Barbaristen ontsnappen in bos van
„BITTERE RIJST"
^1
Het operatieplan van Stavenuiter lijdt schipbreuk
door een kolossale botsing
Inspecteur X als door aarde verzwolgen
AMSTERDAMS PODIUM
li 'l--. Het vergeefs gezochte woord
DE WONDERLIJKE HISTORIE VAN
X -i
ft
f
y
H6ILOO
Wmm
Yehudi Menuhin
Een immorele film mef een schijn van oprechtheid
J
-ïi >[-:
- >C
».OC *T- *- y
v i y f.v
pBIE DINGEN GEBEURDEN ER DUS, zoals ik u reeds vertelde, in dat
duistere bos van Heiloo op het ogenblik, waarop de Inspecteur zjjn glin
sterend voorwerp ter hoogte van rijn gezicht bracht. Hgzelf viel geluidloos
ter aarde, van de Kattenberg klonk een wilde schreeuw en in de verte dreun
de het en krtjsten opgewonden stemmen. Tegelijk namen de gravende figu
ren de vlucht. Zy renden hals over kop weg In twee richtingen: de beide
vrouwen snelden, met een flauwe bocht naar rechts, In de richting van de
Kennemerstraatweg; ik hoorde, hoe de oudste onder het wegrennen een schril
fluitsignaal gaf en terzelfdertfld flitste er een lichtbundel over de straat
weg, er begon een motor te zoemen nog vóór de vrouwen de rand van het
bos hadden bereikt. Op dat moment begon lk in hun richting te draven
helaas te laat. Er klapte een portier open en dicht en toen ik hijgend het
fietspad bereikte kon ik nog juist zien, hoe een grote, schijnbaar gloednieuwe
auto met razende vaart wegschoot in de richting Alkmaar. Van de vrouwen
was geen spoor meer te bekennen.
£EN OGENBLIK
aarzelde ik.
Wat stond mij te
doen? Maar reeds
kwam mijn colle
ga aangesneld, hij
gend en totaal
overstuur en na
perend bracht hg
er uit: de inspec
teur, de inspec
teur
Ja, de inspec
teur, inderdaad!
Ik had in mfln
ijverig streven om
held van de dag
te worden, in mijn
razende poging
om tante Barbara
te vangen en Fien-
tje te bevrijden,
helemaal niet
meer aan de vallen
de inspecteur ge
dacht. Helaas, zo
is de mens. Maar
aangezien er nu
eenmaal ook in de
beste romans een
kerel met een
slecht karakter
voorkomt, vond ik
toch (gezien in 't
licht van de nood
zaak om tot een
levensware con
structie te komen)
dat ik mfjn ver
geetachtigheid wel
kon vergeten.
Wij haastten ons
naar de plaats,
waar de inspecteur
in de horizontale
-V^ 70
r*
v x
V 0 77T±T
Kv V
*S!«C
f- ■f.f-
T
1 "Z* -sA .fC.r*
UfSftVfl t lï* i, y
Ie-» V *1*1
lo-*
oSC 4> v - 1 T-
KENNE I MER STRAAT wee, -
Duidelijke schets van de operatie, die door de botsing
van Stavenuiter met de verontruste reservisten zulk
een dramatisch einde vond.
stand was gegaan en vonden hem ter
plaatse, zittend op zijn bibs en zachtjes
pruttelend. ,,Het is allemaal oké",
gromde hij tegen ons, „maar hebben
jullie die wijven?"
We moesten, blozend in het diSster,
belijden dat we „die wijven" niet had
den. Waarop hij vaststelde, dat wij
voor niets anders geschikt waren dan
om met inkt te morsen en dat hij het
uit zijn hoofd zou laten, nog verder
met zulke sukkelachtige amateurs op
bendejacht te gaan. „U hebt het ver-
klunsd, mijne heren", zei de inspecteur.
„Ik zeg: verklunsd".
Dit nu leek me onredelijk, aangezien
de man zelf (met alle respect voor zijn
bekwame gezicht) op het kritieke ogen
blik languit tussen de bomen was gaan
liggen, zodat tante Barbara en Fientje
hem op nauwelijks vier meter in Oos
telijke richting hadden kunnen passe
ren. Ik zei hem zulks op diplomatieke
wijze, maar de man werd onredelijk en
betoogde dat hij
over een boom
wortel was ge
struikeld, dat het
bos van Heiloo
een verwaarloosd
zaakje was met
al die stronken
enstruiken en
dat het feitelijk
schande moest
worden geacht
een inspecteur
tKStPVrTKTlR X van naam ln ZUlk
INSPhLTElR X een onopgeruim-
spoorloos.... de rommel te la.
ten opereren. Kortom: de inspecteur
liep te saggerijnen.
Volgens Montgomery
MIJN COLLEGA en ik lieten hem be
tijen en trokken in Westelijke rich
ting naar de andere zijde van het bos,
waarheen wij ook de beide reservisten
van de Kattenberg hadden zien vlie
den. Nog altijd klonk daar herrie. Het
was met gespannen verwachting in on
ze jagende boezems, dat wij in de rich
ting van de Westerweg oprukten, maar
het tafereel, dat wij te aanschouwen
kregen overtrof onze wildste verwach
tingen. Daar stond een groep van onze
mensen: de reservisten en de mede
strijders van Gerard Stavenuiter. En
temidden van die groep stond Gerard
Stavenuiter zelf. Maar ach, wat zag die
man er uit. Zij. die hem in het rustige
gedoe des dageliiksen levens kennen,
weten wel dat hij een man van zonnige
gebaren en vriendelijke stemmingen is.
Maar thans helaas, welk een beeld
van ontreddering! Hij leek wel een
particuliere beeldenstormer. Tappelings
liep het bloed langs zijn welbesneden
gezicht, zijn ogen vonkten van woede
en zijn mond was vertrokken van spijt
en met de rechterhand ondersteunde
hjj de linkerarm, die zo slap was als
een vaatdoek. Hier was iets ergs ge
schied!
En juist op dit ogenblik had mijn
collega de van weinig gevoel getuigen-
slag bij El-Alamein. Zijn beide metge
zellen zouden dan, voortgaande in de
ingeslagen richting, de vlakke basis
vormen van het operatieve schemaen
hijzelf zou volgens het bekende boek
.Tactische wenken voor Bosgevechten"
van luit-generaal Duymelaar van
Twisk de stootvormige wig zijn, die
met een flauwe uitwaaiering naar het
Zuiden zou overgaan in een frontale
doorstoot naar Oost, teneinde op die
unieke wijze de flanken aan te vallen
en in een oprollende manoeuvre (tac
tisch voortkomend) te eindigen met
een complete ketelslag, die gedekt zou
worden door de eerder genoemde vlak
ke basis van het operatieve plan. De
militaire deskundigen onder onze le
zers zullen beseffen, dat Gerard Sta
venuiter in zijn welbestede leven méér
gelezen heeft dan de burgerlijke stand
van Enkhuizen want zijn strategi
sche opzet (in luttele seconden geïm
proviseerd) kan men niet minder dan
brilliant noemen. Welk een in-, door-
en uitzicht!
Helaas, als in zovele veldslagen zou
ook hier een kleinigheid de soep be
derven. Want de reservisten, die in het
korte struikgewas lagen te wachten op
de dingen, die konden komen, zagen
plotseling op het brede open pad in het
midden des wouds een man verschij
nen. Dat was Stavenuiter, maar zij wis
ten dat niet. In hun gelederen ontstond
onzekerheid, de onzekerheid ging over
in verwarring, de verwarring werd een
paniek en vóór de reservisten eigen
lijk goed wisten wat ze deden stonden
ze op, renden in de richting van de
eenzame strategische figuur en botsten
met een geweldige klap (drie man
sterk!) op de diepdenkende Stavenui
ter. De gevolgen waren ontzettend! Sta
venuiter liet een kreet ontsnappen, die
een trein zou hebben doen steigeren
en de reservisten vingen aan te brul
len van: „We hebben 'm! We hebben
'm!" Dit alles vond plaats op het mo
ment. dat aan de andere zijde van het
bos de inspecteur over de onordelijke
boomstronk viel. En die val werd van
de top van de Kattenberg af waarge
nomen door de reservist met het foto
toestel, die dermate ernstig schrok, dat
hij een rauwe gil slaakte.
Temidden van al die verwarring, van
al die onordelijke consternatie vlucht
ten de gravende Barbaristen in twee
richtingen weg: de vrouwen naar een
kennelijk op de Kennemerstraatweg
verdekt opgestelde auto en de mannen
(met een ruime boog) naar een auto,
die op de Westerweg moet hebben ge
staan.
Als ware helden
WIJ HEBBEN zeer terneergeslagen
door de mislukking, zoals de ge
duldige lezer begrijpt het bos nauw
keurig doorzocht. Wat wij vonden was
niet veel: een oude spade lag achteloos
tien meter vanaf de gegraven kuil (die
I I LIET GROOTSTE WONDER WAS DIE CEL, dat onvoorstelbaar geringe
hoopje protoplasma met een kern van leven. Die cel, 84 jaar geleden er
gens in een mens wachtend op een ander mens, om hem tot ontwaken te
brengen. Dat ontwaken kwam en uit de cel werd eerst een mens in wording,
toen een wonderkind en ten slotte: een mens. Afgerond en volledig. Zjjn
naam, een toverklank op deze wereld: Yehudi Menuhin. Een naam, die een
begrip werd. Het begrip: hoogste, edelste, allergeniaalste rioolkunst.
Waar komt zo'n cel vandaan? Wie schept zo'n cel? En is dat aanrijpen
van cel tot mens, van zülk een cel tot zülk een mens, alleen maar een weer
galoze collectie toevalligheden, of ligt daaraan ten grondslag een strenge
natuurwet? Was daar tussen hemel en aarde, waar eenmaal die cel ver
loren dwaalde en doolde, een grandioos plan, en is de mens Menuhin de slot-
faze, het resultaat, de finale van die ene cel? De kern van de zaak: was dit
mensenwerk of het werk Gods? Of beiden?
de inval om te vragen: „Hebben jullie
die kerels niet gepakt?"
Er viel een diepe stilte. Maar het
was de stilte, die aan de storm vooraf- wij er mee dichtwierpen, "teneinde vrij-
gaat, want hetgeen de heer Stavenut
ter toen zei is zó ontzettend van in
houd en zó slecht van taal, dat het in
een ernstige reportage als deze al te
zeer uit de toon zou vallen. Laat ons
het mogen bedekken met de mantel
der liefde. De man zal het uitgebruld
hebben in zijn verbijstering.
Wat was er gebeurd? Met horten en
stoten kwam het verhaal los. Op een
gegeven ogenblik had de heer Sta
venuiter (die over een sterk ontwik
keld speurdersinstinct beschikt) het
onweerstaanbare gevoel gekregen, dat
hij persoonlijk een omcirkelende bewe
ging moest uitvoeren, naar het klassie
ke voorbeeld van Montgomery in de
ende paren niet te doen struikelen op
het pad der minne) en daarnaast lag
een dusgenaamde knijpkat, zo'n zoe
mend lichtfabriekje van Philips. Dat
was dus het schijnsel, dat wij waar
namen en dat was dus het zachte
motorgezoem. dat mij de adem had af
gesneden van verwarring.
Waaruit maar weer de waarheid
bleek van het versje, dat de mensheid
het meest lijdt door 't lijden dat zij
vreest en dat nooit zal opdagen. Nou
enfin, er was eigenlijk op deze span
nende avond maar weinig van lijden
sprake geweest, behalve dan bij de heer
Stavenuiter, die diep geschokt en hoofd
schuddend op een riante boomstronk
Met ernstige nadruk wijst de, neer
Stavenuiter de plaats aan, waar
hij sterren voor de ogen kreeg.
was neergezegen. We hebben hem tus
sen ons in genomen en steunend op
onze armen naar de auto gesjouwd.
Echter niet, dan nadat de fotograferen
de reservist met Blitzlicht een natuur
getrouwe opname van dit toonbeeld
van smart en ellende had gemaakt. De
medelijdende lezer treft 't in deze ko
lommen aan als een bewijs, hoezeer
onze redacteuren lijf ende goed alte
samen in de waagschaal stellen om de
nachtrust der lezers te garanderen.
Zulks voor luttele dubbeltjes abonne
mentsgeld per week en daar krijgt u
dan nog zes dagen een krant bij ca
deau met een veelheid van opwekkende
berichten. Alles tezamen voor de som
van minder dan een half pakje sigaret
ten. En wie richt er ondanks dat alles
een standbeeld voor ons op? Wij zijn de
vergeten strijders in de vuurlinie, het
legioen der onbekenden, en het valt
niet te verwonderen, dat we onszelf
vandaag eens netjes opgepoetst in het
zonnetje zetten. (Huldeblijken liefst in
de vorm van sigaren).
Man met baard.
INOCH LAAT ik tot het verhaal terug
keren. Toen Stavenuiter dan steu
nend en blazend in de auto zat wierpen
we nog een laatste blik om ons heen.
Zo moet Napoleon een laatste blik ge
worpen hebben op het slagveld van
Waterloo.. Weemoed, spijt en teleur
stelling streden om de voorrang in onze
harten. Op weinige meters afstand wa
ren we geweest van Barjjara en haar
bendeleden, we hadden de nylonkousen
van Fientje zien glinsteren in 't maan
licht en we stonden desniettemin
met lege handen
„Laten we gaan", zei mijn collega.
En toen, plotseling met een schrik-
stem: „Waar is de inspecteur?"
Ja, waar was de inspecteur geble
ven? We riepen met galmende stemmen
in het bos, we zochten nog een uur ach
ter alle bomen, we beklommen de Kat
tenberg om wijder uitzicht te hebben,
maar alles tevergeefs. De inspecteur
was weg en blééf weg. Als door de
aardbodem verzwolgen.... Wat moes
ten we daarvan denken? Met een hoofd
vol rimpels en een lichaam vol zorgen
gingen we naar de auto terug.
Juist toen we wilden instappen werd
vreemde verschijning op het fietspad,
mijn aandacht getrokken door een
Daar reed een wonderlijke man op een
nikkelen racefiets. Hij was blootshoofds,
zijn haren wapperden weelderig in de
voorjaarswind en hg droeg een baard,
zoals alleen Sinterklaas en de vroegere
Amerikaanse gezant Herman Baruch
bezitten. Maar zij waren het niet. Het
was een kleine man met fonkelende
J7EN PODIUM, omrankt door lente
bloemen. Een vleugel, zwartglan
zend en omringd door de eigen slag
schaduwen. En een Concertgebouw, tot
in de uiterste uithoeken geladen met
mensen. Het is Zondag. 26 Maart 1950
en Yehudi Menuhin is gekomen om
voor ons te spelen.
En dan speelt de man. eens het won
derkind, en nu, drie uur later, ligt 'n
vel papier voor me, lang en blank, en
ik zal het gaan vullen met letters en
woorden over dat concert.
Nooit eerder heb ik geweten hoe
armzalig en ontoereikend, hoe karig
en grof de taal der mensen is. Want
er is geen taal die ook maar in de
allerverste verten een duizendste
fractie van dat vioolspel vermag weer
te geven. Met ons hart kunnen wij die
muziek van verre benaderen, en er
zijn stemmen in dat hart die hun ei
gen, zeer discrete, zeer persoonlijke
taal spreken. Maar op dat witte blad
zal niets komen dan ijdel en hulpeloos
gestamel. Zo min men water in een
zeef kan vasthouden, zo min behoudt
men het wezen der muziek in woor
den.
Die middag in het Concertgebouw
was een dier zeldzame levenshoogte
punten, een dier spaarzame toppen in
het gebergte van het leven, die men
soms mag overzien. Twee meesters
waren samen gekomen om die uiterste
top te spelen: Menuhin de violist, Ra-
fael Kubelik de pianist.
Ik wil u niets vertellen van Tartini's
Sonate in Bes, de wereldberoemde
„Duivelstriller"; niets van Brahms'
Sonate in G. Niets van Bloch's Abodah
of van Sarasate's Malaguena en Haba-
nera, zelfs niet van Ravel's Habanera
of Wieniawsky's Scherzo en Tarantel-
la. Gelooft u mij als ik u zeg dat het
een opeenvolging was van muzikale
openbaringen en dat daar in die uren
een muzikale belijdenis plaats vond. zo
groots, nobel en brillant dat men zich
keer op keer afvroeg: is dit werke
lijkheid, zit ik dit inderdaad te beluis
teren, of is het dan tóch een droom in
een droom, gedroomd in een wereld,
door werelden gescheiden van deze
wereld?
Bij een concert van
Beeld van rampspoed: de heer
C. Stavenuiter in de pleisters.
oogjes en hjj droeg een sportief, kort
broekje, waaruit zijn schrale beentjes
eigenljjk een beetje mal te voorschijn
kwamen.
Helaas begon juist op dat ogenblik
de heer Stavenuiter zo zielig te kreu
nen, dat ik geen aandacht meer voor de
man met de baard had. Maar als ik
thans, gezeten achter de altoos gedul
dige schrijfmachine, aan de ogen van
dat mannetje denk, dan voel ik de on
bestemde vrees in mijn hart, dat we met
die baard nog wat te stellen zullen krij
gen. Donkere wolken pakken zich sa
men. Wij zullen nog veel te doorstaan
hebben!
ALGEMEEN KAN MEN 'T EROVER EENS ZIJN, dat de Italiaanse film een slachthuis, waar een man dood- gen heeft. Deze „miss Rome 1946", die
na de oorlog een verrassend hoog peil bereikt heeft, waarbjj zelfs de beste bloedt temidden der van bloed drui- 'n Italiaanse concurrente is van Rita
producten uit andere landen in de schaduw bleven. Denk slechts aan „Païsa"
Sciuscia", „In vrede leven", „Tragische jacht" en vooral „Fietsendieven".
pende kadavers van pas geslacht vee). Hayworth, heet in de reclame, „de
En de walgelijkheid hiervan wordt nog superatoombom van 't witte doek".
Films, die zich onderscheidden door een prachtige eenvoud en een verbijs- versterkt doordat de film bovendien .\ls actrice heeft ze weinig te beteke-
terende, tot het hart sprekende eerlijkheid, gaaf van vorm en van inhoud, over'ac*en werd met zwoel-sensuele, nellj maar ze kreeg haar kans, omdat
filmkunst in de ware zin van het woord en filmkunst zelfs, die ook de grote schaamteloos aangezette, erotische prik- haar man als financier 0ptrad voor deze
massa weet te bereiken en te ontroeren. Van Giuseppe de Santis, één dezer if' u_,_ f.,tt ufilm, waarin ze geraffineerd haar licha
filmkunstenaars, wiens eerste film „Tragische Jacht" in Nederland de ere
titel „Film van de maand" waard bleek, is thans een nieuwe film te zien:
De hele film concentreert zich rond-
melijke super-kwaliteiten ten toon stelt
om een nieuwe ster: Silvana Mangano, ten gerieve der liefhebbers van onfrisse
„Riso amaro" „Bittere rijst", een «lm, waarin hij de kunstzinnige traditm fZiw^rSfksImLef^'vori^ ^ekplaatjes.
van de na-oorlogse Italiaanse film voortzet maar tevens twee andere ele-
menent: het thriller-verhaal en de erotiek, verwerkte. En daarmee beging hg
een onvergeeflijke en verbijsterende misstap, wan „Bittere Rijst" hoe
goed ook gemaakt blijkt daardoor een walgelijk immorele film geworden.
J^'IETTEMIN mag „Bittere rijst" in Ne- men in strijd komt, maar naar de geest
derland vertoond worden: bepaald onzedelijk is. En dit laatste is zeer stel-
onzedelijk te noemen beelden geeft de lig het geval met „Bittere rijst",
film niet te zien, al schijnt ook de
uiteraard moeilijk te trekken grens £)E FILM SPEELT tijdens een rijst
van het toelaatbare hier soms wel over- oogst in de Po-vlakte. Ieder jaar
schreden. Maar naar de geest is deze trekken duizenden vrouwen uit Noord-
film zo onfris, zo onzedelijk zelfs, dat Italië daarheen om er een goede maan-.:
men er zeer wel aan gedaan zou heb- in de drabbige modder van de moeras
ben „Bittere rijst" absoluut voor verto achtige rijstvelden te werken. Koelie
ning te verbieden. Geenszins behoeft arbeid van de ergste soort in verzen
men een voorstander te zijn van film- gende hitte, temidden van zwermen
keuring en filmcensuur om tot 'n der
gelijke conclusie te komen. Maar wan
neer de gemeenschap eenmaal de in-
muskieten. Uitputting en uitbuiting.
Maar het loon is redelijk en zelfs aan
lokkelijk voor wie zich de rest van het
steling van een filmkeuring noodzake- jaar in ellendige armoe moet schikken,
lijk heeft geacht tot bescherming van Een ontstellende sociale tragiek ligt
de openbare orde en zedelijkheid, dan hierin, schrijnend en schreeuwend. En
mogen wij van een filmkeuring ook een kunstenaar, die behoefte gevoelt
eerwachten, dat zij haar taak naar be
horen opvat. Dan mogen wij ook eisen,
de nood van zijn volk uit te drukken
zou hier de dramatische stof kunnen
dat zij de gemeenschap werkelijk zal putten voor een machtig kunstwerk,
beschermen tegen producten die inder- dat een felle aanklacht kan zijn tegen
daad gevaarlijk zijn. En daarbij moet onrecht.
men dan zeer zeker durven te overwe- Dit aangrijpende en diep-tragische
gen dat een film, waarvan de beelden gegeven gebruikte regisseur De Santis
openlijk aanstoot geven, eigenlijk veel echter als achtergrond voor een onbe-
minder gevaarlijk is (omdat het gevaar nullig misdaadverhaaltje, dat bijzonder
daarvan immers direct door ieder te onsmakelijk is door een tot in het uiter-
herkennen valt) dan 'n film. die in haar ste uitbuiten van perversiteit (getuige
beelden, juist niet met de fatsoensnor- bijvoorbeeld het dodelgke gevecht in
frouw met bliksemogen en vormen,
waarover ze zich allerminst te bekla- |^ET GEVAAR van een film als „Bit-
- tere rijst" schuilt overigens heus
niet in de welgevormde en vaakgetoon-
de benen en verdere prikkelende hoe
danigheden van deze ster. Maar wel in
de perversiteit van de gehele opzet de
zer film, die met een ongekende hui
chelachtigheid ons een goor gevalletje
voorzet in een entourage van aangrij
pende werkelijkheidssfeer. Hier name
lijk treedt een verachting voor de mens
aan de dag, die huiveringwekkend
blijkt en verregaand onzedelijk Er mag
in „Bittere rijst" dan over 't algemeen
goed spel geleverd worden, de filmbeel
den mogen al bijzonder knap zijn en
sterk aansprekend door hun realistische
sfeer, als geheel is deze film onaan
vaardbaar. Want dat een goedkoop mis
daadverhaal van verdacht allooi en een
dure ster van bedenkelijk allooi hier op
de voorgrond moesten staan met als
achtergrond een schrijnend sociaal con
flict uit onze huidige wereld, getuigt
van een verderfelijke geestelijke instel
ling en een ontstellend tekort aan goede
smaak en verantwoordelijkheidsbesef
Een dergelijke film, die ons bij een der
gelijke perverse inhoud nog wat tracht
te ontroeren door haar sociale achter
grond, is onoprecht en weinig minder
dan misdadig, omdat zij juist door haar
immorele geestelijk klimaat de bittere
sociale tragiek van het werkelijke leven
toont. LONG-SHOT.
Silvana Mangano, „super-atoom
bom van het witte doek" on
smakelijke en immorele verwor
ding van de Italiaanse film.
Ik wil u alleen maar vertellen van
Bach's zesde Solosonate, de Parita in
E groot, uiterste tjp in dat gebergte.
Want zoals Menuhin daar stond te
spelen, eenzaam op dat grote podium,
eenzaam zonder begeleider, eenzaam
onder al die duizenden voor zich en
achter zich en aan zijn zijden, was hij
de vertegenwoordiger van alles wat
goed is in een mens. Van alles wat no
bel, hoog, edel en zuiver is aan dat
allervreemdste ding der schepping: een
mens.
Met haast huiveringwekkende klaar
heid trad die middag, door deze een
zame violist, aan het licht van welk
een on-menselijk formaat Bach is ge
weest. Want het was tenslotte Bach,
die dit alles eenmaal voor de eerste
maal hoorde. Hem ingefluisterd door
engelen, die hem de muziek aanbrach
ten uit de hemel. En hij zette het op
papier. Met zijn woorden en zijn taal.
Een eenzaam man, die violist. Wie
zo hoog gestegen is, wie zo een viool
laat zingen en spreken, klagen en bid
den, juichen, fluisteren en dromen, die
moet eenzaam zijn als mens onder de
mensen. En ook: een goed mens. Want
deze Menuhin kan nog lachen. Geen
toneellach maar een lach recht uit een
hart. Een lach die ontwapent en ont
roert. Wie zó hartelijk een zaal met
duizenden mensen inziet, wie zó vrien
delijk naar zijn begeleider ziet, wie zó
dankbaar is voor de orkanen van ont
roering die hem van uit de zaal, de
balcons en galerijen toegolven, die
staat wel heel, heel ver van het ver
wende wonderkind, de door de fortuin
begenadigde, aan wiens voeten gans
een wereld in mateloze verrukking
ligt.
Ik zal die Partita in mijn levensda
gen nooit meer kunnen vergeten. En
iedere maal dat ik haar, in de jaren
die hierna komen, weer zal horen, zal
ik dat opnieuw beleven, dat toppunt
in die middag der toppunten. En ik zal
me dan tegelijk herinneren de angsten
en de twijfels achter die ene vraag:
waar blijft die muziek? Waar gaat dit
alles heen? Dat kan zich toch niet op
lossen in het volstrekte niets? Iets dat
zo weergaloos schoon is kan toch niet
verloren gaan? Dat lost zich toch niet
op in de ijle ruimten van het gebied
waar geen tijd meer is en geen
ruimte
Er bestaat een door en door versle-
t>- uitdrukking, die zegt: er ging een
wereld voor mij open. Ze ging inder
daad open, toen Menuhin de Partita
speelde. Ik heb niet de moed te zeg
gen wat dat voor een wereld was,
maar wel om hier neer te schrijven
waaraan dat vioolspel deed denken:
aan in het heelal neersuizend sterren
gruis, aan verstuivende bloesems in de
lente en aan iets in de blik van heel
jonge kinderogen. Welzou dit dan
misschien het geheim zijn waar al die
klanken bewaard blijven in de wereld:
vastgezet in sterrengruis, bloesems en
kinderogen?
y^AN HET EINDE stonden ze, Yehudi
Menuhin en Kubelik, de beide
grootmeesters, hand in hand en de gol
ven van wilde vervoering der duizen
den sloegen heftig tegen hen op. Het
Concertgebouw dreunde van bijval.
Daar waren twee jonge mensen, met
de handen saamgebonden en dat was
een prachtig, heerlijk, hartverwar
mend tafreel. Ja.... daar stonden ze:
Menuhin, de geboren Amerikaan, ver
tegenwoordiger van het beste en hoog
ste wat de Westerse cultuur heeft
voortgebracht. En Kubelik, gekomen
van dat land achter het Gordijn, dat
sombere, donkere gordijn, neergelaten
voor het Westen. Hand in hand. Het
Oosten en het Westen. Zonder gordijn.
Wat geen Grote Vijf en Grote Vier en
Grote Drie ooit hebben kunnen berei
ken aan hun groene tafels, dat bereik
ten die Grote Twee die middag. En
dat was dan het wonder der muziek.
Tenslotte: er kwam geen einde aan
die jubel. Men wilde zich niet losma
ken van deze muziek. Uitgehongerd
smeekte men om meer te geven. En
hg gaf opnieuw: Bach. Nooit gaf een
wonderdoener zo mild. zo gul en zo
vriendelijk. Nooit dronken verdorste
mensen de wijnbeker der muziek zo
tot de laatste, laatste der druppels
leeg.
Maar buiten wachtte ons de wereld.
ANTHONY VAN KAMPBN