ZIJN LAATSTE VACANTIE"
Bij Oscar Bruckner, houtsnijder, Zaandam
AMSTERDAMS PODIUM
Mef het Genootschap op séance
Hersengymnastiek
Houf, gutsen en vaardige handen
In zijn werkplaats bleef de eeuwenoude traditie
van het heerlijke ambacht bewaard
Kunstzinnig werk van
hoog gehalte
door Bob Wallagh
rr«mvnnt/l 9 TTTVI mei
J|ET „HEERLIJKE AMBACHT", de arbeid van de handwerksman wordt door
de zich nog steeds snel ontwikkelende techniek hoe langer hoe meer op de
achtergrond gedrongen. Voor elk ambacht en elk bedrijf worden voortdurend
meer mechanische hulpwerktuigen ontworpen en men verkrijgt er producten en
werkstukken mee, die althans oppervlakkig beschouwd niet van het vroegere
handwerk zijn te onderscheiden. Maar voor kenner en liefhebber gaat er niets
boven het handwerk, het product, waaraan door de meester, die het schiep met
grote liefde en toewijding werd gewerkt, stukken, die elk voor zich practisch
enig zijn.
JN de Rosmolenstraat 55 te Zaandam
woont sinds vele jaren een man, in
wie de rijke traditie van het heerlijke
ambacht en wel van het houtsnijders
vak nog ten volle wordt voortgezet: de
heer Oscar Bruckner.
In pen kennelijk als slaapkamertje
bedoeld vertrek naast de gang heeft hij
zijn werkplaats ingericht en we troffen
hem dezer dagen aan met het houwen
van renaissancemotieven in een eiken
houten paneel. Een paneel bestemd voor
een meubelstuk, dat straks inderdaad
zal pronken in een nog onbekende ka
mer. Met grote zorg hanteerde de hout
snijder zijn gereedschap, de guts, een
scherpe rondgebekte stalen beitel, die
hij met een ronde houten hamer in de
gewenste richting drijft. En hij vertelde
ons over zijn materiaal: notenhout, lin-
denhout, eikenhout, teakhout en coro-
mandel en de kennis van de bouw van
dit hout, nodig om het met enig succes
te kunnen bewerken. De geaardheid
van het materiaal, waarmede de hout
beeldhouwer moet werken, is veel inge
wikkelder dan dat waarmede de hou
wer in steen te doen heeft. Het vereist
daarom ook een geheel andere instel
ling.
Ik had toen ik jong was echter toch
graag „in steen" doorgegaan, zegt Bruk-
ner, terwijl hij zijn gereedschap even
liet rusten. Maar men heeft het mij om
de bekende en gevreesde z.g. beroeps
ziekte afgeraden.
Bruckner die zijn jongens- en leertijd
aan de rand van het Zwarte Woud in
Zuid-West Duitsland doorbracht, een
streek, die om zijn houtbeeldhouwwerk
wereldberoemd is, en waar sinds de
Middeleeuwen dit vak wordt beoefend,
ging op zijn veertiende jaar gelijk alle
handwerkslieden bij een baas in de leer.
Na een verplichte leertiid behaalde Os
car op achttienjarige leeftijd het diplo
ma van gezel. Daarna bekwaamde hij
zich verder in het vak op de Kunst
nijverheidsschool te Stuttgart. waar
hij n.1. de lessen volgde in boetseren,
tekenen van figuren en anatomie. Ver
volgens trad hij weer in dienst bij
verschillende werkegevers om een zo
ruim mogelijke ervaring op te doen en
ten slotte op vijf en twintigjarige leef
tijd hht meestersdiploma te verwerven.
Eervolle opdracht.
MOG enige tijd werkte de jonge „mees
ter" in zijn geboortestreek o.a. aan
een ouitengewoon eervolle opdracht
voor *s destijds wereldberoemde Stutt-
garter Marionetten Theater. Het waren
koppen en handjes voor in het Theater
op te treden figuren. Geen twee handen
zyn hetzelfde. Dat weet ge. Vergelijk
de handen van een landarbeider maar
eens met die van een violist. Het maken
van een paar handjes voor een figuur,
die een xylophonist moest uitbeelden,
aldus de heer Bruckner, was wel het
moeilijkste. Voor elk werkstukje is een
speciale voorstudie vereist.
Om een zo goed mogelijk resultaat
te bereiken in hout, vooral bij werk
stukken van kleine omvang, wordt dik
wijls eerst een model van klei vervaar
digd, dat voor de houdbaarheid daarna
tot een gipsmodel wordt gegoten. Deze
Indirecte wijze werkt ten slotte toch
sneller en doeltreffender. De beeldsnij
der liet ons 'en bewijze van zijn uiteen
zetting een engelenfiguurtje zien. In
gips gereed.
Oscar Bruckner werkt aan een
nieuw object: „Vrouw met de
waaier".
Enkele nog niet geheel voltooide ob
jecten stonden op zijn werkbank. Een
eiken leeuwtje zoals men die nog wel
eens op de rugpoten van oude heren-
stoelen aantreft in de stijl van de zes
tiende eeuw, was bijna gereed.. De
houtsnijder wees ons de diepe nerven
aan de onderzijde, een bewijs, dat het
hout, waaruit het gemaakt werd, ruim
drie eeuwen oud moet zijn. Een Chris
tusfiguur, met een fijn. gesneden ge
zicht en een prachtig in plooien afhan
gende mantel, in opdracht vervaardigd,
leek ons opvallend goed. Een ongeveer
veertig cm hoog beeld van een vrouw
met waaier, staande op een oude zeven-
tiende-eeuwse console, was onder de
vaardige handen van Bruckner juist zo
ver gevorderd, dat reeds nu kon wor
den vastgesteld, dat ook dit werk een
grote mate van artisticiteit zal bezitten.
De schoonheid van het hout
£JE adeldom van het kostbare donkere
coromandelhout, had niet beter ge
stalte kunnen krijgen dan in het fraaie
werkstuk „Ontwakende vrouw", dat ons
in de woonkamer van de kunstenaar
werd getoond. De fraaie lijnen van het
vrouwenlichaam uit dit bijzondere hout
gesneden konden bijna niet op vol
maakter wijze tot uitdrukking worden
gebracht. Een werkstuk, waarop de
heer Bruckner met reden trots mag zijn.
Het kleine notenhouten paardje,
waarop al vele malen een bod is gedaan,
maar waarvan de maker nog geen af
stand heeft kunnen doen; de mooie eer
biedwaardige kop met baard van Do-
mela Nieuwenhuis in relief in linden-
hout gesneden; de door de heer Bruck
ner met figuren en sierlijke panelen
gebouwde schoorsteen in de huiskamer,
dat alles overtuigde ons, dat hier een
man werkt een der zeer weinigen in
den lande die zijn zo kunstzinnige
vak op en top verstaat. Deze kennis,
deze liefde voort 't oude ambacht, dat
in de Middeleeuwen zo vele meesters
bracht tot het scheppen van de in oude
kathedralen nog bewaarde kunstwerken,
indrukwekkende kansels en koorban
ken en de grote ervaring, die hij zich
omtrent vele oude stijlen eigen maakte,
Adam en Eva (met appel). Hout
beeldhouwwerk vervaardigd door
Oscar Bruckner voor de lijst van
een oud-Hollandse schouw met een
naar Bijbelse gegevens vervaardigd
tegeltableau in een woonhuis te
Koog aan de Zaan
zullen Oscar Bruckner nog tot het ma
ken van veel van grote kunstzinnigheid
getuigend werk in staat stellen.
Moge men hem daartoe ook in op
drachten de gelegenheid bieden, opdat
voor dit heerlijke ambacht, dat onlos
makelijk is verbonden met de West-
europese cultuur, in onze moderne we
reld een eervolle plaats blijve inge
ruimd.
fP
Fijnzinnige Engelse
filmhumor
'yyANNEER aan een film als „Last
holiday", die thans in Nederland
vertoond wordt onder de titel „Zijp
laatste vacantie", de namen verbonden
blijken van J. B. Priesteley en Alec
Guinness, mag men dat gerust als een
garantie, een kwaliteitsmerk, beschou
wen. Want Alec Guinness geldt niet
zonder reden als Engelands grootste
karakterspeler, een acteur met een ver
wonderlijk en uitzonderlijk sterk en
gevoelig uitbeeldingsvermogen. Priest-
ley is een Brits toneelschrijver van
grote reputatie, geen kunstenaar van
wereldformaat weliswaar, maar een
voortreffelijk vakman, die de kunst ver
staat, van een warme interesse voor de
mens uit boeiend toneel te schrijven.
Sinds kort werkt hij ook voor de film
en zo schreef hij een oorspronkelijk
filmscenario „Last holiday", daarmee
een zijner beste stukken werk preste
rend. Het is een licht-humoristisch ver
haal, dat sterk weet te spreken tot het
grote publiek, maar tevens ook in zijn
humor zo fijnzinnig is en een zo in
tens menselijke inhoud vol diepe zin
heeft, dat het geheel ver uitstijgt bo
ven het amusante verstrooiingsverhaal
en, hoe licht van toon ook, werkelijk
waardevol is.
CEN KLEIN en eenzaam burgerman-
netje, reiziger in landbouwwerktui
gen, krijgt van zijn arts te horen, dat
hij aan een ongeneeslijke ziekte lijdt
en dat er hem nog slechts korte tijd te
leven rest: enkele weken, een paar
maanden hoogstens. Dit nuchtere dood
vonnis doet het mannetje er hartstoch
telijk naar verlangen nog eens intens
van het leven te genieten. Hij haalt zijn
spaarduitjes van de bank, schaft zich
een welvoorziene uitrusting van man
van-de-wereld aan en besluit zijn laat
ste levensdagen door te brengen over
eenkomstig zijn lang gekoesterde maar
nooit vervulde illusies. Hij neemt zijn
intrek in een luxueus hotel van een
mondain toeristenoord, waar hij al
spoedig de aandacht trekt door zijn
van-het-leven-vervreemd-zijn, door zijn
terughouding en eenzaamheid voor
hem zelf zo natuurlijk: hij was altijd
eenzaam immers en de snel naderende
dood vervreemdt hem nog meer van
alle andere stervelingen, al heeft hij
juist nu te meer behoefte met hen om
en onder hen te gaan. Hij wordt er be
schouwd als de mysterieuze en dus in
teressante vreemdeling: iedereen acht
het een eer in zijn gezelschap te toeven
ieder respecteert hem, bij iedereen is
hij geliefd. Zo worden de illusies van
zijn burgermansbestaantje werkelijk
heid: de vrouwen interesseren zich voor
hem, hij wordt met achting omringd,
elke onderneming waarmee hij zich
maar inlaat, brengt hem succes. Kort
om: terwijl hij in die weken zich met
zijn vroege dood tracht te verzoenen,
lacht het leven, waarvan hij poogt af
scheid te nemen, hem voortdurend
toe....
Voortreffelijk spel.
y^LEC GUINNESS is een acteur, die
een dergelijk figuur volkomen tot
leven weet te brengen. Hij spéélt niet
dit burgermannetje, maar hij is het:
met al zijn kleine angst en wantrou
wen tegenover het leven, dat hem ge
durig teleurstellingen bereidde en nu,
in zijn laatste dagen, een ironisch spel
met hem speelt en hem in' het milieu,
waar hij zich niet thuis voelt doch zich
gréag thuis droomde, al te laat het ge
luk en de genietingen laat smaken, die
hem altijd onthouden bleven. Zijn ac
teren is zoals trouwens de hele film
gedurig doortrokken van een lichte
humor, geënt op de betrekkelijkheid van
alles in het leven en het tragische er
van accentuerend. En wanneer tenslot
te van dit burgermannetje het waas van
geheimzinnigheid wegvalt en zijn tra
gisch geheim door de werkelijkheid
achterhaald wordt de arts, die hem
behandelde, had zich in zijn geval ver
gist, daar er enkele röntgenfoto's van
verschillende patiënten verwisseld wa
ren weet Guinness met een feilloze
zuiverheid deze mens te typeren in zijn
terugvallen op de nu eindelijk eens
goedgunstige werkelijkheid. Doch ook
die realiteit blijkt toch niet zo goed
gunstig maar bitter-ironisch want
wanneer het mannetje als triomfator
over het leven terugkeert van een on
derhoud met de arts, wordt het gedood
bij een ongeval en in dit slot van de
film weet Guinness met vermijding
van elk, hier zo hachelijk dreigend,
sentimentele effect zijn figuur een in
drukwekkende grootsheid te verlenen.
Y^RIJWEL onbekend is de maker van
deze film: Henry Cass. Deze regis
seur bewijst met „Last holiday" echter
geschoold te zijn door de beste tradities
van de Britse cinematografie. Heel so
ber ging hij hier te werk in zeer zui
ver opgeroepen werkelijkheidsatmos
feer.
Technisch verstaat hij zijn vak uitmun
tend: een knappe toepassing van wat
de film maar een uitdrukkingsmogelijk
heden van beeld en geluid biedt, een
intelligente cameravoering en montage,
een voortreffelijk opbouwen van span
ningen; daarbij een kernachtige, droge
en flegmatische humor en een uitste
kend beheersen ook van de acteurs
(onder wie in het goed en dikwijls ook
heel kostelijk getypeerde heterogene
milieu van hotelgasten vooral Kay
Walsh opvalt in haar uiterst sober en
evenzeer ontroerend gespeelde rol van
een huishoudster.) En wat belangrij
ker is Cass heeft bij alle humor
steeds de ondertoon, die de film wer
kelijke inhoud en waarde geeft, laten
doorklinken: „Last holiday" geeft iets
van iedere mens te zien, in zijn klein
heid en in zijn grootsheid door al die
figuren uit de film in verschillende
facetten getoond en in zijn voortdu
rend worstelen om zich ergens tussen
dood en leven staande te houden met
zijn illusies. De humor van „Last holi
day" is zo wel heel navrant, maar ze is
dan ook zo menskundig gebracht, dat ze
ons niet alleen af en toe de keel dicht
knijpt, maar ook heel na aan het hart
komt te liggenI
LONG—SHOT.
VADEMAAL wij sedert onze prille jeugd een welhaast ziekelijke belangstelling
aan de dag plegen te leggen voor zeemeerminnen en bosnimfen, alchimisten
en de steen der wijzen, zwarte missen en heksensabbatten, tovenaars, fakirs,
spiritisten en persoonlijke magnetiseurs, doorgezaagde weesmeisjes en Siamese
Tweelingen, levende mummies en de dode hand van de graaf de Monte Christo,
spookhuizen en weerwolven, zwevende tapijten, dubbele bodems en plofsigaren,
mitsgaders stille kracht, dodende stralen en dansende tafels, moge het U niet
verwonderen, mijne vrienden, dat wij geen weerstand vermochten te bieden aan
een uitnodiging, deel te nemen aan een séance van „Het Genootschap voor Para
psychologie, Radiësthesie en Zelfgenezing", dezer dagen gehouden in een der
zalen van Krasnapolsky. Om 't precies te zeggen; wij wierpen ons ruggelings en
met wellust op deze belangwekkende wetenschappelijke manifestatie.
Kay Walsh in haar ontroerende rol als de huishoudster en Alec Guinness
als de hoofdfiguur in de fijnzinnige mild-humoristische Britse film
„Zijn laatste vacantie".
LIET WERD één van die onvergetelijke
bijeenkomsten, die hun luttel bedrag
aan entrée (zijnde f 1.25) tienvoudig
waard plegen te zijn. Het aanwezige pu
bliek bleek te bestaan uit een vijftigtal
Amsterdammers, zichtbaar behorend tot
de min of meer gegoede middenklasse,
en beide sexen waren op gelijke sterkte
aanwezig.
We namen, bescheiden als wij zijn, op
de eerste rij plaats, opdat niets van het
komende ons zou ontgaan. Links van
ons zetelde een heer van middelbare
leeftijd, gebukt gaand onder een formi
dabele das met een paardenkop, zo
\'ild als exploderend graniet. Rechts
een dame met giganteske boezem en
sombere blik. Daérnaast haar halfwas
sen zoon, die alleen oog had voor het
blikje glasscherven, waarop de fakir
zou gaan1 liggen.
Terwijl een heer bezig was te mani
puleren aan vreemdsoortige instrumen
ten en duistere machinerieën, colpor
teerde de zogezegde fakir met program
ma's, benevens het huisorgaan van Het
Genootschap, de „Maandelijkse Revue"
onder-leiding-van-Theo Braem (Radiës-
thesist -Psychometrist) .In dat orgaan la
zen wij, dat deze medische actie uit
Belgie wordt geïmporteerd, weshalve
wij de séance zouden willen plaatsen in
het kader van de cultuurverbreidende
Benelux.
De fakir zag er weinig Oosters maar
wél aanzienlijk Westers uit. Men zou er
eerder een jongste bediende van een
klein effectenkantoor achter gezocht
hebben, of een assistent-bode van 'n on
derling begrafenisfonds. Wat het 'm
moest doen was dan ook zijn zwarte
strandpyama met rode biezen en kno
pen. Het was de meest burgerlijke fakir
die ooit ons vaarwater binnenvoer.
Daarpa kwam een heer een korte in
leiding plegen, die aanhield tot de pau
ze. Het was de meest verbijsterende
toespraak die wij sedert onheugelijke
tijden vernamen. Wij hoorden dat het
die avond ging om De Nieuwe Genees
wijze Uit de Wereld der Stralen, en
dat het alleen en uitsluitend de schuld
van de geknevelde Nederlandse pers is,
dat men van deze Geneeswijze u. d. W.
d. S. nog niet eerder gemerkt heeft.
De zaak is namelijk deze (aldus de
heer) dat de Nederlandse kranten ge
bukt gaan onder de dictatuur van de
Academische Geneeskunde, die alles
wat met de Wereld der Stralen te ma
ken heeft, saboteert, c.q. doodzwijgt.
Op dat moment deinde bewogen de
zich naast ons verheffende boezem, en
ook de paardenkop-das kwam in bewe
ging. Zelfs de knaap naast de boezem
geraakte in koortsachtige opwinding,
niet zozeer vanwege de aanval op het
Medisch Tuchtcollege, als wel door de
aankondiging, dat iedereen zich die
avond kon laten behandelen en elec-
trisch wegmaken. Misschien had die
knaap iets tegen z'n moeder, want hij
blies haar nogal verdacht minzaam in:
„Moeder, laat je nou ook 's wegma
ken."
Waarop moeder bits terugbeet dat
hij z'n mond moest houden en dat va
der zich maar moest laten testen. Va
der bleek de paardekop te zijn. De
heer zei dat hy geen ingewikkelde ter
men zou gebruiken, omdat men die
toch niet begreep, hetgeen overigens
niet belette dat nimmer tevoren zo
veel ingewikkelds over de tong van 'n
Benelux-partner buitelde als hier. Let
terlijk van alles werd er bijgesleept:
de Drie-Eenheid en de Al-Kracht;
geestelijk in-haken en de aardstralen;
atomen en menselijk fluidum.
Deze welbespraakte medische stand
werker voerde ons binnen in de wereld
van vicieuse cirkels, merkwaardige
symptomen en wonderlijke testen en
het ene sterke verhaal volgde driest
het andere. Zo hoorden wij onder meer
dat de menselijke electrische kracht ge
lijk is aan die van een aardappel en
dat ons uittreedsel best ergens in Lon
den kan dolen, terwijl ons magnetisch
veld rustig op honk blijft. Daarna stel
de de heer het „Electrische Mannetje"
op, tussen welks draden, condensato
ren en lampen een aardappel was ge
klemd, omdat die nu eemaal tóch de
zelfde spanning had als de mens. Wij
zers schenen uit te schieten en de heer
zei steeds: „Ziet u wel?"
Wij zaten vooraan, doch zagen hoe
genaamd niets uitschieten. Hetgeen
uiteraard aan onze bijziendheid kan
liggen.
Na de uitnodiging om in de komende
dagen gebruik te maken van het Cen
traal Consultatie-Bureau van Het Ge
nootschap (vaste uren of na vooraf ge
maakte afspraak) mocht elk der bezoe
kers met beide handen een electrisch
ding vasthouden, waarna de heer dan
prompt de ziekte annonceerde waar
aan men leed. De paardenkop bleek
neurotisch. De hoge boezem mediamiek.
De knaap alleen maar „ziekies". Toen
was het onze beurt. De heer keek ons
misprijzend aan en stelde vast: „U ver
brandt te snel". Wij zeiden niets maar
dachten: dat hebben we altijd al ver
moed.
Toen was het halftien en pauze. Nóg
werd een beroep gedaan op het gezond
verstand der aanwezige lijdende mens
heid, bestaande uit de oproep om op het
Particulier Spreekuur van Het Ge
nootschap te komen. Het is niet duur,
men behoeft alleen op een glazen plaat
te staan en men krijgt een zonnevlek
in de nek. Tenminste, dat meenden wij
te verstaan.
We misten, nu ons zo bruut te snel
le verbranding in de schoot geworpen
was, de moed langer te blijven, of
schoon we de paardekop wel eens had
den wilien zien testen en de hoge boe
zem wegmaken. Maar er zijn verzadi-
gingsgrenzen aan 't geestelijk uithou
dingsvermogen van een mens en we
slopen heen. Bij de deur werden onze
naam en privé-adres gevraagd (in ver
band met huisbezoek en toezending van
nuttig propaganda-materiaal)Wij ga
ven naam en adres op. Niet van onszelf
natuurlijk, maar van een vriend van
ons; die ons enig geld schuldig is en
dat maar niet terugbetaalt. Een pikante
manier van wraakneming dus.
Het laatste wat we hoorden was iets
over Zelf-Pendelen met de Huiswichel
roede.
Iedere Nederlander z'n eigen pendel!
Voor wie er meer van weten wil gelde
nog dat de AAR-pendel een nauwkeu
rig afgewerkte pendel is. Hij werd
proefondervindelijk getest door beken
de radiësthesisten. Samengesteld uit
koper en zilverdraad, met zilveren ket
tinkje. Weegt met huls 45 gram, zon
der huls 16 gram. Een gevoelig ra-
diësthetist moét de AAR-pendel bezit
ten! Wordt u franco toegezonden tegen
storting van 50 fr. op postchequereke
ning 1258.32, ten name van de Revue
van het Genootschap Ter Wolf, Testelt,
België. Alles in 't kader van de Bene
lux. Toen we in lijn 5 zaten, samen met
ons uittreedsel en magnetisch veld,
ontdekten we in 't Huisorgaan dat men
zelfs in clubverband kan pendelen.
Hiervoor voelen wij alles, en wij stel
len ons voor deze gedachte wijd en zijd
te propageren. Dit artikel is daarvan
de eerste bazuinstoot, buiten medewe
ten en verantwoordelijkheid van het
Medisch Tuchtcollege, verbonden aan
dit blad. ANTHONY VAN KAMPEN
Misschien dat het volgende U
zal herinneren aan de verduiste-
ringstijd van de donkere oorlogs
jaren, wat niet de bedoeling is.
Iemand bevindt zich in een stik
donkere kamer en trekt de lade
van een kast open. Daarin liggen
20 zwarte en 20 witte kousen.
(U ziet wel: het verhaal speelt
zich niet in de oorlog af). Na
tuurlijk probeert hij nu een ge
lijk paar te pakken te krijgen,
zonder dat er van enig licht ge
bruik gemaakt kan worden.
Wat is het kleinste aantal kousen
dat er uit de lade genomen kan
worden zó, dat men toch in één
greep een paar van dezelfde
kleur heeft?
Antwoord: 3, want bij twee heeft
men tenslotte altijd de kans twee
verschillende kleuren te pakken.
En nu onze gebruikelijke vragen
zónder antwoord:
1. Welke klok bezit nimmer een
uurwerk?
2. Wat is „De gele man"?
3. Bij de vangst op dassen wordt
gebruik gemaakt van jacht
honden. Welke daarvan zal
beter voldoen: een Takshond
of een Dashond?
4. De drooglegging van een
aantal moerassen in Italië be
tekende veel voor de malaria
bestrijding. Welke moerassen
waren dat?
5. Wat is een pomoloog?
6. Hoeveel bedraagt in per
centen uitgedrukt het
landoppervlak van de aarde
en dat van het water?
7. Hoe schrijft men het getal
1000 in Romeinse cijfers?
S. Met welke Europese stad ligt
New-York op gelijke breedte
graad?
9 Hoe komt men aan de bena
ming „stentorstem"?
10 Hoeveel toetsen heeft een
gewone piano?
Voor de oplossingen zie ons
nummer van Dinsdag.