Over rokken gesproken 65 /\nsTERt/ns „Heintje" een halve eeuw op de planken 4 Y r 'M VOOR ONZE GROTE DOCHTERS Probeer dat eens, Mevrouw! Recepten van Kers de radio-kookleraar [~)it moet U weien! Rust is belangrijk De boekenweek weer in aantocht Wie, wat, waar? Het nieuwe boek aa™ PODIUM" Avonduur in Clair-ob scuur ^IST U dat de grote modehuizen huizen steeds meer mogelijkhe den zien in de combinatie rok-blouse? Het is opvallend hoeveel variaties men bedacht heeft, die met een beetje han digheid door de doodgewone huisvrouw nagemaakt kunnen worden. Om te be ginnen is er de avondrok. Meestal be staat deze uit wijde klokkende tafzijde (zwart of donkerblauw), een enkele maal uit fluweel. De lengte van deze rok ls verschillend. Soms reikt zij tot op de grond of tot de enkels, dan weer, is zij van voren aanmerkelijk korter en loopt van achteren uit in een gracieu ss sleep. Bij deze rokken draagt men blouses waarvoor men slechts héél wei nig stof nodig heeft. Kleine jakjes van een lapje brocaat, witbroderie anglai- se gegarneerd met zwart fluweel, wit katoen, fijn bestikt met talloze nervu- res en schouderloze of diep gedecolle teerde blouses van taf of fluweel in contrasterende tinten. Het allernieuw ste en ik kan niet anders zeggen, het meest practische zijn de avondblouses van dunne wol. Men kan ze kant en klaar kopen. De meesten hebben een bootvormige hals en zijn gegarneerd met gouden pailletjes maar in Frankrijk en in Engeland ziet men daarnaast veel zelfgebreide truitjes bij de avondrok. Voor de vrouw die nogal eens uitgaat is dit een ideale oplossing van het avondtoilet probleem. De gewone rok, die de meesten van ons graag dragen heeft weinig veran deringen ondergaan. De meters mate riaal die we er voor nodig hadden, be horen al weer tot het verleden en de gulden middenweg blijkt uiteindelijk toch weer de overwinning te behalen. De rokken zijn n.1. even klokkend en meestal voorzien van een brede leren of suède ceintuur. Een aardige nouve auté is de z.g.n. „cummerbund" die vooral in Amerika geweldig populair is, en bij de rok gedragen wordt. Het is eigenlijk niets meer dan een 20 cm. brede en ongeveer 3 meter lange lap stof, die om het middel geslagen wordt. Men wikkelt zich er als het ware in. Op deze manier krijgt men een zeer brede en stevige ceintuur. Deze cummer- bunds worden in fel contrasterende kleuren of zachte pasteltinten gedragen. Als tegenhanger van de wijde- is de nauwe rok ook nog steeds in de mode. Deze nauwe rok heeft echter in de zij- 0. 66 9 f6. JO 36 O. S. /f Voor meisjes van 13 d 14 jaar is dit een prettig sportief mantelpakje, dat bovendien tal van mogelijkheden biedt voor het aardig verwerken van strepen en ruiten en ook voor tweeërlei stof. We knip pen het pa troon van de pasdelen los van voor- en rugpand en kijken even of de rok- lengte naar wens is. We leggen x op, vallen de plooien in de rok, die we van boven even afstik- ken, en naaien de bij- schuiners in de achter baan. We zet ten de rok op een taille band en brengen in de linkerzijnaad de sluiting aan. We stik ken de voor pasjes op de ingerimpelde voorpanden, waarbij we desgewenst de loze zakklepjes (10 cm lang en 5 cm breed) gelijk meenaaien. Het schootje wordt aangezet, waarna we de zakken en zakkleppen opstikken. U kunt de zak in plaats van met een klep ook met een opgestikte pat van dezelfde vorm garneren. Het aangeknipte beleg naar binnen vouwen en de drie delen van het rugpand met elkaar verbinden. Rugschouders even inhouden. We stikken de mouwen dicht, waarbij de bovenmouw op elle booghoogte even ingewerkt wordt, en zetten de kop, die door bijschuinertjes (elk van 2 cm stofverbruik en 3 cm van elkaar) ingenomen is, met de binnennaad öp het tekentje vallend in het armsgat. De halsrand wordt tus sen de dubbele stof van de kraag ge naaid. De ceintuur maken we 4 cm breed. In één stof uitgevoerd, vraagt dit pakje ongeveer 2.40 m. stof van 130 breed. naden stolpplooien, waardoor de draag ster het lopen vergemakkelijkt wordt. Ook heeft men soms midden achter een klein split gemaakt of een groepje platte plooien ingezet, omdat bij het kokerrokje het gevaar van uitscheuren bij elke pas dreigt. Verder heeft men nog de rok als onderdeel van 'n japon. Hier in ziet men on telbare varia ties. In Londen geven de ont werpers voor keur aan de gladde eenvou dig met plooi en bewerkte rokken, in Pa rijs neigt men weer naar de rok met gedra peerde heupen. KAASKRINGELS. (Iets warms voor de broodtafel). Ongeveer 75 gram kaas, liefst korstloze, liter melk, 10 gram boter, 25 gram bloem, 1 flink mespunt paprika, zout, fijne noot muskaat, gehakte peterselie, 2 eetlepels bloem, niet te vol, 4 eet lepels water, wat fijne beschuit of paneermeel, boter of vet om te bakken. Sniijd de kaas aan kleine stuk jes, voeg deze bij de bloem en hak de kaas in de bloem zéér fijn. Maak van 't kaaspoeder met een gedeelte van de koude melk een papje, breng de rest van de melk met de boter en de paprika aan de kook, roer er het kaaspapje bij en laat het mengsel dan zachtjes enkele minuten doorkoken. Breng dit dan op smaak met wat zout en fijne nootmuscaat, roer er de gehakte peterselie door, giet het mengsel op een schotel ruim uit, koud en stijf laten worden. Ver deel het mengsel op wat paneer meel of f(jne beschuit aan kleine hoopjes, druk deze plaat, 1 cen timeter dik, een weinig modeleren en flink door de beschuit halen. Maak van de bloem, 2 eetlepels en het water een klontvrij beslag, haal hier de kringels doorheen, vervolgens nog eens door de fijne beschuit of het paneermeel en Iaat ze vervolgens op eau koele plaats enige tijd liggen Bak ze- vervol gens in wat boter, vet of sla-olie mooi bruin van kleur. Geef er brood met boter bij. Dien ze voor al goed warm op. VLAAMSE BIEFSTUK. Een pond gemalen biefstuk (paardenbiefstuk is voor dit doel prima), zout, peper, 1 kleine ui (zeer fijn gehakt), 1 hard gekook ei, 2 eetlepels tomatenpurée, wa ter, 2 eetlepels sjasaus, gehakte peterselie, wat boter jf vet om te bakken. Maak de gemalen biefstuk met wat zout, peper en de fijn gehakte ui goed op smaak, verdeel de mas sa in 5 porties en geef er een ronde vorm aan. Bak de biefstuk vlug aan weerskanten mooi bruin van kleur en leg ze op een schotel (houd ze even warmi, iaat een weinig boter goed bruin bakken, roer er de tomatenpmée en de slasaus bij, vervolgens een flinke scheut water, giet dit sausje over de biefstuk, bestrooi de biefstuk jes met zeer fijn gehakt ei en ge hakte peterselie. Geef er gebakken aardappelen of puree en als groenten bietensla bij. KOOLRAAP ELITE. Groen tenschotel Een grote koolraap, 1 dikke prei, 30 gram vet, 20 gram boter, 1 handje selderijgroen, fijn gesne den, 1 klein stukje laurier, 1 klein stukje kruidnagel, 1 theelepel kerrypoeder, liter water, wat zout, wat maizena of aardappel meel, enkele druppels soepen-aro ma, gehakte peterselie. Schil de koolraap, snijd ze in vier stukken en schaaf deze stuk ken op een rauwkostschaaf aan fijne reepjes, snijd de prei aan zeer fijne reepjes. Stoof de koolraap met weinig water en iets zout gaar, werp de groenten op een vergiet en Iaat droog uitlekken. Laat boter en vet in een pan flink warm worden, voeg hierbij de fijn gesneden prei, de kruiden en de kerry. laat alles enkele ogenblikken zachtjes frui ten, voeg er het water aan toe, breng het aan de kook en laat zachtjes koken tot de prei volko men gaar is. Bind het mengsel een weinig met wat aardappelmeel of maizena, verwijder laurier en kruidnagel maak goed op smaak met zout, peper, soepen-aroma en gehakte peterselie, roer er de gare koolraap door en laat nog enkele ogenblikken zachtjes doorstoven. Geef er verse aardappelen en varkenslapjes of gehakt bij. Er zijn weer sinaasappelen. Moet u levertraan of wonderolie slik ken, kauw dan eerst even op een stukje sinaasappelschil en de on aangename smaak van het drankje ontgaat u. q Eierdoppen klein gemaakt of gemalen, zijn als koolzuurhoudende kalk een goede meststof voor potplanten 'en vooral voor bonen en erwten. Voor de schoonmaak. Be hangselpapier, dat men zelf ge plakt heeft, springt niet indien men in de stijfsel een beetje ter pentijn heeft gedaan. Bruine vingertoppen, ontstaan door het roken, worden weer schoon, als men ze met citroen bewerkt. „Kijk me maar aan" riep Henriette Davids op het podium van het stamp volle Concertgebouw te Amsterdam. „Zestig". Dat was een jaar geleden, teen Amsterdam haar een overweldi gende hulde bracht ter gelegenheid van het feit dat „Heintje" de zes kruisjes was gepasseerd. „Nu begin ik aan mijn tweede jeugd" zo vertelde zij en het is een goed begin geweest. Nog steeds treed zij op in revue's, bonte program ma's en cabaretavonden. Deze „Hein tje". ondanks (of dank zij?) haar iet wat rauwe stemgeluid populair als wei nigen, viert Zondag 13 Februari haar 50 jarig jubileum. Op een leeftijd dat de meesten onder ons het tempo van 't leven wat vertra gen, beleeft deze zestigjarige ambassa drice van de kleinkunst, die reeds op haar elfde jaar begon, Het vermoeiende leven van reizen, optreden en weer reizen. Met haai populaire stemgeluid zingt zjj 't levenslied voor u, voor mij, voor ons. Voor Het Publiek, dat haar grote liefde is. Zij doet dat met ïan haar hand de Davidsring (de ..Ring van de Kleinkunst"), die zij vorig jaar van de Rotterdamse Kunststichting heeft gekregen. Toen Henriëtte in April 1948 per K.L.M. naar New York vertrok om op te treden voor de Nederlandse kolonie in Radio City, om te zingen in Carne- gie Hall en. later, om te filmen in Hol lywood, meenden velen dat dit een af scheid vpor het levep zou worden. Zij sprak het zelf tegen: „Ik beloof u, ik kom terug en niet eens als Heintje Dietrich". Deze belofte is waargemaakt. Zij kwam terug: met een reperoire, we liswaar met een Amerikaanse inslag (o.a. ,.I am Heintje"), maar dat haar terstond weer tot de lieveling van het publiek maakte. Als mevrouw Pincoff (haar stadhuisnaam. sinds haar huwe lijk met de journalist-revueschrijver Pincoff beter bekend als Rido) straks als „Heintje" in het openbaar gaat te rugzien op de 'afgelopen halve eeuw. dan hopen wij ook nog eens Mijn Popje (1902), „Leve de opera" (1909) en ,De Amsterdamse Meisjes" (1911) te horen. JOEN ONZE MOEDERS kleine babies waren, werd er niet half zo veel ge praat en gezeurd over de voeding als tegenwoordig. Een moeder voedde haar kind zelf, zolang als het haar mogelijk was, want er ging niets boven de moe dermelk. In onze tijd werkt men graag met tabellen en schema's, en vaak wordt er zoveel getheoretiseerd, dat de praktijk eenvoudig in een hoekje ge duwd wordt. Men kan natuurlijk alles overdrijven. Wij hebben eens een moeder ontmoet, die haar zoontje nog op zijn tweede verjaardag de borst gaf. Met het ge volg, dat de jongen heel zijn leven lang met de mond in de vorm van een zui gend kind rondliep! Maar het is wel een feit, dat een gezond kind niet be ter gevoed kan worden dan door de eigen, eveneens gezonde moeder. De hoofdzaak is echter de manier waarop men een kindje zijn voedsel toedient. Een nerveuze, gejaagde moeder, die spoed wil zetten achter de maaltijd, kan ontzaggelijk veel kwaad aan de kleine doen. Vóór alles moet er rust en regelmaat in acht worden genomen. Nooit iets forceren. Sommige mensen hebben de mond vol over een bepaalde hoeveelheid vi taminen, die het kindje binnen moet krijgen, maar er gaat niets boven de rust van het kind. dat. behagelijk en echt in zijn sas ligt te zuigen. Dat schijnt de baby een gevoel v.an veilige geborgenheid te geven. Er zijn natuur lijk kleintjes, die niet voldoende voed sel krijgen van de bomt. In dat geval zal de dokter wel andere voeding voor schrijven. Maar denk er om, dat U dan nooit forceert. Ga niet zeggen: „De dokter schreef dit voor, dus het moet naar binnen, zin of geen zin, het moet!" Dan dwingt U het kind om zich naar de voorschriften te voegen, ter wijl iedere dokter U vertellen zal, dat de voorschriften zich dienen te voegen naar het gestel en de aanleg van het kind. Controleer de baby. Let op zijn gewicht, zijn wijze van slapen en ook op de meer of mindere graagte, waar mee de voeding naar binnen gaat. Houd daar aantekening van en leg dat rapport aan de dokter over bij con trole. Maar onthoud U van zélf in grijpen en van iedere dwang. Het wordt wel eens gezegd, dat de tegenwoordige jonge generatie zo ontzettend nerveus is, doordat zij in haar jongste jaren veel te veel werd geforceerd in een richting, die niet strookte met haar aanleg. De kleine baby is nog een eenvoudig wezentje. Regel zijn leven dienovereen komstig. Maak het niet te gecompli ceerd en grijp niet te veel in. rte traditionele boekenweek, die op nieuw het hoogtepunt zal worden in de propaganda voor het Nederlandse boek, wordt dit jaar gehouden van 26 Febr. tot 5 Maart. Hun. die tijdens die boekenweek voor 3.50 aan Nederland se boeken kopen wordt wederom een geschenk uitgereikt in de vorm van de novelle „Twee negerkopjes", een door de Jury uit twaalf uitzendingen be kroond werkje. Het is geïllustreerd door de tekenaar G. Douwe. Onder hen die erin slagen te ontdekken, wie de auteur van het verhaal ls, zullen drie boekprijzen a 100 en 50 a 5 worden verloot. De jeugduitgave is een bundel ge dichten over het handwerk, vak of be roep en heet „De Muze en het am bacht". De gedichten, die zijn van de gouden eeuw tot heden werden verza meld door Victor E. van Vriesland en Han G. Hoekstra. Het is bovendien voorzien van portretten van de dich ters en korte levensberichten. Voor jonge kinderen wordt een gratis ver krijgbare kruiswoordpuzzle beschikbaar gesteld. De boekenweek wordt begonnen met de eveneens traditionele litteraire ga- la-avond in de Stadsschouwburg te Am sterdam. Albert Vogel Jr. en Claudine Witsen Elias zullen verzen zeggen. Na de pauze brengt de Nederlandse opera Maurice Ravels „L'heure Espagnole" uit. Ook in verschillende andere plaatsen in het land worden bijzondere bijeen komsten belegd. In Beverwijk b.v. zal Feike Boschma met zijn marionetten theater een opvoering geven van sprookjes van Godfried Bomans en Jac. van Hattum. Mogelijk zal in April nog een tentoonstelling worden gehouden van de vijftig fraaist uitgegeven Ne derlandse boeken van het jaar 1948. Uitgeverij „Wie wat waar" te Rot terdam. Het bekende Jaarboekje oorspronkelijk een uitgave van het Rotterdamsch Nieuwsblad, maar thans op zich zelf staande is ook voor '49 verschenen. Het ls weer een zeer uitvoerige gids geworden waarin, in kort bestek, tal van wetenswaardige bijzonderheden gemeld worden. De uitgave omvat voor dit jaar een kalender, een jaaroverzicht, sterrenen planten, uitgebreide bijzonderheden over vooraanstaande personen, officiële en niet-officiële lichamen, parlement, wereldgeschiedenis en wereldpolitiek, kunst, letterkunde, wetenschap, wijs begeerte, luchtvaart, film, sport, vissen en jagen, metereologie, gezondheid, ziektenwet, maten en gewichten, enz. Een schat van gegeven in een klein bestek onmisbaar voor allen die in de practijk van het leven staan. CENT J. J. Moerkerk: Nieuwe triumfen der techniek. Het was 'n uitstekende gedachte van de heer Moerkerk, om het Nederlandse publiek door middel van zijn boekje „Nieuwe triumfen der techniek" binnen te leiden in de onbekende wereld van technische vorderingen, waarvoor vijf jaar oorlog ons hebben gesteld. Kunst stoffen als cycleweld, nylon en perspex, straalmotoren, radar, electronenmicros- coop, DDT, Penicilline, wij hadden er van gehoord, zonder nochtans het juiste te kunnen bevatten. Op eenvoudige, maar voor een ieder begrijpelijke wijze heeft Moerkerk deze vraagstukken en nog tal van andere voor ons uiteenge zet in ziin boekje, dat bij de uitgevers Wyt te Rotterdam in een fris bandje is verschenen. FAMA TANDPASTA-INDUSTRIE HILVERSUM pjET IS NOG NIET zo lang geleden, dat het gebeurde. Het was op een van die treurige Januari namiddagen, dat ik een vriend moest spreken die zijn werk had in het Rijksmuseum. Buiten regende het niet, maar het was ook niet helemaal droog. De Stadhou derskade lag er eenzaam bij, alle men sen hadden haast om thuis te komen, en het leven leek traag en taai voor bij te ebben, zonder veel zin of beko ring. In die stemming liep ik, die treu rige dag, het museum binnen. Mijn vriend was er niet en het zou nog wel een half uur duren eer hij kwam, zeiden ze. Nadat ik eerst wat rondgehangen had in de dodelijke ver velende koffiekamer, slenterde ik de zalen binnen, waar suppoosten bezig waren de laatste bezoekers aan te zeg gen dat het de hoogste tijd was. Men ging sluiten. Toen. op dat ogenblik, had ik een merkwaardige ervaring. Ineens stond ik in de zaal tegenover de lachende Cavallier van Frans Hals. Er was niemand in de buurt: geen gids, geen suppoost, geen goede ken nis, geen vriend, geen kinderen. Ik was daar heel alleen met de lachende Ca vallier en hij lachte ditmaal geheel alleen voor mij. Het licht was al ver mengd met de eerste schaduwen van de avond en hoewel men zegt dat schilderijen alleen in puur daglicht ten volle tot hun recht komen, nooit tevoren zag ik die man. zoals hij hij daar toelachte, zo ontstellend levend. En een zonderlinge gedachte kwam over mij: was dit wel een schilderij? Was deze man wel met vernis over- glansde ingedroogde verf, bewaard gebleven op linnen van drie eeuwen oud en bijeengehouden door het don kere vierkant van een lijst? Was hier niet een opening in de zaalmuur van waaruit die man mij toelachte? En welk een lach! Zo n lach ziet men niet meer, of nauwelijks, in deze jaren. Wij lachen Wel, maar het heeft met lachen niet veel meer van doen. Deze man lacht zijn geluk regelrecht uit een overvol hart. Doodstil luisterde ik. gespannen om het geluid van die lach te horen, kla terend en spoelend door de zalen van dat verstilde museum, daverend tegen de koele deftigheid der wanden, dan send en vibrerend van muur tot muur, van gang tot gang, door heel de sui zende en vibrerende stilte van dat ge bouw, van de glimmende vloeren tot de dof-glanzende plafonds. Of lachte hij met uitLag daar,geen siniste re spot in de uitbundig gelachen lach van deze Cavallier, die drie eeuwen lang doorlachte, zo aanstekelijk dat de aan complexen ten prooi zijnde toe schouwers van 1949 zich naakt voelt staan in de wildernis van zijn bekom mernis om alledag? Ineens beseft hij, die bezoeker, dat Hij nooit zo zal kun nen lachen, ,dat dit lachen van een an dere tijd is. van een ander leven, ander bestaan, van een ander» wereld We hebben het verleerd, we zijn het vergeten, we zijn het hopeloos, hope loos kwijt. Voor goed, voor eeuwig, tot de laatste dag. JK GING VERDER. Daar hingen de twee verliefden, een groot en mach tig doek. Een man en een vrouw, bei den boordevol geladen met geluk en levenslust, zat van vreugde. Drie eeuwen schoven over dit doek heen, driemaal honderd jaren zagen nog geen kans ook maar iets weg te ne men, te verdoffen, te ontluisteren aan die man en die vrouw die zozeer weer geven een aards geluk, dat voor ons teloor ging. Het werd donkerder en ergens hoor de ik suppoosten kuchen en deuren sluiten. Het was alsof dat ergens in de verte gebeurde. Ik liep door, sloop voorbij de vloot, die eens Van der Velde de Jongere schilderde, stillig gend voor de kust. Ik hoorde het wa ter klotsen en rutselen tegen de bruin- begroeide scheepswanden, het zachte flapperen van al dit kleurig, uitwaai end doek en ik rook de penetrante n, een 'ereld. geur van zoutwater vermengd met de geur van een aansuizelende landwind. Toen stond ik in de zaal van de Meester. Er was nog maar weinig licht over en ergens begon regen tegen ruiten te tikken. Langzaam en bedachtzaam. In de zaal der Rembrandts was niemand. De banken waren leeg. Alleen de stilte en de schemering waren daar.Aan de ene wand hing een groot doek van Ferdinant Bol, aan de andere een schilderij van Govert Flinck. En vóór mij hing het Korporaalschap van de kapitein Frans Banning Cock; bijge naamd De Nachtwacht. Vóór mij kwam een groep mannen de plavuizen van een huis af, en zoals ze daar liepen, zo schilderde hen Rem- brandt. Het was nu zo donker, dat verscheidene delen van het doek zich hadden opgelost, maar de middenpartij was klaar en helder en in dat halfduis ter van de museumzaal gingen deze mannen, hun gezichten, hun gelaars de benen, hun door de luifels van hun hoeden overhuifde koppen, leven. Nooit eerder had ik zó het Korporaal schap gezien, zo beklemmend van rea liteit. Eenmaal stond Rembrandt in zijn werkplaats voor dit doek en schilderde het tafereel. Eenmaal vocht hij met weerbarstige verven, met penselen die niet wilden zoals de Meester wilde. Eenmaal beleefde hij alle ontgooche ling en wanhoop om d» dode stof, de ontzielde materie, levend te maken. Om van olie en verfstoffen levende mensen te maken. Het licht op dat Korporaalschap is geen geschilderd licht, maar het is levend licht, niet eens gestold, of geconserveerd door de eeuwen. Het i s licht. Dé mannen op dit doek zijn geen wassen beelden, het zijn geen marionetten die krampachtig worden vastgehouden op het opper vlak van het linnen. Ze zijn van vlees en bloed en ze lopen daar.... ze ko men het doek af en ze zullen u direct op zij drukken. Dat meisje daar loopt en hoorhoor.... het gelach en gepraat van de mensen er om heen Rembrandt heeft dit geschilderd maar hij moet dit gedaan hebben met al zijn hartebloed en heel het diepst geheim van zijn magistraal talent. Wat moet deze man onvoorstelbaar gelukkig en even onvoorstelbaar onge lukkig zijn geweest, toen hij uit do de stof, penselen én verf, uit olie, god delijke inspiratie en magische bezeten heid, dit alles vormde uit het niets. Nooit heeft iemand geweten en ook nooit zal iemand weten, hoe groot het geluk is geweest van die arme, ver doolde, eenzame, onbegrepen Rem brandt, toen hij de laatste penseelstreek gaf aan dit doek. Toen was het klaar. Het stond er. Daar liepen de mensen en ze leefden voor de eeuwen, die zouden volgen. Wie daar alleen staat voor het Kor poraalschap, op het uur dat aarzelt tussen de gaande dag en de aanrijpen- de avond, krijgt privaatles in beschei denheid. Hij staat daar stil en beseft de al te schamele geringheid van het eigen strovuur, bij het laaiende vuur van een talent, dat uitsluitend heeft kunnen bestaan bij de gratie van een Goddelijke begeestering. Er is geen verklaring voor het tot op deze dag onopgeloste mysterie dat Rembrandt heet. J)E SUPPOOST stond er al een heel lange tijd. Hij kuchte weer en hoestte daarna. En toen zei hij: „U moet gaan, mijnheer." Langs donkere spelonken, sinistere ravijnen, demonische maskers, lokken de vrouwenfiguren, die langs de over schaduwde muren van het museum hingen, ging ik terug. De regen tik takte nadrukkelijk tegen de ruiten, de suppoost neuriede een wijsje tussen z'n lippen en in de koffiekamer zat de vriend te wachten. „Waar was je?" vroeg hij. En dan „Voor de schilderijen moet je 's mor gens komen, nu deugt het licht niet. Je hebt er niets aan." In een prullig kopje kolkte een groe zelig moerasje koffie. De lange kell- ner hing als een slap, half ingezakt uitroepteken langs de muur en geeuw- de. Op de Weteringschans ve dorop, kon je lijn 7 hartverscheurend ""•en remmen en het geroezemoes var d» stad kwam als een vette wolk binnen drijven. De betovering brak, het avon tuur was uit. En we gingen verder. ANTHONY VAN kampei*

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1949 | | pagina 3