Van verraad door Bingham is
commissiG niets gebleken
de
Niet voldoende
veiligheids
maatregelen
Drs George
agent der
Louis Jambroes, geheim
Nederlandse Regering
Telegrammen
zonder „security
check"
Van der Waals
bekende alles
De heer Van 't Sant
„Carnaval der Desperado'sweinig meer
Poppenkast der Fantasten
Een Engels officier ten
onrechte beklad
dan
Een ernstig verwijt
en andere merkwaardige
personen
Was Londen tijdig gewaarschuwd?
Slechte verhouding
tussen twee geheime
diensten
EEN HELDHAFTIG MAN UIT NOORD-HOLLAND
Londen vond het niet zo
belangrijk
Op de avond vóór zijn
dood alle leugens
herroepen
Hij en Schreieder waren
niet in Britse dienst
Een fantaserend
psychiater
JffA
JAT DE DEB&CLE van het England-
Spiel betreft, is van sommige zij
den do mogelijkheid van verraad ge
opperd. Naar do mening van majoor K.
de Graaf, die over het England-Spiel
oen boek „Carnaval der Desperado's"
publiceerde, zijn er sterke aanwijzin
gen, die in dit opzicht in de richting
van de heer Seymour Bingham, sinds
j\Iaart 1948 chef van de Nederlandse
sectie van de Engelse dienst „Special
Operations Executieve" (S.O.E.) wij
zen. Diens naam kwam o.a. voor in
een rapport van de ontvluchte agenten
Dourlein en Ubbink en werd ook ge
noemd in de gevangenis te Haaren.
De commissie heeft de heren Dour
lein en Ubbink hierover gehoord, doch
gij hebben geen enkele concrete
aanwijzing in deze richting kunnen
geven, behalve dat de Duitsers de
naam Bingham weinig noemden, doch
tegelijkertijd de indruk gaven contact
te hebben met personen in Engeland,
waardoor het hun mogelijk was hun
spel te spelen. Het is duidelijk, dat de
Duitsers door de indruk te wekken,
dat zij met een verrader in Engeland
samenwerkten, getracht hebben de
agenten te beïnvloeden om zodoende
de weinige gegevens, welke hun nog
onbekend waren, te weten te komen.
Het verwondert de commissie dan ook
niet, dat de gedachte aan verraad bij
de agenten is opgekomen, daar het hun
onmogelijk was een andere verklaring
te vinden voor het feit, dat de Duitsers
de ene agent na de andere bij zijn pa
rachutering konden arresteren.
De commissie heeft de mogelijkheid
van verraad ernstig onder ogen gezien.
Het is echter duidelijk, dat daarvoor
deugdelijke gronden dienen te worden
aangevoerd.
De commissie heeft een zeer uitge
breid onderzoek ingesteld naar de
juistheid 'Jan de mededelingen van de
heer De Graaf. Hierbij is gebleken, dat
van Duitse zijde geen enkele verkla
ring is verkregen, die ook maar enigs
zins steun geeft aan de mededelingen
van de heer De Graaf. Ook door de of
ficieren van het bureau M.V.T. (Mili
taire Voorbereiding Terugkeer) is de
theorie van de heer De Graaf verwor
pen.
BINGHAM WAS NIET
IN AMSTERDAM
De commissie is bij haar onderzoek
gestuit op een getuige, die heeft ge
zegd, dat zij in het najaar van 1943, zij
het dan gedurende de schemertijd en
bij miezerig weer, de Londense Bing
ham te Amsterdam heeft gezien. Een
andere getuige, die aan haar destijds
gezegd zou hebben Bingham eveneens
aldaar gezien te hebben, heeft dit feit,
zowel als de hem daaromtrent toege
schreven mededeling, voor de commis
sie positief ontkend. Nog een andere
Uit de mededelingen van de Duitsers
en uit die van de gevangen genomen
agenten is gebleken, zo schrijft de Par
lementaire Enquêtecommissie in haar
rapport, dat de agenten, behalve over
hun security checks (veiligheids- of
herkenningstekens), niet beschikten
over een bepaald middel om b.v. bij
hun eerste uitzending door een bepaald
bericht onmiddellijk aan te geven, of
zij gevangen genomen waren of niet.
De Duitsers noemen het geval van
een agent, die beweerd heeft, dat een
dergelijk bericht moest gezonden wor
den. De Duitsers hebben toen gefin
geerd, dat deze agent bij de parachu
tering een ongeluk had gekregen, ter
wijl zij later seinden, dat hij overleden
was, omdat zij het risico niet wilden
lopen, dat indien een dergelijk bericht
werd overgeseind, dit in Engeland arg
waan zou verwekken. Aangenomen
mag worden, dat deze agent (het was
luitenant ter zee Jongelie Red.) op
zettelijk een verkeerde inlichting aan
de Duitsers heeft gegeven, waardoor
Engeland gewaarschuwd had kunnen
worden. Hieruit blijkt wel, hoe goed
een dergelijk middel had kunnen wer
ken. Dat het echter niet of nagenoeg
niet is toegepast, demonstreert, naar
het oordeel van de commissie, een te
kortkoming aan Engelse en Nederland
se zijde.
Hoe zeker de Duitsers waren van
hun spel, blijkt wel hieruit, dat zij, na
aanvankelijk de agent Lauwers zelf te
hebben laten seinen, deze na een aan
tal maanden hebben vervangen door
een Duitse marconist; bovendien is ko
men vast te staan, dat verschillende
lijnen door eenzelfde marconist van de
Ordnuhgspolizei werden bediend. Hier
uit moet wel de conclusie getrokken
worden, dat men in Engeland onvol
doende of in het geheel niet heeft ge
let op het seinschrift van de agent.
SEYMOUR BINGHAM,
wiens naam door onverantwoorde
lijke publicisten genoemd werd in
verband met zogenaamd „in En
geland gepleegd verraad". Het rap
port heeft deze Engelse officier
volkomen van iedere blaam ge
zuiverd.
getuige, van wie beweerd werd, dat zij
tijdens de bezettingstijd de Londense
Bingham eens in Nederland gezien zou
hebben, heeft verklaard, dat deze be
wering onjuist is.
Van „de Nederlandse Bingham", die
volgens de heer De Graaf voor de Si-
cherheitspolizei gewerkt zou hebben,
heeft de commissie geen spoor kunnen
ontdekken. Voorts is haar gebleken,
dat de Londense Bingham in Neder
land behalve zijn vader geen manne
lijke verwanten heeft. Twee van de
broers van zijn vader hebben na hun
meerderjarigheid niet meer in Neder
land gewoond en hadden geen zoons.
De derde broer is in 1908 naar Ame
rika vertrokken en woont evenals zijn
kinderen daar. Hij heeft twee dochters
en een aangenomen zoon.
Geen van de vroegere ambtenaren
van het inmiddels opgeheven Bureau
Nationale Veiligheid heeft in de „heel
grote kist", welke de heer De Graaf
op 28 Februari 1946 naar het B.N.V.
(Bureau Nationale Veiligheid) heeft
laten brengen, iets kunnen vinden, dat
een aanwijzing laat staan een be
wijs zou kunnen opleveren, dat de
Bingham-Theorie van de heer De
Graaf, zoals hij deze aan de commissie
heeft voorgedragen, kan steunen.
De heer De Graaf heeft later toege
geven, dat de feiten, die voor de com
missie zijn gebleken, inderdaad aan
zijn theorie niet veel steun geven.
Talloos zijn gedurende de oorlog, zo
wel in Nederland als in Engeland, de
beweringen geweest, dat de in Enge
land wonende vroegere Rotterdamse
hoofdcommissaris van politie, de heer
Van 't Sant, verraad zou hebben ge
pleegd. De commissie heeft een zeer
uitvoerig onderzoek ingesteld naar de
figuur van de heer Van 't Sant en vast
gesteld, dat ln de stukken en in de
vele hierover afgelegde verklaringen
geen enkel bewijs, zelfs geen enkele
aanwijzing is te vinden, dat de vraag,
of hü zich aan verraad heeft schuldig
gemaakt, bevestigend moet worden be
antwoord. i
De commissie heeft voorts aandacht
besteed aan de heer Steengracht van
Moyland, daar deze een familielid had,
die Staatssekretar van het Duitse Mi
nisterie van Buitenlandse Zaken was.
Hoewel de commissie geen enkele an
dere aanleiding had om de figuur van
de heer Steengracht van Moyland na
der in beschouwing te nemen, meende
zij alleen op grond van bovenstaand
feit, dat het gewenst was zoveel mo
gelijk inlichtingen omtrent hem en ge
noemd familielid te verzamelen. Het
geen daaromtrent te harer kennis is
gekomen, mede door het verhoor van
de Duitse Steengracht van Moyland in
de gevangenis voor oorlogsmisdadigers
te Landsberg, heeft haar wel de over
tuiging gegeven, dat van verraad in
dezen geen sprake is geweest.
Van Koutrik: spion aan
twee kanten
Bovendien heeft de commissie bij
haar verhoren uitvoerig de gestie van
de voor de oorlog voor de Duitsers ge
werkt hebbende Van Koutrik (Ken-
dell) onderzocht, die tijdens de oorlog
in Engeland is geweest. Uit de getui
genverklaringen is de figuur van Van
Koutrik vrij duidelijk naar voren ge
komen. Vast staat, dat hjj vóór de oor
log als agent zowel voor de Engelsen
als voor de Duitsers heeft gewerkt. Dit
is blijkbaar onbekend gebleven bij de
Engelse en Nederlandse veiligheids
diensten, zodat zij Van Koutrik be
schouwden als een wel niet zeer be
kwaam. maar toch politiek betrouw
baar ambtenaar.
Hoewel het, achteraf bezien, ontstel
lend aandoet, dat deze man door de
Engelsen in de Patriotic School is ge
detacheerd om na te gaan, of zich on
der de ondervraagden personen bevon
den, die geschikt waren om als agent
te worden uitgezonden, staat vast, dat
de Engelse dienst van de vroegere dub
bele rol van Van Koutrik niet op de
hoogte was. Ook is bij het onderzoek
der commissie niet gebleken, dat Van
Koutrik in Engeland verraad heeft ge
pleegd. Van Koutrik wist van de uit
zending van de agent Van Brink af,
zonder dat deze hierdoor moeilijkhe
den in Nederland heeft gekregen. Bij
Verwijt dat weerlegd wordt
AA» het bureau M.V.T. (Militaire
Voorbereiding Terugkeer), de Ne
derlandse dienst, die in Engeland werk
te, is het verwijt gemaakt, dat het zich
niet gestoord zou hebben aan de waar
schuwingen, die het heeft ontvangen
over het England-Spiel. De commissie
heeft deze aangelegenheid uitvoerig on
derzocht, daar immers op kolonel De
Bruyne als hoofd van dit bureau een
zware verantwoordelijkheid zou druk
ken, indien hij inderdaad ondanks dui
delijke waarschuwingen was doorge
gaan met het uitzenden van agenten.
Gebleken is, dat de heer De Bruyne
vóór 21 Mei 1943, toen hij de laatste drie
agenten voor de organisatie-Jambroes
heeft uitgezonden, geen zodanige waar
schuwingen heeft ontvangen, waaruit
ook maar bij benadering geconcludeerd
kon worden, dat de Duitsers alle tot de
organisatie-Jambroes behorende agen
ten hadden gearresteerd.
Kolonel dr. J. Somer heeft medege
deeld, dat het eerste alarmerende tele
gram bij hem is binnengekomen op 10
Mei 1943 (via Zwitserland). Dit tele
gram luidde: „Groot Gestapo contingent
in actie, daar kennelijk contact met
overzijde, daarom veiligheidshalve con
tact beperken". Daarop volgde, aldus
de heer Somer, een telegram van 13
Mei luidende: „Kent u De Wilde, hier
optredend namens u". Deze berichten
waren voor de heer Somer en voor
iedereen van het B. I. (Bureau Inlich
tingen) volkomen onbegrijpelijk. De
chef van het bureau M.V.T. moet ech
ter, aldus de heer Somer, geweten heb
ben, wat er aan de hand was; de heer
De Bruyne kende de naam De Wilde.
De commissie kan niet inzien, dat de
heer De Bruyne uit deze, in hun alge
meenheid weliswaar alarmerende, be
richten de gevolgtrekking kon maken,
dat zijn gehele organisatie of een ge
deelte daarvan door de Duitsers was
gepenetreerd. Het enige, dat tot voor
zichtigheid aanleiding moest geven,
was de mededeling, dat de Gestapo
volgens dit telegram „kennelijk con
tact had met Engeland" en tevens, dat
een zekere De Wilde in Nederland na-
de besprekingen, welke de voorzitter
der commissie in October 1949 te Lon
den heeft gehad, waren de door hem
gedane mededelingen over de figuur
van Van Koutrik voor de functionaris
sen der betrokken geheime diensten
blijkbaar nieuw. Blijkbaar is het ont
slag van Van Koutrik in 1943 gebaseerd
geweest op geconstateerde onregelma
tigheden met bezittingen van Enge
landvaarders.
Eén van de belangrijkste figuren, die
als slachtoffer van het England-Spiel
viel, was de Noordhollander George
Louis Jambroes.
Hij werd op 22 April 1905 te Amster
dam geboren. Na de 5-jaiJge HBS
doorlopen te hebben, kwarh hij in
dienst bij Philips in Eindhoven. Slechts
enkele jaren werkte hij daar, omdat
hij aan de gemeentelijke universiteit
in de hoofdstad zijn studie in de wis-
en natuurkunde wilde vervolgen.
In 1934 werd drs. Jambroes benoemd
tot leraar in de wis- en natuurkunde
aan het Gemeentelijk Lyceum te Zaan
dam. In 1939 moest hij als militair zijn
werkzaamheden onderbreken en tij
dens de oorlogsdagen in Mei 1940 deed
hij op de Grebbeberg dienst als le lui
tenant bij de veld-artillerie. Toen hij,
na de capitulatie van het Nederlandse
leger in 1940, weer in Zaandam was
teruggekeerd, begon drs. Jambroes
spoedig met zijn illegale werkzaamhe
den. Zijn grote vaderlandsliefde en zijn
felle afkeer tegen alle onrecht dreven
hem naar dit werk. Toen in Februari
1941 de bekende protest-staking uit
brak, als gevolg waarvan de toenmali
ge Zaandamse burgemeester mr. J. in
't Veld werd vervangen door de be
ruchte Van Ravenswaaij, was drs. Jam
broes de man, die in een bijeenkomst
van leraren van het Gem. Lyceum
voorstelde zich bij deze staking aan te
sluiten. Geen der leraren voelde hier
iets voor. .Dan doe ik het alleen" be
sloot Jambroes. Met enige leerlingen
verliet hij het schoolgebouw. Dit spon
tane besluit zou het begin betekenen
van zijn onderduik-periode. Want toen
de rust in de Zaanstreek door het op
treden van de Grünen was weerge
keerd, informeerde Van Ravenswaaij
bij verschillende hoofden van dienst
wie van de ambtenaren de gangma
kers waren geweest. De Inspecteur van
het Gemeentelijk Onderwijs, de heer
Dubbink, vertelde de NSB-burgemees-
ter, dat er op de scholen niets was
gebeurd. Verontwaardigd riep Van Ra
venswaaij: „Ook zeker niet met Jam
broes van het Lyceum? Het is toch be
kend, dat die man contact heeft met il
legale organisaties?!
Voordat Van Ravenswaaij iets had
kunnen doen, zat de heer Jambroes in
Breukelen; vervolgens dook hij in
Overveen, Hilversum en Amsterdam
onder. In deze tijd ontwikkelde hij in
het illegale werk een grote activiteit.
Tegenover zijn vrouw en zijn ouders
vertelde hij nooit iets van zijn werk-
zaamheden. In het najaar 1941 kwam
hij bij zijn ouders om te vertellen, dat
hij naar Engeland zou gaan. Zijn ou
ders en zjjn vrienden trachtten hem
tegen te houden, maar zijn besluit
stond vast.
Op een donkere avond in October
1941 brachten zijn vader en moeder
hem naar het Muiderpoort-Station te
Amsterdam, vanwaar hij de gevaarlijke
reis zou beginnen. „Jongen, denk toch
om je vrouw en kind, blijf in Holland"
smeekte zijn moeder hem nog vlak
voor het vertrek. „Er staan nog gro
tere belangen op het spel" was zijn
enig antwoord.
Met zijn vriend Louis Tas, die later
in dienst kwam bij de Londense radio,
reisde drs. Jambroes via Belgie, Lu
xemburg naar Frankrijk, waar hij in
Marseille werd gearresteerd. Honger
en koude hebben de beide Nederlan
ders in de gevangenis van Marseille
geleden. Doch dank zij bemiddeling uit
Zwitserland kwamen zij weer vrij. Van
Zwitserland vervolgden zij hun reis
naar Spanje, waarna zij in Portugal
werden opgehaald door een vliegtuig,
dat in Londen voor hen beschikbaar
was gesteld. Op 18 Maart 1942 kwam
drs. Jambroes in Engeland, waar hij
zich op 23 Maart 1942 bij de Neder
landse militaire autoriteiten meldde.
„De aangewezen persoon"
„Behalve door zijn karaktereigen
schappen, was Jambroes mede door
zijn ervaringen in Nederland en zijn
diepe overtuiging van de gerechtvaar
digdheid van de zaak, waarvoor hij
wenste te strijden, wel de aangewezen
persoon voor het uitvoeren van een
zeer belangrijke militaire missie in be
zet Nederland", schreef in Januari '43
het Bureau M.V.T. Na voor dit doel
een zeer grondige training te hebben
ondergaan, vertrok Jambroes op 26 Ju
ni 1942 per vliegtuig naar Nederland,
waar hij per parachute neerkwam. Hij
werd door de Duitsers gearresteerd,
nadat zij met behulp van de verrader
Anton van der Waals nog gepoogd
hadden een „afgetakt spel" te spelen
met de relaties van Jambroes, teneinde
inlichtingen te verkrijgen. In Augustus
1942 kwam eerst bij mevr. Eskens
Krabbé, de eigenaresse van de Burcht-
Apotheek aan de Zuiddijk te Zaandam
een persoon, die later de inmiddels
terechtgestelde Ant. v. d. Waals bleek
te zijn. Van der Waals had een brief
van drs. Jambroes bij zich. In dit
schrijven verzocht drs. Jambroes aan
mevr. EskensKrabbé de brenger van
deze brief op alle mogelijke manieren
te helpen. „Alsof ik het zelf ben" aldus
het schrijven. Mevr. Eskens is nog
steeds van oordeel, dat de brief in geen
geval de indruk vestigde alsof hij on
der pressie was geschreven. Van der
Waals ging ook naar mevr. Jambroes,
die met haar 5-jarig zoontje nog steeds
in het Apollo-plantsoen te Zaandam
woonde. Ook hier overhandigde hij een
brief, waarin drs. Jambroes op onge
dwongen wijze zijn vrouw schreef en
zelfs zinspeelde op een spoedig weer
zien.
Ook hier speelde Van der Waals zijn
Judasrol volkomen. Later bleek, dat
Jambroes in handen van de vijand was
gekomen. In het volste vertrouwen met
een goed vaderlander te doen gehad te
hebben, moest drs. Jambroes even te
voren de brieven hebben geschreven
en aan Van der Waals hebben gege
ven. Op Dolle Dinsdag werd Jambroes
met talloze anderen in Mauthausen
gefusilleerd. Hij was een begaafd man
met een gaaf karakter, die leefde voor
zijn werk en voor zijn kunst. Hoevelen
hebben in de Zaanstreek niet genoten
van zijn spel als cellist?
Behalve voor de muziek had hij ook
grote belangstelling voor de sport. In
zijn HBS-tijd was hij een enthousiast
korfballer en schaker, takken van
sport, tot welker beoefening hij zijn
leerlingen steeds aanmoedigde.
mens het B. I. optrad. Evenmin als de
heer Somer wist de heer De Bruyne,
dat De Wilde identiek was met Van
der Waals. Bovendien moest deze mede
deling hem op een zijspoor leiden, daar
de heer De Bruyne een tweetal agen
ten had uitgezonden, die Van der Wil
den heetten. Naar het oordeel van de
commissie kan uit deze mededelingen
echter bezwaarlijk de gevolgtrekking
gemaakt worden, dat er gevaar bestond,
dat eventueel uit te zenden agenten on
middellijk in handen van de Dilitsers
zouden vallen. Nog afgezien hiervan
was de figuur van Van der Waals te
Londen in die tijd volkomen onbe
kend. Dat De Wilde identiek was met
Van der Waals, kon eerst duidelijk zijn
na ontvangst op het Ministerie van
Buitenlandse Zaken op 4 Augustus 1943
van een codetelegram uit Bern, waarin
medegedeeld werd, dat De Wilde ge
ïdentificeerd moest worden met Anto-
nius van der Waals en waarbij een sig
nalement van Van der Waals werd
overgeseind.
Te grote terughoudendheid
Verder in haar rapport zegt de Par
lementaire Enquête-commissie echter, de
indruk te hebben, dat de officieren van
het bureau M.V.T. over de waarschu
wingen, die zij daarna ontvingen, tegen
over andere instanties wel een zeer
grote terughoudendheid hebben be
tracht, wellicht omdat zij zich tegen
over personen buiten het bureau M.V.T.
staande, niet wensten bloot te geven.
Wanneer het bureau M.V.T. dit niet
had gedaan, zou het b.v. ongetwijfeld
v.an de mededelingen van iemand als de
heer Leen Pot (die aan de Duitsers ont
snapt en naar Engeland overgestoken
was) profijt hebben kunnen trekken
om een juist inzicht te verkrijgen in
de Duitse penetratie in Nederland.
De vele strubbelingen, die er tussen
het B. I. en het bureau M.V.T. in het
najaar van 1943 geweest zijn over de
Duitse penetratie in Nederland, mag
men, op grond van het bovenstaande,
naar het oordeel van de commissie, dan
ook niet zo zien, dat het bureau M.V.T.
geweigerd heeft aan de waarschuwin
gen van het B. I. aandacht te schenken.
Deze strubbelingen waren veeleer een
gevolg van de jammerlijk slechte ver
houding tussen beide bureaux. Onge
twijfeld ware het verstandiger geweest,
indien het bureau M.V.T. en het B. I.
op zakelijke basis in deze aangelegen
heden hadden samengewerkt. Hoewel
het in hoge mate te betreuren valt, dat
dit niet het geval is geweest, mag op
grond van het bovenstaande, naar de
commissie meent, zeker niet de conclu
sie getrokken worden, dat ko'onel De
Bruyne geweigerd heeft uit de waar
schuwingen die hem bereikten, de no
dige consequenties te trekken.
De voorzitter van de Parlementaire
Enquêtecommissie heeft er bij de be
trokken Engelse autoriteiten uitvoerig
naar geïnformeerd, hoe het mogelijk
is geweest, dat, gegeven het feit, dat
de door de Duitsers gearresteerde
agent Lauwers en ongetwijfeld sok
sommige andere agenten hun security
check (herkennings- of veiligheidste
ken) niet aan de Duitsers hebben if-
gegeven, men bij de Engelse dienst
„Special Operations Executive" (de
S. O. E.) toch is doorgegaan het
seinverkecr met Nederland ook over
hun lijnen voort te zetten.
Men heeft in Engeland inderdaad net
feit geconstateerd, dat in Maart 1942
telegrammen van Lauwers binnen
kwamen zonder behoorlijke security
check. Men heeft dit feit echter afge
wogen. tegen andere argumenten, die
pleitten voor de conclusie, dat deze
agent nog in veiligheid was. Op grond
van deze overwegingen heeft men be
sloten het seinverkeer voort te zetten.
Deze voortzetting was geen vergissing,
doch men heeft de beslissing daartoe
genomen na ernstige overweging, wel
ke later fout bleek te zijn. Toen deze
beslissing eenmaal was genomen en de
daaropvolgende agenten onmiddellijk
bij hun parachutering werden gearres
teerd, terwijl bovendien bij de Duit
sers de kennis omtrent de Engelse
verhoudingen steeds toenam, werden
de omstandigheden om de security
checks achter te houden steeds ongun
stiger, daar de agenten bij hun onmid
dellijke gevangenneming psychisch he
vig werden geschokt.
Hierbij kwam dat men bij S. O. E.
de security. check niet zo belangrijk
achtte als andere aanwijzingen, een
oordeel, dat in zijn algemeenheid ook
door een autoriteit als colonel Cor-
deaux van S. I. S. (Secret Intelligence
Service) wordt onderschreven. Aan
vankelijk was bovendien de security
check zeer simpel, hetgeen de waarde
ervan geringer maakte. Eerst later is
de techniek van de security checks
meer geperfectionneerd.
De Parlementaire Enquêtecommissie,
die deze gedachtengang der Engelsen
begrijpt, is niettemin van oordeel, dat
een aantal der tekortkomingen niet "e
kwalificeerd kan worden als „beoor-
delings-dwalingen" (errors in judg-
ment). zoals de Britse regering dit
noemt, doch als fouten en in sommige
gevallen zelfs als ernstige fouten, waar
bij de commissie evenwel elke gedach
te aan opzet of kwade trouw uitscha
kelt.
„UET IS NIET WAAR, dat er een zeke
re Verhagen is geweest, op wiens
last ik zou hebben gewerkt. Deze Ver
hagen was een product van mijn eigen
fantasie. Nimmer heb ik gedacht, dat
Schreieder eigenlijk voor de Engelsen,
of behalve voor de Duitsers óók voor
de geallieerden heeft gewerkt. Van het
England-Spiel wist ik bijzonder weinig
af; in ieder geval was ik in het Eng-
iand-Spiel geen insider. Ik heb nooit
enig contact met Engeland onderhou
den en in de England-Spiel-affaire ben
ik alleen aan de buitenkant opgetreden
en wel in deze zin, dat Schreieder en
zijn mensen de gegevens, die zij door
hun England-Spiel verkregen, gebruik
ten om mij met meer succes te kunnen
laten optreden als penetratie-agent.
Op enkele detailpunten verschil ik ook
nu nog van mening met mr. Van Doorn
(deze was destijds advocaat-fiscaal bij
het Bijzonder Gerechtshof in Den Haag
en heeft de vervolging tegen Van der
Waals geleid), maar dit doet niet af aan
de hoofdzaken en wat de hoofdzaak be
treft, heeft mr. Van Doorn het geheel
bij het rechte eind gehad. De gehele
beschuldiging, dat ik, voor Schreieder
en de Duitsers werkende, in zeer veel
gevallen mensen verraden en in han
den van de Duitsers heb gespeeld, is
volkomen juist."
Dit alles verklaarde Antoon van der
Waals op de avond van de 25ste Janua
ri 1950 dat is de avond, voordat hij
op 26 Januari des morgens om acht uur
terechtgesteld werd in zijn cel in de
ANTOON VAN DER WAALS
die vlak voor zijn executie een
verklaring aflegde.
Bijzondere Strafgevangenis te Scheve-
ningen aan mr. Van Doorn. Van der
Waals had namelijk aan mr. Van Doorn
laten verzoeken hem in zijn cel te be
zoeken, omdat hij hem nog graag enige
dingen wilde zeggen.
Het gesprek werd gevoerd in tegen
woordigheid van ds. Sybrandy, de pre
dikant van de strafgevangenis en van
diens assistent, de heer Van Riessen.
Bevestigende bekentenis.
Even later is, toen bleek dat Van der
Waals daartegen geen bezwaar had, ook
mr. T. Semeijns de Vries van Does-
burgh, officier van Justitie in Rotter
dam, op de kamer van Van der Waals
gekomen. Mr. Van Doesburgh verte
genwoordigde min of meer officieel de
Justitie.
Ook tegenover deze zeide Van der
Waals, dat hij het op prijs stelde om
te bevestigen, dat het oordeel van de
rechter over hem in grote trekken juist
was.
De Parlementaire Enquêtecom
missie is in haar conclusies niet
ingegaan op de fantastische ver
klaringen van de Haagse psychia
ter dr. Van der Weyden, die voor
de commissie o.a. beweerd heeft,
dat hij geruime tijd in verbinding
gestaan en samengewerkt heeft met
'n zevental Engelse geheime agen
ten, van wier aanwezigheid in Ne
derland de Nederlandse geheime
dienst in Londen onkundig gelaten
was en dat via deze agenten te
vergeefs waarsqfruwingen over het
England-Spiel naar Engeland zijn
gestuurd.
Wel heeft de commissie deze
speculatie onderzocht, doch de
weinig controleerbare feitelijke
gegevens, die dr. Van der Weyden
verstrekt had, bleken bij eerste
^onderzoek reeds dadelijk onjuist
te zijn. Te Londen werd aan de
voorzitter der commissie van En
gelse zijde met nadruk verze
kerd, dat de mededelingen van de
heer Van der Weyden geheel in
strijd waren met de waarheid. Na
dat een nader onderzoek was inge
steld, erkende de heer Van der
Weyden, dat hij alleen maar had
gefantaseerd!!).
De commissie heeft, gezien de
ernst van de poging om haar op
dit belangrijke punt te misleiden,
de stukken, op deze zaak betrek
king hebbende, in handen van
de justitie gesteld.