Barbaristen ontsnappen in bos van „BITTERE RIJST" ^1 Het operatieplan van Stavenuiter lijdt schipbreuk door een kolossale botsing Inspecteur X als door aarde verzwolgen AMSTERDAMS PODIUM li 'l--. Het vergeefs gezochte woord DE WONDERLIJKE HISTORIE VAN X -i ft f y H6ILOO Wmm Yehudi Menuhin Een immorele film mef een schijn van oprechtheid J -ïi >[-: - >C ».OC *T- *- y v i y f.v pBIE DINGEN GEBEURDEN ER DUS, zoals ik u reeds vertelde, in dat duistere bos van Heiloo op het ogenblik, waarop de Inspecteur zjjn glin sterend voorwerp ter hoogte van rijn gezicht bracht. Hgzelf viel geluidloos ter aarde, van de Kattenberg klonk een wilde schreeuw en in de verte dreun de het en krtjsten opgewonden stemmen. Tegelijk namen de gravende figu ren de vlucht. Zy renden hals over kop weg In twee richtingen: de beide vrouwen snelden, met een flauwe bocht naar rechts, In de richting van de Kennemerstraatweg; ik hoorde, hoe de oudste onder het wegrennen een schril fluitsignaal gaf en terzelfdertfld flitste er een lichtbundel over de straat weg, er begon een motor te zoemen nog vóór de vrouwen de rand van het bos hadden bereikt. Op dat moment begon lk in hun richting te draven helaas te laat. Er klapte een portier open en dicht en toen ik hijgend het fietspad bereikte kon ik nog juist zien, hoe een grote, schijnbaar gloednieuwe auto met razende vaart wegschoot in de richting Alkmaar. Van de vrouwen was geen spoor meer te bekennen. £EN OGENBLIK aarzelde ik. Wat stond mij te doen? Maar reeds kwam mijn colle ga aangesneld, hij gend en totaal overstuur en na perend bracht hg er uit: de inspec teur, de inspec teur Ja, de inspec teur, inderdaad! Ik had in mfln ijverig streven om held van de dag te worden, in mijn razende poging om tante Barbara te vangen en Fien- tje te bevrijden, helemaal niet meer aan de vallen de inspecteur ge dacht. Helaas, zo is de mens. Maar aangezien er nu eenmaal ook in de beste romans een kerel met een slecht karakter voorkomt, vond ik toch (gezien in 't licht van de nood zaak om tot een levensware con structie te komen) dat ik mfjn ver geetachtigheid wel kon vergeten. Wij haastten ons naar de plaats, waar de inspecteur in de horizontale -V^ 70 r* v x V 0 77T±T Kv V *S!«C f- ■f.f- T 1 "Z* -sA .fC.r* UfSftVfl t lï* i, y Ie-» V *1*1 lo-* oSC 4> v - 1 T- KENNE I MER STRAAT wee, - Duidelijke schets van de operatie, die door de botsing van Stavenuiter met de verontruste reservisten zulk een dramatisch einde vond. stand was gegaan en vonden hem ter plaatse, zittend op zijn bibs en zachtjes pruttelend. ,,Het is allemaal oké", gromde hij tegen ons, „maar hebben jullie die wijven?" We moesten, blozend in het diSster, belijden dat we „die wijven" niet had den. Waarop hij vaststelde, dat wij voor niets anders geschikt waren dan om met inkt te morsen en dat hij het uit zijn hoofd zou laten, nog verder met zulke sukkelachtige amateurs op bendejacht te gaan. „U hebt het ver- klunsd, mijne heren", zei de inspecteur. „Ik zeg: verklunsd". Dit nu leek me onredelijk, aangezien de man zelf (met alle respect voor zijn bekwame gezicht) op het kritieke ogen blik languit tussen de bomen was gaan liggen, zodat tante Barbara en Fientje hem op nauwelijks vier meter in Oos telijke richting hadden kunnen passe ren. Ik zei hem zulks op diplomatieke wijze, maar de man werd onredelijk en betoogde dat hij over een boom wortel was ge struikeld, dat het bos van Heiloo een verwaarloosd zaakje was met al die stronken enstruiken en dat het feitelijk schande moest worden geacht een inspecteur tKStPVrTKTlR X van naam ln ZUlk INSPhLTElR X een onopgeruim- spoorloos.... de rommel te la. ten opereren. Kortom: de inspecteur liep te saggerijnen. Volgens Montgomery MIJN COLLEGA en ik lieten hem be tijen en trokken in Westelijke rich ting naar de andere zijde van het bos, waarheen wij ook de beide reservisten van de Kattenberg hadden zien vlie den. Nog altijd klonk daar herrie. Het was met gespannen verwachting in on ze jagende boezems, dat wij in de rich ting van de Westerweg oprukten, maar het tafereel, dat wij te aanschouwen kregen overtrof onze wildste verwach tingen. Daar stond een groep van onze mensen: de reservisten en de mede strijders van Gerard Stavenuiter. En temidden van die groep stond Gerard Stavenuiter zelf. Maar ach, wat zag die man er uit. Zij. die hem in het rustige gedoe des dageliiksen levens kennen, weten wel dat hij een man van zonnige gebaren en vriendelijke stemmingen is. Maar thans helaas, welk een beeld van ontreddering! Hij leek wel een particuliere beeldenstormer. Tappelings liep het bloed langs zijn welbesneden gezicht, zijn ogen vonkten van woede en zijn mond was vertrokken van spijt en met de rechterhand ondersteunde hjj de linkerarm, die zo slap was als een vaatdoek. Hier was iets ergs ge schied! En juist op dit ogenblik had mijn collega de van weinig gevoel getuigen- slag bij El-Alamein. Zijn beide metge zellen zouden dan, voortgaande in de ingeslagen richting, de vlakke basis vormen van het operatieve schemaen hijzelf zou volgens het bekende boek .Tactische wenken voor Bosgevechten" van luit-generaal Duymelaar van Twisk de stootvormige wig zijn, die met een flauwe uitwaaiering naar het Zuiden zou overgaan in een frontale doorstoot naar Oost, teneinde op die unieke wijze de flanken aan te vallen en in een oprollende manoeuvre (tac tisch voortkomend) te eindigen met een complete ketelslag, die gedekt zou worden door de eerder genoemde vlak ke basis van het operatieve plan. De militaire deskundigen onder onze le zers zullen beseffen, dat Gerard Sta venuiter in zijn welbestede leven méér gelezen heeft dan de burgerlijke stand van Enkhuizen want zijn strategi sche opzet (in luttele seconden geïm proviseerd) kan men niet minder dan brilliant noemen. Welk een in-, door- en uitzicht! Helaas, als in zovele veldslagen zou ook hier een kleinigheid de soep be derven. Want de reservisten, die in het korte struikgewas lagen te wachten op de dingen, die konden komen, zagen plotseling op het brede open pad in het midden des wouds een man verschij nen. Dat was Stavenuiter, maar zij wis ten dat niet. In hun gelederen ontstond onzekerheid, de onzekerheid ging over in verwarring, de verwarring werd een paniek en vóór de reservisten eigen lijk goed wisten wat ze deden stonden ze op, renden in de richting van de eenzame strategische figuur en botsten met een geweldige klap (drie man sterk!) op de diepdenkende Stavenui ter. De gevolgen waren ontzettend! Sta venuiter liet een kreet ontsnappen, die een trein zou hebben doen steigeren en de reservisten vingen aan te brul len van: „We hebben 'm! We hebben 'm!" Dit alles vond plaats op het mo ment. dat aan de andere zijde van het bos de inspecteur over de onordelijke boomstronk viel. En die val werd van de top van de Kattenberg af waarge nomen door de reservist met het foto toestel, die dermate ernstig schrok, dat hij een rauwe gil slaakte. Temidden van al die verwarring, van al die onordelijke consternatie vlucht ten de gravende Barbaristen in twee richtingen weg: de vrouwen naar een kennelijk op de Kennemerstraatweg verdekt opgestelde auto en de mannen (met een ruime boog) naar een auto, die op de Westerweg moet hebben ge staan. Als ware helden WIJ HEBBEN zeer terneergeslagen door de mislukking, zoals de ge duldige lezer begrijpt het bos nauw keurig doorzocht. Wat wij vonden was niet veel: een oude spade lag achteloos tien meter vanaf de gegraven kuil (die I I LIET GROOTSTE WONDER WAS DIE CEL, dat onvoorstelbaar geringe hoopje protoplasma met een kern van leven. Die cel, 84 jaar geleden er gens in een mens wachtend op een ander mens, om hem tot ontwaken te brengen. Dat ontwaken kwam en uit de cel werd eerst een mens in wording, toen een wonderkind en ten slotte: een mens. Afgerond en volledig. Zjjn naam, een toverklank op deze wereld: Yehudi Menuhin. Een naam, die een begrip werd. Het begrip: hoogste, edelste, allergeniaalste rioolkunst. Waar komt zo'n cel vandaan? Wie schept zo'n cel? En is dat aanrijpen van cel tot mens, van zülk een cel tot zülk een mens, alleen maar een weer galoze collectie toevalligheden, of ligt daaraan ten grondslag een strenge natuurwet? Was daar tussen hemel en aarde, waar eenmaal die cel ver loren dwaalde en doolde, een grandioos plan, en is de mens Menuhin de slot- faze, het resultaat, de finale van die ene cel? De kern van de zaak: was dit mensenwerk of het werk Gods? Of beiden? de inval om te vragen: „Hebben jullie die kerels niet gepakt?" Er viel een diepe stilte. Maar het was de stilte, die aan de storm vooraf- wij er mee dichtwierpen, "teneinde vrij- gaat, want hetgeen de heer Stavenut ter toen zei is zó ontzettend van in houd en zó slecht van taal, dat het in een ernstige reportage als deze al te zeer uit de toon zou vallen. Laat ons het mogen bedekken met de mantel der liefde. De man zal het uitgebruld hebben in zijn verbijstering. Wat was er gebeurd? Met horten en stoten kwam het verhaal los. Op een gegeven ogenblik had de heer Sta venuiter (die over een sterk ontwik keld speurdersinstinct beschikt) het onweerstaanbare gevoel gekregen, dat hij persoonlijk een omcirkelende bewe ging moest uitvoeren, naar het klassie ke voorbeeld van Montgomery in de ende paren niet te doen struikelen op het pad der minne) en daarnaast lag een dusgenaamde knijpkat, zo'n zoe mend lichtfabriekje van Philips. Dat was dus het schijnsel, dat wij waar namen en dat was dus het zachte motorgezoem. dat mij de adem had af gesneden van verwarring. Waaruit maar weer de waarheid bleek van het versje, dat de mensheid het meest lijdt door 't lijden dat zij vreest en dat nooit zal opdagen. Nou enfin, er was eigenlijk op deze span nende avond maar weinig van lijden sprake geweest, behalve dan bij de heer Stavenuiter, die diep geschokt en hoofd schuddend op een riante boomstronk Met ernstige nadruk wijst de, neer Stavenuiter de plaats aan, waar hij sterren voor de ogen kreeg. was neergezegen. We hebben hem tus sen ons in genomen en steunend op onze armen naar de auto gesjouwd. Echter niet, dan nadat de fotograferen de reservist met Blitzlicht een natuur getrouwe opname van dit toonbeeld van smart en ellende had gemaakt. De medelijdende lezer treft 't in deze ko lommen aan als een bewijs, hoezeer onze redacteuren lijf ende goed alte samen in de waagschaal stellen om de nachtrust der lezers te garanderen. Zulks voor luttele dubbeltjes abonne mentsgeld per week en daar krijgt u dan nog zes dagen een krant bij ca deau met een veelheid van opwekkende berichten. Alles tezamen voor de som van minder dan een half pakje sigaret ten. En wie richt er ondanks dat alles een standbeeld voor ons op? Wij zijn de vergeten strijders in de vuurlinie, het legioen der onbekenden, en het valt niet te verwonderen, dat we onszelf vandaag eens netjes opgepoetst in het zonnetje zetten. (Huldeblijken liefst in de vorm van sigaren). Man met baard. INOCH LAAT ik tot het verhaal terug keren. Toen Stavenuiter dan steu nend en blazend in de auto zat wierpen we nog een laatste blik om ons heen. Zo moet Napoleon een laatste blik ge worpen hebben op het slagveld van Waterloo.. Weemoed, spijt en teleur stelling streden om de voorrang in onze harten. Op weinige meters afstand wa ren we geweest van Barjjara en haar bendeleden, we hadden de nylonkousen van Fientje zien glinsteren in 't maan licht en we stonden desniettemin met lege handen „Laten we gaan", zei mijn collega. En toen, plotseling met een schrik- stem: „Waar is de inspecteur?" Ja, waar was de inspecteur geble ven? We riepen met galmende stemmen in het bos, we zochten nog een uur ach ter alle bomen, we beklommen de Kat tenberg om wijder uitzicht te hebben, maar alles tevergeefs. De inspecteur was weg en blééf weg. Als door de aardbodem verzwolgen.... Wat moes ten we daarvan denken? Met een hoofd vol rimpels en een lichaam vol zorgen gingen we naar de auto terug. Juist toen we wilden instappen werd vreemde verschijning op het fietspad, mijn aandacht getrokken door een Daar reed een wonderlijke man op een nikkelen racefiets. Hij was blootshoofds, zijn haren wapperden weelderig in de voorjaarswind en hg droeg een baard, zoals alleen Sinterklaas en de vroegere Amerikaanse gezant Herman Baruch bezitten. Maar zij waren het niet. Het was een kleine man met fonkelende J7EN PODIUM, omrankt door lente bloemen. Een vleugel, zwartglan zend en omringd door de eigen slag schaduwen. En een Concertgebouw, tot in de uiterste uithoeken geladen met mensen. Het is Zondag. 26 Maart 1950 en Yehudi Menuhin is gekomen om voor ons te spelen. En dan speelt de man. eens het won derkind, en nu, drie uur later, ligt 'n vel papier voor me, lang en blank, en ik zal het gaan vullen met letters en woorden over dat concert. Nooit eerder heb ik geweten hoe armzalig en ontoereikend, hoe karig en grof de taal der mensen is. Want er is geen taal die ook maar in de allerverste verten een duizendste fractie van dat vioolspel vermag weer te geven. Met ons hart kunnen wij die muziek van verre benaderen, en er zijn stemmen in dat hart die hun ei gen, zeer discrete, zeer persoonlijke taal spreken. Maar op dat witte blad zal niets komen dan ijdel en hulpeloos gestamel. Zo min men water in een zeef kan vasthouden, zo min behoudt men het wezen der muziek in woor den. Die middag in het Concertgebouw was een dier zeldzame levenshoogte punten, een dier spaarzame toppen in het gebergte van het leven, die men soms mag overzien. Twee meesters waren samen gekomen om die uiterste top te spelen: Menuhin de violist, Ra- fael Kubelik de pianist. Ik wil u niets vertellen van Tartini's Sonate in Bes, de wereldberoemde „Duivelstriller"; niets van Brahms' Sonate in G. Niets van Bloch's Abodah of van Sarasate's Malaguena en Haba- nera, zelfs niet van Ravel's Habanera of Wieniawsky's Scherzo en Tarantel- la. Gelooft u mij als ik u zeg dat het een opeenvolging was van muzikale openbaringen en dat daar in die uren een muzikale belijdenis plaats vond. zo groots, nobel en brillant dat men zich keer op keer afvroeg: is dit werke lijkheid, zit ik dit inderdaad te beluis teren, of is het dan tóch een droom in een droom, gedroomd in een wereld, door werelden gescheiden van deze wereld? Bij een concert van Beeld van rampspoed: de heer C. Stavenuiter in de pleisters. oogjes en hjj droeg een sportief, kort broekje, waaruit zijn schrale beentjes eigenljjk een beetje mal te voorschijn kwamen. Helaas begon juist op dat ogenblik de heer Stavenuiter zo zielig te kreu nen, dat ik geen aandacht meer voor de man met de baard had. Maar als ik thans, gezeten achter de altoos gedul dige schrijfmachine, aan de ogen van dat mannetje denk, dan voel ik de on bestemde vrees in mijn hart, dat we met die baard nog wat te stellen zullen krij gen. Donkere wolken pakken zich sa men. Wij zullen nog veel te doorstaan hebben! ALGEMEEN KAN MEN 'T EROVER EENS ZIJN, dat de Italiaanse film een slachthuis, waar een man dood- gen heeft. Deze „miss Rome 1946", die na de oorlog een verrassend hoog peil bereikt heeft, waarbjj zelfs de beste bloedt temidden der van bloed drui- 'n Italiaanse concurrente is van Rita producten uit andere landen in de schaduw bleven. Denk slechts aan „Païsa" Sciuscia", „In vrede leven", „Tragische jacht" en vooral „Fietsendieven". pende kadavers van pas geslacht vee). Hayworth, heet in de reclame, „de En de walgelijkheid hiervan wordt nog superatoombom van 't witte doek". Films, die zich onderscheidden door een prachtige eenvoud en een verbijs- versterkt doordat de film bovendien .\ls actrice heeft ze weinig te beteke- terende, tot het hart sprekende eerlijkheid, gaaf van vorm en van inhoud, over'ac*en werd met zwoel-sensuele, nellj maar ze kreeg haar kans, omdat filmkunst in de ware zin van het woord en filmkunst zelfs, die ook de grote schaamteloos aangezette, erotische prik- haar man als financier 0ptrad voor deze massa weet te bereiken en te ontroeren. Van Giuseppe de Santis, één dezer if' u_,_ f.,tt ufilm, waarin ze geraffineerd haar licha filmkunstenaars, wiens eerste film „Tragische Jacht" in Nederland de ere titel „Film van de maand" waard bleek, is thans een nieuwe film te zien: De hele film concentreert zich rond- melijke super-kwaliteiten ten toon stelt om een nieuwe ster: Silvana Mangano, ten gerieve der liefhebbers van onfrisse „Riso amaro" „Bittere rijst", een «lm, waarin hij de kunstzinnige traditm fZiw^rSfksImLef^'vori^ ^ekplaatjes. van de na-oorlogse Italiaanse film voortzet maar tevens twee andere ele- menent: het thriller-verhaal en de erotiek, verwerkte. En daarmee beging hg een onvergeeflijke en verbijsterende misstap, wan „Bittere Rijst" hoe goed ook gemaakt blijkt daardoor een walgelijk immorele film geworden. J^'IETTEMIN mag „Bittere rijst" in Ne- men in strijd komt, maar naar de geest derland vertoond worden: bepaald onzedelijk is. En dit laatste is zeer stel- onzedelijk te noemen beelden geeft de lig het geval met „Bittere rijst", film niet te zien, al schijnt ook de uiteraard moeilijk te trekken grens £)E FILM SPEELT tijdens een rijst van het toelaatbare hier soms wel over- oogst in de Po-vlakte. Ieder jaar schreden. Maar naar de geest is deze trekken duizenden vrouwen uit Noord- film zo onfris, zo onzedelijk zelfs, dat Italië daarheen om er een goede maan-.: men er zeer wel aan gedaan zou heb- in de drabbige modder van de moeras ben „Bittere rijst" absoluut voor verto achtige rijstvelden te werken. Koelie ning te verbieden. Geenszins behoeft arbeid van de ergste soort in verzen men een voorstander te zijn van film- gende hitte, temidden van zwermen keuring en filmcensuur om tot 'n der gelijke conclusie te komen. Maar wan neer de gemeenschap eenmaal de in- muskieten. Uitputting en uitbuiting. Maar het loon is redelijk en zelfs aan lokkelijk voor wie zich de rest van het steling van een filmkeuring noodzake- jaar in ellendige armoe moet schikken, lijk heeft geacht tot bescherming van Een ontstellende sociale tragiek ligt de openbare orde en zedelijkheid, dan hierin, schrijnend en schreeuwend. En mogen wij van een filmkeuring ook een kunstenaar, die behoefte gevoelt eerwachten, dat zij haar taak naar be horen opvat. Dan mogen wij ook eisen, de nood van zijn volk uit te drukken zou hier de dramatische stof kunnen dat zij de gemeenschap werkelijk zal putten voor een machtig kunstwerk, beschermen tegen producten die inder- dat een felle aanklacht kan zijn tegen daad gevaarlijk zijn. En daarbij moet onrecht. men dan zeer zeker durven te overwe- Dit aangrijpende en diep-tragische gen dat een film, waarvan de beelden gegeven gebruikte regisseur De Santis openlijk aanstoot geven, eigenlijk veel echter als achtergrond voor een onbe- minder gevaarlijk is (omdat het gevaar nullig misdaadverhaaltje, dat bijzonder daarvan immers direct door ieder te onsmakelijk is door een tot in het uiter- herkennen valt) dan 'n film. die in haar ste uitbuiten van perversiteit (getuige beelden, juist niet met de fatsoensnor- bijvoorbeeld het dodelgke gevecht in frouw met bliksemogen en vormen, waarover ze zich allerminst te bekla- |^ET GEVAAR van een film als „Bit- - tere rijst" schuilt overigens heus niet in de welgevormde en vaakgetoon- de benen en verdere prikkelende hoe danigheden van deze ster. Maar wel in de perversiteit van de gehele opzet de zer film, die met een ongekende hui chelachtigheid ons een goor gevalletje voorzet in een entourage van aangrij pende werkelijkheidssfeer. Hier name lijk treedt een verachting voor de mens aan de dag, die huiveringwekkend blijkt en verregaand onzedelijk Er mag in „Bittere rijst" dan over 't algemeen goed spel geleverd worden, de filmbeel den mogen al bijzonder knap zijn en sterk aansprekend door hun realistische sfeer, als geheel is deze film onaan vaardbaar. Want dat een goedkoop mis daadverhaal van verdacht allooi en een dure ster van bedenkelijk allooi hier op de voorgrond moesten staan met als achtergrond een schrijnend sociaal con flict uit onze huidige wereld, getuigt van een verderfelijke geestelijke instel ling en een ontstellend tekort aan goede smaak en verantwoordelijkheidsbesef Een dergelijke film, die ons bij een der gelijke perverse inhoud nog wat tracht te ontroeren door haar sociale achter grond, is onoprecht en weinig minder dan misdadig, omdat zij juist door haar immorele geestelijk klimaat de bittere sociale tragiek van het werkelijke leven toont. LONG-SHOT. Silvana Mangano, „super-atoom bom van het witte doek" on smakelijke en immorele verwor ding van de Italiaanse film. Ik wil u alleen maar vertellen van Bach's zesde Solosonate, de Parita in E groot, uiterste tjp in dat gebergte. Want zoals Menuhin daar stond te spelen, eenzaam op dat grote podium, eenzaam zonder begeleider, eenzaam onder al die duizenden voor zich en achter zich en aan zijn zijden, was hij de vertegenwoordiger van alles wat goed is in een mens. Van alles wat no bel, hoog, edel en zuiver is aan dat allervreemdste ding der schepping: een mens. Met haast huiveringwekkende klaar heid trad die middag, door deze een zame violist, aan het licht van welk een on-menselijk formaat Bach is ge weest. Want het was tenslotte Bach, die dit alles eenmaal voor de eerste maal hoorde. Hem ingefluisterd door engelen, die hem de muziek aanbrach ten uit de hemel. En hij zette het op papier. Met zijn woorden en zijn taal. Een eenzaam man, die violist. Wie zo hoog gestegen is, wie zo een viool laat zingen en spreken, klagen en bid den, juichen, fluisteren en dromen, die moet eenzaam zijn als mens onder de mensen. En ook: een goed mens. Want deze Menuhin kan nog lachen. Geen toneellach maar een lach recht uit een hart. Een lach die ontwapent en ont roert. Wie zó hartelijk een zaal met duizenden mensen inziet, wie zó vrien delijk naar zijn begeleider ziet, wie zó dankbaar is voor de orkanen van ont roering die hem van uit de zaal, de balcons en galerijen toegolven, die staat wel heel, heel ver van het ver wende wonderkind, de door de fortuin begenadigde, aan wiens voeten gans een wereld in mateloze verrukking ligt. Ik zal die Partita in mijn levensda gen nooit meer kunnen vergeten. En iedere maal dat ik haar, in de jaren die hierna komen, weer zal horen, zal ik dat opnieuw beleven, dat toppunt in die middag der toppunten. En ik zal me dan tegelijk herinneren de angsten en de twijfels achter die ene vraag: waar blijft die muziek? Waar gaat dit alles heen? Dat kan zich toch niet op lossen in het volstrekte niets? Iets dat zo weergaloos schoon is kan toch niet verloren gaan? Dat lost zich toch niet op in de ijle ruimten van het gebied waar geen tijd meer is en geen ruimte Er bestaat een door en door versle- t>- uitdrukking, die zegt: er ging een wereld voor mij open. Ze ging inder daad open, toen Menuhin de Partita speelde. Ik heb niet de moed te zeg gen wat dat voor een wereld was, maar wel om hier neer te schrijven waaraan dat vioolspel deed denken: aan in het heelal neersuizend sterren gruis, aan verstuivende bloesems in de lente en aan iets in de blik van heel jonge kinderogen. Welzou dit dan misschien het geheim zijn waar al die klanken bewaard blijven in de wereld: vastgezet in sterrengruis, bloesems en kinderogen? y^AN HET EINDE stonden ze, Yehudi Menuhin en Kubelik, de beide grootmeesters, hand in hand en de gol ven van wilde vervoering der duizen den sloegen heftig tegen hen op. Het Concertgebouw dreunde van bijval. Daar waren twee jonge mensen, met de handen saamgebonden en dat was een prachtig, heerlijk, hartverwar mend tafreel. Ja.... daar stonden ze: Menuhin, de geboren Amerikaan, ver tegenwoordiger van het beste en hoog ste wat de Westerse cultuur heeft voortgebracht. En Kubelik, gekomen van dat land achter het Gordijn, dat sombere, donkere gordijn, neergelaten voor het Westen. Hand in hand. Het Oosten en het Westen. Zonder gordijn. Wat geen Grote Vijf en Grote Vier en Grote Drie ooit hebben kunnen berei ken aan hun groene tafels, dat bereik ten die Grote Twee die middag. En dat was dan het wonder der muziek. Tenslotte: er kwam geen einde aan die jubel. Men wilde zich niet losma ken van deze muziek. Uitgehongerd smeekte men om meer te geven. En hg gaf opnieuw: Bach. Nooit gaf een wonderdoener zo mild. zo gul en zo vriendelijk. Nooit dronken verdorste mensen de wijnbeker der muziek zo tot de laatste, laatste der druppels leeg. Maar buiten wachtte ons de wereld. ANTHONY VAN KAMPBN

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1950 | | pagina 5