Simson en Delila" J pi* mat Troonopvolger en scha cl uw Einde van Aki Hito's liefdesroman atir1 AMSTERDAMS PODIUM Open brief aan mevrouw G. ie A. Pacifisi Madame Butterfly omgekeerd Afrika in Londen Houdt er de moed maar m Over rode schoentjes en de poorten van de hel (Speciale correspondentie uit Hongkong) l/IER JAPANSE MEISJES van 17. 14 12 pn 11 1 V Tiiiion .1Jaar, alle vier uit vooraanstaande s de beslissi lissing hang) roeken; niet de zoon van keizer Hiro'hité? prinT Aki" H Ro H hi achttiende veriaarda? viert. _:3_ «ito, die binnenkort z\jn families, zuilen dezer dagen met klonnenH h, ï-' "i uU v ze eens keizerin van Japan zullen worden I).- k beslissing afwachten of vrije oordeel van een prinselijkemTÏub«s,issinR hangt niet af van het niet rt* JL die de schoonste der schonen moet uit- achttiende verjaardag viert, kiest zijn levensre™nï„ de toekomstige keizerin voor hem uit. Zo wU het de t^.. kr0on,raad 20ekt4 nog een liefelijke schijn bewaard; als namcliit d t Ue' maar toch wordt de jonge prins uitgenodigd zelf te „kiezen" wie hij tot'SzifnII^aktr,S' En Aki Hito, wiens liefde, zoals de ingewijden weten reed» gemalin wil maken, vrouw toebehoort, die twee jaar ouder is dan hij zal éen aa" ee" f"dere te zijn en de oude gebruiken eerbiedigen, die zowel in het °"ai"c.zoon blijken in de hutten der armen alle schokken der tijden overleefd hebben: ta goede* Japanse families, waar de moderne opvattingen nog niet konden doordringen roeken de ouders de vrouw voor hun zoon, de man voor hun dochter en dé kinderen aanvaarden dankbaar als een geschenk hun levensgezel. OP HET MATJE r»E heer K. W., bijgenaamd Koossie Friemel, 67 jaren oud en van be roep gepensionneerd harmonicaspeler, stond terecht wegens mishandeling van een huisvrouw, die de zijne niet was. Dat bleek, toen de sprieterige Greta Garbo, die hij geslagen had, coquet voor het hekje hupte. De rech ter vraagt dan, volgens paragraaf zus- en-zo, of ge familie zijt van verdachte. De meeste getuigen, vooral de mishan delde, kijken na die vraag vies achter om en schudden opgeruimd het hoofd. Maar deze vrouwelijke partisaan, die stom-ongelukkig tegen Koossie was opgebotst, zei vanochtend luidkeels: Familie van hüm?, gelukkig niet.' Zèl je voor bewddrd wezen! Misschien is de waardering weder zijds. Gaat u maar zitten, zei de rech ter. De ontspoorde muzikant mocht het vertellen en hij deed het met gevoel voor kleur en detail. „Ddt vrouwsper- soon-daar" had 'ie nooit tevoren ge zien. Die eer had 'ie op de bewuste Woensdagmiddag voor 't eerst genoten. Deze dddme hier had mót met die dndere dddme daar. Die andere daar was de buurdddme van deze hier. 't Was hóóg ruzie geweest.'. Hoe was dat twistgeprek ontstaan? Had u daar iets mee te maken?, infor meerde de rechter. Daar stong ik kempleet buiten. Als een pasgeboren kind bij ze moessie. En hoe Was die oorlog van de dddmes ontstaan?, och allee, is mijnheer de rechter bijwijlen getrouwd? Kent de edele heer van 't Gerech de vrouwen Allee, wie zal zeggen hoe de heibel ontstaat? 't Ben allemaal van 't zwak ke geslach, ja, je zus op een beschuit- blik. 'k Heb twee-en-veertig jaar mee d'n harmonica bij de vrouwen rond getrokken, maar kènne? Sndppe? Geen asempie. Geen flikker wéét je d'r van De rechter smoorde dit filosofisch betoog en kwam tot de klap. Waarom had hij geslagen? Dat was om vrede te maken. Da's een hóóg ding. De Kadi trok de wenkbrauwen op. Om vrede te maken? Hoe bedoelde verdachte dat? Nou dat zou Koossie effe uit de zweetdoeke doen. Die vrouwen schol den mekaar uit, ze gilden allebei ge woonweg over de straat, dat ze knik kerden met de huwelijkstrouw (Koos sie zei het anders, maar dat mag niet in de krant) en om nou te voorko men dat zulks gehóórd en overge briefd werd aan die vrouwen d'r man nen, dddrom had de heer K. W. de vrouw, die het dichtst in zijn slagbe- reik stond, een optater gegeven. „Ik bin van 't resjersje, ga in je stinkhok", had ie dreigend gezegd. „Bek houwe of kóp d'r af!".... En hielp dat?, vroeg de rechter met de hand voor de mond. De officier snoot zijn neus en de griffier zocht iets onder zijn stoel. Jawel, 't was klaar en afgelopen. Ik bracht daar vrede, 't Was nét de film van Kastor der Woestijnen allee, boem op de kóp en wég in je tent! Hupséé'. De rechter vroeg of Koossie soms een borreltje op had en de ge-Dreesde virtuoos vroeg: Toen of vanddig?, het geen de tribune zéér waardeerde. Er Was een brief ter tafel van het een of ander psychiatrisch liefdewerk als ik het goed begrepen heb) en die brief wees naar het voorhoofd van Koossie. Ik vond dit oude wijsgeertje nog lang zo gek niet, maar de Staat der Nederlanden zal thans een gans groot apparaat van allerhand deskun digs op hem loslaten. Hij zal wel een tikkeltje malloot verklaard worden Een man, die vrede wil maken. En dat in deze tijd.... U voelt het wel, dat gddt niet. KAREL. yOOR ZOVER men thans reeds kan voorspellen, zal de kroonraad in de eerste plaats een keuze maken tussen de elfjarige Prinses Kitashirakawa en de twaalfjarige Prinses Hideko. Men weet ook al welke motivering voor deze keus gegeven zal worden: vooral Hideko zou in woord en daad blijk geven van haar toewijding en haar onvoorwaardelijk geloof aan de demo cratische bestemming van Japan. De keizerlijke familie daarentegen roemt bij iedere gelegenheid de niet minder gloeiende democratische gezindheid van de kleine Kitashirakawa. Het woord „democratisch" speelt nu een maal bij de mannen, die het ineenge storte rijk van de opgaande zon weer moeten oprichten, een verrassend gro te rol; of het steeds oprecht gemeend is, als het met de ondoorzichtige glim lach van Azie uitgesproken wordt, moeten we maar in het midden laten. In het geval van Aki Hito zou het zelfs nog een concrete politieke bete kenis kunnen hebben, want de Prins staat in het middelpunt van een intri ge, die de zich bedreigd gevoelende dynastie het hoofd moet bieden. Japan heeft nog een „schaduwkeizer", die voor een klein salaris als klerk in een ministerie werkt, maar die toch wel eens aanspraak zou kunnen maken op de troon. Het is niemand anders dan de man van Taka, de keizerlijke Prin ses en zuster van de huwelijkscandi- daat Aki Hito, die tegen de wil van haar keizerlijke vader het ongehoorde vergrijp beging te trouwen met de man, van wie ze hield. Zij had hem bovendien onder fatale omstandighe den leren kennen, toen de jonge man niet in staat was zijn tramkaartje te betalen, waarbij de Prinses hem te hulp kwam. Het was echter in het ge heel geen mesalliance, want de onbe middelde jonge man was de neef van de keizer, Prins Tosjimi Takusakawa, die door MacArthur uit al zijn rechten was ontzet, omdat hij geweigerd had de nederlaag te erkennen en die de armoede prefereerde boven het leven in een gouden kooi. De „Zwarte Draak". TN DE 0G5N van diegenen die de nederlaag van Japan niet te boven kunnen komen, is de prinselijke klerk de belichaming van hun hoop en idea len. Zijn trouwste aanhangers vindt hij echter onder de 300.000 Japanners, die in Zuid-Amerika wonen, vooral in Brazilië. Een aantal fanatici uit Tokio is twee jaar geleden naar Zuid-Ame rika gereisd om deze in het buitenland levende Japanners op te hitsen. De Prins werd zelfs tot Keizer uitgeroe pen en zijn huwelijk met de dochter van Hirohito gaf hieraan nog een schijn van legitimiteit. De schaduw keizer wordt, naar men beweert, ook door de geheime vereniging van de „Zwarte Draak" gesteund, die, hoe wel door de Amerikanen verboden en opgeheven, reeds lang weer opnieuw opgericht schijnt te zijn. Leger of Marine. Met het huwelijksproject heeft de dynastie geen slechte tegenzet gedaan. De twee kleine Prinsessen, die voor Aki Hito in aanmerking komen, zijn afstammelingen van de oudste en voor naamste clans van het Keizerrijk. Ki tashirakawa is een Taira, uit de clan der Samoerai's, Hideko is een Sazoe- ma, een familie uit marinekringen. Al naar gelang van de keuze zal het leger of de marine achter de toekomstige Keizerin staan. Doch Aki Hito's ware liefdesroman, die hij met de geliefde van zijn eigen keuze beleefd heeft en die nu binnen kort een onverbiddelijk einde zal moe ten vinden, zou een dichter kunnen inspireren het verhaal van „Madame Butterfly" opnieuw te schrijven, maar dan omgekeerd, want deze keer is de man, die zijn geliefde verlaat, een Ja panner, geen blanke marine-officier en de ongelukkige vrouw met het gebro ken hart is een jonge Amerikaanse. In de Londense winkelstraten kan men deze vreemde verschijningen bewonderen. Het zijn rasechte op perhoofden uit Tanganylka, die als gasten van de Engelse regering de aandacht trekken. Lied van de week Van de frisse, kameraden! 't Was weer huilen deze week. Louter knudde met een rietje, Waér ik in de wereld keek. Stokes die heeft het oliestoken Van de Perzen afgebroken En in 't Koreaanse land Staat de boel óók weer in brand. Of in Kaesong Ka of Kee zong, Wéét ik niet, maar ik weet wél, Wie of daar de bóventoon zong, Speelde zijn sinister spel. En zo zal men dan met vechten Toch de strijd maar gaan beslechten, Want dat eindeloos gepraat Gaf toch ook geen resultaat. Verder heb ik dan de riem maar Weer een beetje aangehaald, Aangezien geen varkenslap meer In mijn karkas nederdaalt. Dertig cent per pondje duurder. Holland's huisvrouw kijkt él zuurder En knort hevig op „Knor-knor", Maar dat geeft haar toch geen lor. Doch één ding dat mag ons troosten, 't Zout is laatst omlaag gegaan, Dus behoeven wij nu toch niet Flauw door 't leven heen te gaan. Wie geen geld heeft voor 'n lapje Neemt dan maar van 't zout een hapje, Dat scheelt wéér zoveel ping-ping. Leve de versobering1 Heus, we kómen er wel, mannen! 'k Heb mijn kachel reeds verkocht Om mijn kolen te betalen. Is dót goochem uitgezocht? „Hoe word ik een linke jongen" Is goed tot mij doorgedrongen, 't Is alleen de vraag nog maar: HOi lang houdt men 't vol, nietwaar? JABSON. ^JEACHTE MEVROUW! Vergeeft u mü dat ik deze, nogal ongebruikelijke, methode volg om uw brief naar aanleiding van dat Podium over de balletten van „De Lage Landen" te beantwoorden. Daarvoor is echter meer dan één reden. In de eerste plaats was u niet de enige die schreef. In de tweede plaats niet do eerste die dat deed, en ten slotte lijkt me het onderwerp belangwekkend genoeg om er nog eenmaal in de krant op terug te komen. U schrijft mij, dat u de toon van de artikelen, „altijd wanneer die over de danskunst gaan", aan de „zure en sarcastische kant" vindt, en voorts „dat u er van overtuigd bent, dat ik belang stelling noch liefde noch enthousiasme genoeg kan opbrengen voor deze vorm van kunst." Ik wil in het midden laten of de toon van die artikelen inderdaad „zuur en sarcastisch is", omdat dit een kwestie van appreciatie, van persoonlijke op vatting is. die nu eenmaal bij iedere lezer anders is. Ik ontken echter, en wel met de allermeeste klem, dat het mij zou ontbreken aan belangstelling en enthouisasme voor balletdansen. Beste Mevrouw G., het tègendeel is waar, en gelooft U mij op mijn woord, dat ik een groot en onvoorwaardelijk bewonderaar ben van de manifestaties der danskunst. Ik schreef eenmaal over de balletten van Kurt Jooss, en ik dacht dat mijn bewogenheid en verrukking over het geziene daaruit toch wel on verholen duidelijk bleken. Ik schreef over de Monte Carlo-balletten niet an ders, en misschien herinnert U zich m'n nabeschouwing over het ballet in de film „De Rode Schoentjes" nog, het welk me weerloos en willoos meesleur de. En waarvan ik me nog herinner dat ik wanhopig naar de juiste woor den zocht om m'n gevoelens neer te schrijven. Deze drie voorbeelden mogen als bewijs gelden hoe de schrijver van het „Amsterdams Podium" tegenover de danskunst staat. Als U mij echter desondanks een „zu re en sarcastische" inslag verwijt, iets wat U eerlijk meent, dan ligt de oor zaak daarvan op een totaal ander ter rein. En misschien heeft U tóch niet helemaal ongelijk. Ik weet, Mevrouw, dat op dit ogenblik in dit land honder den. duizenden jonge mensen,, vooral meisjes, achter de droom tanlopen die „dansen" heet. Zij zagen enkele ballet ten, in de schouwburg of op een film, en lieten zich, net als ik, daardoor mee sleuren. Dat is geen wonder. Ieder die een grein verbeeldingskracht heeft en, zelfs in déze bitterharde, verknoeide en ontluisterde wereld, nog zijn geloof be hield in de droom als reddende illusie, zal zich aangetrokken voelen tot deze kunst. Omdat die inderdaad zo na aan 't nobelst dromenspel en de gesubli- meerdste illusie verwant is. Op dit ogenblik, Mevrouw, dansen in dit land honderden, duizenden jonge mensen. In de grote balletten en in de vele ensembles en clubjes, die tegen woordig in de steden en de kleine plaatsen bestaan. Daar is niets tegen, I en alles vóór, indien dat gebeurt onder deskundige leiding. Als dat gebeurt met liefde en begrip voor de danskunst en., i de mens. Als ik zelf drie dochters had j (maar ik héb ze niet) en die wilden i alle drie op een balletklas, dan möch- I ten ze naar die balletklas, wanneer ik dat betalen kon. Maar op de dag vóór dat ze er naar toe gingen, zou ik ze zeggen dat ze toch werkelijk niet moes- Nieuw Bijbels filmspektakel CECIL B. DE MILLE van (Advertentie, Ing. Med.) UOEWEL hij niet de geestelijke va- der van het genre is in Italië was men hem omstreeks 1913 al voorgegaan met films als „Quo Vadis" en „Cabi- ria" heeft de Amerikaanse film regisseur Cecil B. DeMille zijn naam gemaakt als de ongeëvenaarde groot meester van de spektakelfilms, de met bonte overdadigheid geënsceneerde rol prenten, imponerend door hun tot het uiterste opgevoerde romantische praal en hun geraffineerde massa-scènes. Voordien werkte hij reeds jaren als regisseur in het Hollywood-in-opkomst, maar zijn grote successen dateren uit de jaren na de eerste wereldoorlog, toen hy zich ontpopte als de meester van uitgelezen sensaties. Hi; had een biykbaar onfeilbaar instinct voor dat, wat het publiek graag wilde zien: exo tische schouwspelen serveerde hy en daarby - als eerste ook volop ero- tiek. Die twee elementen handhaafde hy ook later, toen hy tot de winst gevende ontdekking was gekomen, dat met op de Bübel en de religie geïn spireerde films een groot publiek te bereiken en te bevredigen viel in zyn verlangen naar pompeuze illusies. Wie DeMille zegt, denkt daarbij dan onmii'dellijk aan films als „De tien geboden", „De koning der konin gen", „Het teken des kruises" en „De Kruistochten", die dateren uit de jaren 1923 tot 1935. Het was een reeks pom peuze, massaal geënsceneerde rolpren- met een aan de religie ontleend verhaal en verder veel sentimentali- romantiek en lugubere wreedhe- c.n en hardheid: in het bespelen van ziin publiek was DeMille altijd on overtroffen. Dit genre films wisselde hij weer met andere af: hij vermoedde vijandelijk kamp. mogelijkheden de Western en de toepassing daarbij van de technicolor en zo zagen we de laatste jaren in zijn bekende trant een reeks hevige, met kleurig bloed bedropen, wild-west- ook drama's, alle geperfectionneerd van techniek, met meesterschap gemaakt, vol raffinement en van de eerste tot de laatste meter op effect berekend. DeMille is echter weer eens terug gekeerd naar zijn roemruchte serie Bijbelse filmverhalen en thans beleeft Nederland de première van zijn „Sim son en Delila". Men behoeft niet te ver wachten van DeMille een historische reconstructie te krijgen van het in het boek Richteren opgetekende oud-tes- tamentische verhaal. DeMille gebruik te ook hier van zijn Bijbelse gegeven, maar net zo veel en net zo weinig als hij nodig meende te hebben voor een luidruchtig imponerend kykspel, met een martiale heldenfiguur en een in liefdeslisten kronkelende heldin. De tijd der onderdrukking van het volk van Israël door de Philistijnen laat DeMille hier voor onze ogen geenszins leven: hij voert slechts een operette op met kleurig gecostumeerde heren en dames, wier stoere kracht c.q. licha melijke aantrekkelijkheden met veel raffinement in het licht gesteld wor den. De titelrollen v.orden gespeeld door Hedy Lamarr en Victor Mature, wier spel ook al niet de minste ge loofwaardigheid en werkelijkheids illusie oplevert. En de geschiedenis, welke DeMille met hen en het duizend tal andere acteurs en figuranten on voor ogen tovert, heeft slechts nu en dan nog enige verwantschap met het verhaal van de richter Simson, die zijn onderdrukte volk zal voorgaan in dc strijd tegen de tyranniserende Philis tijnen, maar daarby tot aan zijn laatst levensuur faalt omdat hü verstrikt if in liefde voor een meisje uit het Simson's indrukwekkende kracht te tonen in zijn gevecht met de leeuw en in zijn strijd als enkeling met slechts een ezelskaak bewapend tegen de legers der Philistijnen of in zijn laat ste uur, wanneer hij de tempel waar de overheersers bijeen zijn, doet in storten: dat alles was natuuriyk een kolfje naar DcMille's hand. En deze op de historie geïnspireerde scènes meet hü hier dan ook breed uit met al het technische meesterschap en al het vir tuoze raffinement, dat by hem de plaats inneemt van styl. Indrukwe! :end is „Simson en Deli la" zo zeker wel, grandioos geënsce neerd in weelderige kleuren. Voor het overige echter valt deze „Bijbelse re constructie" met haar accent op romantiek, sadistisch-wrede sensatie en naar de schrijftafel riekende erotiek bepaald niet au serieux te nemen. Men kan het betreuren, dat DeMille zijn virtuoze begaafdheid niet voor betere zaken aanwendt en vooral ook, dat het grote publiek zich by voorkeur door dergelyke filmkitsch laat imponeren. Vyf millioen dollar heeft deze twee uur durende en met hevige ernst ge presenteerde vertoning gekost.De film is in 1950 gereed gekomen en nu reeds schijnt men de kosten er dik uit te hebbenLONG-SHOT ten denken ooit prima ballerina te worden. Omdat dit voorrecht alleen is weggelegd voor één danseres op hon derdduizend. En daar ligt nu precies het gevaar, Mevrouw G. Omdat ik toevallig iets gezien heb van die gevaren, van de grote desillusie die dansen kén bren gen, als de droom is uitgedroomd en het dansende meisje merkt dat ze niet alleen de zon niet grijpen kan, maar nog niet eens de kleinste en meest dichtbije ster. Van de gevaren, het ver driet en de wanhoop. En dat zyn din gen, waarvoor men z'n dochters graag beschermen wil. En waarom dan niet alle andere dochters van alle andere mensen, voor wie men schryft? Ook al krijgt men dan het etiket opgedrukt van „zuur en sarcastisch"! Ik geloof, Mevrouw, dat er geen kunst is, die zo ontzaglijk veel eist van zijn be lijders als de danskunst. Zoals ik er in mijn hart van overtuigd ben, Mevrouw, dat er geen kunst is, die zo ontstellend veel desillusie brengt en „ontwaken" als de danskunst. Nogmaals, ik zag er enkele voorbeelden van en ze waren niet erg plezierig. Zoiets vergeet men niet meer en zoiets vindt natuurlijk z'n neerslag in het schrijven. Omdat schrijven tenslotte niet alleen maar iets met verstrooiing en tydvulling te ma ken heeft, maar èlles te maken moet hebben met sociaal begrip. En omdat men verantwoordelijk is voor wat men schrijft. Schrijft men over dromenaccoord! Maar dan mag men het ontwaken niet vergeten. Het één staat nu eenmaal in volstrekt or ganisch verband met het ander. U schrijft me dat ik jonge mensen illusies ontneem. Het is geen klein ver wijt, en ik aanvaard het niet. Vooral niet omdat my zelf veel te veel in het leven verweten werd (en wordt) te veel „illusionist" te zijn. Het ergste is dat dit waarschynlyk waar is. Neen, ik ontneem aan jonge mensen geen illusies. Laat ze dansen. Laat ze maar proberen om de zon te grijpen. We doen tenslotte allemaal op de een of andere manier aan dat spelletje mee, of we nu dansen of niet-dansen. Maar laat men nuchter blijven en beseffen dat de waarachtige kunstenaars onder de dansenden even zo weinig talrijk zijn als de witte raven onder de zwarte. Wie dat beseft kan rustig dan sen en hoeft geen angst te hebben voor de prijs der „Rode Schoentjes". „U ontneemt hen de illusie". Neen, Mevrouw. Men kén toch iemand, die geloof in zichzelf heeft, nooit een illu sie ontnemen? Wie waarlyk dansen wil, wie werkelijk- artist is, die laat zich niet beïnvloeden door een stukje in de krant. Noch door al die andere dingen, zoals financiële problemen, tegenwer king van ouders en al die harde elle bogen, hoge ruggen en lange tenen, die men als een zee van tegenwerking moet doorwaden, aleer men de opperste droom bereikt. Wie artist is, die betaalt letterlijk iedere prijs voor zyn kunst! Dat is juist het artist-zyn. Artist zijn., dat is: bittere armoede, droog brood, miskenning, wanhoop, eenzaamheid en eeuwige twijfel- aan zichzelf. Om slechts een deel van de prijs te noemen. Als men dat alles er voor over heeft, als men weet deze prys te kunnen en te willen betalen, met heel z'n hart, met heel z'n zielgeen macht ter wereld kan iemand dén tegenhouden. Men zal dansen, met rode of met witte schoentjes. En als het moet met bran dende schoentjes door de poorten van de hel. Dit, Mevrouw, moest my nu werke- lyk van het hart. Ik had 't U misschien in een persoonlyke brief moeten schry- ven, maar toen ik die brief begon werd het, ongewild, toch een Podium. Peccavi Gaarne Uw dw. ANTHONY VAN KAMPEN. Delila (Hedy Lamarr) is met veel list eindelijk achter het geheim van Simson's miraculeuze kracht gekomen en heeft hem vervolgens van het symbool daarvan, zijn lange haardracht, beroofd om hem als een weerloos man aan zijn vijanden te kunnen uitleveren. (Advertentie, Ing. Med.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1951 | | pagina 5