srKFïr.4^555 5 «Atsas: ZATERDAG 24 DECEMBER 1949 J'JKZÜÏ?» V™°EVEK' Jit Jaar het mij alleen al doet om je stevige handschrift op de enveloppe te zien ^te"veinte vS<?rdijin0U; m re.S°luUt' zo keuriK en zonder omhaal. Wat g veranderd in al die jaren, dat wij vriendinnen gebleven ziln Sritof "h "in Je kra*kwltt« boordje op je Schotse blouse, was je al even kante?"™ ^«"«verpleegster in dat enorme ziekenhuis bent. Ik kan je er om benijden. Ik weet in de meeste gevallen helemaal nie* zo precies wat ik doen en laten moet. Ik zou dolgraag veilig en wel alleen! rk*h rünt rS*T nflar m^n verstand, dat niet zo scherp is als het jouwe (ik heb dat einddiploma immers óók niet gehaald), maar toch voor dagelijks gebruik nog net aardig dienst doet. Maar dan kom ik altijd weer In botsing met de invallen van mjjn dwaze onpractische goede hart. En verwikkel mij zonder mankeren in allerlei nete lige situaties, die mij slapeloze nachten bezorgen. Zoals nu, na deze twee wonderlijke Kerstdagen. En toch Ze kwam praten, diezelfde morgen. Zij zat in een heel behoorlijke regen jas en stevige schoenen bij mij in de keuken, en zag er helemaal niet zo tragisch uit als het verhaal wil in dergelijke omstandigheden. Alleen haar ogen waren zo hard en vijandig als ik ze nooit had gezien. Ze moest aan het werk. Haar spaargeld liep op een eind en van niets konden ze haar en het kind in Huize Magdalena niet de kost geven. Thuis kon ze niet weer komen, daar zaten ze al met zes man in een veel te klein huis met nog een getrouwde broer er bij in. Ze had het eerst, aan mij gedacht. In zo'n groot pension was misschien wel ergens een plekje te maken voor haar en het kind. Het was niet lastig; het huilde zo goed als nooit en sliep de hele nacht door. Loon behoefde ze niet veel te heb ben, als ze maar een dak boven haar hoofd had. Nee, van trouwen was geen sprake. Nu niet en nooit. Geen huis? Dat niet alleen, maar ook geen ver loofde. Die had hier niet eens van ge weten. Was een dik half jaar geleden met zijn wagen in het water gereden. De passagier hadden ze er nog levend uitgekregen, maar hij had zo vastge- kneld gezetenZodoende. Ik schonk koffie en slikte een hele preek in. Ik lacht aan mijn gefortu neerde weduwe van de suite beneden, die ik in gedachten nooit anders dan de Maharadja noem. Alles was ten slotte te regelen, maar de Maharadja in geen geval. Maar aangezien Truida minstens tot Oudejaar met griep be hept was, en ik radeloos was van de drukte: We kunnen het altijd proberen, zei ik, en zij knikte alleen maar. Ge lukkig. Als ze aan haar ogen was gaan vegen of mijn hand had gekust had ik me geen raad geweten. |-JET BEGON met een telefoontje van Marietje. Herinner jjj je Marietje nog? Tien jaar geleden, in de vette jaren van een werkster voor het ruwe werk en een hitje voor de bel en de boodschappen, was zij mijn eerste en liefste hitje. Niet vanwege haar uiter lijk schoon. Marietje verkoos mager» hoestend en met blauwe kringen on der de ogen door het leven te gaan, en niettemin bergen te verzetten. Alles op een minimaal aantal calorieën. Niet dat ik daar schuld aan had: ik zou haar desnoods dagelijks slagroom ge voerd hebben. Maar de boterhammen en de appels verdwenen naar huis, en van haar stevig bord middageten pikte ze als een vogeltje. Maar wer ken dat dat kind konZomaar stilletjes weg op een koppige manier» zonder praten, zonder treuzelen. Zij is twee jaar bij mij geweest, en er be gon heus iets aardigs uit te groeien. Zoiets met een schuin alpinotje en een rood sjaaltje in haar regenjasje. Toen besliste Moe, dat Marietje voor dag en nacht moest gaan dienen, dan ging het niet van vaders steun af. Ik had toen mijn werkster al moe ten opzeggen. In die tijd begonnen zich bij Gerard de eerste verschijn selen voor te doen van wat hem uit eindelijk het sanatorium zou bren gen. Marietje verdween achter mijn ho rizon, en ik had wel andere dingen aan het hoofd dan dat ik mij in haar verdere levensloop kon verdiepen. Een jaar of drie later kreeg ik een ver- lovingsbericht van haar. Op een blanco kaartje, netjes met haar mooi ste schoolhand beschreven. Het interesseerde mij maar matig, maar ik herdacht dankbaar de uit puilende boodschappentassen en de blinkende traproeden, en stuurde een bloemetje met p.f. En nu, na acht jaar, waarin ik drie keer over de kop ben geslagen en weer duizelig overeind gekrabbeld daar hoor ik op Vrijdag vóór Kerst mis opeens haar stem door de tele foon. Dezelfde bedaarde, kleurloze stem, maar iet of wat heser en stroever: Mevrouw, zoudt u me weer te rug willen nemen? Ik wil je vertellen, dat ik wezenlijk aan een verhaal uit een van mijn oude Zondagsschoolprijzen begon te gelo ven. Mijn werkster had al drie dagen verstek laten gaan. Griep en een vastgezette kou: Mevrouw moest maar niet op haar rekenen voor Ouwejaar. En dat vlak vóór Kerstmis, met vier mensen in huis waarvan één wel voor drie telde. Kind, zei ik roekeloos, als het moet binnen het uur. Waar ben je °P het ogenblik? In Huize Magdalena, mevrouw Ik - ik heb pas een kindje, ziet u Ik bazelde iets van: Gunst-niet weten-dat-je-getrouwd was en toen sloeg dat vlakke hese stemmetje m J de telefoon bijna uit de hand: Bèn ik ook niet, mevrouw. Dus dat was dat. Marietje met een zuigeling van een week of dne> °P mijn stoep in de regen Op mijn stoep was daaraantoe, maar dan-.-... Ik itond een ogenblik met de o aan het oor tegen de nummerschp» mijn wenkbrauwen op te trekken. J zon in zo'n geval natuurlijk reso en precies geweten hebben, via zc pen moest, tk kon alleen m®*' denken aan mijn chaotische keu en de grieperige Truida en het ers menu voor vijf personen Als je eerst eens even kw*"1 praten vond ik ten slotte °Pf?f uc Je kunt nu eenmaal niet goed drama tisch blijven tegen zo'n hoorn. [)ES AVONDS kwam zc, in een slag regen. De overgordijnen bij de Ma haradja waren dicht. Zij had trouwens haar schoonzoon op bezoek, de neuro loog. De Neuroloog. Zelfs met enkel hoofdletters zou ik zijn gewichtigheid nog maar zwak uitdrukken. In elk ge val hield hij de kust veilig. Marietje met het witte bundeltje en het koffertje iep achterom en stond in de keuken, zonder dat iemand in huis ook maar de oren had gespitst Ik had het rommelkamertje op zol der zo'n beetje voor haar uitgeruimd. Er stond nog een bed en voor het kind moest zij zich zolang maai met een oude wasmand behelpen. Overdag kon zij hem desnoods in het bijkeukentje zétten. Zij knikte op alles wat ik zei, en wikkelde het bundeltje los. Misschien was het een dwaze gedachte van mg, maar ik had »p iets zieligs en aan doenlijks gerekend. Deze stevige hon- genge knaap was een reclame voor ?en of ander Kindermeel. Toen hij rustig m de wasmand lag, pond Marietje een schort voorenbe <r0n de schoenen te poetsen van m jn drie werkezels: de Surinamer, de te- Jaar en de politieke delinquent. Alle drie in hun soort de grootste ziele- noten die je je kunt voorstellen. Di Surinamer ziet daar overigens niet naai uit. Hij is een zwarte reus Jan één meter negentig minstens en nink als een krekel, al *gt ClO iS P« aas Hj, is Ut; om zijn hoofdacte te halen; dat gaa dat schooltje in het oerwouc vermoed ik zo. Hij heef: 'Tn best gedaan om hier een tijde Je betrekking te krijgen, maar geen enkel schoolhoofd durft h^jn van wege zijn huidskleur voor een klas Hollandse kinderen neer te zetten. Waar hij nu van leeft is me een raad sel. Hij heeft het kleine achterkabinet boven, met eén oliekachel en twee dekens méér op zijn bed dan één van ons. Toch schijnt hij het leven een pleizierige aangelegenheid te vinden, en dat zonder een levende ziel te ken nen in een wildvreemd land. De leraar met zijn doctoraal Frans kon wat dat betreft bij hem in de leer gaan. Hij is mager, bijziende en er barmelijk nerveus. Nu is dat geen wonder, als je dag aan dag, twintig jaar achter elkaar, systematisch en deskundig wordt gepest door een honderd of wat kwelduivels tussen de dertien en negentien. Het is mij voort durend een, raadsel, dat hij dit uit houdt. Dat hij zich elke morgen maar weer aankleedt en ontbijt en met een tas vol boeken naar die hel stapt om zich te laten treiteren met altijd de zelfde papierproppen en altijd het zelfde gezoem, dat nergens vandaan komt. Voor zoiets moesten ze hem van rijkswege een ridderorde uitreiken, vind ik. Maar voorlopig heeft hij er niets» anders voor gekregen dan eeq, zenuwtrekking onder zijn linkeroog. Hij huist op de kamer boven-voor en maakt nog minder leven dan een wezel. Zijn achterbuurman, de politieke delinquent, leeft eveneens geruisloos en bovendien vrijwel onzichtbaar. Hij is de gehele dag op de zaak, waar heen hij zijn boterham meeneemt, en komt alleen laat thuis om te slapen. Ik weet niet waar hij zijn avonden doorbrengt. Ik weet helemaal niet hoe Maharadja niet tegen een huisvol zie lige mannen opweegt. Zij laat mij geen ogenbük kans voor iets dat op moederlijkheid lijkt. Zij bewoont de duurste suite, zij be taalt een vorstelijke huur en bedingt daarvoor een vorstelijke bediening. En geen botje uit héér kippensoep, geen kruimeltje van hóór casinobrood valt er af voor de drie zielepoten, die zich geruisloos op hun kamers verstoppen om haar gevoelige zenuwen niet te bezeren. Want zij hééft gevoelige ze- j nuwen, waartegen zelfs de Neuroloog niet is opgewassen. Vandaar dat hrj j haar bij mij heeft ondergebracht. Sinds zij uit haar huis is gebombar deerd, heeft zij stellig zes hospita's versleten. Maar bij mg, zo gevoelde de schoonzoon, zou zij ruimschoots armslag hebben voor haar nukken en haar heerszucht. Want deze hospita, met een ten dode opgeschreven man ln een sanatorium, is onherstelbaar ge dupeerd als schoonmama haar mat ten of in dit geval haar Perzen mocht oprollen óm naar een volgende suite te verhuizen. En dus houdt zij mij naar hartelust de hele dag in draf met haar onge duldig belletje, kost mij om het half jaar een andere hulp en laat geen ge legenheid voorbijgaan om mij mijn volslagen afhankelijkheid duchtig te laten voelen. gr is geen uitweg uit dit dilemma, Ik heb nooit iete geleerd waarmee ik op een minder vernederende manier mijn brood kon verdienen, en Gerard op gemeente-kosten laten verplegen is mijn laatste restant eer te na. En dus draaf ik de hele dag op het knal len van haar zweep en zit 's avonds onrustig in mijn keuken aan tafel, al mijn zintuigen gespannen -op het ge luid van haar bel. Zelfs in mijn smal le bed in het kabinet vóór laat zij mij geen rust. Ik heb al twee maal moe ten opstaan om haar kalmerende drup pels te geven, want haar zenuwen zijn nooit meer geworden wat ze waren vóór dat bombardement (dat ze trou wens zelf niet beleefd heeft, want ze logeerde juist bii de Neuroloog). Zij mag alles doen, want zij is de enige vaste grond onder mijn voeten. Mijn drie aangeschoten duiven be telen met elkaar hoogstens mijn boterham en mijn kit kolen. Kun je dan begrijpen. Liesbeth, -Wat het zeg gen wil, dat ik. haar vloermat, haar wrijfpaal, haar met één Februari de huur heb opgezegd? En alleen om.Nee. ik moet pro beren het je uit te leggen, al vrees ik, aat je het dan toch onvergeeflijke en nutteloze sentimentaliteit zult vinden. J-[et gebeurde op de avond vóór Kerstmis. De Maharadja was tot mijn geluk de gehele dag de stad in geweest met één of ander lid van haai bridge-club, om inkopen te doen voor de kerstboom van de Neuroloog, die haar op eerste Kerstdag met de auto zou komen afhalen. De drie mannen hadden zich even min laten zien. 't Schijnt dat zelfs de eenzaamste mensen tegen Kerstmis iets bedrijvigs over zich krijgen. Ik had met Marietje het huis alleen, en terwijl zij op de kamers aan het werk was, stond ik achter het fornuis in de pannen te roeren. De luxueuze kippensoep van de Maharadja, en de nederige stoofpeertjes van ons, ar- hjj leeft of wat hrj nog meer doet be halve boeken bijhouden. Zijn vrouw heeft hem in de steek gelaten, ter- v/ijl hij nog in het kamp zat. Hg is een licht geval, maar zwaar genoeg om in zijn eentje de woestijn in te stu ren. Hij zegt nooit iets en groet nau welijks. En hij heeft een gezicht, dal nooit meer ook maar de moeite zal doen om te glimlachen of. belangstel ling te tonen. Dat zijn zo mijn drie aangeschoten duiven, die elke avond naar de til komen terugfladderen. Ik kan niets anders voor hen doen dan hun eten koken en hun sokkei stoppen. Alles wat daar bovenuit gaat Lach niet, Liesbeth. Ik weet precies wat je zeggen wilt. Ik heb al dikwijls genoeg mijn vingers geklemd tussen de deui, die net vooi mijn neus werci dichtgeslagen Ik hooi het je zeggen <5org goed voor die lui, maat begii asjeblieft niet met verdrongen moe dercomplexen. Neem dan lievei een paar bedaagde ongevaarlijke dames op kamers. Ach Liesbeth alsof de tnoedzaaiers aan de verkeerde kant van de suite. De kleine jongen" sliep in zijn wasmand tussen de emmers en de kolenkist, en was zo rustig, dat ik af en toe met de pallepel in de hand mij ging overtuigen, dat hij er wezen lijk was. Toen werd het tijd voor het, diner Ik het de pannen aan Marietje over en begon in de drie kamers boven de tafel te dekken om toch maar klaat te zijn vóór de Maharadja thuiskwam De gedachte aan de verlaten beneden verdieping. met Marietje en het kind achter de keukendeur, joeg mij op Elk geluid was daar zo duidelijk hoor baar Juist toen ik de trap weer afroffel de, stopte een taxi voor de deur, en egelijk werd de sleutel in het slot eestoken Ik bleet onwillekeurig op de mderste trede staan in de dwaze ver vachting van iets feestelijks. Iets da> «lijken zou op de verrassing van vroegere gelukkige avonden vóór Kerstmis, als Gerard de sleutel in de voordeur stak met een kerstboompje onder de arm. De voordeur zwaaide open voor de Maharadja. Zij stevende de vestibule binnen in al haar staatsie van veulen- bontmantel, toque en oorhangers. Ach ter haar slipte de politieke delinquent binnen. Zij nam evenveel notitie van hem als van de paraplu-stander. Ik stond daar maar te kijken in de halfschaduw van het trapgat, alsof daar in die lichte vestibule een één- acter stond opgevoerd te worden met mij als enige toeschouwer. En hoe zot het ook moge klinken: nauwelijks had de Maharadja haar boDtjas opengeworpen, of daar ging de voordeur opnieuw wijd open voor de kolossale gestalte van de Surinamer, geflankeerd door de kleine magere leraar. Het zag er werkelijk naar uit of zij met elkaar waren opgelopen. De Maharadja keerde zich om, enigs zins gebelgd over de plotselinge tocht vlaag. De Surinamer glimlachte breed met heel zijn prachtig gebit. De leraar verschoot, sloot haastig de deur en boog. Zij knikte genadig en schoof haar voile omhoog. Toen, plotseling huilde het kind. Het was zo volkomen onverwacht, een zo ongehoord geluid in dit cor recte stille huis, dat de vier in de vestibule verstarden tot wassen pop pen. Ik verbeet een dolle aanvech ting om te gaan gichelen. Wat betekent dit? vroeg de Ma haradja onheilspellend. Een baby. Mevrouw, antwoordde ik met een ernst, die de drie mannen achter haar rug deed starogen. Het is tijd voor zijn voeding, ziet u. Een baby? Zij stond nu vlak bij de trap, en keek mij aan alsof zij mij zó bij de arm zou grijpen en door elkaar schudden. U bedoelt toch' niet, dat een baby. Het werd opeens dreigend stil. De drie mannen stonden verdwaasd op een kluitje te kijken, als mensen in een lift, die plotseling is blijven steken. Ik voelde, dat er iets mis zou gaan met die lift. Dat die onverwacht, door eer. onberaden woord, kon los schie ten en op de bodem van de koker te pletter Ik moest kalm zijn, heel kalm, en de Maharadja met een zacht lijntje Ik niet, Mevrouw, zei ik zacht zinnig. Maar mijn nieuwe hulp. Zij heeft een jongetje van een maand ziet u. Dat kan zij overdag toch niet toch niet op straat zetten? Over haar hoofd heen zag ik het goede zwarte gezieht van de Surina mer plotseling stralen in een harte lijke grijns. De leraar boog het hoofd om mij over zijn lorgnet scherp te kunnen aanzien. De politieke delin quent stond met opengevallen mond U wilt mij toch niet vertellen, dat u dat dit permanent Is? Haar stem was stellig in de keuken duide lijk te verstaan. Waarom niet, Mevrouw? Ik sprak uiterst kalm Maar ergens, in de buurt van mijn keel, klopte iets als een heel fijn hamertje van angst. Waarom niet? Maar dat is on gehoord, dat gaat alle perken te bui ten. Ik begrijp dooreenvoudig niet hoe u zoiets durft te doen zonder mij daarin te kennen. Het hamertje klopte feller, maar ik lette er niet op. Ik zag de ogen van de leraar groter worden: hij keek mij aan als een gevangene die een sleutelbos hoort rinkelen. Er begon iets in mij te gloeien. Een soort kalme, doodkalme razernij. Ik ben de eigenares van dit pen sion, Mevrouw, zei ik. En ik heb mijn condities ge maakt, toen ik kwam huren. De aigrettes op haar toque trilden -jls de voelsprieten van een woedend insect. Schriftelijke condities, zoals u zich herinneren zult. Een absoluut rustige omgeving, met het oog op mijn zenuw gestel. Denkt u dat daarvan iets te recht komt met een baby? Grote hemel, u schijnt niet te begrijpen wat u aanhaalt. En wat is dat voor dwaas heid. dat die die vrouw dat kind hier brengt. Kan zij het niet thuis laten? Nee Mevrouw. Zij hééft geen thuis, ziet u. Ik kreeg plotseling, on danks het hamertje, een roekeloos piezier in haar verbijsterd gezicht. Wilt u soms zeggen dat zij niet getrouwd is? Ik knikte. Het bleef even stil, en wij hielden allen onze adem in voor de komende uitbarsting. De Maha radja liep purper aan. Dat dat is het toppunt, zei ze. met moeite U denkt toch zeker niet, dat ik daar genoegen mee neem? Wat een toestand. En wat moet mijn schoonzoon, de Neuroloog, daar we) van denken? Veronderstel dat hij op bezoek komt met mijn kleindochter Ongetrouwd: u moest zich schamen. U bent heel onverantwoordelijk en overijld te werk gegaan, begrijpt u? En u zult mij verplichten met zo gauw mogelijk een anderp hulp te zoeken en dat dat schepseltje te ontslaan Anders De liftkooi hing nog maar aan één hslf doorgekerfde kabel De drie man nen stonden mij aan te zien met grote glazen ogen. Ik klemde mijn hand om de trapleuning. Ik zag, vaag en duize lig, Gerards slapend gezicht tegen het kussen van zijn ligstoel. Ik sloot "ven de ogen. Toen ik ze weer open deed, stond de Maharadja er nog. En achtei haar mijn drie aangeschoten vogels En iearachter. stil en geduldig, een on ■ir.dige menigte met de hongerige ven van Marietje. en die Keken mi) ■en. die keken mij aan Het was dwaas Liesbeth, ik weet hc el Het was sentimenteel en onver ■ctwoordelijk. het was buiten all» proporties Een vorstelijke huur tegen ic hand-en-spandiensten van Marietje met al die consequenties van die was mand in de bijkeuken. Maar ik had niet meer te kiezen. Toen ik, jaren geleden, Gerard trouwde, tegen alle goede raad en be ter weten in: Gerard, de onfortuin lijke musicus met zijn zwakke gestel toen had ik al gekozen. Het spijt mij. Mevrouw, zei ik, er» het hamertje was plotseling stil Maar ik kan dat meisje niet weg sturen. Zij heeft geen dak boven het hoofd, begrijpt u? De lift viel niet, maar kwam lang zaam, heel langzaam weer in beweging en ging omhoog. Eïn de gezichten van de drie mannen, en al die andere ge zichten achter hen werden opgeheven alsof ergens, boven hen, een licht begon te schijnen De Maharadja stond een ogenblik verstijfd. Dan kwam er een uitdruk king in haar ogen, die het hamertje bij mijn keel weer aan het tikken bracht. Ik zag haar hand, haar leljj- ke dikke hand met de glinsterende ringen om haar handtas knijpen. - Dan begrijpt u zeker wel, dat ik tegen één-tegen één Februari naar andere kamers omzie. Uw pension be viel mij toch al niet bijzonder, verge leken bij wat ik altijd gewend ben geweest. Maar tot nu toe had ik me delijden met uw Ik nam mgn hand van de leuning en begroef die in de zak van mijn schort. Andefs had ik haar midden in het rode gezicht geslagen. Met één Februari. Goed, me vrouw. Ik zal direct komen opdoen. Ik liep haar voorbij naar de keuken, zonder omzien. Haar kamerdeur viel in het slot. De drie mannen slopen als betrapte schooljongens naar boven. Midden in de keuken stond Ma rietje met het kind in de arm, klaar om het in de mand te leggen. Zij keek mij aan met haar harde ogen en zet: U denkt toch niet, dat ik dit aan neem Ik ga morgen naar Huize Mag dalena terug. Je gaat de tafel dekken voor ons tweeën, zei ik. Ik heb je gehuurd l tot één Februari. Denk daarom. Ze zei niets meer, ook niet toen wg tegenover elkaar aan tafel zaten. ZjJ waste de vaten, terwijl ik kousen stopte. Om tien uur haalde zij het kind voor zijn laatste voeding. Ik keek niet naar haar, terwijl zij ermee be zig was. Ik was te moe om ergens nog belangstelling voor te hebben. Het leven was bitter, en volslagen zinne loos. Morgen was het Kerstmis, en Gerard zou de hele dag naar de deur liggen staren "poen werd er geklopt. Wjj keken allebei onthutst naar de deur, die voorzichtig open ging. Het was de leraar, met iets in wit vloeipapier in de hand. Over zijn schouders keken de politieke delin quent en de Surinamer. Mevrouw, zei de leraar, en stak het vloeipapier vooruit. Wij wilden u alleen even zeggen het is morgen Kerstmis, ziet u. Wg stellen uw goede zorgen altijd zo buitengewoon op prijs en met het oog op wat er gebeurd isHet is maar een aardigheid, maar als u dit van ons zoudt willen aannemen Zij schoven de keuken binnen. Zij stonden op een rij tegen het aanrecht, en keken. Keken naar Marietje, die met grote glanzende ogen onder de lamp .zat, met het kind op haar schoot. Ik wilde iets zeggen, maar de plot selinge stilte weerhield mij. De bloe men trilden in mijn handen. Dit was geen werkelijkheid meer. Daar stonden zij, glimlachend en verlegen: Caspar, Melchior en Baltha- sar. Een ogenblik leken wij terug getreden in de tijd. De troostende vrede van een oud en teder verhaal hield ons bevangen. Wij durfden nau- welks ademhalen. Zelfs het kind be woog zich niet. Toen snerpte, luid en bevelend, de bel van Maharadja. [)at is alles Liesbeth. In feite ben ik brodeloos, en dat om wat jij een sentimentele inbeelding zou noemen. Maar op eerste Kerstdag hebben wij, vgf van Onze-lieve-Heers zieligste kostgangers, aan één tafel gegeten met de kleine rode tulpen stralend ln het midden. En de volgende dag heb ik, voor het eerst sinds vele maanden, naast Gerard gezeten met een licht hart. want Marietje zorgde voor het huis en de drie mannen. Ik ben in tijden niet zo gelukkig ge weest, Liesbeth. Want altijd, hoe dom het ook lijkt, is het in de stal zo on eindig veiliger dan in de herberg. RIE VAN ROSSUM.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1949 | | pagina 9