Zweedse
Hollandse
kogellagerfabriek leidt
longens op
leuk
oebraiine
Heldhaftige Ondergang
In de toekomst meer vlees uit
Australies wildernissen?
Gebrekkiger) zwemmen vrij en
vrolijk in Amsterdam
Arbeidersleger van 30.000 man
S.K.F. STICHT FILIAAL IN NEDERLAND
Kind van onze eeuw
Speurtochten door het onontsloten Noorden
Grootse plannen moesten
onuitgevoerd blijven
Handgeld voor de
stomerij-agent
Mej. A. E. Ribbius Peletier
onderscheiden
Letterkundige Verschijningen
Pief Bakker huldigt de mannen, die de slag
in de Java Zee streden
Experiment groeide
tot een gewoonte
DINSDAG 30 APRIL 1951
■H
tyu ruim duizend Nederlanders bij de Zweedse kogellagerfabrieken hebben
gesolliciteerd om in dit vak opgeleid te worden en een jaar later als vak
man naar Nederland terug te keren, teneinde deel uit te maken van het vaste
personeel van de nieuwe SKF-fabriek te Veenendaal, zjjn wij naar Göteborg
getogen om de wereldberoemde SKF-fabrieken te bezichtigen. Dat wij hierbij
kennis maakten met de eerste groep Nederlanders, maakte de reis nog interes
santer.
JCtlRNALISTEN zijn in de regel niet
zo heel gauw verrast. Maar toen wij
na ons bezoek aan de Zweedse kogel
lagerfabrieken te Göteborg onfce hand
tekening in het gastenboek hadden ge
plaatst. stonden wij toch even raar te
kijken. Wij ontvingen namelijk van de
propaganda-chef, de heer Magnus het
volgende kaartje:
WIJ DANKEN U!
en gedurende het moment,
dat u uw naam zette, vervaardig-
den de S.K.F.-fabrieken 1.500
kogellagers en 28.000 stalen kogels.
De kogellager-industrie is eigenlijk
een kind van onze eeuw. De uitvinding
op zichzelf is echter lang niet nieuw,
want reeds de Romeinen kenden een
dergelijke constructie, die uit hout be
stond en op bronzen kogels liep. En
1500 jaar later stelde Leonardo da Vin
ei enkele formules aangaande rollende
lagers op. Het kwam echter nooit tot
een massa-productie.
Het begon met de fiets.
EERST toen de fiets haar intrede deed,
werden fabrieken ter vervaardiging
van de kogellagers gebouwd in Enge
land en Duitsland. De markt zou voof
Zweden verloren zijn geweest, ware het
niet, dat een ingenieur uit Göteborg,
Sven Wingquist geheten, met een nieuw
type op de markt was uitgekomen. Dit
was de z.g. zelfregelerende of sferische
kogellager. Deze lager voldoet ook als
de as schuin gesteld wordt.
Met deze uitvinding, alsmede 110.000
kronen. 12 arbeiders en een fabriekje
met een oppervlakte van 1100 vierkante
meter, begon men in het jaar 1907 te
Göteborg de productie. Thans is de fa
briek te Göteborg meer dan honderd
keer zo groot, namelijk 144.000 vier
kante meter. Nagenoeg 6.000 mensen
vinden er een boterham. Telt men dc
zeven buiten Zweden gelegen SKF-
fabrieken mee, dan komt men op een
SKF-leger van 30.000 man. Het aande
len-kapitaal is opgeiopen tot liefst 156
millioen kronen.
De productie is verbazingwekkend en
loopt ver over de 100 millioen staler
kogels. Reeds van dc gebruikelijke t:
pen bestaan er meer dan 8.000 verschil
Jende soorten en varianten. De kleinste
kogellagers meten slechts 10 mm en
hebben een gewicht van IV; gram. Er
zijn echter ook reuzen van een diame
ter van 1400 mm, die dan een gewicht
hebben van eventjes 2300 kg. Er zijn
lagers, die duizend omwentelingen per
seconde moeten verdragen en er zijn er
ook, die 2000 ton moeten torsen.
rjE SKI'' is van plan Nederlandse jon
gelui op te leiden voor haar fabriek.
die in de loop van dit jaar te Veenen
daal zal worden gebouwd. Volgens plan
zal deze fabriek in April 1-852 in ge
bruik worden genomen en aan 150 jon
gelieden werk bieden. Inmiddels heeft
het filiaal van de SKF in Amsterdam
reeds meer dan duizend sollicitaties
ontvangen, doch naar men ons verze
kerde, komen slechts de ongehuwden
tussen 18 en 28 jaar voor opleiding in
Göteborg in aanmerking. Aangezien
zij wegens gebrek aan woonruimte in
barakken moeten worden onderge
bracht, waar steeds twee makkers een
kamertje moeten delen, kunnen er niet
meer dan 90 worden geplaatst.
Zelfs die 90 kon
den niet meteen
overkomen. Er
werd eerst een
troepje van 28 man
uitgezocht. Onder
hen was J. "W.
Vonk uit Rens-
woude bereid, het
een en ander van
zijn opgedane er
varingen te vertel
len. Aan de kost,
zo zei hij, moet je
natuurlijk wennen.
We eten uit de
keuken van de
SKF, die eigenlijk
voor de hier wer
kende Italianen is
bedoeld. Wij krij
gen dus een Ita
liaanse pot, die wel
lekker is, maar
niet zo stevig is
als onze Neder
landse keuken. Je
eet wel drie bor
den spaghetti
maar een uur of
wat later zou een
biefstuk geen
kwaad kunnen
doen. Met ons ver
blijf zijn we best
tevreden. En het leuke is. dat we al
zoiets van een clubje hebben. We ma
ken muziek, geven raadseltjes op.
oen aan hersengymnastiek en volgen
•n cursus in de Zweedse taal. De da-
,en vliegen om en ik maak beslist mijn
jaar vol. Prettig is het ook, dat wij
met elkaar zo goed kunnen opschieten
Ook het loon valt mee. We hebben
trouwens geluk gehad. We waren aan
genomen op Kr. 103.per week, plus
een toelage voor stukloon. Maar net,
toen we voet aan wal hadden gezet
de SKF liet ons met een vliegtuig
overkomen was de nieuwe loons
verhoging van kracht. De directie heeft
er zelf nog een schepje bij gedaan, zo
komeivwe wel op een Kr. 140.150.
per week!
Dit loon krijgt nog meer waarde
door het feit. <iat de SKF de barakken-
kamertjes en het eten voor minder dan
de kosten ter beschikking stelt. Onze
jongens hebben dan ook al een lange
verlanglijst opgemaakt. En in gedach
ten zien we ze al rijk beladen naar
Nederland terugkeren ofin Zwe
den blijven want al kennen ze de taal
niet, ze weten zich zowel tegenover de
(uiterst tevreden) voorman als tegen
over de Zweedse meisjes toch heel
gauw verstaanbaar te maken.
DE SFK IN GÖTEBORG
...grootste kogellagerfabriek ter wereld
^OG DEZE MAAND zal een wetenschappelijke expeditie een reisje gaan
maken van... 27.000 kilometer(!) dwars door noordelijk Queensland, de
Noordelijke gebieden en het nog vrijwel niet onderzochte Noord-Westen van
het vjjfde werelddeel met het doel om nu eens een nauwkeurig beeld te kragen
van de mogelijkheden om meer slachtvee te houden, teneinde de vleesnood in
verschillende landen te lenigen.
het IS met die slachtvee productie
van de steppen en prairies in het
Noorden van het vijfde werelddeel een
vreemde geschiedenis. Er is zoveel ge
praat over de „geweldige mogelijkhe
den" die de Noordelijke Gebieden
voor slachtveefokkerijen bieden, dat
men heel wat zou verwachten. Die ge
weldige mogelijkheden sluimeren
daar in dit nauwelijks opengelegde ge
bied ook zeker, maar de harde feiten
vertellen, dat er sinds het einde van
de oorlog nog geen enkele extra koe
in de Noordelijke Gebieden gefokt
is voor het om vlees schreeuwende En
geland.
Australië had in het einde van de
vorige eeuw veel meer slachtvee lopen
op de weiden, steppen en prairies van
het Noorden. Nadat het totaal terug
gelopen was tot beneden de 10 millioen
stuks slachtvee, heeft men feitelijk
nooit meer kans gezien dit cijfer op te
voeren. Van deze 9 tot 10 millioen
stuks slachtvee grazen er nog geen
millioen in „de Noordelijke Gebieden"
Dat zouden er veel meer kunnen zijn,
maar het gehele probleem is, dat er
dergelijke kapitale uitgaven verbonden
zijn aan het openleggen van dit bijna
lege stuk aarde, dat men er de laatste
jaren nooit toe gekomen is deze kwes
tie serieus ter hand te nemen. Wel is
tijdens de oorlog de verharde weg van
Darwin aan de Noordkust tot Alice
Springs in het hart van Australië tot
stand gekomen, doch wat men verder
in de noordelijke gebieden wegen
noemt, zijn over het algemeen 's zo
mers stof-woestijnen en in de natte
tijd moerassen.
Plannen bleven plannen.
In het afgelopen jaar had de liberale
regering een groots plan opgezet om
nu eindelijk de kwestie van de vlees
productie in de Noordelijke gebieden
en in het Noord-Westen behoorlijk ter
hand te nemen, doch inflatie zowel als
de noodzaak van het land in drie jaar
tijds voor een mogelijke wereldoorlog
J. W. VONK
biefstuk niet te versmaden.
paraat te maken, eisen een radicale be
snoeiing op dergelijke kapitale uitga
ven.
Wat de wetenschappelijke expeditie
wil uitzoeken, is de eerste plaats de
mogelijkheid om de capaciteit van de
ver uit elkaar liggende en vaak enorme
„stations" op te voeren, gebieden uit te
zoeken, welke geschikt zijn voor gro
tere nederzettingen en gebieden aan te
wijzen, welke door irrigatie voor ont
ginning verbeterd kunnen worden. Wa
ter is er genoeg, doch het is een pro
bleem dit naar de juiste plaatsen te
krijgen grond is er genoeg, maar er
zijn geen wegen, woningen cn centrale
slachthuizen, en mensenmensen
zijn er natuurlijk niet genoeg in diton-
derbevolkte werelddeel. Er zijn vooral
niet genoeg van het soort pioniers,
wier lust en leven het is onontgonnen
gebieden open te leggen.
Op haar tocht door de wildernis van
het Australische Noorden zal de expe
ditie zeker ook kennis maken met de
nieuwste aanwinst van de fauna in die
streken: de verwilderde kameel én de
verwilderde ezel, armzalige afstamme
ling van de edele Andalusische ezel,
welke in 1886 uit Spanje werd inge
voerd om met de uit Afghanistan reeds
in 1860 ingevoerde kameel als transport
middel te dienen voor de pioniers, die
het onherbergzame hart van Australië
en de Noordelijke Gebieden introkken.
Deze zullen moeten worden uitge
breid.
Door het binnenland van Austraiie
rijden thans de vrachtwagens met de
„walkie-talkie" de heen en weer
radio. Vliegtuigen brengen de onder
delen voor prefabricated huizen en ha
len het slachtvee weg. Voor het schip
der woestijn en voor de Andalusische
ezel is in deze romantiek arme tijd
geen plaats meer. Zelfs niet in het nog
lege Noorden van een werelddeel in
opbouw. Vlees voor de tafels van de
vleesarme landen is van groter belang.
ln Schellinkhout heerst de
schoonmaakwoede net even erg
als overal in Nederland en der
halve is het niet te verwonderen,
dat er dezer dagen, toen de zon
scheen, over een hek aan de
dorpsweg een deel van een bed-
stel hing uit te luchten. De eige
nares zou hei naderhand met
beddeklopper en schuier op de
gebruikelijke grondige manier
bewerken. Maar er is een kinkje
in de kabel gekomen. Terwijl de
schoonmaakvierende dame in de
slaapkamer het hoogste lied zong
en daarbij de planken van het
ledikant met zeepsop een boven-
stebeste beurt gaf, naderde de
vuilnisauto. De bemanning was
helemaal niet te spreken over
de schoonmaak, gezien de enorme
hoeveelheid afval die er overal
lagen te wachten. „En koik erus
an, deer hè je nag een bed ok, zei
de een tot de ander, ze moete
't aars niet erger make".
Maar de Schellinkhouter vuil-
nislieden mogen dan mopperen,
ze zijn goede burgers, die wel
wat voor een ander over hebben
en daarom werd het bed met een
zwaai in de duistere diepten van
de laadbak gemikt. De wagen
toefde verder, maar het duurde
niet zo lang of de mannen 'wer
den opgeschrikt door gekrijt, dat
afkomstig bleek te zijn van een
dame, die met van zeepsop schui
mende armen en in een spurt
welke Fanny haar niet zou ver
beteren, de wagen achterna ren
de. „M'n bed, m'n bed
De auto stopte, de mannen
werden argwanend en toen de
dame ter plaatse was gekomen,
hadden de mannen de situatie al
dóór. Met vereende krachten
werd het bed uit een berg van as,
stof en keukenafval opgediept en
de dame heeft het mee war huis
genomen. De agent van de sto
merij had die dag weer hand
geld.
Bij K.B. is benoemd tot ridder in
de Orde van de Ned. Leeuw mej. mr.
A. E. Ribbius Peletier, lid van Ged.
Staten van Noord-Holland te Amster
dam.
(Van onze correspondent te Amsterdam).
IN een zwembad is het gejuich nooit van de lucht en .in één van dc Amster
damse Sportfondsenbaden heerst op twee ochtenden in de week wel een
bjjzonder plezierige stemming. Dan is het bad namelijk het domein van hulp
behoevende jongeren, die weliswaar meestal te water gedragen moeten «or
den, maar die zich in dat water kunnen bewegen, alsof hun gebrek van hen
afgevallen isWat een jaar of twintig geleden is begonnen als een expe
riment, is nadien uitgegroeid tot een vaste regel, «aarbij reeds duizenden
invaliden en gebrekkigen heel wat baat gevonden hebben. Herhaalde malen
heeft dit zwemmen aandacht getrokken van buitenlanders, medici en andere
deskundigen.
Piet Bakker: „De Slag"
Uitgave Elsevier, Amster
dam-Brussel.
DE ondergang van het Nederlandse
imperium heeft zijn literaire ro
mantisering nog niet gevonden, tenzij
men met de neerslag er van in de
vorm van het grotendeels pessimisti
sche proza onzer hedendaagse belle-
trie daarvoor genoegen neemt, al han
delt dit over andere zaken. Als
symptoom kan dat voor de latere his
torie- en kunsthistorie-schrijver zijn
betekenis hebben. Daar één der oor
zaken van de ondergang gelegen is in
het overheersende gebrek aan belang
stelling van de Nederlanders voor de
overzeese gebiedsdelen en hun beteke
nis voor onze volksgemeenschap
evenzeer als voor de betekenis, welke
Nederland voor de overzeese volksge
meenschappen had kunnen hebben
is het uitblijven van Indische „oorlogs
romans" wel verklaarbaar. Maar bo
vendien: een nederlaag vormt nu een
maal geen dankbaar onderwerp tot
romantisering en een nederlaag was
het, welke we in Indonesië geleden
hebben.
Ten slotte de „Indische kwestie"
verkeert wel heel sterk in de sfeer der
politiek, en die sfeer is allerminst
vruchtbaar voor de kunst. Ze is te po
lemisch, teveel vervuld van belangen
en gevoeligheden. Slechts op lange af
stand laat zulk een politieke gebeur
tenis zich door middel van een kunst
werk projecteren.
Men zal er Piet Bakker dan ook
moeilijk een verwijt van kunnen ma
ken, dat, toen hij zich zette tot het
geven van een geromantiseerd verhaal
over de ondergang der Nederlandse
marine in Indonesië, daar geen groot
kunstwerk uit te voorschijn is geko
men. Daartoe is hij bovendien tezeer
journalist. Men moet de schrijver ove
rigens beoordelen naar wat hij ver
klaart te hebben nagestreefd en dat
was de mannen, die de slag in de
Javazec streden, gestalte te geven. Het
leek hem „een ereschuld, aan hun na
gedachtenis, aan hun weduwen en we
zen ook, om hun in dit boek het res
pect te betuigen, waarop zij zo ten
volle recht hebben".
[\IATUURLIJK het in proza ge
stalte geven aan personen in-
haereert literatuur en dus kunst. Het
bezwaar is echter, dat Piet Bakker,
in zijn aandrang om zoveel mogelijk
aspecten van de Marine en dc Marini
Luchtvaart Dienst te laten zien, wat
veel hooi op zijn vork heeft genomen
Men krijgt te maken met zware en
lichte kruisers, torpedojagers, duik
boten, vliegtuigen en de administra
tie. Officieren en leden van de beman
ning, behorende tot al die diensten,
treden op in zijn boek en dit is het
bedenkelijkste ze zijn allemaal over
goten met het zelfde sausje, de sauce
a la Bakker, die ongetwijfeld smake
lijk is, maar waarvan men toch ook
wel eens teveel kan krijgen. Dc spraak
vair al deze mensen heeft dezelfde,
humoristische, gemeenzaamheid en
tekenachtigheid, welke men in het an
dere oeuvre van de schrijver aan
treft. Ze lachen zolang ze kunnen hun
angst en hun weerzin weg door er de
spot mee te drijven. In werkelijkheid
zal dat ook veelal wel het geval zijn
geweest; geen mens, en zeker geen
Nederlander, kan lang achter elkaar
de pathetische bombast uitbazuinen,
die vroegere geslachten onafscheidelijk
met vaderlandsliefde achtten. Maar
het mysterie, hoe een ganse vloot zich
in letterlijke zin welbewust dood vocht
tegen een oppermachtige vijand, wordt
door het proza van Piet Bakker toch
nog niet verklaard.
J-jET bock omvat de periode van 7
December tot 27 Februari, de da
tum van de slag in de Javazee. Het
doet zoveel mogelijk eer aan alle in
die tijd gepleegde wapenfeiten. Daar
het aan alle betrokkenen eer wil be
wijzen eo de fantasie van de schrijver
tevens een zekere vrijheid nodig h^d,
zijn dc namen van schepen en officie
ren gefingeerd, maar ieder lezer zal
ze voor zichzelf wel thuis kunnen
brengen.
Het procédé dat Piet Bakker volgt,
brengt de lezer nu eens aan boord Van
een vliegboot dan op een kruiser, ver
volgens in een onderzeeër, dan weer
op een torpedojager, daar tussen door
nu hier en dan daar aan de wal, in een
mess, een officierswoning, op de so
ciëteit en in het hoofdkwartier. Al-
PIET BAKKER
lengs ziet men de verschillende delen
van Insulinde verloren gaan. Wel wor
den hier en daar successen geboekt,
maar de tegenslagen zijn groter. De
mannen raken steeds meer uitgeput,
het ene schip na het andere krijgt
averij of zinkt; ten srotte is er dan de
laatste, wanhopige poging om de inva
sie-vloot, die op weg is naar Java te
onderscheppen, een poging, welke door
gebrek aan vliegtuigen tot hopeloos
heid was gedoemd en waarbij onze
vloot totaal ten onder gaat. Dat is
dan „de Slag".
Het gebrek aan hulp van de zijde
der grote geallieerden is een telkens
wederkerend thema in het boek, en
aan de Amerikaanse gezagvoerder van
één der vier torpedobootjes, die naar
Australië konden uitwijken, wordt het
overgelaten, zijn woede te uiten wan
neer hij bij het binnenvaren van Fre-
mantle op de blinkende vleugels van
honderd gevechtsklare vliegtuigen
blikt. Men kan de vraag stellen, of
gevechtsklare oorlogsvliegtuigen blin
kende vleugels hebben en voorts oppe
ren, dat het gebrek aan vliegtuigen bij
de strijd in de Pacific wel overal in
den beginne werd gevoeld en de oor
zaak der Japanse successen was. Maar
hoe dit zij: het spreekwoord, dat het
met grote heren kwaad kersen eten
is, heeft Nederland tussen 1940 en '45
en later, tot de huidige dag toe!
wel ervaren.
{7NKELE der mannen krijgen in de
verwarrende veelheid der personen
toch wel wat gestalte. Zo de officier
vlieger Ducardus, een luchthartig
fuifnummer, maar na het uitbreken
van de oorlog een verbeten vechter,
die en passant toch nog een, overigens
serieus wordend, avontuurtje komt te
beleven met een verpleegster, die hij
weet te ontvoeren als verstekelinge
uit Balik Papan, net voor het door de
Jappen wordt bezet. Veel aandacht is
ook besteed aan twee Friezen, de lui
tenant ter zee Tjebbe Jaarsma, nota
riszoon uit Irnsum, en de „rode" ma
troos Douwe Bernsma, zoon van een
zeilmaker te Grouw, beiden aan boord
van een torpedobootjager. Het lot
drijft hen nauwer en nauwer samen;
Bernsma, die kennelijk ingelast is om
te demonstreren hoe een vurige so
cialist een even vurig vechter kan
worden, redt na de ondergang van hun
schip zijn officier. Weken zitten ze op
een strandje onder de steile kust van
een eiland, houden zich in leven met
uit zee gevangen rauwe vis en discu
teren in het aangezicht van de dood
over de vraag, of het nieuwe kanaal
bij Grouw de dood vah het dorp zal
wonlen of niet. Er komen tal van
dergelijke trekjes in het boek voor,
en herhaaldelijk wordt één kantje van
een karakter even scherp neergete
kend. „Gestalte geven" is dit nog niet,
maar zo'n flits is dan toch wel knap
en respectabel.
De beschrijvingen van de gevechten
zijn dusdanig, dat niemand aan de in
druk zal ontkomen, dat het dan ook
inderdaad zó geweest kan zijn. Een
enkele keer misschien iets te mooi,
iets te veel van boven bekeken zoals
op een ouderwetse schilderij met niets
dan heldhaftige détails van een slag.
Maar over het algemeen toch gezien
zoals een individu zulk een gevecht
ervaart, als een reeks beperkte han
delingen in een voor hem onoverzien
baar verband. En over de aspecten
van het raadselachtige begrip „moed"
worden merkwaardige en zuivere din
gen gezegd.
£)E grote tragedie, het verloren gaan
van Indonesië voor Nederland,
speelt door het hele boek heen. Tal van
personen er in zien vrijwel van de aan-
wang af, dat een door Japan overwel
digd Indie voor immer verloren zal
gaan voor het moederland, hoe de oor
log ook moge eindigen. Ettelijken be
togen dat de geallieerden, in wier ge
lederen Nederland is gaan strijden,
ons aan het eind met de gebakken pe
ren zullen laten zitten. Dat is inder
daad zo uitgekomen, maar het kan
betwijfeld worden, of men dat des
tijds zo tamelijk algemeen, zelfs in de
hogere regionen, inzag. Het doet aan
als achteraf praten en deze politieke
kant is zeker niet de sterkste van het
boek, is teveel „bedacht".
Maar al moge Piet Bakkers jong
ste boek dan al geen groots monu
ment zijn geworden voor de tragische
doodsstrijd van Nederlands-Indic, al
moge het alle gebreken vertonen waar
toe het voorbestemd was toen déze
schrijver zich aan deze materie zette
het zal er niettemin toe bijdragen
dat dit stuk noodlottige historie voor
velen toch wat meer gestalte kreeg
dan het tot dusver had. De sentimen
taliteit, die er ook niet in ontbreekt,
spreekt gemakkelijk aan, en voor het
overige geraakt men, al lezende, er
toch wel van doordrongen, dat iemand
met een warm hart gepoogd heeft, een
posthuum huldebetoon te brengen aan
de duizenden, die voor de eer van het
land gevallen zijn. Een huldebetoon,
dat in zichzelf toch wel overtuigend
is en dat bovendien in zeer leesbare
vorm is geschreven, vooral voor hen,
.die Piet Bakkers populaire stijl be
wonderen.
WITSEN ELIAS.
Het begon eigenlijk heel toevallig,
toen de directie van het bad, jaren
geleden terloops de vraag gesteld werd,
of een verlamde jongen, die tot zijn
ziekte altijd van de partij was, toch aan
het schoolzwemmen zou kunnen blij
ven meedoen. Er werd een proef geno
men, die buiten verwachting goed
slaagde; sindsdiens is het aantal invali
den, dat zich in het zwembad komt
verpozen, gestaag gegroeid.
Zij kregen speciale uren, waarin het
bad voor hen gereserveerd werd en
aan het vrolijke geplas en gespat in
het water zou men waarlijk niet zeg
gen, dat velen van deze zwemmers bui
ten het bad geen pas zonder hulp kun
nen zetten. Natuurlijk is er medisch
toezicht en medische controle, maar er
zijn maar weinig gevallen, waarin het
zwemmen op onoverkomelijke bezwa
ren stuit. Het ligt voor de hand, dat
niet iedere invalide zomaar tot zwem
men in staat is, maar met de bekwame
hulp van de badmeester leren zij de
slagen spoedig aan en het lijkt wel,
of het besef van zich „vrij" te kunnen
bewegen de hulpbehoevenden een bij
zonder krachtige stimulering geeft. Het
is zelfs voorgekomen, dat een verlamd
been tijdens het zwemmen plotseling
zijn kracht terug kreeg. Men kan zich
de dolle vreugde van deze zwemmer
voorstellen.... Dat was een uitzonde
ring, maar het is begrijpelijk, dat tal
loze anderen daaruit weer de moed
putten om hun gebrek te dragen.
In het heldere water van het Sport-
fondsenbad genieten deze mensen met
volle teugen van hun bewegingsvry-
neid. Hun vrolijke gejuich is een ver
kwikking voor hen, die het uitgelaten
spel in het water gade slaan en een
openbaring tevens voor de bezoekers,
die hier getuigen zijn van een medi
sche prestatie, die alom respect af
dwingt.
is erger dan pijn!
Onmiddellijke verlichting en
9 spoedige genezing van Üw
huidaandoening geefl het
beroemde htiidgeneesmiddel