Henriëtt e Roland Holst tachtig jaar Nieuwe geneesmethoden: Over hei glorieloos ialeni „HET VUUR BRANDDE VOQRJl Ook Duitsland ■moet exporteren AMSTERDAMS PODIUM Ultra-kortegolven ZATERDAG I" DECEMBER 1949 |>- 1925 heeft Henrtëtte Roland Holst candidaat ge staan voor de Tweede Kamer, maar z(j werd niet gekozen. Een nazaat, die dit zal lezen, kan Ucht ver stoord worden op een volk, dat zó weinig de grootste van een tijdsgewricht wist te eren. Tenzij l»ti ziek enigszins in de politieke geschiedenis verdiept en ont waart, dat de dichteres op de lijst st communistische splinterpartijtjes, die me nu eenmaal geen kans hadden. En als die nazaat zich dan verder weer qaet de persoon van de dichteres bezig houdt, zal hij ontwaren, hoezeer een stoet van de verlichtste gees ten van haar tijdperk zich verdrongen heeft, jaar op jaar om lafenis te erlangen uit de rijke bron vim haar levenswerk, en om in alle toonaarden haar lof te zin gen. Dat zal hy zwart op wit In alle bibliotheken kunnen vinden, doch te hopen ls, dat hy ook nog de echo zal vernemen van de massa", die in haar een profetes ontwaarde. Want zonder dit zou het tijdsbeeld dat hy zich van de eerste helft der twintigste eeuw in óns land vormt, niet volledig zijn. Tegen het einde van die eeuwhelft, op 24 December, viert Henriëtte Roland HolstVan der Schalk haar tachtigste verjaardag en dit is temeer reden tot ver heugenis, indien het er velen toe zou brengen, zich nog eens temeer te verdiepen in de poëzie èn in de per- sooniykheid van onze gTootste dichteres. Dat laatste kan men nu In beknopte vorm doen door het lezen van haar pas verschenen auto-blografie „Het Vunr Brandde Voort" (uitg. Van Ditmar) een titel, welke wel met zeer veel recht gegeven werd aan het levens verhaal van iemand, die èn als dichteres èn als sociaal strijdster zich met nimmer aflatende warmte gegeven heeft aan de stryd voor een betere samenleving. Met ontroerende openhartigheid en eenvoud vertelt de schrijfster van haar ontwikkeling van het kind, dat zich vol pleizier telkens maar weer in het donzen bed van een familielid Het ploffen, tot de aankomende dich teres, die met kloppend hart op de stoep van Verwey's huis stond om zijn oordeel over haar eerste sonnetten te horen. Grootste onzer dichteressen En heel natuurlijkweg verhaalt zij dan hoe deze dochter uit een welge steld notaris-gezin te Noordwijk in de negentiger jaren haar weg tot het socialisme vond; het socialisme, dat zij nimmer ontrouw zou worden, al veranderde het in haar vaak van ver schijningsvorm. Als zij na eindeloze desillusies in 1926 te Gland bij Lau- sanne kennis maakt met religieus- spcialistische stromingen, zegt zij na thuiskomst tot haar man: „Nu weet ik bjj wie ik hoor en hoe men geluk kig kan leven.En zij boekstaaft ook het antwoord van haar echtgenoot: „Ik ben blij dat je het goed gehad hebt en dat de mensen vriendelijk waren. Maar je bent al zoo dikwijls veranderd. Ik hoop, dab je nu iets blijvends gevonden hebt." Voor Roland Holst, die in 1898 met zyn vrouw tot de S.D.A.P. toetrad en erbij bleef, waren de talloze „veranderingen" van zijn vrouw, haar overgang naar het Oommunisme, haar zwerven tussen de vleugels dier partij, een nachtmerrie geweest, al hebben zij de harmonie van dit huwelijk, waarvan telkens en telkens in dit boek weer getuigd wordt, niet gestoord, omdat beider geesten ten slotte te hoog en te edel waren dan dat er wantrouwen tussen zou kunnen ontstaan. J-JET BOEK staat vol met kleine trekjes waaruit men de persoon lijkheid der dichteres en haar strijd en moeilijkheden kan afleiden en het bevat een menigte foto's en portret ten, die ertoe bijdragen, dat althans enige aspecten der cultuurgeschiede nis ener halve eeuw ons voor ogen komen. Men leest er in over de spoor wegstaking van 1903 en de ontnuchte ring, die volgde, van de scheuring der S.D.A.P. op het Deventerse congres in 1909, welke de dichteres zoveel hartzeer en twijfel berokkende, van de hoop, dat de grote ommekeer zou komen in de eerste wereldoorlog en haar wrede ontgoocheling in '}8, van haar reis naar Rusland in 1921, die het besef bij haar zou doen rijpen, dat de heilstaat ook al niet in de handen der Sowjets lag, vap haar toenemende neiging tot de religie, van het grote persoonlijke leed door de dood van haar man in 1938, en dan eindigt het met de Duitse inval. Als geheel is deze auto-biografie een belangwekkende kroniek, die echter een weinig vlak is; het relief krijgt zy pas wanneer men er het licht van haar werken op laat vallen. |6 HET'WERK van deze dichteres ten slotte niet één enkele, onafge broken auto-biografie? Zij heeft in al les, ook in haar journalistieke en wetenschappelijke publicaties en bro chures, van welker zeer lange lijst hier verder geen sprake zal zijn, ook in haar redevoeringen, steeds haar hart gelegd. Zij moge dan nog zo ernstig en gedegen Das Kapital van Marx, de geschriften van Lenin e.t.q. bestudeerd hebben, maar haar socia lisme is een gevoels-socialisme geble ven en zo kon zij nog in 1947, in haar dankwoord na haar promotie tot ere doctor in de letteren door de Am sterdamse Universiteit, getuigen van haar voornemen om de krachten waar- /.-li een aristocratisch opgevoede jonge vrouw naar het rumoerige proletari sche milieu blijft bestaan: „Wel ben ik soms zoo moe van uw geluiden en van uw razen zoo gekromd Maar overwegen doet toch de vreug de over het broederschapsideaal, dat zjj gaat helpen verwezenlijken en on danks de scherpe desillusie van 1903 zal in „Opwaartse Wegen", in 1907 verschenen, die vreugde extatische vormen aannemen, en het woord der dichteres iets profetisch krrjgen. Maar dan, als in 1909 de scheuring in de S.D.A.P. komt en zij „tussen twee stoelen komt te zitten" (haar geest trekt naar de communisten, die h.i. de zuivere idee van het socialisme be waren, maar haar hart is bij de mas sa, in de oude S.D.A.P. verenigd) zi^t zij de scheiding tussen droom en daad, zij die altjjd naar synthese is blijven zoeken en in de prachtige bundel: „De Vrouw in het Woud" getuigt zij: „Want Droom en Daad kunnen niet samen wonen J^ANG blijft haar twijfel aan de ver wezenlijking van 't broederschaps ideaal echter niet bestaan. Zij zal het dan met de daad beproeven, gaat over naar de communisten, staat midden in de partijstrijd, schrijft tegelijkertijd haar toekomstvisioen. „Het Feest der Gedachtenis", voelt 2'ch meegesleept door de Russische revolutie, denkt de idealen van haar „Verzonken Gren zen" ook naar ons land over te kun nen brengen in de November-dagen van '18, neemt in 1921 deel aan het congres der derde internationale te Moskou en begint daarna, weerstre vend, de ontgoocheling te erkennen; ook de bolsjewiki hebben de broeder- schapsstaat niet kunnen verwezen lijken. Dan komt de laatste kentering; be wuste terugkeer tot de religie welke ze onbewust nimmer ontrouw is geweest een zich verdiepen in de leer der geweldloosheid en speciaal in de figuur van Gandhi. Had zij ook niet het schone woord geschreven „De zachte krachten zullen zeker winnen in 't eind In „Tusschen Tijd en Eeuwigheid", ge schreven tussen 1927 en 1933, en waar van prof. Huizin ga getuigde: „In la ter eeuwen zullen mensen Hollands leren om het te lezen", vindt men die kentering het best uitgedrukt. De dichteres weent om het materialisme, dat in alle kringen zegeviert en dat ook hen meenam, die ze had gehol pen, zich op te heffen uit de ellende: „Ik denk, dat we nu eerst lang moeten leeren ons van 't zelfzuchtig streven te ontdoen, dat we nu lang, eindeloos lang, als zoen voor zijn monstergroei 't beste moete' ontberen Het leed der menschheid laat mij vaak niet slapen, haar schuld doorvlaagt mij als een bittre vlaag". ET enkele zeer grote stappen zijn we door het dichterlijk oeuvre Henriëtte Roland Holst, heengegaan. Er zou eindeloos over te schrijven zrjn en er zouden eindeloos veel aspecten van zjjn te belichten. „Gespleten tot de grond" noemde ze zich; natuurlijk heeft de moderne psycho-analyse zich ook van haar meester gemaakt; ver drongen complexen aangetoond en natuurlijk zjjn die er, maar zij heeft ze toch veeleer, in hun verdringing, gesublimeerd, zoals dr. J. P. van Praag getuigt in zijn aan H. R. H. gewijd proefschrift Dr. K. H. Mis- kotte heeft haar, in een belangwek kend boek, de dichteres van het Mes- siaansch verlangen genoemd. Ze is tevens het geweten van ons volk en vooral, het hart Oók in de soms on regelmatige gang van haar rhyth- men, die sneller en langzamer gaan met de bewogenheid van het hart. Wellicht is zjj toch boven alles de dichteres van de schoonheid. Het is vooral op aesthetische gronden, dat zij tot verwerping van het kapitalisme kwam: onder dit stelsel kon naar haar inzien nimmer schoonheid be staan. Het is waar, de opperste schoonheid is alleen in vrijheid moge lijk, maar dan verzet in wezen ook ieder „stelsel", iedere „orde", zich te gen schoonheid. Men beleeft dit trou wens dagelijks. Maar hoe kon Henriëtte Roland Holst ons dan toch een nieuw stelsel propagerend, zulk een onuitputtelijke bron van schoonheid schenken? Is het niet, omdat zjj onder alle schijn, onder alle worsteling en gespletenheid, on der de ban van politieke stelsels en hun mislukkingen, toch haar hart vrij heeft kunnen houden? Haar deernis, haar hoop en wanhoop, haar vreug den en haar verontwaardigingen heeft zij steeds vrij blootgelegd; zy heeft onze taal verrijkt met prachtige beel den; zij heeft, alle internationalisme ten spijt, van Nederland gezongen als vrijwel geen en zy is zichzelve trouw gebleven, èn haar Messiaans verlan gen: „We zoeken een rijk, wèl van deze aarde, maar uitgaand boven haar Het verlangen naar de opperste synthese, die al het leiyke van de aarde zal doen verdwijnen is ze blij ven koesteren en in haar doodsmy- mering (zoals men de laatste verzen pit „Tussen Tijd en Eeuwigheid" wel mag noemen), vraagt ze„eer ik sterf geef me, al mocht het ook slechts éénmaal zijn, mij te zonne' in den glans van uw aanschyn" Een leven van offer na offer, als het hare, zou men dit Mozaïsch ge zicht op het beloofde land zeker waar dig keuren, maar indien dit niet mag zijn, omdat het rijk dat zy is blijven verwachten, niet van deze aarde klin wezen, dan zou men haar, met de ze kerheid, welke een enkele maal toch stervelingen kunnen voelen ten op zichte van het Euwige, de vervulling willen toezeggen van haar slotbede: „Maar zoo 'k dit beleven onwaardig ben, laat dan aan d'overzij der diepe wateren, myn wezen, als een pijl gericht, toevliegen recht °P Uw Onmeetiyk Licht" WITSEN ELIAS. SOMMIGE MENSEN WORDEN NOOIT Ol"DER DAN TIEN JAAR. I>at wil zeggen: ze worden zulks wel in lichamelijk opzicht, maar niet Ir» geesteiyk. Zoals alle algemeenheden, en zoals leder gegeneraliseer, gaat ook deze regel maar gedeeltelijk op. Helemóal klopte hy echter in het Theater de la Mar, by een zeker blijspel van een zekere Bruno Frank, getiteld ,,'t ls toch zeker zo!" Dit, zich „biyspei" noemende geval was een nare geschie denis. Zo platvloers en onartistiek als een bonte radio-avondtrein. Zo öt»- orlgineel, zo gespeend van opk maar het allergeringste zweempje geest, dat een dilettantengroepje uit het aUeraehterste deel van de Achterhoek er zich diep voor zou moeten schamen. En dat werd daar opgevoerd, In de Marnlxstraat, in de schaduw van de Stadsschouwburg en (wat erger is) in het huis, dat de naam draagt van één van Nederlands meest briUante tone listen: Nap de la Mar. V UVA over zy nog beschikte, te stellen: „In dienst der socialistische idealen, dat is van het opklimmen der mensheid tot een hogeren staat van broeder lijkheid". De gedichten van Henriëtte Roland Holst zpn een doorlopende getuigenis van haar innerlijk leven en zpn reac ties op de gebeurtenissen in de wereld. Door Gorter, die een zeer grote in vloed op haar gehad heeft, tot Dante gebracht, schryft ze aanvankelyk meer Dante's dan zelfverworven wijsheid in haar „Sonnetten en Verzen" en Dante zal ze nimmer meer geheel kwyt ra ken, hetgeen overigens uitsluitend tot verryking onzer letteren heeft ge strekt. In „De Nieuwe Geboort" ge tuigt de dichteres van het geluk, dat de overgang tot het socialisme haar bracht, maar tevens van de innerlijke stryd, die ook na die overgang van J.JOE GROTER de rol werd die de electro-techniek in ons moderne le ven is gaan spelen, hoe meer de weten schap zich ook met het vraagstuk is gaan bezig houden, of al die electri- sche golven die dag in dag uit de we reldruimte ingestuwd werden, niet enige invloed op de gezondheid van le vende organismen hebben zo ja, of men ze ook in dit opzicht ten goede zou kunnen aanwenden. Speciaal het vraagstuk der ultra-korte golven is aan een diepgaande studie onderworpen. Het verband, dat bestaat tussen elec- triciteit en leven, tussen electrische energie en vitale energie, heeft reeds lang de menselijke geest bezig gehou den en men heeft gehele reeksen van bio-electrische verschijnselen zowel by mens en dier (aan de spieren, de maag, het oog, enz.) als bij planten leren kennen. Interessante waarnemingen zijn gedaan over het optreden van elec trische velden in de omgeving van het menselijk lichaam, welke met behulp van een vacuum- gloeikathodebuis konden worden aan getoond. De verschijnselen, welke men tot voor korte tijd het best kende, waren welke door „direct contact" op traden, waarbij et lichaam als schakel in een bepaalde kring van stromende electriciteit wordt opgenomen. Aanra king met de electrode is hier dus een eerste vereiste, deheel anders is de biologische werking van ultra-korte golven. Hierbij staat juist het niet aanraken, het vrijblijven van elk con tact op de voorgrond. Wij kennen te genwoordig dit verschijnsel alle door de radio. De electrische golven die van een zender uitgaan, verspreiden zich naar alle kanten en treffen ook ons lichaam dat daardoor als antenne kan gaan functionneren. Wanneer men de antennedraad uit de klem van het ont vangapparaat losmaakt en haar niet een vochtig gemaakte vinger aanraakt, dan gaat de ontvangst weliswaar ver zwakt, maar toch zonder onderbreking. door. De ultra-korte golf is een zeer bijzon dere soort van electrische golfbeweging Het is een wisselstroom, waarbij de richting van spanning en stroomsterk- te op regelmatige wijze wisselen. Ter wijl echter bij de electrische stroom zoals wy die in de huishouding gebrui ken, het aantal wisselingen per secon de gering is (ongeveer 50), is dit aan tal wisselingen bij de radiogolven en speciaal bij de ultra-korte golf zeer groot (ongeveer 1 millioen bij de radio golven en ongeveer 100 millioen by de ultra-korte golf). Sedert de Franse on derzoeker d'Arsonval nu ongeveer een 50 jaar geleden op de biologische wer king van ultra-korte golven wees is er veel veranderd. Terwijl de apparaten waarmee hij werkte, nog vrij primitief waren, is sindsdien de radiotechniek tot een reusachtig bedrijf uitgegroeid en zijn de apparaten, welke ons ter be schikking staan veel sterker geworden. De te behandelen persoon wordt niet meer zoals vroeger binnen de spoel geplaatst waarbinnen de trillingen werden opgewekt, maar tussen twee condensatorplaten in een z.g. electrisch veld. Wanneer men zijn hand of zelfs maar een vinger tussen de twee con densatorplaten houdt, geeft de naald van een ampère-meter, welke in de kring is ingebouwd, direct een uitslag, omdat een deel van de energie der golven, die tussen de platen heen en weer gaan, door de hand wordt opge nomen en verbruikt. De weefsels van het lichaam zijn nl. een goede elec- triciteitsgeleider; ze zijn een z.g. di- electricum. Een dergelijk dielectrisch verlies is in de eerste plaats de bron van warmtevorming. Maar het is een zeer speciale warmtevorming die niet op andere manieren is na te bootsen. Wanneer men b.v. een kippenei in het condensatieveld brengt is het na vijf minuten hard gekookt. Bij onderzoek blijkt echter dat de dooier hard is, ter wijl het eiwit een gelatineusc halfvaste massa is gebleven. En door middel van een thermo-electrische naald kan men tijdens de proef constateren, dat de temperatuur in de dooier 70 gr C wordt en in het eiwit 20 gr. Kort voordat de vijf minuten zijn afgelopen, verschij nen ook aan de oppervlakte van de eierschaal talloze kleine waterdruppel tjes, net als transpiratie. De eerste ge leerden die hierover onderzoekingen hebben gedaan zijn Scherechewsky en Schliephake. Men heeft gevonden, dat de korte golf-behandeling behalve een diathermiewerking ook nog een andere specifieke werking uitoefent. Zij heeft invloed op ons zenuwstelsel, op de groei van gezwellen, op de groei van bacterieën, zoals byv. van tubercel- bacillen enz. enz. Kortom, door alles is wel gebleken, dat de electrische beïn vloeding door middel van ultra-korte electrische golven in de toekomst een van de belangrijkste therapeutische hulpmiddelen zal worden. Sindsdien is men echter nog verder gegaan. Gedu rende de laatste jaren is men begon nen met na te gaan, welke inwerking ultra-korte geluidsgolven op het men selijk lichaam hebben en met deze zg. 'iltraklank(ultraschall)-therapie is men tot uiterst merkwaardige resultaten gekomen. Zoals ge weet wordt een geluid voortgebracht doordat een geluidge vend voorwerp in trilling geraakt. De lucht neemt de trillingen over en deelt deze via trommelvHes, gehoorbeentjes en de vloeistof in de doolhof van het oor mede aan de duizenden veerkrach tige vezels welke langs de windingen van het z.g. slakkenhuis zyn uitgespan nen. De langste vezel aldaar is gevoe lig voor trillingen met een trillingsge tal van 12-24, de kortste bij 40.000 tril lingen per seconde. Tussen die twee grenzen liggen al de geluiden welke wij met ons gehoor kunnen waarnemen. De ultraklank- golven nu, waarmede in de geneeskun de gewerkt wordt, verschillen van het hoorbare geluid door een nog hogere frequentie en een kleinere golflengte, en men heeft ontdekt, dat met met trillingen van een frequentie van 800.000 per seconde en een lengte van 2 mm zeer speciale therapeutische effec ten bereiken kan. De energiedichtheid die men daarmede verkrijgt beant woordt aan een bedrag dat men zou Het is natuurlijk helemaal niet waard er verder een woord aan te verspillen. Er waren een paar hon derd lieden, die een vroHjke avond wilden hebben en ze hebben zich, ge zien hun exclamaties van wilde lach, uitnemend geamuseerd. Er zat ergens in de zaal een groep voetbalsuppor ters, die hun overmoed aan optimisme aangaande de wedstrijd Nederland Denemarken reeds aan het afreage ren waren en zich kronkelden van plezier. En zo waren er wel meer. Maar alles by elkaar bleef het toch maar een armetierige vertoning voor tienjarigen (zie boven) en als dit blij spel nu het artistieke resultaat is van een serie repetities van zes toneel spelers, dan is het tyd zich ernstig zorgen te gaan maken over bepaalde groepen van zulke mensen. Het was alles naargeestig en goed koop en criant-vervelend. Nooit vond ik de lila wanden van theater-De la Mar (dat lila van lila stationsrestau ratie-puddinkjes) zo droefgeestig bur- geriyk als die avond. Nooit die als maar lachende mensen om volstrekt ónlachwekkende dingen zo onbenul lig. Nooit duurde een avond zo lang als deze. Nooit waren bijna drie uren zo verloren als deze. Nooit werd geld onnutter verslingerd dan het geld van dit entreebewijs. En nooit was daar meer droefenis, wanhoop en bitter heid om een talent, dat zich zó op dat toneel aan het vermorsen was als die avond. Dat talent was: Fien de la Mar. Voor haar ben ik gebleven. En over haar wilde ik nog een paar din gen schryven. Fien de la Mar verzorgde de eer ste rol in dit grauwe lach-geval en ik denk dat haar doorluchtige vader, de gprote Nap, zich die avond onrustig in zijn graf moet hebben gevoeld. Want wat zy'n dochter daar aan het preste ren was, was ver onder de maat van een De la Mar. Adeldom verplicht en een artist heeft zich nu eenmaal aan bepaalde normen te houden. Dit stuk was ver ónder de normen van een De la Mar. Het was voor deze dochter meters onder de maat. En toch was zg de enige, die op deze dorre, mis troostige avond in de Marnixstraat blijk van talent gaf. En toch was Fien de la Mar de enige, die kans zag een enkele maal geest, esprit op deze planken te brengen. En toch was zy van deze bly-«pelende mensen de enige, die „mens" bleef en geen lede pop, geen grollende harlekyn en geen belachelyk dingen zeggende mari onet. Zy was de enige en ze was dat, omdat ze een De la Mar is. En dat ook altyd wel zal blyven. Zélfs in zulk derderangs gedoe als dit stuk. Dat alles is nogal bedroevend. Het ia tragisch als men ziet hoe een voor treffelijk talent zichzelf misbruikt of laat misbruiken. Waarom staat Fien de la Mar op zulke planken? Waar om werkt zy niet mee aan het werk van de eerste gezelschappen van dit land? Waarom leidt zij geen cabaret? Waarom omringt zij zich niet met mensen, die iets hebben van de hei lige bezetenheid van hun kunst? Waarom verkiest zy, Fien de la Mar, dit grondeloos misselyk gedoe boven het werk van haar eigen niveau? Wat is daarvan de reden? Fien de la Mar is een talent: Een groot talent. Ze is artiste, en om het nóg duidelyker te zeggen: ras-artiste. De artisticiteit werd haar eens, lang geleden met de paplepel ingegoten en ieder woord van haar, ieder gebaar, is artistiek. Ik geloof niet, dat Neder land veel toneelspeelsters bezit, die zo in hart en nieren tragédienne zyn als Fien de la Mar. Ik geloof piet, dat Nederland er, van dit kaliber, meer kan opleveren dan twee of drie. Deze vrouw la kunstenares. Ze la dat van Over Fientje de la Mar en Fien de la Mar de uiterste weerbarstige zwarte ha ren op die expressieve kop tot aan haar tenen. En ze zal dat blyven, tot op 't laatste uur van haar laatste dag. Tragédiennes zyn zeldzaam en zeker in dit land. We moeten er zuinig op zyn en ze moeten ook zuinig op zich zelf zyn. Niet zo Fien de la Mar, die haar talent vermorst aan blyspelen van een zekere mynheer Bruno Frank Men zou er over kunnen huilen en men kan er zich aan doodergeren. Ik denk, dat alle mensen, die het goed menen met het toneel in dit land zich tege- lyk ergeren en bedroeven. Fien de la Mar ls te goed voor dit gedoe. Ze hoort op andere planken te staan en zoal niet op andere planken^ dan tussen andere collega's en In een ander stuk. Misschien voor minder geld, voor minder gage, maar voor duizendmaal artistieke voldoening. Voor zichzelf en voor ons. Ik ben er zeker van, dat wy van Fien de la Mar nog zullen horen na haar bedrijf met dit soort blijspelen. Ik ben er zeker van, dat er dan vreug de zal zyn in de rijen van alle waar achtige toneelliefhebbers in ons land. Moge dat uur, die dag, spoedig ko men. Het is jaren geleden, dat ik Fien de la Miar zag spelen in een kleine cabaret-scène. Het was meesterlijk. Ze maakte me in die tyden zo klein als een mens klein kan worden bij het beleven van iets schoons en iets groots. Dat is jaren geleden. Toen heette ze ook nog anders. Toen heette ze: Fientje de la Mar. Die zei dingen, die je door merg en been gingen. Lang, lang geleden is dat. Ik zal dit stuk zien te vergeten (wat niet zo moeiyk is) en me alleen de Fientje van toen blijven herinneren. En ik geloof, dat ik niet de enige ben. ANTHONY VAN KAMPEN. kunnen bereiken, als men in staat was om 10.000 grote luidsprekers in een ruimte van lcm3 op te stellen. Het toestel waarmede men werkt, bestaat uit een hoogfrequentie-generator, die de voor het opwekken van de ultra klank benodigde hoogfrequentiespan- ning levert. Deze wordt via een bewe gelijke hoogspanningskabel naar een z.g. massagekop gevoerd waarin zich een kwartsplaat bevindt, die bij het in schakelen van de hoogfrequentiespan- ning mechanisch gaat meetrillen. De hoogfrequentiegenerator moet dus steeds op de eigentrilling van de kwartsplaat afgestemd zijn. De trilling van deze laatste wordt op een bepaalde wijze op de buitenzijde van de mas sagekop overgebracht vanwaar zy in het menselijk lichaam uit kan stralen. Behalve, dat daarbij een verwarming van de weefsels, een soort van locale diathermie wordt opgewekt, treden nog diverse andere mechanische, chemische, osmotische, electrische en katalytische effecten op. Een van deze is. b.v. dat men met deze ultraklankgolven in staat is om water in colloïden te brengen, zodat alle ziekten, die met een water- verlies van de weefsels gepaard gaan, voor een dergelijke behandeling in aanmerking komen. Als zodanig noem ik u b.v. de spon- dylitis deformans en de ziekte van Bechterew. Bij de eerste heeft men te maken met een electriciteitsverminde- ring van de schijven tussen de wervel lichamen van de ruggegraat. De twee de is een fibreuse ontsteking van de bindweefselkapsels van de wervelko lom en van de kleinere gewrichten tus sen wervels en ribben, waardoor de borstkas stijf wordt. Bij beide aandoe ningen zijn reeds opmerkelijke succes sen met deze therapie bereikt ende toekomst zal moeten leren of er ook nog andere ziekten zijn die er voor in aanmerking komen. Dr. P. H. van der Hoog. jy\ ADENAUER heeft in de korte tijd, dat hij kanselier van de Westduitse republiek is, reeds een stempel op de Europese politiek gezet. Zyn verkla ringen worden met zorg en met groeiend respect bestudeerd. Dezer da gen heeft hij in 'n interview met 'n En gels blad weer twee dingen gezegd, die het overdenken zeker waard zijn. In de eerste plaats vestigde hij, aan de hand van sterke argumenten, er de aandacht op, dat niet slechts de medewerking van Groot-Brittannie. maar van het gehele Britse Gemene best nodig zal zijn om West-Europa van de ondergang te redden. Daar naast gaf hij uiting aan de hoop, dat de handel tussen Duitsland en het Gemenebest zich op de duur zou kun nen uitbreiden. Daarmede raakte hij een belangrijk probleem, waarmede de Westerse wereld zich vroeg of laat ongetwijfeld zal moeten bezighouden. Evenals de Britten en bij voorbeeld ook de Nederlanders, moeten de Duit sers exporteren of sterven. En veel markten staan op het ogenblik niet voor hen open. Wij begrijpen, dat de Britten, van handelsstandpunt bezien, weinig verrukt zullen zijn over het vooruitzicht van Duitse concurrentie op markten, waarop zij practisch een monopolie bezitten. Maar bezien onder het veel belangrijker politieke aspect, is dit toch verre te verkiezen boven een hervatting van de Duitse handel rnet Oost-Europa, de Sowjetunie en andere onder communistische heer schappij staande gebieden. Reeds thans heeft het communistische China ge tracht een grote order voor spoorrails bij de Ruhrindustrie te plaatsen en de Duitsers zouden deze, bij gebrek aan andere afzetgebieden maar al te gaar ne uitgevoerd hebben, indien een Amerikaans veto dit niet onmogelijk had gemaakt. Handel met de commu nistische landen sluit het gevaar in zich van een Duits-Russisch econo misch verdrag en dat zou inderdaad ten zeer ernstig gevaar zijn.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1949 | | pagina 3