had men het Concertgebouw afgebroken. Hij had gezongenhij had er genoeg van. En men ging heen, verwonderd en ietwat teleurgesteld over de weigering om op de toegiften nog andere toegiften te geven. J.JET WAS EEN SCHONE AVOND en we zullen weer moeten wennen aan de andere goden op de zangers-Olymp. Trouwens, het is maar goed dat der gelijke concerten slechts sporadisch voorkomen. Tenslotte is men niet al tijd in staat nagenoeg tien gulden voor een entree-biljet te betalen. Maar men moet iets overhebben om Gigli te mo gen beluisteren en in Carnegie Hall, in de Metropolitan en 't Scala in Milaan betaalt men waarschijnlijk nog meer. Jammer voor de gewone man, die het met de gramofoonplaten van „U vraagt en wij draaien" op Vrijdagavond moe- doen. Ik heb me laten vertellen dat Gigli voor dit concert vijf duizend gul den honorarium toucheert. Dat is geen kleinigheid, zelfs als men wereldbe roemd is. Waarschijnlijk had Gigli mede aandeel in de opbrengst van de programma's, die de juffrouwen vlot verkochten tegen 51 (één en vijftig) cent per stuk. Dat is een onsympathie ke prijs. Als het dan toch duur moet zijn, laat het dan 60 cent kosten. Of is dit een nieuw systeem van gedwongen fooien geven....?? Bij de garderobe's speelden zich wil de tonelen af en er wordt gezegd dat er zwarte prijzen voor plaatkaarten zijn betaald die tot in de vijftig gulden lo pen. Ik heb 't niet kunnen controleren, maar het lijkt me niet uitgesloten. Er zou nog wel meer zwartgalligs te zeggen zijn, maar tenslotte zong Gigli te schoon om ons daar vanavond in te verdiepen. Hij heeft ons, een avond meegenomen naar een onbekend rijk, naar de lichtblauwe verten van een an dere wereld. Een wereld, die minder modderig, taai. bekrompen, triest en zwaar-op-de-hands is dan die waarin wij plegen voort te ploeteren, van dag tot dag. Het was het uur van een geluk zalige verrukking en ik gevoel me, als ik dit neerschrijf, een uur na dit con cert. iets rijker dan tevoren. Dat be wijst meer dan alle kritiek die de offi ciële waarnemers wellicht nog zullen weten te verzamelen uit dat zingen. Gigli heeft ons, met de grandeur van ziin stem. iets gelukkiger gemaakt. Wat wil men méér ANTHONY VAN KAMPEN. ANDERHALF JAAR VOOR WAGONLITS-IN SPECTEUR. Het Amsterdams Gerechtshof heeft gisteren het in September van verle den jaar door de rechtbank uitgespro ken vonnis over de 56-jarige ex-in- specteur van de Compagnie Internatio nale des Wagons Lits W. Th. A. K. be vestigd: 1J4 jaar gevangenisstraf met aftrek van voorarrest. WORDT ISRAËL ALS LID VAN DE V. N. TOEGELATEN? Men verwacht, dat de aanvrage van Israël om het lidmaatschap van de Ver. Naties komende week door de Veiligheidsraad behandeld zal worden. Er schijnt een redelijke kans op in williging van het verzoek te bestaan. ONTEIGENING IN OOST-BERLIJN. Berlijns „Oostelijke" burgemeester, Friedrich Ebert, heeft Vrijdag ver klaard, dat 440 bedrijven en fabrieken in Oost-Berlijn zullen worden ont eigend en aan de arbeiders overgedra gen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1949 | | pagina 5