Canada soms een sprookje en soms
rss - -= -
Oom Jarig werd
zeventig jaar
/Ven is hier vreemd
zuinig
is nog recht in Nederland
Gevaarlijke
diplomatie
Volkshogescholen hebben zeer
aan hem te danken
VIJF MENSEN GINGEN NAAR CANADA (16)
-.-jrStsi's.rL'ï- - W -
Post uit Holland
IHILVERSUM
AMS1ERDAMS PODIUM
Voor twee gulden Vergetelheid
(per expresse)
Noch predikant, noch
zendeling
Lied van de week
Huwelijksschool
diar waar een smal karrespoor door de hoge sneeuw snijdt. De zon staat stra
lend aan de heldere hemel. Boven de sneeuw, die overal waar ie ook klikt
flanst en glinstert, trilt de lucht. Er is bijna geen wind, maar de kou is venijnig
Pt trap naar de veranda is voortdurend glad. Voor Artje is dat ditmlal gêèn
bezwaar en al ffauw ligt de post op tafel. Er js weer een stukje Holland in huis.
Moeder en Artje waren net klaar met
de afwas en dus kan „Ma" het er
even van nemen. In de enige gemak
kelijke stoel, naast de kachel, op elke
leuning een poes, zetelt dan onze „Ca
nadese" en geniet even van het contact
met dat verre land en degenen daar,
die bij ons behoren. Het is jammer, dat
haar bril nu juist zo verfomfaaid is.
gerst was moeder er zelf op gaan zit
ten en toen ik nog even. Gevolg: een
half glas links en een half glas rechts.
Als moeder hem dan ook na dit inci
dent weer opzet en vader aankijkt,
houdt Dirk zijn kommetje thee scheef
van de schrik en Artje van de pijn
door de hete thee over haar handen,
tge „stikken" allemaal van de lach.
gen gelukkige reactie maar nog geen
oplossing van de brilmoeilijkheid, want
daar zit moe dan te lezen met een
„brillelijkie" op d'r neus, zoals Dirk
graag zegt. Maar 't nieuws uit Holland
is in elk geval goed, want even later
lacht moeder weer.
Uitge vroren
Het weer stemt de mensen een beet
je bezorgd. Er is ook weinig afleiding,
gen wandelingetje ligt nu niet hele
maal in de lijn. De winter heeft sinds
de jaarwisseling goed uitgepakt. Voor
al de nachten en de vroege ochtenden
zijn geweldig koud. Zodra je 's mor
gens naar buiten stapt, schijnt het of
je adem afgesneden wordt, hoewel er
practisch geen wind is. Uit ons dis
trict werd vanmorgen 36 graden F. on
der nul gemeld. Maar zolang het nog
geen 53 graden is, zoals in Prince
George, mogen wij niet klagen.
Wel brengt een en ander ongemak
met zich. De waterleiding heeft al eni
ge tijd gestaakt. Moeder moet eerst
sneeuw smelten voor ze thee kan zet
ten of kopjes wassen. Eenmaal zijn
Dirk en ik onze tent uitge vroren. Bib
berend hebben we ons die nacht aan
gekleed en zijn we naar huis gerend,
naar de kachel.
Vader kan er weinig aardigheid In
vinden nu. Er komen allerlei werkjes
bij, als het buiten laten drinken van
het vee. Daartoe Is een grote drinkbak
in gebruik, waarin men een speciaal
kacheltje heeft geconstrueerd. Het
jongvee kan drinken waar het wil. Het
loopt de hele winter buiten met alleen
een open schuur als schuilplaats. Na
de nacht zijn ze ruig bevroren en lo
pen ze stram van de kou rond. Of dit
hier gewoonte Is, is mij niet bekend,
maar wel weet ik, dat zulks ieder nor
maal mens aan „zijn hart gaat".
Het ie overigens een zuiver gevolg
van de zuinigheid, die hier zover
wordt doorgevoerddat het je soms
groen voor de ogen wordt. Deze zui
nigheid vormt een wezenlijk deel van
de samenlevlngt een verschijnsel, dat
voor de meeste nieuwelingen wel vol
komen vreemd zal zijn. Het is een
kwestie, die de zaak hier bijeenhoudt
en de bevolking tot één massa maakt.
Onze ervaring in deze ligt binnen
enge grenzen, doch we zitten er mid
den in en zullen ook ten opzichte hier
van onze houding dienen te bepalen
Dat i» wel een heel moeilijke opgave
want de regelen waarop het maat
schappelijke systeem drijft en de mens
hier zijn zo op elkaar ingesteld, dat er
met een leder, voordat hij zich heeft
kunnen aanpassen, zo wordt gesold en
gespeeld als een getraind jiu-jitsi-er
het kan doen met een ongeoefend
tegenstander.
Om dit met enkele voorbeelden te
Illustreren het volgende. Daar is b.v.
Mohr, de idealistische proletariër, een
farmer, waarbij we deze herfst een tijd
in dienst waren en van wie we nog
geld tegoed hadden. Toen we er om
kwamen, trok hq een dollkr af voor
het breken van een bijlsteel tijdens het
werk. Dit voor een beschadigde oude
steel, die we nadat hij kraakte met een
ijzerdraadje hadden verstevigd, zodat
de boer hem nu nog gebruikt. Dirk
was spinnijdig. Iets dergelijks hebben
wij nu met vaders werkgever. Dirk en
ik hadden een dag voor hem hout ge
zaagd en zouden daarmede zeven en
®on halve dollar verdienen. Toen wij
hem later om dat geld vroegen, ston
den we volgens hem quite omdat we
eens een vrachtje zaagsel hadden mee
genomen. We verbaasden ons er al niet
meer over en vroegen hem alleen of
hij gek was. Maar met een „thank you
boys" was de kous voor hem af.
Wat zouden wij moeten doen, wil
vader het bij hem uithouden? Een paar
brieven gingen de deur uit. Resultaat:
geen zaak voor ons, een civiele zaak
daarmede een deskundige en hoge
kosten....
Eens zouden wij ook in deze kwes
ties wel een weg weten. Het zou alle
maal wel niet zo erg zijn als niet weer
een nieuwe kwestie aan de orde was
gekomen.
Vaders werkgever had in zijn huis.
Waar wij in wonen, electrisch licht la
ten aanleggen. Nu wil hij de helft van
die kosten door vader laten betalen,
terwijl wij er eerst sinds kort in wonen
®n er naar wij hopen nog slechts en
kele maanden in zullen moeten ver
blijven. Bovendien gaat het hier om
bijna de helft van vaders maandloon.
n wat kunnen wij er aan doen als hij
straks vader maar de helft van zijn
loon ook uitbetaalt?
"leg dit dan geen vriendschap doen
OQstaan. We leren er van en dat kost
altijd. Het is, hoewel teleurstellend, lo
gisch, dat wij niet lang bij deze zaak
jes stil kunnen blijven staan. Wij moe
ten vooruit! De winter mag daarbij
geen hulp bieden, we mogen toch niet
klagen.
In het bos
Enkele dagen hebben we verstek
moeten laten gaan tengevolge van de
kou. De sneeuw in het bos ligt twee
drie voet hoog en het is, hoe flink we
ook willen zijn, er soms niet uit te
houden. We werken nu met zijn drieën,
Dirk, Gert en ikzelf en vormen een
fijn ploegje. Wordt het te koud dan
stoken we een vuurtje. Als in het mid
daguur de zon haar licht in de vallei
laat vallen, glanst en schittert het hele
bos en valt de sneeuw ais losse zilve
ren linten door de dennen. Canada is
dan een sprookje, zoals alleen een An-
derson het onder woorden zou kunnen
brengen. Van de Aberdeen Mountains
tot Knoxhill en door de gehele vallei
achter het Otter Lake en Swan Lake,
alles baadt in een bijna onwereldlijk
licht. Verdwijnt de zon echter dan lo
pen we in Okanaganvallei door een
heel grote ijskelder naar huis. Thuis
vinden we dan weer de post. Bovenop
ligt de „Weekly Press", een uitgebreid
boerenblad. De beide poesen zitten
sloom voor zich uit te kijken. De hele
familie is verdiept in de Helderse Cou
rant, Panorama, De Blauwe Vaan en
andere lectuur uit Holland. En laat de
vorst dan buiten maar de wereld gese«
len! GOVERT J. DE JONG.
Vraagt ons prospectus
ONDSR WIJZERS AKTI
HBS., Staatsexamen A en B, Muto-dlpl.
ét
Van der Waals ausgespielt
DAT WEGLOPEN als diplomatieke
manoeuvre nog bijzonder origineel
is, kan moeilijk beweerd worden.
Evenmin kan men staande houden, dat
dergelijke acties tot nu toe zeer doel
matig zijn gebleken. De Japanner Mat-
soeoka gaf in 1933 het voorbeeld.
„Kalm en vastberaden", aldus werd
over hem geschreven, verliet hij de
zittingszaal van de Volkenbond. Hoe
het zijn vaderland tenslotte als gevolg
van deze politiek vergaan is, weet men.
Mussolini's verte
genwoordiger, ba
ron Alosi, liep
enige jaren later
„woedend" uit Ge-
nève weg. Het
heeft het fascis
tische regiem geen
goed gedaan. De oorlog leende zich niet
tot dergelijke tonelen, maar in 1946
keerde Gromyko de Veiligheidsraad de
rug toe, omdat deze zich met het Rus
sischPerzische geschil wenste te be
moeien. Ernstige gevolgen had dit niet,
want Rusland nam zijn zetel weer in.
Anders echter ging het in het voor
jaar en de zomer van 1948, toen de
Russen eerst uit de Geallieerde Be
stuursraad voor Duitsland en daarna
uit de Berlijnse Kommandatura weg
liepen. Beide lichamen zijn aan dit op
treden te gronde gegaan, maar 't zijn
zeker niet de Russen geweest, die daar
voordeel van hebben gehad. In zekere
zin bereidden zij daarmede de neder
laag, welke hun later door de lucht
brug zou worden toegebracht, voor.
De huidige manoeuvre van de Sowjets
in de Verenigde Naties is ernstiger dan
het weglopen van Gromyko zij ge
lijkt meer op de in Duitsland onder
nomen actie. De Sowjetunie heeft te
verstaan gegeven, dat zij niet slechts
de Veiligheidsraad, zoals in 1946, maar
alle organisaties van de V.N. zal boy
cotten, zolang de Chinese nationalis
ten er zitting in hebben. Dat is niet
slechts een protest tegen een enkele
beslissing. Wat de Russen willen, is
elke actie van de V.N. onmogelijk ma
ken voor de tijd, dat de Chinese com
munisten nog niet in Lake Success toe
gelaten zijn. Maar dat is een gevaarlijk
spel. Wanneer de Sowjets geloven, dat
zij de andere naties zo tot erkenning
van het regiem van Mao Tse-Toeng
kunnen bewegen, vergissen zij zich.
Veel waarschijnlijker is, dat Rusland
zich op deze wijze steeds meer van de
overige wereld isoleert. Zeker, dat zou
het einde van de Verenigde Naties in
haar huidige vorm betekenen. Maar er
zou beslist een nieuwe internationale
organisatie komen, zonder Rusland dan
En bij een dergelijke ontwikkeling kan
Rusland slechts de verliezer zijn.
J^L LANG GELEDEN HAD IK m'n ver landinwaarts wonende vriend beloofd
hem, als h(j eens in Amsterdam kwam, de havens te laten zien. Ik zou hem
die oude, historische pakhuizen tonen, van de Compagnie en die op 't Bickers-
eiland. En 't alleroudste deel van Amsterdam, met de schepen, en met ai die
duizend dingen die spreken van herinnering aan de dagen, dat de Nederlandse
vlag op de wereldzeeën een even geacht als gevreesd uitwaaiend dundoek was.
Kortom, ik zou hem een beeld geven van het vroegere en het hedendaagse
schipryck Amsterdam.
En nu waren we daar. Het was vroeg en het was koud. Heel Amsterdam, en
de havenwijk in het bijzonder, lag in een bard, schel winterlicht. Alles, elk ding,
had iets cellofaanachtigs. Er was geen zier romantiek, op dat onheilspellend
prille ochtenduur. Er was geen grein sfeer, waar dan ook. Nergens klonk een
muziekje. Nergens rammelde in een tingeltangel een Limehouse blues. Nergens
was een spoor van de zeventiende eeuw. Er was zelfs niets dat deed denken
aan de artistieke tristesse van de Franse havenfilms a la Duvivier en Clair.
Het was daar alleen maar wintermorgen. Hard, rauw, verbeten, koud. Elk
voorwerp was ontluisterd tot z'n eigen meedogenloze nietswaardigheid. Er was
geen droom, nog geen duizendste procent droom.
Ten slotte gingen we dan ook maar
koffie drinken in een schipperskroegje
op de Prins Hendrikkade. De kastelein
lag vet en solide over de tapkast en las
een ochtendblad. Een paar arbeiders
van een nachtploeg zaten zorgelijk en
grijs naast elkaar en dronken koffie.
Aan de ronde mahonie tafel waren drie
lieden, waarschijnlijk schippers, aan
het fluisteren. Ze dronken koffie. De
radio stond af. Een versloofd wijfje
dweilde de granieten grond. Een man,
in marconistenuniform, kwam binnen
en bestelde koffie. Hij trok een gezicht
alsof gans de wereld op hém drukte.
Het was, op dat ogenblik, enigszins
moeilijk om het aardrijk en deszelfs
bewoners schoon te vinden.
Toen kwamen die twee Chinezen bin
nen.
Of eigenlijk was het één Chinees.
Eén, met vier armen, vier benen en
twee monden. Een twee-eenheid Chi
nees was het, die binnendrentelde. Ze
overzagen, wat Chinezerig timide
lachend, de situatie in de taveerne en
liepen vervolgens regelrecht op de nog
steeds lezende kastelein toe. Ik zat er
vlak bij en kon het gesprek volgen.
Tegelijk vroegen ze hoeveel borrels
je voor twee guldens kon kopen. De
kastelein rees moeizaam op, bekeek
peinzend en taxerend de twee gezich
ten van die twee-eenheid Chinees, over
legde kennelijk of hij vijf of zeven zou
zeggen en zei dus: zes.
De beide delen van het hoofd knik
ten instemmend. Daarna legden twee
rechterhanden elk twee briefjes van
één gulden op de tapkast.
De eigenaar van de zaak haalde uit
de diepten onder de toonbank een fles
te voorschijn gevuld met het vocht dat
bepaalde steden in dit land een we
reldvermaardheid bezorgde, en schoof
twee glazen aan. Het ene zette hij voor
het rechterdeel van de combinatie-
Chinees, het andere voor het linker
deel. Twee rechterhanden pakten elk
een glas op en het eerste werd volge
schonken. Geen tiende seconden later
dronk de helft, voor wie het was be
stemd het leeg. Zonder de fles recht
te houden schonk de kastelein het
tweede glas vol. Het was leeg, eer hij
gelegenheid had de eerste Chinees zijn
tweede rantsoen te verstrekken.
Binnen het tijdsbestek van twaalf
maal vijf seconden waren die twaalf
glazen zeer oude jenever door beide
Oosterlingen verwerkt. Het was lo
pende band werk en beide zonen van
het hemels genoemde rijk deden het
QOM JARIG werd deze week zeventig jaar. Voor velen zal deze mededeling
weinig hebben te betekenen, maar hun, die bekend zqn in de kringen
van de volkshogescholen zegt dit des te meer. Jarig v. d. Wielen, een merk
waardige figuur met een wel zeer avontuurlijke jeugd, is de centrale gestalte
in de ontwikkeling van het volkshogeschoolwerk. Zijn rjjke levenservaring,
in alle werelddelen opgedaan, zijn humaan karakter en zijn inventieve geest
inspireerden de oprichters van de Vereniging tot Stichting van Volkshoge
scholen in Nederland In sterke mate en maar al te graag luisterde men naar
de adviezen van deze, tot zijn geboorteland teruggekeerde zwerver, die met
zijn zgn. praatavonden in het „Oude Huis" te Bakkeveen (Friesland) reeds
baanbrekend werk had verricht.
Jarig van der Wielen werd op 24
Januari 1880 geboren te Leeuwarden.
Hij, de jongste zoon in een gezin van
vijf kinderen, was nog geen vier jaar,
toen zijn vader stierf en de moeder
zich geplaatst zag tegenover de zware
taak het bedrijf van haar man de
concertzaal Van der Wielen met haar
talrijke lezingen, vergaderingen, con
certen en bals verder te exploite
ren. Zij kon, zoals valt te begrijpen,
daarom minder zorg besteden aan de
opvoeding van haar jongste kind en
de kleine Jarig maakte hiervan dank
baar gebruik om de ruime zolders van
het gebouw te verkennen. Hij bouwde
daar, temidden van de toneelrequisie-
ten en allerlei vreemdsoortige costu-
mes, de wildste fantasieën op, die in
de muziek van de concerten uit de
grote zaal hun achtergrond vonden.
Het schoolgaan was voor Jarig een
allerminst succesvolle periode. Zijn
moeder wilde, dat hij voor predikant
zou studeren, maar Jarig ambiëerde
meer het avontuurlijke leven van een
zendeling: hij vertrok op 17-jarige
leeftijd naar Rotterdam, waar hij de
zendingsschool bezocht. Tussen het
bestuur van de school en Jarig van
der Wielen ontstond echter een on
overbrugbaar verschil in inzicht over
godsdienstige kwesties, zodat het be
stuur het ten slotte beter oordeelde,
dat hij de school verliet, wat zowel
voor hem als voor zijn moeder een
diepe teleurstelling betekend».
Ook zijn volgende studie, die voor
onderwijzer, leverde een negatief re
sultaat, want van de vijftien cursis
ten zakte er één en dat was Jarig.
Na deze mislukkingen kwam hij als
volontair bij de Coöperatieve Zuivel
fabriek te Leeuwarden, waar hij met
een onderbreking van een jaar, toen
hij naar Frankrijk ging om de Franse
taal te leren en Franse kaas te leren
maken, tot 1904 bleef werken. Er
werd in de zuivel lang gewerkt, zo
omstreeks de jaarwisseling, en de lo
nen waren daarmee niet in overeen
stemming. Dit was één van de rede
nen, dat Van der Wielen een vurig pro
pagandist werd van de in 1900 opge
richte Bond van Zuivelarbeiders. De
fabrieksdirectie vond, dat de jonge
man, die tevens redacteur was van
het orgaan „Verenigt U" buitenge
woon lastig werd en Jarig werd ont
slagen.
Het avontuur begon.
Voor Jarig zou dit het begin van
zijn omzwervingen worden. Arm en
berooid trok h(j in het voorjaar van
1905 naar Amerika, waar hjj bij een
ver familielid in de buurt van Den
ver een baantje vond als cowboy. Rust
kende de avontuurlijke jongeman ech
ter niet; verder wilde hij, naar de
Mormonen in Salt Lake City, naar 't
juist door aardbeving en brand ge
teisterde San Francisco (1906). Hier
rijpte in hem het plan om de Stille
Oceaan over te steken en zijn geluk te
beproeven in Australië, het land met
de achturige werkdag schrille te
genstellingen met zijn ervaringen in
de Friese zuivelindustrie en lonen
vaa een shilling per uur.
I Begin November 1906 kwam zijn
yggl grote kans. Jarig van der Wielen werd
aangemonsterd als hofmeester op een
zeilschip en zette tien weken later, na
een bange zeereis, voet aan wal in
Melbourne. In Australië werkte hij
geruime tijd op een boerderij, maar
voor hij zijn plannen om over te ste
ken naar Nieuw-Zeeland kon verwe
zenlijken, riep een dringende brief van
zijn moeder hem huiswaarts. Met een
Duits schip vertrok hij naar Napels,
lopende wist hij Nizza te bereiken en
toen ging het per trein via Parijs
naar Holland terug, waar hij in 1908
aankwam.
Weer terug.
Toen reeds rijpte in zijn gedachten
het volkshogeschoolwerk, dat hier in
Nederland nog geen enkele bekend
heid genoot. In samenwerking met een
....Liefde voor anderen..,.
rijke vriend stichtte Jarig bij de
Harskamp een boerderij, die h(j tot
conferentie-oord wilde maken. Na 't
huwelijk van zijn compagnon vertrok
hij echter weer naar Amerika om in
hetzelfde jaar terug te keren en hier
in 1911 in het huwelijk te treden met
Lida Eykman. Het jonge paar zocht de
vrijheid op en deinsde er niet voor te
rug het zware pionierswerk aan te
pakken, dat hun b(j het beheer van
hun boerderij in de Amerikaanse prai
rie wachtte. In Amerika bouwde Jarig
zich een bestaan en een gezin, maar
de ziekte van zijn moeder deed zijn
verlangen naar het geboorteland toe
nemen en na een moeilijke tocht door
een wereld, die gevangen was in de
verschroeiende greep van de Eerste
Wereldoorlog arriveerde de familie
Van der Wielen in 1916 in het vader
land. Zjjn sociaal rechtvaardigheids
gevoel en zijn oprecht, ware Christe
lijk geloof dreef hem spoedig naar 't
organisatieleven en van 1916 tot 192U
bekleedde hij de functie van secreta
ris-penningmeester van de Landarbei-
dersbond.
De Volkshogeschool ontstond.
In 1920 kocht hij 95 H.A. bos en
heide bij „Allardsoog" te Bakkeveen
en de bestaande Noaberschap groei
de hier, dank zij het werk van Jarig
van der Wielen, tot een intieme
buurtgemeenschap met een eiget.
buurthuis, waar vele jongeren bijeen
kwamen, en waaruit ten slotte de
volkshogeschool ontstond. Zjjn al
truïsme' stuwde hem in deze richting,
waarin de Denen reeds waren voor
gegaan. Jonge werklozen kwamen
helpen bjj de bouw van de school, stu
denten droegen het hunne er toe bjj.
De rimbu rond „Allardsoog" werd
gedeeltelijk ontgonnen en binnenshuis
organiseerde Oom Jarig, zoals zjjn
vele jongen vrienden hem noemden,
cursussen, die beoogden de jonge vol
wassenen in zedeljjk-geesteljjk opzicht
te ontwikkelen als basis voor de ver
nieuwing der volkscultuur en verster
king der volksgemeenschap.
Voor velen, die zich in deze kring
bewogen, was hij de raadsman, die jo
viaal en geestig zjjn gewaardeerde
adviezen bracht en met zjjn, met apho-
rismen doorknede betogen vele aan
dachtige toehoorders aan zjjn lippen
bond.
Een wonderbaarlijk man, die in 't
Friese heideland een oase heeft ge
schapen, waar men de verheffing en
verdieping van ons volksleven onder
wjjst, waar men zich toelegt op het
wekken van medegevoel en verant
woordelijkheid voor de gemeenschap,
waarvan wjj allen deel uitmaken. Nu
is „Allardsoog" niet meer de enige
volkshogeschool in Nederlaöd. Men
vrndt deze instellingen in Markelo, in
Haveite, in Bergen, te Eerbeek, Ro-
ckanje en Uithuizen, als machtig en
imponerend resultaat van hetgeen
Oom Jarig in eenvoud en idealisme
is begonnen.
zichtbaar op een hun geëigende me
thode. Maar nooit in al mijn levensda
gen zag ik twaalf borrels zó vervaar
lijk snel verdwijnen door twee mensen
als op dit ogenblik in dit café. Het was
eigenlijk een zonderling manuaal, daar
op die vroege morgen in het winters
Amsterdam, in dat gore schippers
kroegje.
De twee kleine Chinezen mompelden
iets en gingen heen. Alles bij elkaar
had het misschien twee minuten ge
duurd. De deur sloeg dicht en we wa
ren weer onder elkaar als goede volks
genoten. Niemand gaf commentaar.
Zelfs daar was het te vroeg voor. En
we dronken koffie.
Men zou over zoiets rijkelijk lang
kunnen na-filosoferen. Dat deed die
andere Chinees bijvoorbeeld, die een
goede duizend jaar geleden leefde, en
zulke aardige dingen wist te zeggen
over de wijn en de mensen en aller-
hand bijkomstige zaken. Dat was Li-
Tai-Po, van wie Klabund o.a. dit on
deugende versje na-dichtte:
Wenn nur ein Traum das Dasein ist,
Warum dann Müh und Plag?
Ich trinke, bis ich nicht mehr kann,
Den ganzen lieben Tag.
Waarom dronken deze twee achter
neven van Li-Tai-Po per expresse
tweemaal zes glazen zeer oude jene
ver? Ik denk omdat de wijnen hier te
lande te schraal zijn en te slecht op
temperatuur. Ik denk omdat ze al da
gen en dagenlang gezocht hadden naar
een brokstukje droom, maar dat niet
konden vinden in de gruwelijke kaal
heid van hun optrekje bij de slaap-
baas. Ik denk omdat ze lang, onmèn-
selijk lang, gesjouwd hadden op een
wildevaart-bootje. Omdat ze zét wa
ren van het zout der zee en de guur
heid der westerwinden. Ik denk dat
ze heel diep weggemoffeld in hun po
vere Chinezenharten zo een enkele
maal een restantje heimwee hebben ge
voeld, al waren ze nog zo afgedord en
verschameld. En wie zal zeggen dat ze,
die eigenste morgen, niet hadden ge
dacht aan kersenbloesem, mandarijnen
en papagaaien, die daar, in het schip
ryck Amsterdam, al net zo min waren
als Limehouse-blues en soortgelijke
zeemansromantiek.
Ik denk dat ze per snelste gelegen
heid, per expresse, naar de Vergetelheid
wilden. En hun beste transportmiddel
naar dat Nirwana was de schielijk-
schenkende bottel van die kastelein, in
dat kroegje. Wij plegen zulke dingen
of helemaal niet, of anders, te doen.
Maar zó deden het die twee Chinezen,
die morgen.
Ik denk dat menig achtenswaardig
lezer over dit alles niet gesticht is.
Maar die twee Chinezen waren óók
niet gesticht. In al die kou, al dat ker-
vend-harde licht, al dat ontzielde ver-
cellofaande gedoe, keerden ze terug
naar hun voorvader, Li-Tai-Po, en
volgden de weg. door hem gewezen,
naar een aalmoes vergetelheid in de
woestijn van 't hen barbaarse vreem
de Amsterdam, zo ver van de eigen
goede aarde.
In Denemarken leeft men
een huwelijksleer; ihool ge
sticht. Persbericht.
'k Heb mij afgevraagd, m'n lezer,
Of men in óns vaderland
Oók niet zulk een school kan
stichten.
Heus, dat heeft zijn goeie kant.
Want u zult 't wel met mij eens zijn,
Dat het juist op dit terrein
Lang niet alles koek en ei is,
Rozengeur en maneschijn.
Doch al is het wél in orde,
Dan lijkt nóg zo'n school mij goed,
Omdat men in deze tijd juist
Nog zo heel veel leren moet.
En dan hoop ik voor de dames,
Dat een leerstoel wordt gesticht,
Die geheel gewijd is aan het
Aanpas-inkrimp-onderzicht.
Want geen huisvrouw weet
opheden
Hoe of zij met vijf procent,
Tien procent moet achterhalen.
En was dat nog maar het énd!
Want je oren staan te klapp'ren
En je haar vliegt overeind,
Als het A.NJons weer zo'n
Pestig persberichtje seint.
Kolen, koffie, huishuur, reisgeld.
Ga maar door en vul maar aan.
Wij gaan langzaam naar de kelder
Of misschien wel naar de maan.
En zódoende lijkt zo'n leerschool
Met prof. Lieftinck als docent
Wij DE oplossing in dezen.
Leve onze vijf procent.
JABSON