Mef Scott naar de Zuidpool Jo Boer en haar begrensd meesterschap „Waar slecht volle verkeert" letterkundige verschijningen I Sombere eenvormigheidmaar proza" dai tot het allerbeste dezer dagen behoort Lied van de week Seewald lijdt eerste nederlaag n Van Ernst Busch tot Wim Sonneveld Het Amerikaanse kerkhof te Margraten ZATERDAG 20 AUGUSTUS 1949 hm il" Jo Boer: KruisofMunt (bekroond met de Haagse Roman prijs). Uitgave A. A. M. Stols, 's-Gravenhage. paat Jo Boer de Hélène Swarth van het Nederlandse proza worden? Men weet het, de dichteres, die het instrument van onze taal op een onnavolgbare, nobele wi)ze bespeelde en er de schoonste muziek aan ontlokte, beperkte zich in baar lyriek allengs geheel tot het bewenen ener verloren liefde. De smart van Jo Boer ligt op een ander terrein dan die van Hélène Swarth, maar ze is niet minder diep, en met niet minder volharding getuigt zij ervan in haar boeken, die daardoor steeds de indruk maken, dat de schrijfster eigen lijk niet anders doet dan vooral één bittere levenservaring „van zich af te schrijven". En evenals „het zingende hart in onze letterkunde", zoals Kloos de gestorven dichteres eens genoemd heeft, doet Jo Boer dit op een technisch schier volmaakte wijze: haar proza behoort tot het beste wat tegenwoordig wordt voortgebracht; haar psycho-analyse staat op een zeer hoog peil en maakt ge bruik van jongste resultaten van wat men „diepte-psychologie" noemt en waarachter ..en een sterke intuïtie voelt, maar het valt moeilijk meer te ont kennen, dat deze grootste figuur onder onze hedendaagse romanschrijfsters dreigt, haar talent in een zekere sombere eenvormigheid te begrenzen, waarin het gevaar loopt, te verstikken. Het is mogelijk dat ons zal wcrrden tegengeworpen, dat de schrijfster dit maal toch wel degelijk gepoogd heeft, buiten het kader van haar vroegere romans te treden, dat zij haar familie tragedie in het raam van een maat schappelijk vraagstuk heeft willen plaatsen en de lezer op enkele pagi na's zelfs regelrecht suggereert, dat die tragedie zónder de gegeven, be staande maatschappij-vorm zich niet zó zou hebben afgespeeld. Doch het zijn juist deze bladzijden, deze in be togende trant gehouden passages, tus sen de gang van het verhaal gestrooid, welke in litterair opzicht zeer bepaald fouten zijn, omdat de schijfster zich er plotseling tussen haar sujetten en de lezer plaatst en zij kunnen de cri- tische lezer overigens ook geen ogen blik onder de indruk brengen. Trou wens, menselijke drama's zijn in ieder re denkbare vorm der maatschappij onvermijdelijk en een moeder die de liefde van haar kind wil forceren uit zuiver egoïstische motieven, zou even goed haar heilloos drijven kunnen voeren indien er geen beurslijsten, In dische fortuinen en wat dies meer zij, bestonden. Terwijl tenslotte achter het alternatief, in het „kruis of munt" belichaamd: aanvaarden van door een groot vermogen aantrekkelijk ge maakte „moederliefde" ófhet krankzinnigengesticht, met nog meer reden dan het slot van het boek geeft, een vraagteken gezet kan worden. Het feit dat het meisje in dit ver haal de „derde deur" kiest en uit ge brek aan geloof in het leven, zich aan de golven der zee geeft, heeft voor 't overige met het bedoelde alternatief niets te maken, omdat zij daarvan nog onkundig is; ze is louter een slacht offer- van verschrikkelijke familieom standigheden en diè te hebben ge schetst zoals zij deed stempelt Jo Boer dan toch wel degelijk tot een groot schrijfster. |n het kort is de loop van het verhaal deze: Bruno Waringa, een Indische makelaar van Friese afkomst, dus kop pig, düs zeer „ras-bewust", huwt met zijn nicht. Van de uit dit huwelijk af komstige kinderen is de zoon Charles een dégénéré, belandt de oudste doch ter, Agatha, in een krankzinnigenge sticht, waarheen de vader haar laat overbrengen om een door hem niet gewenst huwelijk met een halfbloed van adellijke Franse-, Armeense- en In dische afstamming te voorkomen en is de jongste, Aletta, wat men dan zo noemt, van tegennatuurlijke aanleg. Dit verhindert, niet dat zij, op last van haar vader, huwt met een eenvoudige Nederlandse jongen, Bernard Landman, die hij op zijn kantoor heeft te werk gesteld, en dat er uit dit huwelijk een dochtertje geboren wordt. Doch voor dien heeft Landman, die het bij zijn vrouw niet kon uithouden, de benen genomen. Het verhaal houdt zich nu hoofdza kelijk bezig met Aletta, haar dochter tje Jopie en de oude mevrouw Warin ga. Aanvankelijk speelt ook Bruno Waringa er een belangrijke rol in, maar meer en meer concentreert zich de geschiedenis op de verhouding tus sen moeder en dochter, welke zeer ge compliceerd is van de kant -der moe der. Deze immers ziet in haar dochter nu en dan het spiegelbeeld van de door haar verafschuwde man, voelt zich nu eens bekropen door berouw over haar eigen houding jegens hem, dan weer door haat, en wil bovenal, door een in geschapen bezits-instinct, de liefde van het dochtertje verwerven, dat zij ove rigens door haar redeloze driftbuien èn het verstikkende in haar moeder liefde" steeds meer van zich ver vreemdt. In deze beklemmende atmos feer vindt het kind alleen bevrijding bij haar grootmoeder die, vooral na 't sterven van haar man, zich als een milde en begrijpende persoonlijkheid openbaart, doch die tenslotte dan toch zelve ook overlijdt. Om dit verlies te compenseren, gaat Jopie zich meer en meer verdiepen in haar vader, die ze nooit gekend heeft, maar tot wie ze haar toevlucht wil nemen om te ont komen aan de ondraaglijk geworden moeder. Maar wanneer ze dan einde lijk een brief van die vader krijgt, op zijn sterfbed geschreven, een brief die haar het hele drama in het echtelijk leven van haar ouders onthult (drama dat zij echter als ontluikend jong meisje natuurlijk niet bevatten kan) breekt ook haar laatste illusie. En ter wijl haar moeder juist slaagt in haar pogingen om „in het testament te ko men" van haar Friese tante Waringa en zo het kolossale vermogen af te ronden waarmee zij denkt haar doch ter voorgoed aan zich te binden, laat het meisje zich van een golfbreker aan het Scheveningse strand de zee in voeren in een ongeweten opperst sar castisch commentaar op de materialis tische levensovertuiging der moeder. Er is iets in die sfeer èn in de en scenering van het boek, dat aan Cou perus' meesterwerk „Van Oude Men- schen, de Dingen die Voorbijgaan", doet denken. Ook hier een verhaal dat half in Indie, half in Den Haag speelt, ook hier fie gruwel der herinnering aan een misdaad, zij het van andere aard, ook hier het bestaan van aan hun tweede vaderland nog met allerlei banden gebonden „oud-Indischgasten" in de residentie. Maar verder dan op pervlakkig kan de vergelijking niet zijn. Couperus, de geniale, omvatte in zijn greep de beide werelden, Indie en „Den Haag" en wanneer men dan per se de „Indonesische kwestie" in ver band met deze literatuur wil brengen, dan zou men bij Couperus meer aan knopingspunten vinden (omdat men bij hem tenslotte alles vinden kan) dan bij Jo Boer, die alleen maar een op zichzelfstaande figuur van een brute koloniale exploitant geeft en als ge volgen van zijn leven en handelen een aantal min of meer pathologische ge vallen beschrijft. Het thema van de „zonden der vaderen" is toch ook hier weer het overheersende en alles over stemmende. Hieraan echter bepaalde algemene conclusies ten aanzien van een „sadistische" maatschappij en wat cftes meer zij te verbinden behoort, gelijk we reeds aanstipten, tot dp zwakke plaatsen in het boek. Men kan ook détail-critiek uitoefe nen. Jo Boer's schrijfwijze is visueel: daaraan ontleent ze haar bekoring en haar suggestieve kracht. Maar soms blijkt de visie bepaald mistekend te zijn en men betrapt de schrijfster op fouten die kunnen doen vragen of, wat men niét controleren kan, dan alle maal wel juist is? De plantage Arends burg ligt „diep in de binnenlanden van Celebes", maar tegelijkertijd ziet men er de zee (blz. 10). Bruno Waringa zag in Scheveningen „eenmaal in de weelcde Indie-boten varenEén grote schoor steen in het midden, twee kleinere agn iederen kant, de Oceaanstomers van de Maatschappij „Nederland". Voorwaar 'n wonderlijk model boten. Zulke onnauwkeurigheden zijn er meer. We hebben grote bewondering voor het laatste boek van Jo Boer en we misgunnen het zeker niet de Haagse romanprijs welke het is toegekend (te minder, daar er ons uit deze jaren geen beter stuk Nederlands proza bekend is geworden) maar zonder voorbehoud kan onze bewondering toch niet zijn. W.E. Aan alle gezonden Als ik iedere collecte Die ons aanbevolen wordt, In een weekzang moest bezingen, Kwam ik zeker tijd te kort. Want geen week kan er voorbij gaav., Of voor een of ander doel Komt Uien naarstig speculeren Op Uw geld en meegevoel. En is er soms géén collecte, Wil men ons eens overslaan, Wel, dan komt men met een zegel Of een prikkaart bij u aan. 't Zal wel nodig zijn, natuurlijk, Anders zou men het niet doen. Maar 't wordt wel eens te gortig, Heus, daar wringt wel eens de schoen Dat men dit zélf ingezien heeft En het ook beperken gaat, Dat bewijst thans "de collecte Van de sanatoria. De drie grote: „Zonnegloren", „Sonnevanck" en „Zonnestraal", Komen thans met één collecte; Dat spreekt duidelijke taal. Maar dan wordt er op gerekend Dat ge deze ene keer Ook een gift geeft en geen fooitje. Laat 't U zijn een zaak van eer. Een sigaar of borrel minder, Dat is toch niet zo'n bezwaar, Voor uw medemens die ziek ligt Slaat de handen in elkaar. „Met de sterken voor de zwakken", Zij ook thans weer het parool. Of ge thuis dan wel op straat zijt, In fabriek, kantoor of school. JABSON. De Schaak-achtdaagse Vreeken, Alkmaar, vrijwel zeker eerste prijswinnaar De voorlaatste ronde van de bonds wedstrijden heeft zich reeds door ner vositeit gekenmerkt. Seewald, Bergen, die in de hoofdgroep nog ongeslagen was, verloor met zwart van Bunt, Groningen. Hij heeft nog kansen op de tweede plaats, doch zal dan heden moeten winnen, terwijl Baren- dregt, die een half punt voorstaat, re mise zal moeten maken. Orbaan, Am sterdam, verzekerde zich Donderdag door een overwinning op v. Mindeno van de eerste plaats. De heren Muil wijk en dr. Mulder speelden remise, evenals v. d. Tol en Barendrecht. Onze Noord-Hollandse troef, Vree ken, Alkmaar, deed het opnieuw zeer goed. Hij heeft thans 51/p uit 6 en is vrijwel zekere eerste prijswinnaar. Geus, Den Helder, uit IV B herstelt zich. Hij won Vrijdag en heeft nu 3 uit 6, d.w.z. nog een kleine prijskans. Bomme, Den Helder, heeft 4'/» uit 6 en zal vermoedelijk een prijs behalen. In V C staat Levendig, Dirkshorn, met 3 uit 6 op de wip. Cool, Alkmaar, speelde in de eerste ronde van de vier kampen tegen Roodzant en won. In de tweede ronde zegevierde hij ^ei- Mix. Hier wordt nog slechts 1 ronde gespeeld, evenals in de andere groe pen en er is een goede prijskans. De laatste dag zal dus de beslissing moeten brengen. Indien Seewald zou winnen en ook Geus, Bommel, Cool en Levendig succes boeken, zijn drie tot vijf prijzen voor ons gewest niet uit gesloten, hetgeen een fraaie prestatie ir deze zware omgeving betekent. Tragedie van verbeten menselijk streven 2?OETE SALON-ACHTTGE PRENTJES, die met de werkelijkheid niet in de verste verte iets te maken hebben, en helden en heldinnen in wier ge kunsteldheid men met de beste wil moeilijk een echt en innerlijk bewogen léven ontdekken kan, zijn wij zo in de loop der jaren van het merendeel der films gewoon geraakt. Een film in deze maakwerk-trant, waarbij men slechts ajjn waardering kan richten op de mate van technische perfectie, waarmee» zjj verzorgd werd, verdient dan ook niet onze bijzondere aandacht. Maar het kan een enkele maal toch gebeuren, dat een dergelijke film plotseling enkele momenten oplevert, waarop haar wat huichelachtige toon wijkt voor een verbijsterend oprecht geluid, een felle karakteristiek van jnensen, gebeur tenissen of toestanden, een doordringende kenschetsing van psychologieën of geestelijke waarden. En daardoor kan het geheel eensklaps toch nog een betekenis krijgen, die wel degelijk aandacht verdient. Zo'n film is „Scott of the Antarctic", een product uit de Engelse studio's, dat onder de titel ,.Met Scott naar de Zuidpool" thans in Nederland vertoond wordt. AAN DE VERKENNING vap het Scott met zijn gezellen Evans, Bowers, Zuidpool-gebied en de ontdekking van de Zuidpool zelf is de tragedie verbon- dij van de Engelsman Robert Falcon Scott, die in 1910 naar de Zuidpool trok met de stille hoop deze als eerste te bereiken. Hij was echter niet de enige: in Australië startte een expedi tie onder Mawson en in Duitsland ver trok een anUere onder leiding van Filchner naar het Zuidpoolgebied. Roald Amundsen tenslotte organiseer- ae een Noors-Zweedse expeditie voor een zes-jarige met de „Fram" door lijke IJszee; eenmaal op weg echter wijzigde hij plotseling zijn koers en trok eveneens naar de Zuidpool. Hoe- Wilson en Oates op 17 Januari 1912 de Zuidpool. Hij vond er echter een tent met de Noorse vlag en brieven, waar uit bleek, dat Amundsen hem vóór was geweest en reeds op 14 December 1911 de Zuidpool had bereikt. De terugweg over de grote ijsbarrière leverde zwa re moeilijkheden op. Men bereikte een brandstofdepöt, maar de brandstof zelf bleek onbruikbaar geworden. Koude, honger, ziekte, uitputting en sterfte vertraagden de tocht. Scott had uit- kruistocht drukkelijk het zenden van hulpexpe- de Noorde- dities verboden, maar twee leden der bij het basiskamp achtergebleven ex peditie gingen toch op weg. Zij bereik ten op 10 Maart One-ton-camp, waar hulpexpeditie kon echter niet verder trekken. Elf kilometer zuidelijker, mid den in de ijzige verlatenheid, lagen Scott en zijn gezellen te sterven. Op 12 November vond men een inge sneeuwde tent met hun lijken en Scott's wel Scott's onderneming in de eerste voedselvoorraden lagen opgeslagen, pe plaats een wetenschappelijke studiereis was en hij allerminst zijn plannen wil de opgeven voor een wedren naar de pool, kwam uiteraard toch bij de expe ditie de nationale trots in het geding. Van de buitenwereld geïsoleerd in dagboeken; de laatste aantekening da- de poolstreken, zonder enige informa- teerde van 25 Maart 1912. In 1913 keer- ties over de vorderingen der concur- de Scott's schip „Terra Novain Enge- renten, ging Scott's expeditie op weg, land terug: de Zuidpool was bereikt; de zorgvuldig een route aanleggend met tocht zelf was echter in verhouding voedsel- en brandstof-dépöts, die de tot de offers, die zij gekost had, vrij terugkeer door de onherbergzame ijs- zinloos, want de wetenschappelijke re- gebieden mogelijk zouden maken. On- sultaten van de expeditie bleken ge- der zeer grote moeilijkheden bereikte ring. DIT DRAMA was het onderwerp van de film „Scott of the Antarctic" en de ze rolprent werd wanneer men be reid is het eerste gedeelte, een span ningloos, akelig-geromantiseerd ver haal over de voorbereiding van Scott's expeditie, te verwaarlozen een bij zondere prestatie van de Britse filmin dustrie. Hoeveel tekorten men ook kan aanwijzen, zij wegen niet op tegen het feit, dat „Scott of the Antarctic" in tens suggestief voor ons de tragedie doet leven van de poolreiziger Scott, de tragedie van verbeten menselijk streven en menselijk doorzettingsver mogen, die te pletter moesten lopen op de ongunst van het lot en de overmacht van grootse maar barre, mensvijandige natuurelementen. In een groot deel van de film krijgen wij niets anders te zien, dan beelden van eindeloze ijsvel den, onbedwingbare ijsbarrières en meedogenloze sneeuwstormen en daar in het groepje van eerst vijf, vervolgens vier en ten leste drie mannen, die on verzettelijk ondanks alle uitputting op tornen tegen de natuur, in lange dag reizen slechts enkele kilometers vor deren, maar van geen opgeven weten, totd|t een sterker lot het hun onmoge lijk maakt verder te trekken en hen doemt in alle gruwelijke verlatenheid hun dood af te wachten. Deze beelden, die ondanks de eentonige ongevarieerd- heid van hun onderwerpen ijs, sneeuw en een paar mensen vol in tens levende spanning zijn, beroeren ons op ongemeen sterke wijze en door dringen ons diep van de huiveringwek kende tragedie, die daar in het poolijs teneinde gestreden - werd. „Scott of the Antartic" werd niet zomaar een repor tage van een ongelukkig verlopen ex peditie, maar een waarlijk ontstellend drama van menselijke durf en mense lijke onmacht EN OMDAT de film als gespeelde documentaire dit weet te bereiken, aanvaarden we haar met graagte, ook al moeten wij daarbij over grote be zwaren heenstappen. Om dit deel van de film de strijd van de pioniers in het poolgebied komt regisseur Char les Frend bijzondere lof toe. De mon tage van deze beelden geeft niet alleen blijk van weloverwogen psychologisch inzicht in de reacties van de toeschou wers, maar evenzeer in het karakter van het onderwerp en in de emoties van de personen, wier lot tot deze film aanleiding gaf. De beelden zelf zijn trouwens uitstekend verzorgd, al is een duidelijk verschil te constateren tussen de opnamen, die in de poolstre ken zelf genomen werden, die welke zoals het merendeel der gespeelde scènes in Noorwegen en Zwitser land werden gemaakt en de scènes, die men in de filmstudio's zelf recon strueerde: de documentaire opnamen uit het Zuidpoolgebied winnen het in dit opzicht glansrijk. Alle zorg werd ook besteed aan de historische betrouwbaarheid van de film (al doet ze het voorkomen, alsof Amundsen slechts enkele uren in plaats van enkele weken vóór Scott de Zuid pool bereikte). Zo worden er niet alleen getrouwe copieën gemaakt van de mo torsleden, die Scott voor zich had doen ontwerpen, maar tot in elk detail werd de l^le yitrusting, die Scott meenam naar de Zuidpool van schip tot paardentuig en olielampje ten be hoeve van deze film gereconstrueerd. (Een levensmiddelenfirma ging zelfs zo ver, dat zij aan de filmondernemers eenzelfde kwantum chocolade beschik baar stelde van een speciaal voor Scott bereid recept, als zij indertijd ook aan de expeditie geleverd had.) De documentaire waarde van de film mag er wat groter door geworden zijn, in artistiek opzicht heeft dit uiteraard niets te betekenen Wel daarentegpA het feit, dat men het aangedurfd heeft de hele film in kleuren op te nemen. Een gewaagde onderneming, maar ze slaag de; hoe wonderlijk het ook schijnen moge, waar men altijd aannam, dat sneeuw en ijs zich slechts zouden lenen voor zwart-wit-fotografie. De kleur kreeg hier een eigeft betekenis in de film, ondergeschikt aan het geheel, maar als middel om aan een beeld bij zondere uitdrukking en werking te ver lenen, onmisbaar. En daardoor ook is de film „Scott of the Antartie" als ex periment van waarde. LONG-SHOT. HET WAS VERSCHEIDENE JAREN VOOR WERELDOORLOG U, dat ik in Parijs, ergens in de buurt van de Place Pigalle, een klein, zeer onoog-l lijk in verregaande staat van verveloosheid verkerend bouwseltje binnen ging. De avond was al aardig ver heen en het regende. Aan de brokkelige fevei hing een armzalig pijpje neon te gloeien, dat een paar woorden vormde, die om de drie seconden aan en uitflapten. Die woorden waren „Cabaret" en „Ernst Busch". En die neon-woorden lokten me naar binnen Ik kende Ernst Busch van de radio; die man met de vreemde, hese, ge jaagde, gedreven stem. Eigenlijk alleen om Ernst Busch betaalde ik de paar francs en ging naar binnen. Het! was voor het eerst in mijn leven, dat ik in een werkelijk cabaret kwam, en ik zal die anderhalf uur nooit weer vergeten. Anderhalf uur blauwe rook. Anderhalf uur slecht licht, vreemde geurtjes van allerlei inferieure parfums. Anderhalf uur gesis en gefluit. Geblaas in m'n nek en brullend gelach. De atmosfeer was verstikkend als een gassend, borrelend moeras in een vochJ tighete midzomer. Het toneeltje was niets meer dan een allerpoverst scha vot, met aller-armetierigste décors. Het was alles lelijk en kaal, grauw en goedkoop, En vuil, goor en groezelig. En tóch was het onvergetelijk. En tóch werd het een ervaring. Tóch zou ik die avond nooit meer kwijtraken. Tóch werd het één van die herinneringen, die zich voorgoed vastleggen, voorgoed graveren in het hart van iemand. Die herinnering heet: cabaret. J;opjes, zuurtjes en de stiekum mee gesmokkelde fles ouwe klare. Met het colbertje uit en een zakdoek om het warme hoofd geknoopt. En als maar lachen om die „gekke buitenlanders". En alsmaar de bus laten stoppen voor het obligate plassie, ergens achter de bomen. En alsmaar dreinen van Die mooie Molen J7RNST BUSCH deed het, en ook nog een vrouw van onbestemde leef tijd, die in Parijs jargon chansons zong. Niet mooi en niet lelijk. Alleen maar bitter en navrant. En hard en kil. En zo snijdend, ke'rvend en guur als alleen maar een Franse vrouw in de herfst van haar leven kan zingen, op 't schavot van een toneel. Ernst Busch zong liedjes uit de Dreigroschenoper, de Driestuivers- opera. Ofzingen was dat niet. Eerder: zeggen, reciteren op een be paalde dreun en in een bepaald ryth- me. Men kan niet zeggen hoe dat was. Maar wie dat hoorde, dwars door alle rook, parfum en de dampen van ver schaalde wijn en bier heen, die bewaart een paar van die zinnen z'n leven lang. In de jaren daarna bezocht ik me nig cabaret, maar nooit meer beleef de ik zo'n uur als in dat smerige theatertje, bij de Place Pigalle. Nooit meer zag ik Ernst Busch staan zin gen, een beetje triest, een beetje grap pig. Spottend met ons, die zaten te 'luisteren, maar vooral spottend met zichzelf. En later, veel later pas, ben ik gaan begrijpen, dat iemand, die zó zingt, tegelijk blijmoedig en doodonge lukkig moet zijn. Omdat iemand die zó zingt het leven volledig geproefd heeft. Die zó zingt kent de smaak van het leven, die bitter-zoet is. Maar altijd ipeer bitter dan zoet. Daar, bij de Place Pigalle, leerde ik wat cabaret is. Wat daarna kwam was surrogaat cabaret Dat was variété. Dat was revue Dat was iets, dat hing tussen toneel en grappige kleinkunst. Dat waren bijna altijd stukjes die in nfin of meer snel tempo achter elkaar werden af gedraaid en die men dan „cabaret" noemde. Het had er niets mee van doen. Het was Hollands cabaret, en de kunst van het cabaret ligt ons nu eenmaal niet. Dat is jammer, maar het is nu eenmaal zo. We zijn daar voor te ernstig, te zwaar op de hand. Te taai en te stijl. Te deftig en te zeer op onze ponteneur gesteld. Te fatsoenlijk en te gedegen. Te fijn ook. Te zeer in de plooi en te braaf. We liggen te vast in de nuchtere, taaie klei der lage landen \^rankerd. We zijn veel te Hollands om iets te schep pen dat zo licht en lucht, zo schui mig en frivool, zo doorschijnend als een zeepbel in een zonnestraal is. Want dèt zijn de kenmerken van cabaret. Het glipt door je vingers heen en is tóch tastbaar. Het is een opflakkerende vlam die tóch even, een moment, schroeit. Een schijnge vecht met messen en dolken, waar aan men zich tóch even bezeert. Men vergeet het alles direct, maar een paar dingen, een paar woorden, een enkel half verwaaid flard van een lied of een gesproken tekst blijft voorgoed hangen'. Dat is cabaret. En niets heef" het te maken met pluche stoeltjes, met een gesmijdig fluweel Wagnerdoek, met smetteloze pro gramma-juffrouwen en air-conditio- ned zalen. Niejs, niets, niets. Al klinkt het nog zo onwaarschijnlijk en nog zo inconsequent. J?N TOCH is daar, in deze dagen, 'n cabaret in Amsterdam, dat merk waardig dicht die sfeer benadert en dat merkwaardig dicht bij het ware cabaret staat. Dat is in het Leidse- plein-theater, bij Wim Sonneveld. Er is wat humbug, er is vrat geniemen- dal, er is het nodige dat gezocht en niet bijster origineel is. Maar er zijn enkele delen in dit cabaret die onge looflijk zijn voor een Nederlands ca baret. Zo ongelooflijk, dat men z'n ogen wijd openspert en zich afvraagt hoe het mogelijk is dat Nederlandse artist'en zo perfect cabaret kunnen spelen. Ik durf zeggen dat ik zelden zo geboeid was in het Leidseplein- theater als bij dat laatste; cabaret van Sonneveld, en ik hoop dat meni ge lezer in de gelegenheid is kennis te nemen van dit cabaret, of dat Sonneveld de gelegenheid krijgt in 'n aantal plaatsen in Noord-Holland, in Alkmaar en de Zaan, in Hoorn en Schagen, in Den Helder en Bever wijk, op te treden. Sonneveld heeft een onbetaalbare kracht aan Hetty Blok, die niet al leen een uitgesproken talent bezit, maar tevens bewijst dat ze het leven van de mens, mitsgaders de mens zelf, behoorlijk „door" heeft. Het nummer „Wij zijn de Hollan ders", met tekst van Dick Swidde, is ronduit een meesterstukje van caba retkunst en ik zag zelden, misschien wel nooit „de-Nederlandse-reiziger-in- het-buitenland" zó plastisch, zó scherp, zó haast huiveringwekkend naakt ge tekend. Ondanks alle humor waarin dit nummer verdrinkt. De-Nederlan der-op-reismet z'n Schiller- hempje en z'n bretels. Met Haagse Prachtig is het korte optreden van Lia Dorana in „Feestdag", waarvoor Wies Defresne de tekst schreef, ter wijl Sonneveld zelf in zijn grote ver- kleednummer bewijst dat bij poogt meer, aanzienlijk meer, te brengen dan alleen maar wat zomers amuse ment. Tenslotte is daar dan dat glo rieuze slot, ten tonele gebracht door het complete ensemble: „Terror of Oklahama". Ik weet niet of deze „Billy Sunfield filmproductie, in beeld gebracht door YveS Robert", origi neel is. Van Nederlandse makelij is ze zeer beslist niet. Zoiets kan geen Hollander maken (waarom niet....? zie boven). Maar hoe dan ook men zit kaarsrecht op z'n stoel, van verbijstering en dolle pret^om zoveel geniale parodie, waarin men al onze jeugddromen van The Far West te rug vindt. Van de stomme Sheriff tot de koene cowboy; van de gevon den goudschat tot de vunze dief; van de geroofde maagd tot de wilde ach tervolging; en van het loon der bra ven en de vergelding der snoden; en eind goed al goed. Tenslotte dan nog: de kleine, ma gere man met het opvallend ovale hoofd: Peter Kellenbaeh, de man achter de vleugel. Ik denk wel dat alle cabaret-ensembles tussen Ame land en Zeeuws-Vlaanderen met vin ger en duim likken naar zó'n pianist. Die zoveel sfeer weet te preluderen, en die zo geraffineerd en met zeld zaam vakmanschap de gezongen tekst volgt. Een knap artist! Een meester. 1^/AAROM dit cabaret zo goed is, in dat kleine zaaltje van het kleine theater, dat weggedrukt staat ach ter de grote Stadsschouwburg? Om dat ons gans die avond een spiegel wordt voorgehouden. En beurtelings kunnen we ons hard en zacht spiege len. Wat we ziennu ja, dat zijn wij-zelf. Dat wil zeggen: povere illu siejagers; brave kuddedieren, eenza men en verlorenen; halfzachten en verdoolden; renners naar het geluk en al lang gestruikelden. Met alle maal iets van Don Quichot en Uilen spiegel. Iets van dit cabaret blijft na die avond bij u hangen. En werdt toege voegd aan de schaduwige beelden en schimmen die de grote, grijze massa vormen in de diepzee uwer herinne ring. yOEN IK tot hier was gekomen viel m'n oog op Van Dale, Groot Woor denboek der Nederlandse Taal. Ik wilde wel eens weten wat hij zegt van cabaret, en ik zocht de letter C. En dit stond er: „Cabaret, v. (-ten), (Zuidn.), her berg, kroeg, waar slecht volk ver keert;". Het een of het ander: óf de heer Van Dale heeft gelijk en dan moeten we het cabaret mijden als een oord van slechtheid en ondeugd, óf: het cabaret heeft sedert de dag dat de heer Van D. dit vaststelde (5e drul^ 1914) een geestelijke reiniging, een katharsis, doorgemaakt. Het ant woord op die vraag moet ge nu zelf maar geven. Na het zien van Sonne veld en z'n artisten, in dat kleine theater op het grote plein (achter de schouwburg). ANTHONY VAN KAMPEN De Commanderende Officier van het Amerikaans Graven Registratie Com mando, Eerste Zóne te Luik, waaronder he Amerikaans Militaire Kerkhof te Margraten ressorteert, deelt mede, dat deze begraafplaats wegens voortdu rende werkzaamheden nog voor het publiek gesloten blijft. De restauratie vindt echter zeer be vredigende voortgang en men is thans bezig met de afwerking, tuinaanleg en verdere verfraaiing van de begraaf plaats. Er bestaat echter geen bezwaar, dat bloedverwanten, vrienden en bekenden van de daar begraven militairen mits voorzien van een speciale vergun ning de graven komen bezoeken. Deze vergunning kan behalve bij ge noemde Commanderende Officier ook worden aangevraagd bij de Super intendant van de U.S. Militaire Be graafplaats te Margraten (L.).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1949 | | pagina 5