„LA TR AVI ATA" OPERA EN FILM BLIJVEN MOEILIJK TE VERENIGEN*) The Old Curiosity Shop Er zijn rare Canadezen en er zijn beste Canadezen DE BRONZEN ZEEMEERMIN VIJF MENSEN GINGEN NAAR CANADA (10) Een nachtelijke rit per auto en een wonderlijk verhaal over de Ogopogo Ons t.b.c.-sterftecijfer laagste ter wereld Cultureel Nieuws Toestand in Zuid-Borneo nog niet veranderd Lied van de week Gulden-gedachten Twee minderjarige meisjes te Waubach vermist Amsterdams Podium 19 meer electriciteit in Noord-Holland 08 CANADEZEN' ZIJN IN GELDZAKEN nogal gemakkelijk aangelegd, ten minste voorzover het In hun eigen voordeel ia Misschien hebben wij het In dit opricht niet al te best getroffen, maar het Hl dan toch maar regelmatig voorgekomen dat wfl te weinig geld ontvingen. „Afronden" noemen ze dat hier, maar ze ronden altijd af naar beneden. Denk na niet, dat men dat hier als diefstal beschouwt; neen, niemand schaamt zich daarvoor en als men er wat van segt blijft men toch de beste vrienden. Men glimlacht eens en probeert het een volgende keer weer. Het leven Is hier In alle opzichten vrij, dus ook in de ver- 1,onding tussen werkgever en werknemer. De baas Is vrij, maar de arbeiders dji het ook. Daarom is het in Canada gewenst, altijd wat reserve te hebben gu de bests reserve is geld. Voor geld ls Mer alles te koop. HET is daarom dubbel vervelend, dat geld zo moei lijk te krijgen is. Zaterdagavond hadden Dirk en ik gamen precies drie en vijftig cents op Mk en daar moes- tan we mee naar de stad. Moeder en Artje waren juist in hun „dierentuin" bezig. Een eek hoorn zat op een hekpaaltje op een stukje appel te knabbelen terwijl een andere uit een leeg sardienblikje wat water dronk; de shipmunkfamilie had zichzelf maar van het nodige voorzien. Uit de pan, waarin moeder de appels in plakjes snijdt om ze later te drogen, hadden ze ieder een plakje gehaald en zaten dat nu genoeglijk op de stapel brand hout op te eten. Het was een alleraar digst gezicht, maar we willen ook wel eens wat anders zien. Ons rijbewijs hebben we nog niet en tl hebben we al heel wat mijlen afge legd, de stad blijft toch nog te ge vaarlijk. Daarom blijven de anderen thuis en gaan wij „uit". Er stopt al gauw een pracht van een luxe wagen en een vriendelijke meisjesstem vraagt ons of we willen meerijden. Wat een ldeel De ohauffeur is een aardige stu dent, die „vaders car even gebruikt", het meisje is z'n „gijrl-friend" en even eens studente. We rijden met een pracht van een vaartje en er ontspint zich onderwijl een levendig gesprek. Als ze horen dat we uit Holland ko men, nodigen*ze ons direct uit om er gens iets te gebruiken. We zetten eerst •en vragend gezicht, maar dan wordt •en voet op de gaspedaal gedrukt en we stuiven in de richting van Vernon. t Schemert al als we de hoofdstraat doorrijden en ergens voor een helder verlicht eethuis stilhouden. Het is er druk bezet en met moeite vinden we een plaatsje. Er wordt ons daarop een hoeveelheid lekkernijen voorgezet die we ons, ondanks de wat vreemde samenstelling, toch goed laten smaken. Tot besluit nemen we allemaal nog een flesje coca-cola met een rietje in de auto mee. We starten opnieuw en een nachte lijk berglandschap glijdt ons voorbij, totdat we opeens een zacht glinsteren de vlakte recht voor ons uit zien. Het is het Okanaganmeer waarin de prach tige sterrenhemel zich met haar mil- lioenen lichtjes weerkaatst. Het is er in dit nachtelijk uur won derlijk mooi. De maan komt als een grote, goudglanzende schijf juist boven de bergen uit en verhoogt de geheim zinnige sfeer welke er in deze volko men stille nacht heerst, Aan het einde van de steiger, welke ver in het v%ter steekt, staan nog een paar zwemmers en zwemsters; op de top van de hoge springplank hangt een man op de leu ning en staart een beetje voor zich uit. Als we bij hem komen blijkt het de badmeester te zijn die „even stond uit te rusten". Onze vriendelijke gastheer knoopt 'n praatje met de man aan en al gauw zijn ook wij een-en-al oor voor de verha len, die al gauw los komen. „Zeker", beweert de verteller, „zowaar als ik hier sta: ik zag het met m'n eigen ogen; grote brede sporen in het zand, VADER AAN HET OOGSTEN PER TRACTOR en vraag het de mensen maar die daar wonen; ze hebben 's nachts veel lawaai gehoord en het is ook al voorgekomen dat er bij verschillende boeren een kalf en de volgende keer weer wat an ders werd weggehaald. En trouwens, lees het zelf maar, hier". Ik krijg een krantenknipsel van het plaatselijk blad in handen waarin een oud-kapitein van de meerboot ver klaart dat hij zelf deze week de Ogo pogo heeft gezien, het grote bijna 20 meter lange monster, dat in dit bodem loze meer moet leven, 't Is een zwart beest met een grote kop en lange nek en een aantal stekels op zijn rug; het heeft de vorm van een log reptiel en menigeen beweert het gezien te heb ben. „Ik zag", verklaart de zeeman te genover de verslaggever opeens het water hevig bewegen en een grote paarden-vormige kop kwam boven wa ter om dan weer te verdwijnen". Ik kijk Dirk eens aan en hij mij en de stilte valt ons dubbel op. De berg wanden rijzen steiler uit het water op en het is of het water in het sterren licht begint te leven. Als we enige tijd later weer vlak bij huis uitstappen en het vriendelijke jonge paar hebben bedankt, zit dat monster ons nog in het hoofd. Vóór we naar binnen gaan eten we nog een paar appels en praten nog wat na over dat bewegende water.... Zo'n Ogopogo toch! GOVERT J. DE JONG. In de memorie van toelichting op de begroting van Sociale Zaken zegt de minister, dat het sterfte cijfer in Nederland nog steeds uitzonderlijk laag is. Dit geldt zowel voor de algemene als de t.b.c.-sterfte. Zelfs is op dit punt het wereldlaagterecord bereikt. Net ziektecijfer aan t.b.c. staat tot dit goede bericht echter in schrille tegenstelling. In 1948 zijn 18.000 nieuwe actieve gevallen van t.b.c. bekend geworden of wel het dubbele van vóór de oorlog. r Bij het massa-onderzoek van de gezonde bevolking in de bedrij ven blijkt, dat op duizend ar beiders er twee d drie gevonden Werden, die aan actieve t.b.c. lijden, zonder dat zij er iets van uf weten. Het is dus noodzake lijk om de gehele bevolking syste matisch te onderzoeken ten ein de de bronnen op te sporen en de ziekte effectief te bestrijden. Wat het tekort aan consultatie- bureaux, medisch personeel en apparaten betreft, moet zo spoe dig mogelijk een ernstige ach terstand worden ingehaald. Daar toe is een bedrag van IS mil- lioen gulden uitgetrokken. QP HET OGENBLIK wordt in Parijs de vierde algemene conferentie der UNESCO (Organisatie voor opvoeding, wetenschap en cultuur der Ver. Naties) gehouden. Verschillende plannen ko men ter tafel ter verbetering van het internationaal begrip tussen de volke ren en van het kennisnemen van kunst en wetenschap uit andere landen. Ter sprake komt de culturele ontsluiting van Japan en Duitsland, waarmede reeds door de UNESCO een bescheiden begin is gemaakt. Enkele internationale congressen op wetenschappelijk gebied en uitwisseling van publicaties op het gebied van kunst en onderwijs staan op het programma. Een uitgebreide delegatie van Nederlandse deskundigen onder voorzitterschap van prof. dr. F. J.. Th. Rutten, minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen woont de conferentie bij. In de gotische zaal van het stadhuis te Brugge is men aan het werk getogen ter voorbereiding van het College van Europa, dat zich ten doel stelt de geest van eenheid in Europa te doen groeien. „Het is de taak van deze Europese Universiteit in de harten der Europea nen een Europees bewustzijn wakker te maken", aldus de hoogleraar prof. De Madariaga van Oxford. Als deze bijeenkomst slaagt, zullen de geregel de colleges in November 1950 begin nen. pE TACHTIGJARIGE in Ouderkerk aan de Amstel wonende componist Johan C. Berghout droeg zijn laatste compositie een ouverture voor sym- phonieorkest over motieven van het lied: „Hoe schittert weer de morgen ster" - op aan H.M. Koningin Juliana, die deze opdracht in dank heeft aanvaard. In Hilversum werd Woensdag het stoffelijk overschot ter aarde besteld van de schrijfster mevr. G. Wilbrink HoitsemaKok, die onder haar meis jesnaam Truida Kok een groot aantal werken publiceerde. Over enkele maanden zal het laatste werk van de schrijfster, die de leeftijd van tachtig jaar bereikt, het licht zien. Het is een meisjesroman „Sylvia onder de men sen", die thans bij de uitgeverij „De driehoek" te 's Graveland in bewerking is voor de serie Pyramide Jeugdro mans. De Franse zangeres Noemie Perugia zal onder auspiciën van het „Muziek- lyceum" te Amsterdam een cursus ge ven over het Franse lied op 3, 10 en 14 October. Behandeld worden de compo nisten Gounod, Chausson, Chabrier, Duparck en Faure. De laatste avond is gewijd aan het werk van tijdgenoten. Naar Aneta verneemt, zijn in de sta kingen in Zuid-Borneo nog geen ver anderingen gekomen. In de Ulu Sungai duurt de druk op de bevolking voort en zijn de plaatsen Buntok, Rantau en Kandangan verlaten. Ook uit Kandan- gan zijn de reeds teruggekeerde inwo ners ongeveer een derde deel van de bevolking weer vertrokken. Te Bandjermasin is de toestand even min gewijzigd. Het aantal diefstallen is niet verminderd. Nu dan de gulden is gekelderd, Beseffen wij eerst goed hoezeer Het geld een plaats inneemt in t leven, Dat merk je telkens, telkens weer. Gewis, op dit ons ondermaanse Speelt 't geld nog steeds een grote Als ik de loop van ene gulden Beschrijven moest, de krant kwam vol. Wat «inpers hebben hem beduimeld, Van millionnair tot bedelaar. In sloppen kwam hij en paleizen, d' Eén woog hij licht, de ander zwaar, Deez' heeft er nog moog'lijk om gebeden, Doch gene heeft hem weer vervloekt. De een hem lallend weggesmeten, De ander serieus geboekt. Hij was een uitkomst, een verlossing, Een koninkrijk voor menigeen. Hij was een ondergang en oordeel, Een oorzaak vaak van veel geween. De één heeft er voor krom gelegen, De ander rold' hij in de schoot, Die heeft hij uit de nood geholpen, Maar weer een ander in de nood. Hij was tot zegen en genezing, Maar ook tot bloed en rouw bestemd, d' Een gleed hij acht'loos door de vingers, De ander hield hem stijf omklemd. Hij wordt „het aardse slijk" geheten En is de spil waar 't al om draait, Hij heeft een legioen van slaven Waarover hij zijn scepter zwaait. Hij is.... vul zelf maar aan, m'n vrinden, Dit is hij u, ddt is hij mij. Hij rolt met ons tot aan de groeve, Dan valt hij, waggelend, op zij. JABSON rol; t1 nog. Ik kan me niet voorstellen, dat Buiten weten van haar ouders heb ben Dinsdag j.1. twee meisjes nit Wau bach (L.), de 15-jarige Cornelia Johan- na van Rijzewijk en de 14-jarige Ge- rarda Anna Jongen de ouderlijke wo ning verlaten en zij zijn sindsdien spoorloos verdwenen. De ouders hebben intussen van een jongen, die Maandag nog met de meis jes heeft gesproken, gehoord, dat een onbekende man, die zich uitgaf voor hotelhouder, de meisjes heeft beloofd kaar aan een mooie betrekking te hel pen. Men acht het niet onmogelijk, dat de meisjes met deze man op stap zijn gegaan. De rijkspolitie van Waubach heeft een onderzoek ingesteld. IK WEET NIET, HQE VAAK ik de laatste jaren al langs dat kleine, tussen de andere, grotere, zaken haast schuchter teruggetrokken, winkeltje in antiek ben gekomen. Misschien wel honderd keer. Misschien nóg meer. En iedere keer bleef Ik er even voor staan. Soms 'n halve minuut, soms een paar seconden, en soms hield Ik alleen maar 'n moment mijn pas in. Het stond er altijd en het staat er het er ooit wel eens nlèt zal staan, dat kleine, bronzen miniatuur, een zeemeermin, die in gehurkte houding zo maar wat in de verte wegstaart, in de richting van de straat. Ik geloof dat er, lange tjjd geleden, wel eens een prijskaartje tegen dat bronzen minia tuur heeft gestaan en dat die prijs toen niet in overeenstemming was met mijn financiële mogelijkheden. Nu ls dat kaartje weg en lk heb zo het gevoel, dat de kleine zeemeermin eigenlijk helemaal niet te koop is. Soms denk lk, dat de antiquair, die ik alleen ken als een donkere, figuurloze schaduw achter al die andere schaduwen van het antiquariaat, vreemd zou opkijken en verontwaardigd zijn als Iemand hem in ernst vroeg dat zeemeerminnetje te verkopen. MASSAGRAVEN BIJ DACHAU ONTDEKT Duitse arbeiders, uitgerust met gas maskers, hebben te Etzenhausen, nabij het concentratiekamp Dachau, twee nieuwe massagraven blootgelegd, waar in een straal van 33 meter 4000 lijken begraven liggen. EEN PAAR WEKEN geleden kwam ik 's nachts door die straat Al het ru moer en lawijt van de lange dag en de avond waren weggespoeld. Er waren alleen duisternis, stilte en schaduwen. Met wat gele lichtglanzen van de elec- trische lantaarns. Alle mensen in alle huizen sliepen. De gevels stonden, recht en krom, nog zwarter dan de nacht te gen de hemel. Iets als een aarzelende, nauwelijks zichtbare mist hing tussen hemel en aarde. En daar stond ze in de étalage, die k,eine zeemeermin van brons. Op de zelfde plaats, zacht-glanzend, een beet je apart van de Sèvres porceleinen poppetjes, de oude tinnen kannen en de in placide rust op zichzelf neerzien de Boeddha, die in al zijn logheid, traagheid en vleselijkheid het lijfelijk contrast was van de pure gratie, lief lijkheid en vlinderachtige lichtheid van het bronzen miniatuur. Ik bleef staan en stak een sigaret aan. En ik dacht dat ik dat beeldje toch wel heel graag zou willen bezitten. Er gens op een schoorsteenmantel. Of als presse-papier op m'n bureau of zomaar in mi.in kamer Het was zó stil in de straat dat die stilte wel te hijgen leek. Een balk maanlicht filterde door de zware wolken die over Amsterdam schoven en 'n deel van dat licht viel, als uit een gouden trechter, in die étalage en omvatte het miniatuur. Het was alsof het tot een allerver- wonderlijkst en onverwacht leven kwam en voor de eerste maal begreep ik dat dit een kunstwerk was. Niet zo maar een bronzen beeldje, maar een voorwerp, dat gemaakt was minder met de handen dan met het hart en de ziel van een mens. Wie dat beeldje had gemaakt moest de geweldige vreugde hebben gekend van het bedwingen van de dode stof. Want uit dood en onbe zield materiaal boetseerde hij een eigen droom, zijn eigen ideaal en illusie. Wat daar stond was de essentie van een mensenhart, het beste wat die mens had kunnen geven. Zijn droom was v-erkelijkheid geworden. Zoals in de legende van Pygmalion. Nieuwe pijpen maneglans vielen over de donkere straat en het licht ervan deinde en golfde rondom de kleine meermin achter glas, die het stralend middelpunt van de étalage werd. En /"•RAAF LEO TOLSTOï HEEFT EENS VERKLAARD, dat hij de opera volslagen onzin vond en een jammerlijk verknoeien van tijd en geld. Tolstoï's tijd is voorbij en al heeft hü dan werken nagelaten, die tot de wereldliteratuur be horen, de opera heeft zich beter staande gehouden: zij heeft inderdaad de wereld veroverd ondanks haar onzinnigheid. Ze stelt bijzondere eisen aan het publiek dat een drama gezongen wordt en dat de toneelhandeling volkomen bijzaak is en slechts als een zichtbare versiering van de muziek dient, zijn zaken die men eenvoudigweg moet accepteren evenals het feit, dat alle actie soms geheel te niet gedaan wordt door ettelijke herhalingen van teksten of doordat de werkelijkheid doorgaans tot in het absurde genegeerd wordt, wanneer een ster vende in een lange aria afscheid neemt of een in een vlucht op leven en dood opgejaagd man rustig midden op het toneel komt zingen, hoe erg hij wel op gejaagd wordt en hoe snel hij wel moet vluchten. Maar dit alles neemt niet grote verdienste van de operafilm is een tragische liefde, dat op zijn beurt dat zij aan de grote groep mensen, die zich het bijwonen van een opera uitvoering niet kunnen veroorloven, de mogelijkheid biedt toch kennis te waarin Dumas en Verdi voor het graf weer geïnspireerd was door het leven van de jonggestorven Alphonsine Plessis. De film begint met een scène, maken met enkele werken uit de ope ra-literatuur. En al mag het resultaat dan te wensen over laten, zowel wat de filmische als wat de muzikale kwa- van deze dame aux camélias, staan. Dumas vertelt het aangrijpende lot van deze vrouw en geeft aan Verdi haar dagboek te lezen. En terwijl deze liteiten betreft de huidige geluids- begint te lezen, gaat het beeld over in techniek, die zich overigens reusach- (je eerste acte van de opera. Tussen de tig snel ontwikkeld heeft, kan nog niet opera-beelden door horen we af en voorkomen, dat het geluid, bij het toe een vrouwenstem, de „inwendige systeem van opnemen en machinale stem" van het dagboek, die enkele weg dat de opera b« zeer velen favoriet is. Italië kweekte een operatraditie, die Velfs ver- 7 f wes mi au uiici» reproductie soms zeer sterk zelts ver- fragmenten voorleest ter inleiding van over de hele wereld erkenning en waardering vond. En profiterend van dit r -*-■» B - - succes begon Italië met een enerzijds waardeerbare, docb aan de andere kant ozijn minst hachelijk te noemen onder neming: de operafilm. Bij de opera-film zijn er twee mo- derbreken van een actie de spanning gelijkheden: de eerste is dat men een opvangen en tot een climax voeren. vormd wordt dit maakt nog niet dat de opera-film absoluut uit den boze moet zijn. Men kan als filmlief- een nieuwe acte van de opera. Op deze wijze heeft men getracht te breken althans met de cliché-achtige trant hebber een afwijzend standpunt inne- van opera-verfilmingen. Voor het ove- men tegenover een rolprentensoort. rjge js La Traviata" als film even wei aantal camera's opstelt in de toe- schouwersruimte van een schouwburg opera kent geen beweging, is volko- al het gebeuren op het toneel op men statisch en eerder nog anti-dyna- - mie/iVi* Vï i or wnrrlt rln Vionrlolinrt tvi ot upvdllgcu CJJ. LUC CCU UlJIliCtA. VUCI CXI. j Bij de opera mist men dit alles, de waarbij de voornaamste eisen van ae nig geElaagd als haar voorgangsters. film volkomen genegeerd worden, doch men moet ook het sociale belang blij- Ook hier wordt het beeld vrijwel steeds geremd door het geluid, dat nu h\ arennLdebvTstLngtOPHet resuIlteat °is misch: hier wordt de handeling met ven zien en dat is hier toch altijdI nog eenmaal de voorrang onontkoombaar het celluloid vastlegt. Het resultaat s onderbroken niet om daar- van betekenis, omdat de operafilm moet hebben. De camera probeert voor bijdraagt tot de verspreiding en de waardering van een belangrijk cul- dan een natuurgetrouwe copie van een genoegen onderbroken, niet om daar tempel In door nieuwe spanningen te bereiken, opera-uitvoering, verfilmd toneel, l zonder eniee theatrale noodzaak waardering van een uei deze trant werden verschillende ope- doen zonder enige tneatraie noodzaak, f d t d is ra's gefilmd, maar het resultaat bleef enkel op muzikale gronden. Deze te- tuurgoed, wat de op ver beneden een redelijk peil. Bij de genstelling blijkt opera immers is het toneelbeeld ten hoogste een aanvulling van de mu ziek, die hier nu eenmaal de eerste rechten heeft. Maar bij de film is van in een opera-film is *heT"toneelbeeld" ten steeds te constateren: door een aria of een duet wordt de handeling vrij- nature het omgekeerde het geval. Bij ^even ooyen net oeeia nature net om* hno£,„al_ venloosheid is gedoemd. de film is het beeld de hoofdzaak en dient het geluid hoogstens om de dra matische kracht van het beeld te ver sterken. Zo zijn opera en film eikaars tegengestelden: Wat voor de een slechts een bijzaak is, geldt voor de ander bij uitstek als hoofdzaak en om gekeerd. Zo is het in feite ondoenlijk opera en film met elkaar te verenigen. De andere mogelijkheid om een ope ra te verfilmen is dat er volgens het opera-libretto een filmscénario ge schreven wordt, m.a.w. de idee van het verfilmen van een toneelhande ling wordt losgelaten, de camera be weegt zich met en tussen de artisten. Het zichtbare beeld krijgt daardoor een grotere levendigheid en een meer zelfstandige functie naast de muziek, die overigens al haar rechten behoudt. Volgens dit systeem is het merendeel der opera-verfilmingen tot stand ge komen. Maar ook hier blijkt, dat ope ra en film niet te verenigen zijn. Want ook in ander opzicht zijn opera en film eikaars tegengestelden. De film namelijk heeft een uitgesproken dyna misch karakter: zij is een en al bewe ging, die beweging begint al in de beelden afzonderlijk en zij wordt nog versterkt door de montage, de wijze waarop deze beelden aan elkaar ge voegd worden of ook onderbroken door ander* beelden, die door het on wel lamgelegd en de film zelf moet verfilming van Verdi's „La Traviata hierbij aan het geluid de voorrang waarderen. Verdi werd tot deze ara geven boven het beeld, dat zo tot le- matische opera geïnspireerd door he boek van Alexandre Dumas fils „La zeer dame aux camélia's", een verhaal van zich zaveel mogelijk vrijheden te be houden, maar waar een rhythmische samengang van beeld en geluid nood zakelijk is, kon men hier toch amper iets bereiken in de zin van een eigen beeldtaal. Hoofdzaak is hier de muziek. Debe- zetting in de hoofdrollen met Nelly matische opera geïnspireerd door het corradi als Violetta en Gino Mattera Om deze reden kan men een der nieuwste werken op dit gebied, een De enige en inderdaad ook Nelly Corradi en Gino Mattera als Violetta en Alfred, de twee hoofd rollen i» Jua Traviata", eea fikn naar Verdi's opera. als Alfred, is gaaf afgewogen en le vert een bijzondere zangprestatie, die krachtig en gevoelig ondersteund wordt door het orkest en het koor van de opera te Rome onder leiding van Hector Panizza. De reproductie overi gens van de zang is aanmerkelijk be ter dan die van de orkestrale gedeel ten. Uiteraard heeft men de opera moe ten bewerken voor de film, die een zo veel kortere tijdsduur heeft, maar de belangrijkste ensemble's en aria's worden onverkort gegeven. De uit voering staat op een nobel peil. De sfeer wordt echter enigszins verstoord doordat men midden tussen de in het Italiaans gezongen opera-gedeelten, telkens het dagboek van Violetta in het Nederlands hoort voorlezen (Enny Mols-de Leeuwe doet het overigens voortreffelijk). Het is nu eenmaal noodzakelijk wil de film voor een groot publiek toegankelijk zijn. Het zelfde geldt voor de overigens zeeT zwak gespeelde proloog en epiloog met Verdi en Dumas, die in de Neder landse spreekstemmen erg buiten de sfeer blijven van deze door Car- mine Gallone met veel gevoel voor de opera, maar toch ook niet helemaal zonder gevoel voor de film geregis seerde rolprent LONG-SHOT. opnieuw bedacht ik welk een tomelooi geluk de kunstenaar moet hebben ge kend die haar schiep uit hard, dood, onbewogen materiaal. Het geluk dat voor zo weinigen is weggelegd. Het ge luk, dat nooit ondergaan, nooit ge proefd werd door de duizenden en tien duizenden die elke dag van elke week langs dat oude antiek-winkeltje schui ven. De gehaasten, de gedrevenen, da renners achter een ijdel, doelloos doel. De knechten, en de meesters die óók knechten zijn. Van zichzelf, hun illusies en de Tijd, met wie ze in voortdurend gevecht zijn. En altijd stond daar die kleine zeemeermin, lieflijk en mild in haar bronzen onaantastbaarheid, bij dag en bij nacht. Hoeveel maanlicht stortte zich in al die jaren niet over dat orons uit en niemand die het zag. Er is één man geweest, die het ge heim van die kleine meermin kende en dat was haar maker, de grote architect van zo'n kleine vrouw. En hij heeft er zijn uiterste en opperste vreugde aan beleefd. De vreugde van de schilder die ineens, met één onverwachte, tover achtige penseelstreek het leven in zijn schilderij doet aanbranden en op gloeien. De vreugde van de man, die heel zijn leven van het geheim in het Verre Oosten heeft gedroomd en wiens schip het Oosten invaart. De vreugde van de moeder, die na zoveel zorg en zoveel pijn, haar eerstgeborene naast zich ziet liggen. De vreugde van de uit vinder die na jaren van hopeloze op offering, slapeloosheid en wanhoop ein delijk de formule vindt voor een nieu we stof. De vreugde van Columbus toen hij het vasteland in het verst gedroom de Westen zag aanrijpen op de kim. De vreugde die de Curie^ moeten hebben gekend, de Edisons eii de Einsteins. Want zij allen beleefden de dronken schap, de koorts en de ón-menselijke verrukking van het triomferen over de dode stof. En ook de vreugde van de eenzame oorlogsvlieger, die wijd wegzwalkt over de woeste verlatenheid van een brok rotswoestijn en een stuk aarde ziet, zó groots, wild en kosmisch, dat voor één zo'n moment alle angst, gevaar en pijn tienvoudig waard ga- maakt worden. IN DE, HOOGHEID van de stille nacht in die Amsterdamse straat, voor de half beslagen ruit van een klein antiquariaat, staat een door de maan omglansde zeemeermin. Niemand let op haar gedurende de uren van de dag, omdat iedereen op zichzelf alleen let, om het op maximum-toeren draaiende leven bij te houden. Men heeft het veel te druk. Met zijn werk en met zijn toekomst. Met geld en goederen. Met de jacht naar succes en de race naar welstand. Mannen lopen, op nieuwe plannen broedend, voorbij pn zien al leen cijfers. Vrouwen gaan er langs, zorgelijk over hun uiterlijk en de toe komst der kinderen., En de kinderen gaan voorbij, naar school en naar huis, en fluiten en zingen Mariandel. Maar als de laatste mannen, vrouwen en kin- oeren weg zijn, als de nacht zich wijd en diep over Amsterdam buigt, dan staat daar in die donkere étalage het kleine miniatuur dat niemand zag. En het komt tot leven, iedere nacht op nieuw, en als het maanlicht neertrech- tert op haar bronzen lijfje, wordt ze elke nacht gewekt tot een nieuw en stralend en verrukkelijk leven. En ze is alleen jong en stralend en verrukke lijk voor hen, die van de nacht zijn en tot de nacht behoren. Zoals de gevel poppen en de luifeltritons. De zand mannetjes, de dwergen en de kabou ters. En de ganse rest van al wat leeft en danst door de nacht, als de horde der mensheid zich te slapen heeft ge legd en de nachtwind zachtjes suizelt over de daken, langs de gevels en in de straat-ravijnen van dat oud en no bel Amsterdam. De andere dag stond de bronzen zee meermin op haar zelfde plaats en ze staarde zoals alle dagen de straat in, met haar vreemde, menselijke bronzen ogen. ANTHONY VAN KAMPEN. Aan het verslag over 1948 var. het Provinciaal Electriciteitsbedrijf van Noord-Holland te Bloemendaal iz het volgende ontleend. Het verslagjaar was tevredenstel lend, het bracht wederom een be langrijke vermeerdering van het aan tal verkochte kWh, evenals van de in komsten. Eerstgenoemde stegen van rond 340 millioen in 1947 tct rond 405 millioen 1948 (19 pet.). De inkomsten uit het stroomleveringsbedrijf namen toe van f 17.830.000 tot f 20.S10.000 Dj stroomverkoop nam, in rrocfuten uit gedrukt, het meest tce 'bij Hoog ovens en de grote verb:uikers. Asn d» uitbreiding van het ketelvermogen wordt voortgewerkt. Naar verwa-ht wordt, kompn deze werkzaair heden vóór de winter van 1949 gc:e-d Na afboeking van enkosten en afschrij vingen wordt f 241.418 toegevoegd aan d« reserve.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1949 | | pagina 5