De Amerikanen zijn in Hannover!
/\nsTERCz\ns
EEN KIND KLAAGT AAN
Van de laaisie loodjes, die
zwaar wegen
WERELDWENS
Carol Reed leverde topprestaties
Ik was geheim agent in oorlogstijd (XXXVII)
Commandant van
bunker-Duitsers!
de
PODIUM"
Film van grote
psychologische kracht
r
EATKRDAO 8 FEBRUARI
|}f HANNOVER neemt de spanning
van uur tot uur toe door de ge
ruchten van mensen, die de Amerika
nen reeds gezien hebben.
Wjj worden van uur tot uur meer
geplaagd door honger en vermoeid
heid. De laatste loodjes wegen het
■waarst!
Ik Hg in de zon op het plaveisel van
het stationsplein, maar wordt wakker
van een bekende geur. Ik moet even
nadenken voor Ik besef, dat de prik
keling in mijn neus veroorzaakt wordt
door de rook van een Amerikaanse
sigaret. Dit zou een dode opgewekt
hebben! Ik ga rechtop zitten en zie
een oudere man, die met heel weinig,
nee, misselijk weinig enthousiasme een
Camel rookt. Hij vertelt uit één der
voorsteden te komen, waar de Ame
rikanen die morgen binnengetrokken
zijn. Ze zjjn verbazend gul met hun
sigarettenpeuken en de man heeft er
een papieren zak vol van.
„Kan lk niet één enkel peukje van
u krijgen?" vraag lk.
„U kunt de hele zak krijgen," zegt
bij droefgeestig. „Ik vind ze niet lek
ker. Voor een doosje lucifers."
Ik ren weg op zoek naar Fraulein
Heinrichs, vertel haar, dat zij mijn le
ven kan redden met een doosje luci
fer» en ben even later in het bezit
van een zak vol smerige, maar heer
lijke sigarettenpeuken. Vergeten is
onze honger en onze neerslachtigheid.
We zitten in een kring op de straat
en roken als heren. Deze peuken over
tuigen ons ervan, dat er een eind aan
ons lijden gekomen is. Al is de voor
hoede nog niet aangekomen, de siga
retten zijn er reeds!
In grote opwinding brengen we de
volgende nacht door. We proberen
vast te stellen, hoe lang het nu zal
duren vóór we weer thuis zjjn We
halen herinneringen op. En we hebben
weer een toekomst.
J-JET KANONGEBULDER is al ge
ruststellend dicht bij en de hemel
is verderop helrood door de vlammen:
een prachtige achtergrond voor onze
juichende gedachten over de bevrij
ding. We verwachten, dat het bjj 't
aanbreken van de dag zover zal zjjn.
Maar we moeten opnieuw geduld
oefenen. En wéér hebben we de fout
gemaakt oude schoenen weg te gooien
voor we nieuwe hebben: we zitten
zonder ontbijt. Ik ga naar de juffrouw
van de N.S.V. om te zien wat ik van
haar kan loskrijgen. Zij is in een ter
neergeslagen stemming.
„En, zijn uw glorierijke vrienden
nog niet aangekomen?" spot ze.
„Neen," zeg ik, „maar u hoeft niet
zo bedroefd te kijken, want het zal
niet lang meer duren!"
„Ik zou graag uw mening over iets
weten," gaat het meisje plotseling
verder. „Denkt u, dat het volk de
N.S.V.-vertrekken zal bestormen en
ons zal lynchen?"
„Dat betwijfel ik," zeg ik zonder
echte overtuiging. „Misschien wan
neer ze denken, dat u hier eten opge
slagen heeft. Maar wat wilt u doen,
wanneer de Amerikanen komen?"
„Dat is moeilijk," antwoordt ze en
de tranen springen haar in de ogen.
„Ze zeggen allemaal, dat ze de stad
willen verlaten of naar huis gaan.
Maar ik blijf hier. Ik ben lid van de
Partei geworden, om mijn Volksge
nossen te helpen. Ik denk, dat ze,
wanneer de Amerikanen hier zijn,
onze hulp even goed nodig zullen heb
ben; misschien nog wel meer."
„Mogelijk," antwoord ik, even on
der de indruk van haar pathetische
idealisme voor een verloren zaak. Op
datzelfde ogenblik komt een jongen
de trappen afstormen. „Die Amerika-
ner! Die Amerikaner!" schreeuwt hij.
Er schiet een vreemde pijn door mijn
hart. Het is geen blijdschap, geen op
winding, alleen maar pijn. Ik lijk ver
lamd en laat de mensenstroom willoos
langs me heen gaan. Het meisje wekt
me uit mtfn verdoving. „Wel, Herr
van Leyden, dit is het einde van onze
vriendschap. Waarom gaat u de Ame
rikanen niet verwelkomen?"
„Waarom het einde van onze vriend
schap?" vraag ik.
„U bent thans de overwinnaar en ik
de overwonnene. Ik heb teveel trots
om contact te houden met de mensen,
die mijn land veroverd hebben."
„Wees niet zo gek!" val ik uit en
wind me plotseling evenzeer op als
alle anderen. „Kom mee naar boven!"
Langzaam volgt ze me en komt op
het stationsplein naast me staan. Tot
mijn verbazing is het plein leeg. Geen
Amerikaan te zien.
.„Nou waar zijn ze?" vraagt ze
sarcastisch.
„Ze zeggen, dat de tanks achtér
het station om gereden zjjn."
Ik staar over de brede, verlaten
straat, die van het station naar het
stadscentrum voert. Plotseling voel
ik me heel eenzaam. Maar dèn klinkt
er motorgeronk en plotseling zie ik
in de verte een motorfiets aankomen,
die langzaam op ons toe rijdt, midden
op de weg. Het ding wordt bestuurd
door een Amerikaan! Hij rijdt onver
schillig met één hand aan zjjn sten-
gun, kijkt als een tourist om zich
heen en kauwt kauwgummi. Hjj rjjdt
langs ons heen, onberoerd dóór het
gejuich van de mensen zo zelfbewust
als een koning, die een rjjtoer door
zjjn residentie maakt.
„Is dat het bevrjjdingsleger?" in
formeert Frftulein Heinrichs ironisch.
„Ja", antwoord lk. „Ze gebruiken
één man voor een karwei, waar het
Duitse leger een heel regiment voor
nodig heeft."
Ik heb de woorden nog niet gespro
ken of er vliegen zes jeeps met een
vervaarljjke snelheid langs de weg.
Ze houden recht op de hoofdingang
aan en stoppen met luid remmenge-
knars. Twintig mannen springen er
uit. Ze zjjn vuil en ze houden hun
stengun in de aanslag.
„Op zjj lammelingen!" grommen de
Amerikanen bars en banen zich met
hun geweerkolven een weg door de
opdringende menigte. Als tjjgers
schieten ze de trappen af en de bun
kers in. Daar ontdekken ze de N.S.V.-
vertrekken.
„Hier is het, jongens. We zjjn er!"
Ze willen de deur aan de achter
kant openen. Maar die deur is altjjd
gesloten geweest. Ze aarzelen geen
moment. Drie stenguns spuwen vuur
en verbrjjzelen de halve deur. Maar
de grendels zitten er op. Dan ont
dekken ze de goede ingang en stui
ven naar binnen. Ik ga hen na. Wan
neer ik aankom, schreeuwen ze het
Duitse personeel reeds hun vragen
toe. Natuurljjk hebben de Duitsers er
geen flauw benul van wat er gevraagd
wordt. Ik vind, dat nu mjjn tjjd ge
komen is en dring naar voren, de ka
mer in.
„Neem me niet kwaljjk", zeg ik op
mjjn mooiste Engels en klop de ach
terste man op zjjn schouder. „Kan ik
U soms van dienst zjjn? Ik spreek
Engels".
De man draait zich om, zet zjjn
stengun op mjjn maag en schreeuwt:
„Donder op, rotvent!" Ik kom in de
menigte terecht. Dan zie ik mijn fout
in en verander van tactiek.. Ik steek
mijn handen in de zakken en ga weer
naar binnen. Ik sta juist achter een
korporaal en zeg lijzig: „Hé, broer,
zoek je wat?"
De man draait zich om, alsof ik
hem een klap op zjjn hoofd gegeven
heb. „Hee daar, jjj spreekt Ameri
kaans! Lui, kjjk 's hier!" Al de ande
ren staan meteen om me heen,
„Wat heb jjj te vertellen!" vraagt
de korporaal. „We ben je?"
„Luitenant van Leyden, Britisch
Intelligence".
„O.K. broer, zeg op!"
„Niks er van!" antwoord ik ruw.
„Ik wil met je luitenant praten en met
niemand anders. Duideljjk?"
Ik maak een paar angstige minu
ten door. De soldaten stompen me
met hun geweren en onderzoeken me
op wapens. Ik heb het flink warm.
Maar tenslotte komt de luitenant dan
toch.
„Ben jjj Amrikaan?" vraagt hjj.
„Nee, ik ben van de British Intel
ligence. Als agent in Holland gevan
gen genomen. Ik wil me melden".
„Papieren?"
„Nee, niet één".
„O.K. Dan is het beter, dat je je
bjj je eigen mensen meldt Die komen
vanmiddag! Vertel me nou eens wat
je weet!"
Ik vertel hem in het kort wat ik van
de N.S.V. en het verdedigingsplan van
het station weet.
„O.K. Bedankt. Kom mee, jongens!"
en weg zjjn ze, op dezelfde Wild-
West-manier als waarop ze gekomen
zjjn.
yióóR IK ME bjj mjjn vrienden kan
voegen, klopt de lange Duitser,
de enige man van het N.S.V.-perso-
neel en de waakhond van de kelders,
me op de schouder. Hjj wil me er
voor bedanken dat ik de Herren Ame
rikanen over de ware aard van hun
werk ingelicht heb en hjj vraagt of ik
in de buurt wil blijven om als tolk te
fungeren. Er kunnen er nog meer ko
men. Ik kjjk het bureau rond en kom
tot de slotsom, dat dit een veel ge
zelliger verbljjfplaats voor ons is dan
bunker zes. En dus besluit ik een
beetje comedie te spelen.
„U hebt gezien, dat ik met de Ame
rikanen op goede voet sta", begin ik
op koele toon. „Ik ben Oberleutnant
van Leyden en voer van dit moment
af hier naast U het commando. Ik zal
op dit bureau blijven. Er wordt niets
weggehaald. Het N.S.V.-personeel kan
bljjven of weggaan, maar niemand
doet iets zonder mjjn voorkennis. De
samenwerking kan op vriendschap
pelijke basis plaats vinden, maar het
hangt van Uw gedrag af of het zo
bljjft!"
Weldra is alles georganiseerd,
's Middags zjjn alleen nog Fraulein
Heinrichs en de man van het N.S.V.-
personeel over; de anderen zjjn ver
trokken, zodra het gerucht doordrong,
dat een half-jood tot burgemeester
van de stad benoemd is. Juffrouw
Heinrichs doet een onaangename er
varing op, als zjj hoort dat ik tot de
gevreesde en gehate British Intelli
gence behoor. Maar zjj verzorgt mijn
vrienden, die aan het eind van hun j
krachten zjjn.
Ik wil zo gauw mogeljjk mjjn po
sitie als leider van de kelders bekend
maken, om oproer te voorkomen.
Daarom beveel ik de N.S.V.-man me
in de kelders te vergezellen en aan te
kondigen, dat ik een toespraak zal
houden. Vjjf maal houd ik dezelfde
kleine rede, elke keer ingeleid door de
machtige stem van de Duitser.
„Ruhe!" brult hjj, op een stoel
staande. Es spricht der Ober
leutnant." Het doet denken aan de
wjjze, waarop Hitier steeds op een
Patrei-congres aangekondigd werd.
„Es spricht der Filhrer!"
Ik vertel mjjn toehoorders, dat ik
thans de leiding heb en dat niemand
de kelder mag verlaten vóór ik in
structies van de Herren Amerikaner
heb. Dat zjj verzorgd zullen worden,
mits zjj zich rustig houden. Mochten
zij ongeregeldheden veroorzaken, dan
zal ik onmiddelljjk strenge maatrege
len nemen. Het zijn Duitsers. Dus
zjjn ze volkomen geïmponeerd.
ZOONTJE zag door een gebrandschilderd glaasje
En zuchtte: „Als zó heel de wereld eens was,
Wat zou dan toch alles „verschrikkelijk" mooi zijn."
Ook ik keek eens stil door dat simpel stuk glas
En voelde mij toen zo héél dicht naast m'n jongen,
Want diep in mijn hart leeft, ook net als bij u,
Dit ene geweldige, grote verlangen:
O, was toch de wereld maar anders dan nu.
Wat kon het toch alles ontzaggelijk mooi zijn,
Nóg mooier dan door een geschilderd stuk ruit.
Want dat maakt tenslotte slechts alles éénkleurig
En wist alle kleurenschakeringen uit.
„Wat kon toch de wereld ontzaggelijk mooi zijn",
Die zucht wordt in iedere toónaard gehoord.
Hoe hunkert een ieder naar liefde en leven,
Naar waarlijke vrede en rust, ongestoord.
Wat kon toch de wereld ontzaggelijk mooi zijn,
Helaas ligt het, lezer, niet in onze macht,
Het leed dezer wereld ineens om te keren;
Maar wat er de wereld wél van ons verwacht,
Is, dat op de plaats, waar wij allen gesteld zijn,
Wij trachten een steun voor de naasten te zijn.
En ondanks de donkerheid Waar wij in leven,
Tóch nog te verspreiden een glimp zonneschijn.
De wereld is mooi en het leven kan mooi zijn.
Ik heb voor allen één wens en één bêe:
God, geef weer de vrede aan heel deze wereld,
En voorspoed en welvaart ons land aan de zee.
JABSON.
QISTERAVOND was het Amsterdamse
Concertgebouw tot aan de nok be
zet. Op iedere kwart en achtste vier
kante meter stond een stoel en zo
doende waren meer dan 2000 mensen
aanwezig in onze nationale muziek
tempel aan de Van Baerlestraat.
Ze waren daar om 's werelds groot
ste zanger te mogen beluisteren:
Beniamino Gigli.
Om kwart over acht verscheen de
maestro, een kleine, corpulente man,
met alle typische beweeglijkheid
van de Italiaan. Snel liep hij naar de
zwart-glanzende Steinway-vleugel op
het met publiek opgevulde podium, hij
boogen toen het applaus aanzwol
tot een orkaan, toen die 2000 bezoe
kers gingen stampen en schreeuwen
boog hij opnieuwen nóg eens en
nóg eens. Op dat ogenblik had Benia
mino Gigli het pleit al gewonnen, eer
bjj 'n noot gezongen had. Want de mees
ter bleek een beminneljjk mens te
zijn, gul met zjjn dank voor zoveel
hartelijk onthaal van dat stugge, uit
klei en modder getrokken volk der la
ge landen.
Toen ging hjj zingen.
J.JET EERSTE LIED dat hjj zong was
Donizetti's Elixir d'Amore (Una
furtiva lacrima) en er voor 'n schok
van ontroering door de zaal van 't Con
certgebouw. Daar klonk een stem, zo
als men die slechts enkele malen in
zijn leven vermag te beluisteren. Een
stem, die de ziel van een mens open
breekt, die hem vol doet stromen met
geluk en weemoed tegelijk. Dit zingen
is van een onbeschrijflijke verrukking,
het is muziek in de meest waarachtige
betekenis van het woord.
Men kan lang en zwaarwichtig dis
cussiëren over de kenmerken van
kunst, maar men behoeft geen mu
ziekmeester te zijn om te erkennen
dat dit zingen een waarlijk van God
gegeven gave is. Er blijft niets over
in het brein van de luisteraar dan dit
zingen. Alle bezinksel van de lange
dag ervoor, alle droesem van die dag,
alle sleur entristesse. alle kleine ver
drietelijkheden en grote teleurstel
lingen lossen op. Het is allemaal niet
meer van belang. Voor ons staat een
mens met een stem van een Engel. Er
valt alleen nog maar te luisteren. De
rest is onbelangrijk en van later zorg.
En men voelt heimelijk het verlangen
om uur na uur, en daarna uur op uur,
naar dat zingen te mogen blijven luis
teren.
Een programma van bel canto. Ze
waren er allemaalde grote num
mers van het internationale repertoire.
Eerst volksliederen, daarna operafrag
menten. Ze waren erMonteverdi
....MartiniBizet.... De Curtiz
HalévyPucciniKorte liede
ren, aria'sde een na de ander. En
na elk nummer brak de jubel los over
deze Italiaan, die kans zag dit trage
volk in de toverban van zijn stem te
brengen en die het vast hield van
nummer tot nummer.
Er waren hoogtepunten. En 't groot
ste van hen waarschijnlijk het beroem
de lied dat eens Caruso zong in vier
werelddelen: „Rachêle quand du Seig
neur" uit La Juive van Halévy. Waar-
JUSSEN DE SPIJLEN VAN EEN TRAPLEUNING een kinderhoofd: de
kleine Philippe kijkt omlaag in een grote vestibule. Hij ziet bedienden af
en aan draven onder het waakzame oog van Baines, de butler. Zijn Baines,
want de butler is de vertrouwde vriend van het ventje. Hij neemt het mee
op lange wandelingen en hij neemt het mee in lange fantastische verhalen over
Afrika. Woeste negers waren daar, die Baines belaagden, maar Baines is nu
eenmaal een held, vocht en won. Philippe vertrouwt hem onvoorwaardelijk.
Baines is zijn afgod. En niets kan het aureool om Baines doen verbleken. Het
huwelijk van de butler is een mislukking en de kleine Philippe is er getuige
van zonder er het wezenlijke van te begrijpen. Hij haat mrs Baines, omdat ze
scherp van tong is, hem zijn spelletjes niet gunt en de autoriteit van de afgod
Baines steeds kleineert en onteert in scherpe woordenwisselingen. Maar de
afgod Baines brengt zichzelf ten val, nadat de omstandigheden de persoon
Baines ten val gebracht hebben. En daarmee wordt in de kinderziel een chaos
aangericht.
r\IT IS HET GEGEVEN van de film
„The fallen idol", die in het Neder
lands volkomen ten onrechte de titel
„Een kind klaagt aan" kreeg. Een
merkwaardige film, die geïnspireerd
werd door het voortreffelijke verhaal
van Graham Greene „The basement
room". Het filmverhaal vindt zijn uit
gangspunt in een driehoeksverhouding:
de wrange mrs. Baines, haar in het
huwelijk ontgoochelde man en het
„nichtje" Ju1!e, een ambassade secreta
resse, met wie Baines een betere toe
komst denkt op te bouwen. Van de ont.
wikkeling in deze driehoeksverhouding
is het kind getuige, zonder er de bete
kenis van .e begrijpen. Het kind ziet de
tragedie van volwassenen voor zich
afspelen met ht. verbijsterde oog van
een negenjarige, die zijn volledig ver
trouwen aan een mens heeft geschon
ken en tot de voor hem onbegrijpelijke
ontdekking komt, dat zijn begrippen
ten opzich* van deze man onjuist zijn.
En wanneer de tragedie een hoogtepunt
bereikt met de dood van mrs. Baines.
die na een twist met haar echtgenoot
van een trap komt te vallen, ziet het
kind hierin een nieuwe heldendaad, van
zijn afgod („Was dit nu zelfverdedi
ging. Baines. net als in Afrika?"), maar
het neemt Baines tevens in bescher
ming tegen de gevolgen: de politie, die
meent niet met ern ongeluk, maar met
moord te doen te hebben.
Het kind ziet de figuur van Baines
ontluisterd en tracht hem te redden
met onbeholp i en fantastische be
denksels, zonder te beseffen, dat het
hiermee juist zijn held benadeelt. Wan
neer de jongen tenslotte op aandringen
van Baines de waarheid gaat spreken
heeft het onderzoek al een dermate
gunstige oplossing opgeleverd, dat het
geval door de bekentenissen van het
kind slechts vertroebeld wordt. Het
kind wordt met zijn waarheid terzijde
geschoven ook door Baines en het
ervaart dan hoe voor de grote mensen
het begrip „waarheid" minder aan
vaardbaar is dan leugen.
Een desillusie die des te schrijnender
wordt, wanneer Baines hem verklaart,
dat er hier geen sprake was van zelf
verdediging, evenmin als in Afrika;
want dat mrs. Baines door een ongeluk
stierf en dat de heldhaftige Afrika-
verhalen enkel en alleen fantasie wa
ren. Hiermee heeft de afgod zichzelf
ten val gebracht, zijn aureool in scher
ven geslagen en het kind voor een ver
bijsterend probleem geplaatst: de grote
mensen zijn onbetrouwbaar; wanneer
ze je in vertrouwen nemen steekt daar
een onzuivere bedoeling achter en hun
waarheid is de leugen.
J)E ENGELSE REGISSEUR Carol Reed
maakte van dit verhaal een bijzon
der boeiende film met een uiterst ster
ke psychologische ontleedkracht. In de
reeks verwikkelingen en verwrongen
heden van de problemen der volwas
senen bepaalde de filmer zijn aandacht
bil het kind als centrale figuur. En
meer dan het drama der volwassenen
is hier de botsing van de kinderziel
met dit aan zijn bevattingsvermogen
ontsnappende drama op de voorgrond
geplaatst en met onthutsende en ont
roerende zuiverheid getekend.
Twee aan elkaar volkomen verschil
lende factoren, werden hier tot een
eenheid samengebracht: de objectieve
geschiedenis van het huiselijk drama
scherpe en fijnzinnige karakterteke
ning.
en de volkomen subjectieve gevoelens
en reacties van het kind dat dit gebeu
ren gadeslaat.
Een der meest treffende scènes is in
dit verband die in ëen stil koffiehuis.
De kleine Philippe heeft er Baines ge
vonden, die een ontmoeting heeft met
Julie. Hun gesprek stokt, wanneer het
kind in zijn argeloosheid aan hun tafel
tje gaat zitten en Carol Reed weet dan
in zijn film een onnavolgbaar knappe
atmosfeer en spanning te leggen: het
kind dat in zijn onschuld de twee oude
ren in zijn eigen wereldje betrekt; de
steelse en gedempte zinnen, waarmee
de volwassenen hun gesprek trachten
voort te zetten; het kind weer dat een
half woord opvangt en zich in de con
versatie mengt, achteloos en met meer
aandacht voor zijn taartje, maar toch
juist in zijn onwetendheid soms een
kern treffend, waardoor heel het drama
voor de toeschouwers in al zijn ver
scheurdheid van gevoelens opensplijt.
De film heeft meer van deze momen
ten, die een v. iderlijke helderheid be
zitten en in prachtige filmtaal werden
uitgedrukt, zoals de wandeling in de
Londense Zoo, waar een soortgelijke
spanning wordt opgebouwd, louter uit
beeld- en geluidfragmenten, een wisse
ling van opnamen van dieren. Philipp^,
Baines en Ju'le en een wisseling vaii
kinderkreten, diergeluiden en half uit
gesproken zinnen. Het geheel levert zo
een totaalbeeld op van een bijzonder
j-.jET SPEL der hoofdpersonen in „The
fallen idol" is van eenzelfde voor
name gelij" waardigheid en beheerst
heid, sterk doorleefd, knap en bijzon
de? zuiver Michèle Morgan geeft een
prachtig-ingeh uden en fijnzinnige ty
pering van de wat vage figuur van
Julie en Sir Ralph Richardson brengt
hier een van zijn voortreffelijkste crea
ties tot stand als Baines. Zijn spel is
uiterst beheerst en desondanks van een
wondere gelatenheid die een geconcen
treerde, van gespannenheid bijna on
draaglijke atmosfeer weet te scheppen.
Maar meer nog verdient het acteren
van het kind de aandacht, dat hier een
haast „ongelofelijke" geloofwaardigheid
en natuurlij' bereikt. Denkt mtn
even terug aan andere kinderen in
films (Shirley Temple!) dan voelt men
ook dat hier- voor de eerste keer een
kind in een film werkelijk kind is. Het
kind acteert hier niet meer, maar lééft.
Met een psyc1 ologisch bijzonder
scherpe k""c een bewonderenswaar
dig geduld heeft Carol Reed het jonge
tje Bobby Henrey is zijn naam
geobserveerd in zijn spel Want de
reacties van he' kind werden bereikt
door middelen die volkomen los ston
den van een door leven van 't filmver
haal. De regisseur liet het kind zijn
eigen vertrouwde k'nderspelletjes spe
ler in de studio's, waar de camera's in
bedrijf waren zonder dat 't kind dit
besefte. Het kreeg goochelaars en pot
senmakers te zien en grappige ver
haaltjes te horen. Men speelde met
hem allerlei spelletjes. En Carol Reed
slaagde erin de reacties van het volko.
men argeloze kind door de camera on
derwijl te laten noteren.
Dat hij met de aldus verkregen op
namen door een weloverwogen mon
tage met „geacteerde" beelden aan
zijn film een overrompelende natuur
lijkheid en betrouwbaarheid wist te
verlenen is een bewijs te meer voor de
intelligenti -, de vakkennis en vooral
hc-t talent van deze regisseur. „The
fallen idol" werd er een film door, die
ondanks enkele wat zwakkere momen
ten, gerekend kan worden tot een bij
zondere en hoogstaande klasse, waar
mee de Britse filmindustrie alle eer
inlegt.
LONG SHOT.
achtig.deze stem is een tovermid
del. Men ziet als het ware het geluid
zich vormen, zonder zichtbare moeite,
zonder enige energie. De stem ligt
soms, als het ware, vóór de mond, en
Gigli speelt met die stem. Hij bespeelt
haar met zijn fantasie, zijn nerveuze
temperament, zoals een pianist zijn in
strument met zijn vingers bespeelt. En
soms komt het voor dat men alleen
de stem hoort en de meester niet meer
ziet. Dat waren de brillante momenten,
waarin men deze menselijke bazuin op
zijn zuiverst en edelst hoorde.
Nooit hoorde ik zo schoon Monte-
verdi's „Lasciatemi Morire", nooit ook
't Plaisir d'Amour van Martini. En
wanneer zullen wij in Nederland nog
eens „Che Gelida Manina" uit La Bo
hème zo horen vertolken als gister
avond Gigli haar zong?
J_|ET PUBLIEK was in één voortdu
rende vervoering. Het was beurte
lings wild van enthousiasme en ver
stomd van aandoening. Aan het applaus
dat keer op keer losdonderde kwam
soms schier geen einde en Gigli was
verplicht een groot aantal toegiften te
schenken.
Het publiek dat enkele malen alle
maten van bezinning kwijt dreigde te
raken riep de maestro vanuit de zaal
toeFaustPagliacciPes-
catori....!! En ze kwamenmet nog
andere, als het door de film populair
geworden „Mama" en enkele andere
volksliedjes. En ook Gounod's Ave
Maria.
En zo zong Gigli de avond vol. Het
ene lied na het andere, bekende melo
dieën, beroemde aria's en de liederen
die wij van hem kennen door de gra-
mofoon.
Het einde kwam, maar het publiek
bleef door stampen en applaudisseren.
Minutenlang.... vijf minuten.... maar
de meester kwam niet meer terug, noch
zijn begeleider, de droge, stille Vito
Carnevali. die heel die avond onopge
merkt was gebleven in de schaduw
van de grote Beniamino.
Het was uit. Gigli kwam niet meer
terug. Al had men het Concertgebouw
afgebroken. Hij had gezongenhij
had er genoeg van. En men ging heen,
verwonderd en ietwat teleurgesteld
over de weigering om op de toegiften
nog andere toegiften te geven.
J.JET WAS EEN SCHONE AVOND en
we zullen weer moeten wennen aan
de andere goden op de zangers-Olymp.
Trouwens, het is maar goed dat der
gelijke concerten slechts sporadisch
voorkomen. Tenslotte is men niet al
tijd in staat nagenoeg tien gulden voor
een entree-biljet te betalen. Maar men
moet iets overhebben om Gigli te mo
gen beluisteren en in Carnegie Hall, in
de Metropolitan en 't Scala in Milaan
betaalt men waarschijnlijk nog meer.
Jammer voor de gewone man, die het
met de gramofoonplaten van „U vraagt
en wij draaien" op Vrijdagavond moe-
doen. Ik heb me laten vertellen dat
Gigli voor dit concert vijf duizend gul
den honorarium toucheert. Dat is geen
kleinigheid, zelfs als men wereldbe
roemd is. Waarschijnlijk had Gigli
mede aandeel in de opbrengst van de
programma's, die de juffrouwen vlot
verkochten tegen 51 (één en vijftig)
cent per stuk. Dat is een onsympathie
ke prijs. Als het dan toch duur moet
zijn, laat het dan 60 cent kosten. Of is
dit een nieuw systeem van gedwongen
fooien geven....??
Bij de garderobe's speelden zich wil
de tonelen af en er wordt gezegd dat
er zwarte prijzen voor plaatkaarten zijn
betaald die tot in de vijftig gulden lo
pen. Ik heb 't niet kunnen controleren,
maar het lijkt me niet uitgesloten.
Er zou nog wel meer zwartgalligs te
zeggen zijn, maar tenslotte zong Gigli
te schoon om ons daar vanavond in te
verdiepen. Hij heeft ons, een avond
meegenomen naar een onbekend rijk,
naar de lichtblauwe verten van een an
dere wereld. Een wereld, die minder
modderig, taai. bekrompen, triest en
zwaar-op-de-hands is dan die waarin
wij plegen voort te ploeteren, van dag
tot dag. Het was het uur van een geluk
zalige verrukking en ik gevoel me, als
ik dit neerschrijf, een uur na dit con
cert. iets rijker dan tevoren. Dat be
wijst meer dan alle kritiek die de offi
ciële waarnemers wellicht nog zullen
weten te verzamelen uit dat zingen.
Gigli heeft ons, met de grandeur van
ziin stem. iets gelukkiger gemaakt.
Wat wil men méér
ANTHONY VAN KAMPEN.
ANDERHALF JAAR VOOR
WAGONLITS-IN SPECTEUR.
Het Amsterdams Gerechtshof heeft
gisteren het in September van verle
den jaar door de rechtbank uitgespro
ken vonnis over de 56-jarige ex-in-
specteur van de Compagnie Internatio
nale des Wagons Lits W. Th. A. K. be
vestigd: 1J4 jaar gevangenisstraf met
aftrek van voorarrest.
WORDT ISRAËL ALS LID VAN
DE V. N. TOEGELATEN?
Men verwacht, dat de aanvrage van
Israël om het lidmaatschap van de
Ver. Naties komende week door de
Veiligheidsraad behandeld zal worden.
Er schijnt een redelijke kans op in
williging van het verzoek te bestaan.
ONTEIGENING IN OOST-BERLIJN.
Berlijns „Oostelijke" burgemeester,
Friedrich Ebert, heeft Vrijdag ver
klaard, dat 440 bedrijven en fabrieken
in Oost-Berlijn zullen worden ont
eigend en aan de arbeiders overgedra
gen.