Hoe de Nederlandse regering in
Met zuinigheid is vaak een loopje genomen
Londen financierde
werk van
de Rekenkamer
Het aankoopbeleid der regering
Rodrigues Lopes publiceerde veel
onhoudbare beschuldigingen
Hoog wachtgeld voor ministers; douceurtjes voor
marine-officieren en een joyeuse entrée
van Minister Gerbrandy
INJlltt n WPrk V r! n rine gedurende de periode van 14 Mei
1 t940 tot het najaar van 1944 met een
Lof voor Rekenkamer
Cebrek aan zuinigheid
De Geer dekte zich
Militaire uitgaven
Douceurtjes voor officieren
Losse onderwerpen
Joyeuse entrée
Waar Is ons goud
gebleven?
Prachtig werk deed de
heer Van Sto/k
Enquête-commissie licht
doopceel
ZATERDAG 17 DECEMBER 1949
f-JET DERDE, THANS VERSCHENEN DEEL van het rapport van de par
lementaire Enquête-commissie bevat een uitvoerig overzicht van het van
1940 tot 1945 gevoerde economische en financiële beleid. Vooral belangwek
kend is, wat vermeld Is over onze scheepvaart, die voor de oorlogvoering
van enorme betekenis geweest Is.
Er zyn 138 verhoren afgenomen van 114 personen (zy beslaan 930 pagi
na's druks) en wel onder leiding van het Ud der commissie J. Schilthuis, die
op economisch en scheepvaartgebied deskundige is. Evenals ln de belde vo
rige delen kwam de commissie vrijwel overal tot eenstemmige conclusies.
Het is van groot belang te weten, hoe de Nederlandse regering aan de
nodige middelen gekomen is, hoe zy deze beheerd heeft en op welke wyze
zfl het geld heeft uitgegeven, omdat daarmede de verantwoordeiykheld kan
worden vastgesteld voor de fouten, die gemaakt zyn. Hieronder laten wy de
voornaamste conclusies van de Enquête-commissie volgen.
j. partementen van Oorlogen van Ma-
aanvaardbare mate van overleg zijn
geschied. Deze uitspraak houdt ech
ter niet in, dat zy ervan overtuigd is,
dat deze departementen ten aanzien
van de uitgaven de grootst mogeiyke
zuinigheid hebben betracht. Gedurende
de maanden, volgende op de Invasie ln
Ncrmandie en die van het verblijf van
het Militair Gezag in Belgie en in de
zuidelijke provincies van Nederland
hebben de uitgraven van het departe
ment van Oorlog in vele gevallen niet
voldaan aan de daaraan te stellen
WAT de wettelijke grondslag van
het door de Nederlandse regering
ln Engeland gevoerde financiële be
heer betreft en met name wat de re
geling van de comptabiliteit, de ver
antwoording, aangaat, is de commis
sie gebleken, dat deze in Londen met
voortvarendheid ter hand genomen is
en aan redelijke eisen voldeed. Er is
geklaagd, dat de halfjaarlijkse begro
tingen ln de regel te laat werden
vastgesteld. De commissie heeft ech
ter de indruk gekregen, dat er inder
daad aan het departement van Finan
ciën naar werd gestreefd deze vast
stelling tijdig te doen plaats vinden.
Dit streven werd evenwel bemoeilijkt
door gebrek aan terzake kundig per
soneel en door de omstandigheid, dat
sommige departementen de voor een
juiste raming benodigde gegevens uit
verschillende buiten Engeland gelegen
plaatsen moesten ontvangen. Deson
danks betreurt de commissie het, dat
het tot het tweede halfjaar van 1944
heeft moeten duren, voordat bereikt
werd, dat de begroting op tijd werd
vastgesteld. Een en ander moet er
ongetwijfeld toe hebben bijgedragen,
dat de controlerende arbeid van de
Buitengewone Algemene Rekenkamer
werd bemoeilijkt, terwijl de preven
tieve werking dezer contróle daardoor
aan waarde inboette.
Grote lof uit de commissie voor de
arbeid, die deze Rekenkamer en ln 't
byzonder haar voorzitter, mr. dr. A. A.
van Rhijn, de tegenwoordige secreta
ris van het ministerie van Sociale
Zaken, te Londen heeft verricht. Dit
controle-apparaat heeft een heilzame
Invloed gehad op het financieel beheer
van de regering.
De commissie heeft de indruk ge
kregen, dat over het algemeen gedu
rende de oorlogsjaren een neiging
heeft bestaan tot minder voorzichtig
omgaan met 's lands gelden. Deze nel-
ging heeft evenwel stellig de rem
mende werking ondervonden van de
arbeid van de Buitengewone Algemene
Rekenkamer, terwyi de in haar half
jaariykse verslagen geoefende critiek
ongetwijfeld ook preventief nuttig
heeft gewerkt. Die verslagen zyn ln
de oorlog nooit gepubliceerd; omdat
zij ter kennis van de vyand gekomen
zouden zyn. De Enquête-commissie
geeft nu in haar rapport opening van
zaken.
Gedurende haar gedwongen verblijf
buitenlands heeft de regering met meer
of minder succes verschillende moge
lijkheden benut, teneinde zich buiten
het goud om middelen te verschaffen
met het doel daarmede haar uitgaven
te bekostigen. Zy is er daarby slechts
zeer ten dele in geslaagd om haar ge
wone uitgaven door gewone inkomsten
te dekken; zy heeft daardoor in be-
langryke mate kapitaalbezit moeten
aanspreken. Het in stand houden van
de door haar ingestelde verplichte in
komstenbelasting stuitte op zodanige
bezwaren dat tot de opheffing van
deze belasting moest worden overge
gaan. De commissie betreurt dit doch
zy meent dat aan deze opheffing in de
gegeven omstandigheden moeiiyk te
ontkomen was.
De andere middelen ter verkrijging
van inkomsten, die de regering aan
wendde, hadden tengevolge, dat een
daarvan evenredig gedeelte van hei
Nederlandse goud gespaard bleef. De
commissie betuigt haar instemming
met het feit, dat de regering tot het
ter hand nemen en uitwerken van
deze mogeiykheden is overgegaan.
In zyn boek „Enige hoofdpunten
van het Regeringsbeleid in Londen ge
durende de oorlogsjaren 19401945'
vermeldt prof. mr. P.' S. Gerbrandy.
dat de totale uitgaven van de Neder
landse regering van 14 Mei 1940 tot
31 December 1944 hebben bedragen
ƒ418.673.423.69. De commissie heeft
echter op grond van haar bereikte
gegevens berekend, dat de totale uit
gaven in die periode 769 millioen be
droegen en in feite meer, aangezien
bepaalde bedragen hieruit nog niet
opgenomen zyn. Het belangrijkste deel
houdt verband met de oorlogvoering
Met waardering maakt de commissie
melding van de medewerking, die de
Nederlandse regering van Engelse
zyde heeft ondervonden by de ver
schaffing van wat nodig was voor de
instandhouding en uitbreiding van
haar militaire apparaat.
i
zy is voorts van oordeel, dat in al
gemene zin de uitgaven van de de-
eisen van overleg en soberheid, meent
de commissie.
Het aantal der vaste ambtenaren en
militairen, dat te Londen in het genot
gesteld werd van verblyfsvergoedin-
gen, later genoemd duurtetoeslagen,
staat, mede door de mutaties, niet ge
heel vast. In het begin waren er, de
ministers inbegrepen, tussen de 40 en
50 personen, die deze byzondere ver
goedingen toucheerden.
Gedurende de oorlogsjaren is het
gehele administratieve apparaat met
inbegrip van de arbeidscontractanten
uitgegroeid tot een organisatie van
ruim 1000 personen, afgezien van een
gedeelte der nieuw opgeleide officie
ren, die in de dienst te velde werden
ingeschakeld, doch wel in het genot
waren van een verbiyfsvergoeding,
omdat zy voorzagen in eigen voeding
en onderdak.
De commissie is van oordeel, dat
het door de Nederlandse regering ln
Londen gevoerde beleid ten aanzien
van de verleende verbiyfsvergoedingen
en duurtetoeslagen niet van zodanige
aard geweest is, dat daardoor een on
evenredig groot bedrag is uitgegeven.
Wel vindt zy, dat het door een spoe
diger invoeren van een meer drasti
sche verlaging dier vergoedingen mo-
geiyk geweest zou zyn, deze op een
peil te brengen, dat meer in overeen
stemming was met de nypende nood
in Nederland en andere oorlogvoeren
de landen.
Het ig zeer waarschijnlijk geen toe
valligheid, dat enkele dagen vöór het
aftreden van minister De Geer een niet
gepubliceerd K.B. van 28 Augustus
1940 werd uitgevaardigd, waarby aan
een ontslagen minister, de vice-presl-
dent van de Raad van State en de di
recteur van het Kabinet der Koningin
een wachtgeld werd toegekend van
85% van de laatsteiyk genoten wed
de, verhoogd met de voor zulke func
tionarissen geldende verbiyfsvergoe
dingIn Nederland krijgen de af
getreden ministers een pensioen van
1/12 van het salaris voor elk dienst
jaar, tot een maximum van 6000.
Men was in Londen dus wel erg
de royale kant. Ook wat de vergoedin
gen voor het gefeuik van auto's door
ministers en secretarissen-generaal
betreft, is men zeer vrijgevig geweest!
Grote waardering toont de com
missie voor de oprichting van een
Ryksspaardienst op 1 April 1941 op
initiatief van minister Van Boeyen,
waarby een bedrag van ruim 3.600.000
pond sterling ingelegd geweest is.
Zeelieden, ambtenaren en militairen,
wier vrouwen in Nederland een uit
kering ontvingen, die zy later uit hun
salaris moesten restitueren, hebben er
veel en een dankbaar gebruik van ge
maakt. In alle opzichten is dit insti
tuut een succes geweest.
De financiële administratie aan
enkele gezantschappen besprekende,
komt de commissie tot de conclusie,
dat er zeer ernstige tekortkomingen
waren .te Madrid. Te Cairo waren er
ook wel tekortkomingen, doch het ls
daar nogal losgelopen. In Bern ig de
financiële administratie op bevredi
gende wyze gevoerd en op het beheer
op de consulaten te Tanger en Algiers
zyn geen ernstige aanmerkingen te
maken.
Er is wel critiek geoefend op de Re
geringsvoorlichtingsdienst gedurende
de oorlogsjaren. De commissie meent,
dat de by het beheer van deze dienst
gebleken resultaten inderdaad niet al
tyd wyzen op een voldoende mate van
zuinigheid. Het streven daarnaar ont
kent zy echter niet. Zy acht het over
dreven de Regeringsvoorlichtingsdienst
ernstige tekortkomingen te verwijten.
Op militair gebied is naar het oor
deel van de commissie in financieel op
zicht minder beleidvol gehandeld. Dat
biykt o.a. uit de niet aan alle eisen
voldoende exploitatie van het herstel
lingsoord voor officieren Dogmersfield
Park. De commissie vindt, dat de toen
malige minister van Oorlog wel wat
lichtvaardig zyn medewerking aan de
opzet van deze zaak heeft verleend.
Er zijn gemiddeld niet meer dan acht
officieren in het buiten Dogmersfield
Park verpleegd en de kosten daarvoor
gemaakt kunnen veilig aan de hoge
kant genoemd worden.
Erger vindt de commissie, wat met
East Burnham House gebeurd is. Ge
durende de periode, waarin Londen
byna elke nacht door de Duitsers
werd gebombardeerd, was het nachte-
lijk tumult dermate hlnderiyk, dat dit
tot gevolg had, dat er mensen waren,
die volkomen uit hun evenwicht ge
raakten, waardoor de geregelde gang
van zaken op het hoofdkwartier der
Marine, dat gevestigd was in Here
ford House, belemmerd werd. Door de
Duitse aanvallen op het nabygelegen
Cumberland Hotel, die tevoren via de
Duitse radio werden aangekondigd,
werkte men in Hereford House erg
onrustig, waarby nog kwam, dat vele
ramen uit het gebouw waren gesla
gen. Ook is het voorgekomen, dat in
het gebouw nog niet ontplofte bom
men werden aangetroffen.
Deze omstandigheden brachten met
zich, dat moest worden omgezien
naar een plaats, waar men rustig kon
slapen, opdat het werk niet nog ern
stiger zou worden bemoeliykt. East
Burnham House, ongeveer 22 myi ten
zuidwesten van Londen, werd als eva
cuatie-oord gekozen.
De leidende figuren van het hoofd
kwartier, te weten de heer Furstner
tezamen met vyf andere marine-offi
cieren, namelyk kolonel Feberis, over
ste Boreel, luitenant-ter-zee 1ste kl.
Nuboer, kolonel Verschuur, chef van
de administratie en overste Groothuis,
gingen daar wonen. Een verzoek van
de heer Furstner aan de toenmalige
minister van Defensie, de heer Dyx-
hoorn, om een toelage, teneinde daar
uit de betrekkelyk hoge huur te kun
nen bekostigen, werd afgewezen.
Toen de heer Furstner op 28 Juli
1941 zelf minister van Marine werd en
hy alleen met overste Groothuls in
East Burnham House was overgeble
ven, plaatste hy de huur van het land
huis op de begroting van het departe
ment van MarineDe Commissie
acht dit heel begritpeiyk onaan
vaardbaar en vindt het ook al een
vreemde geschiedenis, dat hoge offi
cieren gaan wonen in een gebouw, dat
als evacuatie-oord bedoeld was en zich
daarvoor een aantal bedienden op
's lands kosten aanschaften.
Even weinig te spreken is de com
missie over het verstrekken door mi
nister Furstner van zeer hoge byzon
dere toelagen aan drie officieren der
Koninklijke Nederlandse Marine, die
hy uit Nederlands-Indie had laten
overkomen, om hem by te staan In zijn
functie van bevelhebber der Neder
landse zeestrydkrachten, welke functie
hy bleef vervullen. Luitenant-kolonel
De Bruyne kreeg een extratje van 40
pond sterling per maand; schout by
nacht Termytelen ontving 30 pond en
schout by nacht baron de Vos van
Steenwyk eveneens 80 pond byzondere
toelage per maand.
Het bleek gedurende de oorlog
noodzakeiyk, dat de regering een aan
tal nieuwe organen in verschillende
bondgenootschappelyke landen Instel
de, teneinde de aldaar voorkomende
werkzaamheden te kunnen verrichten.
Zo ontstonden Nederlandse en Neder
lands-Indische aankoop-commissies,
een Scheepvaartcomité, een Nederlands
Registratiebureau in New-York voor
de werving ten behoeve van de Neder
landse krijgsmacht, een Nederlands
Legioen in Canada en een Nederlands
Informatiebureau in New-York. Veel
critiek heeft de Enquête-commissie
niet op deze instellingen, maar wel
is zy van oordeel, dat sommige ervan
te luxueus waren gehuisvest en wel
wat zuiniger geweest hadden kunnen
zyn. Ook waren de vergoedingen nog
hoger dan in Londen, maar overigens
heeft een aantal van deze instellingen
voortreffeiyk gewerkt.
Het onderzoek naar de financiële
administratie van Curayao en Suri
name is nog niet geheel voltooid
Vandaar, dat de commissie tot zeer
gedeelteiyke conclusies komt, waarin
zy o.a. als haar mening te kennen
geeft, dat er in 1942 wel aanleiding
was om Suriname te versterken; zij
betwyfelt echter, of de uitvoering wel
in alle opzichten met de nodige effi
ciency is geschied.
Uitvoerig bespreekt de commissie
ook het financieel beleid van de
overheidsorganen ln Australië, Haar
onderzoek was Interessant, maar moei
iyk, doordat vele documenten zich in
Indonesië bevinden en de getuigen
zeer verspreid wonen. Toch heeft zy er
achttien kunnen horen. Zy laat door
schemeren, dat het verbiyf van een
aantal uit Indonesië geëvacueerde Ne
derlanders in Australië, hun royale
levenswijze en hun optreden daar voor
de Nederlandse regering wellicht heeft
bygedragen tot de vyandige houding,
die Australië later tegenover ons heeft
aangenomen.
De uitgaven ten laste van ons land
hebben er 77 millioen gulden bedra
gen. Op het financiële beheer heeft
de commissie ernstige critiek.
Ten slotte behandelt de commissie
nog enige losse financiële onderwer
pen. De afwikkeling van verschillende
Lend Lease-overeenkomsten tussen
Amerika en Nederland getuigt vol
gens haar van een tegemoetkomende
houding van de Amerikanen.
Wat de geldzuivering betreft, con
stateert zy, dat de regering te Lon
den vóór het optreden van de neer
den voor J: Financiën
Huysmans als minister van
geen voorbereidingen heeft g
Eerst de heer Huysmans heeftjn he
voorjaar van 1944 opdracht g g
tot het doen drukken van de voor de
geldzuivering in Nederland benoude
munt- en bankbiljetten. De commis
sie is van oordeel, dat, wanneer er te
Londen tydig maatregelen waren ge
troffen om in Nederland zo spoedig
mogeiyk na de bevryding de Sel°8*'
nering tot stand te brengen, deze
enkele maanden eerder had kunnen
worden uitgevoerd dan nu het geva
is geweest. Zy betreurt, dat op deze
wyze kostbare tyd verloren is gegaan.
Op initiatief van de ministers Van
den Broek en Gerbrandy was voor 19»
millioen gulden nieuw zilvergeld aan-
gemunt. Laatstgenoemde gaf als mo
tief voor dit besluit aan, dathet
zulk een goede entrée zou zyn, als de
regering by haar terugkeer ln Neder
land nieuw zilvergeld in circulatie zou
brengen. De regering heeft echter bj)
het nemen van deze maatregel te wei
nig acht geslagen op de voor de hand
liggende waarschyniykheid, dat dit
geld zeer spoedig uit de circulatie zou
verdwijnen, doordat het zou worden
opgepot. Bovendien was van deskun
dige zyde daartegen gewaarschuwd.
Na terugkomst der regering ln Neder
land is Inderdaad duldeiyk gebleken,
dat het besluit tot het aanmunten van
nieuw zilvergeld onjuist geweest ls.
Ten aanzien van het door het Mili
tair Gezag gevoerde financiële beleid
merkt de commissie o.a. op, dat in
Londen verzuimd is een behooriyk
contróle-apparaat in het leven te roe
pen. Toen het eindeiyk werd ingesteld,
was het eigeniyk al te laat en was
veel geld onverantwoord uitgegeven.
Daarop heeft zy ernstige critiek. Zy
verwondert zich erover, dat men zich
uitsluitend heeft ingesteld op een si
tuatie, die onverbrekeiyk verbonden
was aan het welslagen van een ope
ratieplan, waarvan men de details
overigens niet eens kende. Zy meent,
De Nederlandse regering ln Lon
den heeft voor het verkrygen
van middelen zy had uiter
aard geen belasting- en an
dere inkomsten in zeer aan-
zieniyke mate uit de uit Neder
land naar Engeland gevoerde
goudvoorraad geput. Zy heeft
126.814 kg. verkocht. En voor de
aflossing van de door haar ge
sloten leningen van 100 en 35
millioen dollar is uiteindeiyk we
derom 116.254 kg. goud nodig ge
weest, De verkryging van verre-
weg het grootste gedeelte van
haar middelen ls slechts moge-
iyk geweest door overdracht van
een uitermate belangrijk deel van
de Nederlandse goudvoorraad. Op
basis van de op 31 Maart 1940
vastgestelde goudprijs van
2009.— per kg. fyn ls de tegen
waarde daarvan reeds byna
500.000.000.—.
dat toch zeker rekening had moeten
worden gehouden met een minder
gunstig verloop der krijgsverrichtin
gen. Zy wil daarmede niet zeggen, dat
men de ontwikkeling, zoals die ge
worden is, had moeten voorzien, maar
wanneer men niet van zulk een op-
timistische grondslag was uitgegaan,
zou zeer waarschynlyk een organisa
tie tot stand zyn gekomen, die beter
en sneller aangepast had kunnen
worden aan de situatie, die zich in
feite heeft voorgedaan. Thans heeft
het apparaat daaraan in voldoende
mate het hoofd kunnen bieden.
Over het na de terugkeer der rege
ring in Nederland gevoerde financiële
beleid tot 20 November 1945, de pe
riode, waarin de geldzuivering en de
deblokkering van saldi ln het buiten
land viel, heeft de commissie veel
waardering. Zeer veel moeliyke vraag
stukken van grote verscheidenheid
werden tot oplossing gebracht of de
weg daartoe werd aangegeven.
QE MISLUKKING van de grootste
luchtlandingsoperatie, die de we
reld ooit gezien had, ln September
1944 by Arnhem, wekte niet alleen "n
diepe teleurstelling by de onderdrukte
Nederlanders, die hun bevrijding reeds
dichtby waanden, maar was ook oor
zaak, dat onze bevolking een lange
winter moest doorworstelen, waarin de
honger ontelbare mannen en vrouwen
jong en oud, in een bittere ellende
dompelde en dageiyks zijn slachtoffers
eiste. Wat hebben wij in die dagen de
vrye volken benqd! Wij wisten, dat ook
daar zeer mondjesmaat geleefd moest
worden, dat het er lang geen botertje
tot de boom meer was, maar er was
nog voedsel te krijgen en men hoefde
er niet van ontbering te sterven.
Later zijn wy te weten gekomen,
dat de regering in Londen met behulp
van een door haar opgerichte organi
satie ai vrywel van de aanvang af het
oog gericht gehouden heeft op een di
recte verscheping van voedsel en an
dere allernoodzakelijkste levensbe
hoeften naar Nederland, zodra de Duit
sers verslagen en weggetrokken zou
den zyn.
Thans weten wy precies, hoe alles
in zyn werk gegaan is, dank zy het
uitvoerige onderzoek, dat de Enquête
commissie naar het aankoopbeleid van
de regering heeft ingesteld.
De minister van Handel, Nijverheid
In een aantal artikelen in het week
blad „De Ochtendpost", later verzameld
in een brochure, getiteld „Het heilig
huisje", alsmede in een reeks van be
schouwingen in het weekblad ,J>e
Nieuwe Post" heeft de journalist L. A.
Rodrigues Lopes indertijd de aandacht
gevestigd op de mogelykheid. dat het
bezit van aandelen van de NSTC ltd (de
Scheepvaartorganisatie in Londen) de
aandeelhouders in staat zou hebben ge
steld tot het behalen van grote gelde-
lijke voordelen.
Uit deze artikelen kan de terzake
niet op de hoogte zijnde lezer de in
druk krygen, dat de N.S.T.C. Ltd een
normale handeldryvende Engelse N.V.
was, in eerste aanleg ten doel hebbend
als agentschap van de Nederlandse re
derijen en haar aandeelhouders winsten
te maken. Voorts wordt daarin gesug
gereerd, dat enkele regeringspersonen,
met name de oud-ministers Steenber-
ghe en Van Rhijn, enige aandelen van
deze commerciële instelling bezaten en
daarvan op verschillende wyzen profyt
hebben getrokken.
De Enquête commissie heeft de heer
Rodrigues Lopes uitvoerig gehoord
over de feiten, waarop hy deze artike
len meende te kunnen baseren. Ook
anderen, die in deze kwestie tot oor
delen bevoegd zyn, heeft zy aan een
verhoor onderworpen. Daaronder beho
ren ook de voorzitter, de secretaris en
de overige leden van de N.S..H.C. Zy
wezen allen zonder uitzondering de
aantijging, dat zy zich op de wijze, als
door de heer Rodrigues Lopes werd
gesuggereerd, of op enige andere wyze
zouden hebben bevoordeeld, met de
grootste beslistheid van de hand.
De heer P. A. Eerstens, die van 8
Januari 1942 tot 31 Mei 1944 minister
van Handel, Nyverbeid en Scheepvaart
was, achtte de verondersteling, dat de
leden der N.SJLC. zich bevoordeeld
zouden heben op de wyze als door de
heer Rodrigues Lopes was aangeduid,
ongedocumenteerd. De heer Eerstens
zou herhaalde malen by de personen,
die soortgelijke vermoedens by hem
ter sprake brachten, aangedrongen
hebben op het leveren van bewyzen.
Aangezien dit, naar hij mededeelde,
nooit is gelukt, meent hy te mogen
concluderen, dat „het wel niet zo erg
geweest zal zyn".
By zyn verhoor heeft de heer Rodrl-
gius Lopes erkend, dat de door hem
geschreven artikelen berustten op In
drukken naar aanleiding van mede
delingen /an derden, welke medede
lingen hy echter zelf te vaag vond om
ze aan de commissie mede te delen,
ondanks heeft dit hem er niet van
weerhouden om zich in zyn publicaties
zonder enig voorafgaand onderzoek
naar de juistheid van de door hem ge
uite veronderstellingen en krenkende
wyze uit te laten omtrent de perso
nen, die by het Nederlandse scheep
vr.artbeleld de leiding hadden.
Ter karakterisering van deze jqurna-
list, die de laatste jaren enkele keren
in een proces gewikkeld is geweest
tengevolge van kwetsende en laster
lijke artikelen ln zyn krant. De Och
tendpost, doet de Enquette-commissie
een boekje van hem open.
De heer Rodrigues Lopes was in 't
jaar 1941 gedurende 14 dagen te Lon
den en vertrok toen weer naar zyn
verblijfplaats in Lissabon. Einde Fe
bruari 1944 kwam hij weer in Enge
land, werd daar, zoals met de meeste
Engelandvaarders het geval was, voor
een onderzoek op politieke betrouw
baarheid door de Engelse instanties
aangehouden en ln April 1944 vrijge
laten. Hij heeft daarna 2 8 maanden
gewerkt voor de Daily Express te
Londen, omdat er by de Nederlandse
instanties geen werk voor hem zou
zijn geweest en kwam toen in contact
met veel Nederlanders.
Hij gevoelde zich volgens zijn zeggen
gegriefd, omdat hy op grond van een
door hem ontvangen mededeling, die
ny overigens nooit op haar juistheid
heeft kunnen controleren, door de
Engelsen zou zyn aangehouden op
verzoek van de Nederlandse autoritei
ten. By zyn contact met andere Ne
derlanders kwamen ook spoedig hun
grieven ter sprake, die hy meende te
moeten combineren met de zyne.
Gedeporteerd
In Augustus 1944 werd de heer Ko
drigues Lopes gearresteerd door Scot-
Land Yard op, volgens zyn medede
ling, hem onbekende gronden en na
«en verbiyf van ongeveer twee maan
de in de gevangenis te Brixton werd
hij door de Engelse autoriteiten naar
het eiland Man gedeporteerd, de ver-
olyfplaats van door de Engelsen poli
tiek onbetrouwbaar geachte of ver
dachte personen. Van daar uit heeft
hy verschillende requesten gezonden
aan de Nederlandse minister-presi
dent, de minister van Justitie en ver
schillende andere ministers teneinde
toestemming te krijgen het eiland
Man te verlaten.
In het begin van 1945 deelde, vol
gens zyn verklaring, een officier van
de Britse Intelligence hem mede, dat
hy onder diens geleide naar Londen
mocht gaan om daar enkele persoon
tyke aangelegenheden te regelen. Na
aankomst te Londen zou hy met ge
noemde officier zijn overeengekomen,
dat hy zich gedurende 14 dagen al
daar vry mocht bewegen, doch zich
na verloop van die termijn weer by
hem moest melden aan Paddington
Station voor het aanvaarden van de
terugreis naar Man. Op deze wflzt
zou de heer Rodrigues Lopes verschil
lende reizen van Man naar Londen
hebben gemaakt en daarbij zou hy
enkele dossiers hebben gecompleteerd
voor de artikelen, die hy bezig was
te schryven.
Naar Vught
Eerst in Juli 1945 werd hy vrijge
laten. Hy ls toen naar Nederland uit
gewezen, aangezien hem in Engeland
geen bewegingsvrijheid zou worden
verleend. In Nederland aangekomen,
werd hy enige tijd in het kamp te
Vught gedetineerd. Na vrijlating werd
hij later nog eens gearresteerd Einde
1945 is hij tenslotte op last van de
Procureur-Fiscaal te Amsterdam in
vryheid gesteld.
Daargelaten of de heer Rodrigues
Lopes, als hy dit had gewenst, te Lon
den de tyd en de gelegenheid zou heb
ben gehad de hem medegedeelde fei
ten aan de waarheid te toetsen, ach*
de commissie het echter aannemeiyk.
dat hy daartoe niet veel oehoefte zaï
hebben gevoeld, aangezien hy by zyn
verhoor heeft medegedeeld, dit als
journalist niet zyn taak te achten
Hij meende te kunnen volstaan met
het combineren van mededelingen van
derden. Het onderzoek naar de juist
heid van aldus tot stand gekomen ar
tikelen, meende hy, als hy daarto.
zelf niet in staat is, gevoegiyk te kun
nen overlaten aan de bevoegde in
stanties. De Enquête-commissie heeft
dit onderzoek ingesteld en van de be
schuldigingen niets overgelaten.
en Scheepvaart in de kabinetten De
Geer en Gerbrandy, mr. M. P. L.
Steenberghe, had op zyn programma
plannen staan tot voorbereiding van
het aankopen van voedsel, dekking en
kleding ten behoeve van Nederland na
de oorlog. Ten einde deze plannen te
kunnen verwezenlyken, had hy iemand
nodig, die onder contröle van de rege
ring op deskundige wyze de leiding
van deze aankopen op zich zou kun
nen nemen en hierby de van regerings
wege te verstrekken aanwyzingen zou
opvolgen. Hy heeft deze man gevon
den in de heer C. van Stolk, één der
directeuren van Van Stolk's Commis
siehandel N.V. te Rotterdam, die in
1940 tydeiyk in de Verenigde Staten
vertoefde. Deze heeft in New York 'n
aankoopbureau gesticht, zich van wei
nig doch zeer deskundig personeel
voorzien en op bekwame wyze de op
drachten van de regering uitgevoerd.
Zorg voor de toekomst
Hij kocht grote voorraden tarwe,
gerst, rijst, reuzel, lynzaad, soyabonen,
katoen, wol, leder, tabak en andere ar
tikelen. De maatregelen ten behoeve
van de kwaliteit der opgeslagen voor
raden en de vernieuwing daarvan be
hoorden tot de moeiiykste onderdelen
van zyn werkzaamheden. Ook in dit
opzicht is de heer Van Stolk uitstekend
geslaagd. Hoe goed men gezien heeft,
blijkt wel uit het feit, dat de inkoop
prijzen der goederen, vermeerderd met
de kosten van opslag, ten slotte bene
den de marktprijzen van na de oorlog
bleven. Bovendien zouden de goederen
toen niet of slechts met zeer veel moei
te en dan nog in onvoldoende hoeveel
heden te krijgen zyn geweest. De En
quête-commissie is van oordeel, dat de
heer Van Stolk onder moeilijke om
standigheden, die meermalen zeer veel
tact en inzicht vereisten, blijk heeft
gegeven van goed koopmanschap.
Aankoop van andere goederen
van andere aankopen, die de
Nederlandse regering deed verrichten
ten einde tegemoet te komen aan de hier
te lande na de bevryding te verwach
ten behoefte aan velerlei soort artike
len, die nodig zouden biyken voor het
herstel van ons land, werden op het
*Tnftel»rke,. hat£rond uitgevoerd door
„the Netherlands Purchasing Commis-
sion te New York, kortheidshalve in
de regel „N.P.C." genoemd.
De N.P.C. hield zich o.a. bezig met
de aankopen ten behoeve van de de
fensie van Nederlands-Indie en van de
Artillerie Inrichtingen Hembrug; met
oe lend-leasse-overeenkomsten; met de
zg. gestrande ladingen, dat zyn de
goederen, die in de Verenigde Staten
waren verscheept naar Nederlands-In-
e en die hun bestemming ten gevolge
van de val van Java niet meer konden
bereiken; met de liquidatie in Austra
le van de voor Nederlands-Indie aan
gekochte goederen.
De aangeschafte artikelen varieerden
van zaklantaarns tot electrische centra
les, van walkie-talkies tot radiosta-
ïons van liferafts tot kustvaartuigen
van 500 ton, van bandyzer tot stalen
scheepsplaten, van naaimachines tot
grote werktuigmachines voor Neder
landse fabrieken. van katoentjes tot
winterjassen voor evacué's uit Neder-
lands-Indie, van sardines in bük tot
kippenvoer voor Suriname, van frigi-
daires tot zuurstoffabrieken. van mo-
orfietsen tot verkeersvliegtuigen.
ue factuurwaarde van de gekochte
en geleverde goederen bedroeg van 1940
0 345.527 257,81 dollar, waarvan
1,6% aan onkosten gemaakt werd.