Zweedse Hollandse kogellagerfabriek leidt longens op leuk oebraiine Heldhaftige Ondergang In de toekomst meer vlees uit Australies wildernissen? Gebrekkiger) zwemmen vrij en vrolijk in Amsterdam Arbeidersleger van 30.000 man S.K.F. STICHT FILIAAL IN NEDERLAND Kind van onze eeuw Speurtochten door het onontsloten Noorden Grootse plannen moesten onuitgevoerd blijven Handgeld voor de stomerij-agent Mej. A. E. Ribbius Peletier onderscheiden Letterkundige Verschijningen Pief Bakker huldigt de mannen, die de slag in de Java Zee streden Experiment groeide tot een gewoonte DINSDAG 30 APRIL 1951 ■H tyu ruim duizend Nederlanders bij de Zweedse kogellagerfabrieken hebben gesolliciteerd om in dit vak opgeleid te worden en een jaar later als vak man naar Nederland terug te keren, teneinde deel uit te maken van het vaste personeel van de nieuwe SKF-fabriek te Veenendaal, zjjn wij naar Göteborg getogen om de wereldberoemde SKF-fabrieken te bezichtigen. Dat wij hierbij kennis maakten met de eerste groep Nederlanders, maakte de reis nog interes santer. JCtlRNALISTEN zijn in de regel niet zo heel gauw verrast. Maar toen wij na ons bezoek aan de Zweedse kogel lagerfabrieken te Göteborg onfce hand tekening in het gastenboek hadden ge plaatst. stonden wij toch even raar te kijken. Wij ontvingen namelijk van de propaganda-chef, de heer Magnus het volgende kaartje: WIJ DANKEN U! en gedurende het moment, dat u uw naam zette, vervaardig- den de S.K.F.-fabrieken 1.500 kogellagers en 28.000 stalen kogels. De kogellager-industrie is eigenlijk een kind van onze eeuw. De uitvinding op zichzelf is echter lang niet nieuw, want reeds de Romeinen kenden een dergelijke constructie, die uit hout be stond en op bronzen kogels liep. En 1500 jaar later stelde Leonardo da Vin ei enkele formules aangaande rollende lagers op. Het kwam echter nooit tot een massa-productie. Het begon met de fiets. EERST toen de fiets haar intrede deed, werden fabrieken ter vervaardiging van de kogellagers gebouwd in Enge land en Duitsland. De markt zou voof Zweden verloren zijn geweest, ware het niet, dat een ingenieur uit Göteborg, Sven Wingquist geheten, met een nieuw type op de markt was uitgekomen. Dit was de z.g. zelfregelerende of sferische kogellager. Deze lager voldoet ook als de as schuin gesteld wordt. Met deze uitvinding, alsmede 110.000 kronen. 12 arbeiders en een fabriekje met een oppervlakte van 1100 vierkante meter, begon men in het jaar 1907 te Göteborg de productie. Thans is de fa briek te Göteborg meer dan honderd keer zo groot, namelijk 144.000 vier kante meter. Nagenoeg 6.000 mensen vinden er een boterham. Telt men dc zeven buiten Zweden gelegen SKF- fabrieken mee, dan komt men op een SKF-leger van 30.000 man. Het aande len-kapitaal is opgeiopen tot liefst 156 millioen kronen. De productie is verbazingwekkend en loopt ver over de 100 millioen staler kogels. Reeds van dc gebruikelijke t: pen bestaan er meer dan 8.000 verschil Jende soorten en varianten. De kleinste kogellagers meten slechts 10 mm en hebben een gewicht van IV; gram. Er zijn echter ook reuzen van een diame ter van 1400 mm, die dan een gewicht hebben van eventjes 2300 kg. Er zijn lagers, die duizend omwentelingen per seconde moeten verdragen en er zijn er ook, die 2000 ton moeten torsen. rjE SKI'' is van plan Nederlandse jon gelui op te leiden voor haar fabriek. die in de loop van dit jaar te Veenen daal zal worden gebouwd. Volgens plan zal deze fabriek in April 1-852 in ge bruik worden genomen en aan 150 jon gelieden werk bieden. Inmiddels heeft het filiaal van de SKF in Amsterdam reeds meer dan duizend sollicitaties ontvangen, doch naar men ons verze kerde, komen slechts de ongehuwden tussen 18 en 28 jaar voor opleiding in Göteborg in aanmerking. Aangezien zij wegens gebrek aan woonruimte in barakken moeten worden onderge bracht, waar steeds twee makkers een kamertje moeten delen, kunnen er niet meer dan 90 worden geplaatst. Zelfs die 90 kon den niet meteen overkomen. Er werd eerst een troepje van 28 man uitgezocht. Onder hen was J. "W. Vonk uit Rens- woude bereid, het een en ander van zijn opgedane er varingen te vertel len. Aan de kost, zo zei hij, moet je natuurlijk wennen. We eten uit de keuken van de SKF, die eigenlijk voor de hier wer kende Italianen is bedoeld. Wij krij gen dus een Ita liaanse pot, die wel lekker is, maar niet zo stevig is als onze Neder landse keuken. Je eet wel drie bor den spaghetti maar een uur of wat later zou een biefstuk geen kwaad kunnen doen. Met ons ver blijf zijn we best tevreden. En het leuke is. dat we al zoiets van een clubje hebben. We ma ken muziek, geven raadseltjes op. oen aan hersengymnastiek en volgen •n cursus in de Zweedse taal. De da- ,en vliegen om en ik maak beslist mijn jaar vol. Prettig is het ook, dat wij met elkaar zo goed kunnen opschieten Ook het loon valt mee. We hebben trouwens geluk gehad. We waren aan genomen op Kr. 103.per week, plus een toelage voor stukloon. Maar net, toen we voet aan wal hadden gezet de SKF liet ons met een vliegtuig overkomen was de nieuwe loons verhoging van kracht. De directie heeft er zelf nog een schepje bij gedaan, zo komeivwe wel op een Kr. 140.150. per week! Dit loon krijgt nog meer waarde door het feit. <iat de SKF de barakken- kamertjes en het eten voor minder dan de kosten ter beschikking stelt. Onze jongens hebben dan ook al een lange verlanglijst opgemaakt. En in gedach ten zien we ze al rijk beladen naar Nederland terugkeren ofin Zwe den blijven want al kennen ze de taal niet, ze weten zich zowel tegenover de (uiterst tevreden) voorman als tegen over de Zweedse meisjes toch heel gauw verstaanbaar te maken. DE SFK IN GÖTEBORG ...grootste kogellagerfabriek ter wereld ^OG DEZE MAAND zal een wetenschappelijke expeditie een reisje gaan maken van... 27.000 kilometer(!) dwars door noordelijk Queensland, de Noordelijke gebieden en het nog vrijwel niet onderzochte Noord-Westen van het vjjfde werelddeel met het doel om nu eens een nauwkeurig beeld te kragen van de mogelijkheden om meer slachtvee te houden, teneinde de vleesnood in verschillende landen te lenigen. het IS met die slachtvee productie van de steppen en prairies in het Noorden van het vijfde werelddeel een vreemde geschiedenis. Er is zoveel ge praat over de „geweldige mogelijkhe den" die de Noordelijke Gebieden voor slachtveefokkerijen bieden, dat men heel wat zou verwachten. Die ge weldige mogelijkheden sluimeren daar in dit nauwelijks opengelegde ge bied ook zeker, maar de harde feiten vertellen, dat er sinds het einde van de oorlog nog geen enkele extra koe in de Noordelijke Gebieden gefokt is voor het om vlees schreeuwende En geland. Australië had in het einde van de vorige eeuw veel meer slachtvee lopen op de weiden, steppen en prairies van het Noorden. Nadat het totaal terug gelopen was tot beneden de 10 millioen stuks slachtvee, heeft men feitelijk nooit meer kans gezien dit cijfer op te voeren. Van deze 9 tot 10 millioen stuks slachtvee grazen er nog geen millioen in „de Noordelijke Gebieden" Dat zouden er veel meer kunnen zijn, maar het gehele probleem is, dat er dergelijke kapitale uitgaven verbonden zijn aan het openleggen van dit bijna lege stuk aarde, dat men er de laatste jaren nooit toe gekomen is deze kwes tie serieus ter hand te nemen. Wel is tijdens de oorlog de verharde weg van Darwin aan de Noordkust tot Alice Springs in het hart van Australië tot stand gekomen, doch wat men verder in de noordelijke gebieden wegen noemt, zijn over het algemeen 's zo mers stof-woestijnen en in de natte tijd moerassen. Plannen bleven plannen. In het afgelopen jaar had de liberale regering een groots plan opgezet om nu eindelijk de kwestie van de vlees productie in de Noordelijke gebieden en in het Noord-Westen behoorlijk ter hand te nemen, doch inflatie zowel als de noodzaak van het land in drie jaar tijds voor een mogelijke wereldoorlog J. W. VONK biefstuk niet te versmaden. paraat te maken, eisen een radicale be snoeiing op dergelijke kapitale uitga ven. Wat de wetenschappelijke expeditie wil uitzoeken, is de eerste plaats de mogelijkheid om de capaciteit van de ver uit elkaar liggende en vaak enorme „stations" op te voeren, gebieden uit te zoeken, welke geschikt zijn voor gro tere nederzettingen en gebieden aan te wijzen, welke door irrigatie voor ont ginning verbeterd kunnen worden. Wa ter is er genoeg, doch het is een pro bleem dit naar de juiste plaatsen te krijgen grond is er genoeg, maar er zijn geen wegen, woningen cn centrale slachthuizen, en mensenmensen zijn er natuurlijk niet genoeg in diton- derbevolkte werelddeel. Er zijn vooral niet genoeg van het soort pioniers, wier lust en leven het is onontgonnen gebieden open te leggen. Op haar tocht door de wildernis van het Australische Noorden zal de expe ditie zeker ook kennis maken met de nieuwste aanwinst van de fauna in die streken: de verwilderde kameel én de verwilderde ezel, armzalige afstamme ling van de edele Andalusische ezel, welke in 1886 uit Spanje werd inge voerd om met de uit Afghanistan reeds in 1860 ingevoerde kameel als transport middel te dienen voor de pioniers, die het onherbergzame hart van Australië en de Noordelijke Gebieden introkken. Deze zullen moeten worden uitge breid. Door het binnenland van Austraiie rijden thans de vrachtwagens met de „walkie-talkie" de heen en weer radio. Vliegtuigen brengen de onder delen voor prefabricated huizen en ha len het slachtvee weg. Voor het schip der woestijn en voor de Andalusische ezel is in deze romantiek arme tijd geen plaats meer. Zelfs niet in het nog lege Noorden van een werelddeel in opbouw. Vlees voor de tafels van de vleesarme landen is van groter belang. ln Schellinkhout heerst de schoonmaakwoede net even erg als overal in Nederland en der halve is het niet te verwonderen, dat er dezer dagen, toen de zon scheen, over een hek aan de dorpsweg een deel van een bed- stel hing uit te luchten. De eige nares zou hei naderhand met beddeklopper en schuier op de gebruikelijke grondige manier bewerken. Maar er is een kinkje in de kabel gekomen. Terwijl de schoonmaakvierende dame in de slaapkamer het hoogste lied zong en daarbij de planken van het ledikant met zeepsop een boven- stebeste beurt gaf, naderde de vuilnisauto. De bemanning was helemaal niet te spreken over de schoonmaak, gezien de enorme hoeveelheid afval die er overal lagen te wachten. „En koik erus an, deer hè je nag een bed ok, zei de een tot de ander, ze moete 't aars niet erger make". Maar de Schellinkhouter vuil- nislieden mogen dan mopperen, ze zijn goede burgers, die wel wat voor een ander over hebben en daarom werd het bed met een zwaai in de duistere diepten van de laadbak gemikt. De wagen toefde verder, maar het duurde niet zo lang of de mannen 'wer den opgeschrikt door gekrijt, dat afkomstig bleek te zijn van een dame, die met van zeepsop schui mende armen en in een spurt welke Fanny haar niet zou ver beteren, de wagen achterna ren de. „M'n bed, m'n bed De auto stopte, de mannen werden argwanend en toen de dame ter plaatse was gekomen, hadden de mannen de situatie al dóór. Met vereende krachten werd het bed uit een berg van as, stof en keukenafval opgediept en de dame heeft het mee war huis genomen. De agent van de sto merij had die dag weer hand geld. Bij K.B. is benoemd tot ridder in de Orde van de Ned. Leeuw mej. mr. A. E. Ribbius Peletier, lid van Ged. Staten van Noord-Holland te Amster dam. (Van onze correspondent te Amsterdam). IN een zwembad is het gejuich nooit van de lucht en .in één van dc Amster damse Sportfondsenbaden heerst op twee ochtenden in de week wel een bjjzonder plezierige stemming. Dan is het bad namelijk het domein van hulp behoevende jongeren, die weliswaar meestal te water gedragen moeten «or den, maar die zich in dat water kunnen bewegen, alsof hun gebrek van hen afgevallen isWat een jaar of twintig geleden is begonnen als een expe riment, is nadien uitgegroeid tot een vaste regel, «aarbij reeds duizenden invaliden en gebrekkigen heel wat baat gevonden hebben. Herhaalde malen heeft dit zwemmen aandacht getrokken van buitenlanders, medici en andere deskundigen. Piet Bakker: „De Slag" Uitgave Elsevier, Amster dam-Brussel. DE ondergang van het Nederlandse imperium heeft zijn literaire ro mantisering nog niet gevonden, tenzij men met de neerslag er van in de vorm van het grotendeels pessimisti sche proza onzer hedendaagse belle- trie daarvoor genoegen neemt, al han delt dit over andere zaken. Als symptoom kan dat voor de latere his torie- en kunsthistorie-schrijver zijn betekenis hebben. Daar één der oor zaken van de ondergang gelegen is in het overheersende gebrek aan belang stelling van de Nederlanders voor de overzeese gebiedsdelen en hun beteke nis voor onze volksgemeenschap evenzeer als voor de betekenis, welke Nederland voor de overzeese volksge meenschappen had kunnen hebben is het uitblijven van Indische „oorlogs romans" wel verklaarbaar. Maar bo vendien: een nederlaag vormt nu een maal geen dankbaar onderwerp tot romantisering en een nederlaag was het, welke we in Indonesië geleden hebben. Ten slotte de „Indische kwestie" verkeert wel heel sterk in de sfeer der politiek, en die sfeer is allerminst vruchtbaar voor de kunst. Ze is te po lemisch, teveel vervuld van belangen en gevoeligheden. Slechts op lange af stand laat zulk een politieke gebeur tenis zich door middel van een kunst werk projecteren. Men zal er Piet Bakker dan ook moeilijk een verwijt van kunnen ma ken, dat, toen hij zich zette tot het geven van een geromantiseerd verhaal over de ondergang der Nederlandse marine in Indonesië, daar geen groot kunstwerk uit te voorschijn is geko men. Daartoe is hij bovendien tezeer journalist. Men moet de schrijver ove rigens beoordelen naar wat hij ver klaart te hebben nagestreefd en dat was de mannen, die de slag in de Javazec streden, gestalte te geven. Het leek hem „een ereschuld, aan hun na gedachtenis, aan hun weduwen en we zen ook, om hun in dit boek het res pect te betuigen, waarop zij zo ten volle recht hebben". [\IATUURLIJK het in proza ge stalte geven aan personen in- haereert literatuur en dus kunst. Het bezwaar is echter, dat Piet Bakker, in zijn aandrang om zoveel mogelijk aspecten van de Marine en dc Marini Luchtvaart Dienst te laten zien, wat veel hooi op zijn vork heeft genomen Men krijgt te maken met zware en lichte kruisers, torpedojagers, duik boten, vliegtuigen en de administra tie. Officieren en leden van de beman ning, behorende tot al die diensten, treden op in zijn boek en dit is het bedenkelijkste ze zijn allemaal over goten met het zelfde sausje, de sauce a la Bakker, die ongetwijfeld smake lijk is, maar waarvan men toch ook wel eens teveel kan krijgen. Dc spraak vair al deze mensen heeft dezelfde, humoristische, gemeenzaamheid en tekenachtigheid, welke men in het an dere oeuvre van de schrijver aan treft. Ze lachen zolang ze kunnen hun angst en hun weerzin weg door er de spot mee te drijven. In werkelijkheid zal dat ook veelal wel het geval zijn geweest; geen mens, en zeker geen Nederlander, kan lang achter elkaar de pathetische bombast uitbazuinen, die vroegere geslachten onafscheidelijk met vaderlandsliefde achtten. Maar het mysterie, hoe een ganse vloot zich in letterlijke zin welbewust dood vocht tegen een oppermachtige vijand, wordt door het proza van Piet Bakker toch nog niet verklaard. J-jET bock omvat de periode van 7 December tot 27 Februari, de da tum van de slag in de Javazee. Het doet zoveel mogelijk eer aan alle in die tijd gepleegde wapenfeiten. Daar het aan alle betrokkenen eer wil be wijzen eo de fantasie van de schrijver tevens een zekere vrijheid nodig h^d, zijn dc namen van schepen en officie ren gefingeerd, maar ieder lezer zal ze voor zichzelf wel thuis kunnen brengen. Het procédé dat Piet Bakker volgt, brengt de lezer nu eens aan boord Van een vliegboot dan op een kruiser, ver volgens in een onderzeeër, dan weer op een torpedojager, daar tussen door nu hier en dan daar aan de wal, in een mess, een officierswoning, op de so ciëteit en in het hoofdkwartier. Al- PIET BAKKER lengs ziet men de verschillende delen van Insulinde verloren gaan. Wel wor den hier en daar successen geboekt, maar de tegenslagen zijn groter. De mannen raken steeds meer uitgeput, het ene schip na het andere krijgt averij of zinkt; ten srotte is er dan de laatste, wanhopige poging om de inva sie-vloot, die op weg is naar Java te onderscheppen, een poging, welke door gebrek aan vliegtuigen tot hopeloos heid was gedoemd en waarbij onze vloot totaal ten onder gaat. Dat is dan „de Slag". Het gebrek aan hulp van de zijde der grote geallieerden is een telkens wederkerend thema in het boek, en aan de Amerikaanse gezagvoerder van één der vier torpedobootjes, die naar Australië konden uitwijken, wordt het overgelaten, zijn woede te uiten wan neer hij bij het binnenvaren van Fre- mantle op de blinkende vleugels van honderd gevechtsklare vliegtuigen blikt. Men kan de vraag stellen, of gevechtsklare oorlogsvliegtuigen blin kende vleugels hebben en voorts oppe ren, dat het gebrek aan vliegtuigen bij de strijd in de Pacific wel overal in den beginne werd gevoeld en de oor zaak der Japanse successen was. Maar hoe dit zij: het spreekwoord, dat het met grote heren kwaad kersen eten is, heeft Nederland tussen 1940 en '45 en later, tot de huidige dag toe! wel ervaren. {7NKELE der mannen krijgen in de verwarrende veelheid der personen toch wel wat gestalte. Zo de officier vlieger Ducardus, een luchthartig fuifnummer, maar na het uitbreken van de oorlog een verbeten vechter, die en passant toch nog een, overigens serieus wordend, avontuurtje komt te beleven met een verpleegster, die hij weet te ontvoeren als verstekelinge uit Balik Papan, net voor het door de Jappen wordt bezet. Veel aandacht is ook besteed aan twee Friezen, de lui tenant ter zee Tjebbe Jaarsma, nota riszoon uit Irnsum, en de „rode" ma troos Douwe Bernsma, zoon van een zeilmaker te Grouw, beiden aan boord van een torpedobootjager. Het lot drijft hen nauwer en nauwer samen; Bernsma, die kennelijk ingelast is om te demonstreren hoe een vurige so cialist een even vurig vechter kan worden, redt na de ondergang van hun schip zijn officier. Weken zitten ze op een strandje onder de steile kust van een eiland, houden zich in leven met uit zee gevangen rauwe vis en discu teren in het aangezicht van de dood over de vraag, of het nieuwe kanaal bij Grouw de dood vah het dorp zal wonlen of niet. Er komen tal van dergelijke trekjes in het boek voor, en herhaaldelijk wordt één kantje van een karakter even scherp neergete kend. „Gestalte geven" is dit nog niet, maar zo'n flits is dan toch wel knap en respectabel. De beschrijvingen van de gevechten zijn dusdanig, dat niemand aan de in druk zal ontkomen, dat het dan ook inderdaad zó geweest kan zijn. Een enkele keer misschien iets te mooi, iets te veel van boven bekeken zoals op een ouderwetse schilderij met niets dan heldhaftige détails van een slag. Maar over het algemeen toch gezien zoals een individu zulk een gevecht ervaart, als een reeks beperkte han delingen in een voor hem onoverzien baar verband. En over de aspecten van het raadselachtige begrip „moed" worden merkwaardige en zuivere din gen gezegd. £)E grote tragedie, het verloren gaan van Indonesië voor Nederland, speelt door het hele boek heen. Tal van personen er in zien vrijwel van de aan- wang af, dat een door Japan overwel digd Indie voor immer verloren zal gaan voor het moederland, hoe de oor log ook moge eindigen. Ettelijken be togen dat de geallieerden, in wier ge lederen Nederland is gaan strijden, ons aan het eind met de gebakken pe ren zullen laten zitten. Dat is inder daad zo uitgekomen, maar het kan betwijfeld worden, of men dat des tijds zo tamelijk algemeen, zelfs in de hogere regionen, inzag. Het doet aan als achteraf praten en deze politieke kant is zeker niet de sterkste van het boek, is teveel „bedacht". Maar al moge Piet Bakkers jong ste boek dan al geen groots monu ment zijn geworden voor de tragische doodsstrijd van Nederlands-Indic, al moge het alle gebreken vertonen waar toe het voorbestemd was toen déze schrijver zich aan deze materie zette het zal er niettemin toe bijdragen dat dit stuk noodlottige historie voor velen toch wat meer gestalte kreeg dan het tot dusver had. De sentimen taliteit, die er ook niet in ontbreekt, spreekt gemakkelijk aan, en voor het overige geraakt men, al lezende, er toch wel van doordrongen, dat iemand met een warm hart gepoogd heeft, een posthuum huldebetoon te brengen aan de duizenden, die voor de eer van het land gevallen zijn. Een huldebetoon, dat in zichzelf toch wel overtuigend is en dat bovendien in zeer leesbare vorm is geschreven, vooral voor hen, .die Piet Bakkers populaire stijl be wonderen. WITSEN ELIAS. Het begon eigenlijk heel toevallig, toen de directie van het bad, jaren geleden terloops de vraag gesteld werd, of een verlamde jongen, die tot zijn ziekte altijd van de partij was, toch aan het schoolzwemmen zou kunnen blij ven meedoen. Er werd een proef geno men, die buiten verwachting goed slaagde; sindsdiens is het aantal invali den, dat zich in het zwembad komt verpozen, gestaag gegroeid. Zij kregen speciale uren, waarin het bad voor hen gereserveerd werd en aan het vrolijke geplas en gespat in het water zou men waarlijk niet zeg gen, dat velen van deze zwemmers bui ten het bad geen pas zonder hulp kun nen zetten. Natuurlijk is er medisch toezicht en medische controle, maar er zijn maar weinig gevallen, waarin het zwemmen op onoverkomelijke bezwa ren stuit. Het ligt voor de hand, dat niet iedere invalide zomaar tot zwem men in staat is, maar met de bekwame hulp van de badmeester leren zij de slagen spoedig aan en het lijkt wel, of het besef van zich „vrij" te kunnen bewegen de hulpbehoevenden een bij zonder krachtige stimulering geeft. Het is zelfs voorgekomen, dat een verlamd been tijdens het zwemmen plotseling zijn kracht terug kreeg. Men kan zich de dolle vreugde van deze zwemmer voorstellen.... Dat was een uitzonde ring, maar het is begrijpelijk, dat tal loze anderen daaruit weer de moed putten om hun gebrek te dragen. In het heldere water van het Sport- fondsenbad genieten deze mensen met volle teugen van hun bewegingsvry- neid. Hun vrolijke gejuich is een ver kwikking voor hen, die het uitgelaten spel in het water gade slaan en een openbaring tevens voor de bezoekers, die hier getuigen zijn van een medi sche prestatie, die alom respect af dwingt. is erger dan pijn! Onmiddellijke verlichting en 9 spoedige genezing van Üw huidaandoening geefl het beroemde htiidgeneesmiddel

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1951 | | pagina 4