Allerlei over kinderen Vrou wen op reis Ze gaan weer naar school Het doel r Kruiswoord-piizzlelaars aan de slag Vertroiiwen en Idealisme Puzzle-rubriek CULTUREEL NIEUWS J^isschien is het u nooit zo opgeval len, maar het is een feit, dat rei zende vrouwen oneindig veel interes santer zijn dan reizende mannen. Nog erger: mannen op reis zijn helemaal niet interessant. In welk voertuig waar ter wereld u hen ook aantreft, zij doen akelig en onverstoorbaar gewóón. Ik maak mij sterk dat zij kans zien in een raketvliegtuig te stappen met een gezicht van: Goeie morgen, ik ben stamgast op dit traject, is deze plaats nog vrij? En of zij nu Mars of de ka thedraal van Chartres of het Naarder- meer passeren zij zitten achter hun ochtendblad of nemen alvast enige be scheiden door of vouwen de handen over hun vest en slapen. Onuitstaan baar. Maar zij kunnen het misschien niet helemaal helpen. Ik voor mij wijt het aan de herenmode. Sinds al wat man is tot visgraatcolberts of geruite jasjes op bruine broeken is gedegenereerd lieve help wat een doodgereisd, moe gepraat, uitgekeken ras is dat gewor den. Nee, dan de vrouwen Misschien zijn die altijd nog wat ver rassender omdat reizen nog echt een nieuwigheid voor haar is. Ja, ja, zoet maar, wij zijn geen kleine kinderen meer, maar vijftig jaar geleden was fietsen (of, zoals men toen schreef: vietsen) een onderneming alleen aan gedurfd door jonge vrouwen van on verschrokken en zéér zelfstandige aan leg, en dat nog alleen in een speciaal voor dat evenement ontworpen kledij. En honderd jaar geleden was een reis je per spoortrein nog een opwindende gebeurtenis, waarover minstens 's he mels zegen werd afgesmeekt. En wat zijn nu zelfs honderd jaren in de ge schiedenis der mensheid? Wij vrouwen hebben om zo te neg gen pas gisteren het luifelhoedje af gezet en zijn uit de crinoline gestapt, en nu mogen we óók nog zonder ge leide van onze bakkebaardige papa of fiancé-met-monocle helemaal alleen op reis. Is het wonder dat velen van ons zich nog altijd op glad ijs wanen, zo dra zij maar in een spoorwegcoupé stappen? Hebt u ooit een man bij het verlaten van het station van vertrek zien opspringen en vertwijfeld horen gillen: Maar ik dacht dat deze trein naar Breda ging! als wij deugdelijk op weg zijn naar Hoek van Holland? Of heeft een jonkman u ooit op een over vol perron bij de mouw gegrepen en gesmeekt: Wilt u mij alstublieft op de trein naar Arnhem zetten, want ik heb nog nooit alleen gereisd? Ik verze ker u dat het mij overkomen is met een lief ding van duizend weken, met pijpekrullen en viooltjes-ogen in het jaar onzes Heren negentien-één-en- vyftig. Nee, voor vrouwen is het reizen nog altijd een avontuur, een opwindend kansspel waarbij je de gekste dingen kunt beleven en de hartverkwikkend- ste ontmoetingen kunt hebben. En daarom ontmoet je, in welk vervoer middel en waar ter wereld ook, tegen één interessante man stellig tien van de belangwekkendste vrouwen. Belangwekkend dan altijd uit men selijk oogpunt bekeken. Ik ben nog nooit over de schoenen van Deanna Durbin gestapt, op de boot tussen Vlis- singen en Breskens, en ik heb nog nim mer met Paula Wessely aan één lus in een Amsterdamse tram gehangen. Maar het is mij gebeurd, zomaar in een cou pé tussen Rotterdam en Delft, dat een beeldje van een moedertje met een snoezig wollen pakje in de arm mij plotseling in het Frans aansprak: of wij nog ver van Amsterdam waren? Ik had juist bij mijzelf uitgemaakt dat zij stellig een Arabisch prinsesje moest zijn, weggelopen uit Duizend-en-één- nacht, en vreesde dus een Arabische aanspraak waarop ik hoogstens Salem Aleikum of Bab-el-Mandeb zou kun nen antwoorden. Maar dit allerliefste Frans als van een polyglot vogeltje. Ik verzekerde haar dat zij in een goed uur de schoonste stad van Europa zou binnenrijden. Mais non. dat was niet mogelijk, zo kort had zij zich de reis niet voorgesteld. En was het dan nog ver naar Heldaire? Ik had enige moeite met deze informatie, totdat mij te binnen schoot dat zij wel eens Den Helder zou kunnen bedoelen. Maai wat ter wereld zocht Scheherazade bij de Jantjes? Het was niet beleefd, daarnaar te vragen, maar Hare Sultanse Hoogheid lichtte mij eigener beweging in. Voyez- vous, zij was getrouwd met een Engels zee-officier, en nu had zij in Engeland vernomen dat het eskader waarbij haar man diende een paar dagen in Den Helder lag. En aangezien hij la petite nooit gezien had, was zij vannacht maar even overgestoken naar Hoek de Hollande om hem te gaan opzoeken Zij woonde eigenlijk niet in Engeland, nee nee, zij was van geboorte Algérien- ne en hun huis stond op de Canarische eilanden „En u kunt het geloven of niet, maai ln minder dan geen tijd zat ik midden in het sprookje van haar bruiloft, en als iemand „Den Helder" tegen inij zegt dan zie ik een frêle vrouwtje met gitzwart haar en de zachtste gazellen ogen die ooit door een dichter bezon gen zijn, in een bruidsjapon van room kleurige zijde en een sluier van de te derste kant En dat alles temidden var jasmijn en rozes^ onder het gekwinke leer van al die kanaries op de Canari sche eilanden Waarom zou iemand per se verre reizen moeten doen orr iets te kunnen verhalen?" De vacantie is voorbij en de jeugd zit weer op de schoolbanken. Een op luchting voor vele moeders, maar aan de andere kant weer nieuwe zorgen. Kwam het er in de vacantie niet zo heel erg op aan, nu willen we de kin deren toch graag netjes voor de dag laten komen. Hier treft u een modelletje voor onze meisjes, dat zowel in één stof als in tweeërlei, erg aardig is. De mouw, waarvan hier het halve patroon ge geven is, kan zo nodig ook in tweeën geknipt worden door van de vouw een naad (in het verlengde van de schou der) te maken. U vouwt het beleg van het voorpand naar binnen en brengt de knoopsgaten aan. De zij- en schoudernaden worden gesloten. Knipt u de mouw aan één stuk, dan wordt het bijschuinertje (bij het kruisje) niet uitgeknipt, maar in- gestikt. U sluit het mouwnaadje, naait de 4 cm brede en 28 cm lange manchet van dubbele stof aan en zet de mouw aan het lijfje. Knipt u de mouw in tweeën, dan kunt u elke helft eerst respectievelijk met voor- en rugpand verbinden voor u de zij- en schoudernaden sluit. De halsrand naait u tussen de dubbele stof en de kraag. Van het rokje is alleen de voorbaan gegeven, de achterbaan wordt net een der. U legt x op o vallend de plooi in en verbindt de rok met het lijfje. U kunt naar verkiezing de plooi van de andere stof ma ken en/óf een afstekende band aan de onderkant zetten, zoals de stippel lijnen aangeven. Dat hangt er natuurlijk van af, hoeveel u van beidé stoffen beschikbaar heeft. Op het jurkje geheel van dezelfde stof (ca. 1,50 m van 130 of 2 m van 90 breed) staat een garne ring van anders gekleurd band. langs de mouwinzet en op het rokje, heel leuk. 33 2 t£ BJPSr H lü 1 gfjH i *1 32 1 j. </B O. /Ó.Jt Jn de tram tussen Amsterdam en Haar lem ben ik eens in het Engels aan gesproken door twee Zweedse globe- trotsters met hele eiderdonzen dekbed den op haar rugzak en zulke onwaar schijnlijk korte shorts boven een paar welgeschapen benen, dat het verkeei in de Tempeliersstraat van pure ver bijstering in de knoop liep. Zij zagen er vreselijk moe en koud uit, want in Augustus wil het wel eens fris zijn. En aangezien ik in Scandinavië zo veel gastvrije koffie heb gedronken, en ik toch een ruim logeerbed had staan, heb ik die twee maar op mijn knip- kaart laten reizen en meegenomen naar huis, waar ik ze heb volgegoten met bouillon en koftie en na een op windend gesprek half in het Duits en half in het Engels om tien uur onder drie wollen dekens in bed gestopt. Het waren twee aardige Haustöchter, ergens uit de buurt van Uppsala, als ik het goed onthouden heb, en zij had den tien maanden gespaard om in twee maanden zo goedkoop mogelijk heel Europa af te tippelen. De volgen de dag heb ik ze een paar adressen en mijn zegen meegegeven, benevens de moederlijke raad om over die minus cule broekjes in Holland liever een paar stevige wikkelrokken aan te trekken. Vanwege het klimaat, heb ik maar gezegd. SASKIA. Horizontaal: 1. Zeeuwse voetbalclub; 8. fraai; 9. kledingstuk; 11. leeg, voos; 12. boom soort; 14. opgooi; 16. biersoort; 17. be kend doelverdediger; 19. reigersoort; 20. verlaagde noot; 21. zeevis; 22. hoop stenen; 24. deel van de mast; 25. klap; 26. zuiver gewicht; 28. insect; 30. vriend; 32. bedbedekking; 34. spoedig; 36. bijwoord; 38. deel van de vinger; 39. vragend voorn, woord; 40. zangnoot; 41. zwarte agaatsteen; 43. bijna; 45. grassoort; 46. uniek; 48. opstootje; 49. insect; 50. wigvormig stuk doek; 52. gier; 53. Limburgse voetbalclub le kl. Verticaal: 1. deel van een schoen; 2. godin van de dageraad; 3. kippenproduct; 4. solo zang; 5. de dato (Afk.)6. een weinig; 7. god van de liefde; 8. purée van groente; 10. zijrivier van de Donau; 11. hol; 12. vreselijk; 13. mannetjes poes; 15 mep; 17. dierenhoofd; 18. poes; 21. gewoonte; 23. begin van een race; 25. inhoudsmaat; 27. familielid; 29. gelooi de huid; 31. overwinning; 33. kleef- middel; 34. aanw. voorn, woord, 35. maal; 37. sieraad; 39. bron; 40. kier; 42. plaats in de Betuwe; 44. spijskaart; 45. plaats in Ital'ë; 47. hijstouw; 49. lentemaand; 51. Duitse munt; 52. milli gram (afk.) (Voor de oplossing zie men ons num mer van Dinsdag). NAAR VASTE GRQNn Dameskousen zonder tenen, luchtig en geen gaatjes stoppen. Wanneer zullen er eens sokken in dit genre komen voor de vrijgezel? In 1952 zal de Weense staatsopera een gastvoorstelling geven in Londen. De Duitse regisseur Gustav Gruendgens, die ook tijdens de Fest- spiele in Salzburg geregisseerd heeft, zal in de herfst in Wenen een opera regisseren. Ter gelegenheid van de herden king van de tiende sterfdag op 3 October van de Oostenrijkse toondich ter Wilhelm Kienzl, zal een „Kienzl- postzegel" worden uitgegeven. „U denkt ook altijd lelijk van de mensen" zegt een zeventienjarige te gen haar moeder. Ze hadden samen in de trein gezeten met een heer en een dame, die elkaar blijkbaar op het per ron hadden ontmoet. Toen de conduc teur kwam, kon de heer alleen een derdeklas kaartje tonen, terwijl 'lij tweede zat. Hij had toen heel verbaasd gedaan; „Hè, hoe kan dat nu, ik heb aan het loket toch om een tweedeklas kaartje gevraagd!" En nu waren moeder en dochter net niet eens. De moeder zei: „Wel neen. kind, dat wist hij natuurlijk best" en de dochter vond moeder maar akelig wantrouwend. Nu is er een spreek woord waar veel waars in schuilt, maar dat toch niet altijd opgaat, n.1. „Zoals de waard is vertrouwt hij zijn gasten" Dat het meisje de heer te goeder trouw nam, was een bewijs, dat ze zelf nooit zo handelen zou, en zelfs de gedachte aan een dergelijk bedrog haar ver was. En dat is verheugend. Wie echter wat levenservaring heeft, neemt zo'n uitvlucht niet zo maar voor waarheid aan. De conducteur b.v. werd er zeker geen dupe van Bij het bovenstaand gebeuren liet het meisje haar gevoel spreken; de moeder haar practische ervaring. En daaruit ontstaat dan het conflict. Wie jong is. en zelf nog onbedorven, wil geloven in het goede in de mensen Wie ouder is, heeft ook het kwade leren zien, dat schuil gaat onder een dek mantel. Hij is misschien door schade en schande wijs geworden. Het kind, dat idealistisch is inge steld, begeert deze koude, nuchtere wijsheid niet. Het wil trachten, het geloof in het goede te be houden; zijn innerlijk verzet zich tegen de wer kelijkheid. Het is een hele kunst, het goede in de mensen te kunnen zien, het vertrouwen in hen vast te houden, zonder zich door hen te laten be dotten. Als we maar denken aan de verhalen, die ons gedaan worden, als men met koopwaar langs de deur komt. Dan weten we wel, dat het heus niet allemaal invalide stumpers zijn. of werkloze vaders met grote gezinnen Maar ze zijn er tussen! En dus zijn we ook niet klaar met iedereen maar botweg de deur te wijzen. We moeten afgaan op onze mensenkennis, onze levenservaring. De jeugd kan dat nog niet. wil graag vertrouwen stellen, en ial daardoor vaak In de mensen teleurgesteld worden Het is te hopen, dat ze zich daardoor niet iaat ontmoedigen, of cynisch gaat worden, zoals veel volwassenen zijn Er is al veel te veel wan trouwen in de wereld, en dus is het de moeite vaard te zorgen, dat de jeugd kan blijven geloven n het goede. Het is nodig, dat we hen leren, dat men niet iedereen zonder roeer ver trouwen kan; maar het is even nodig, dat we hen wijzen op wat edel is. Daar door kunnen de grote voorbeelden die nen uil het heden, en uit vroeger tij den. Maar ook de gewone mensen om ons heen. Hoeveel mensen zijn er niet, die in alle stilte hun gang gaan. maar toch sterke krachten zijn. Mensen, op wie men altijd aan kan; mensen, die zorgen en verdriet moedig dragen: die blijmoedig hun eigen genoegens opol- feren, terwille van een ander. enz. E-- zijn Goddank ook nog vele goede men sen in de wereld. Er zit in ieder mens wel iets goeds, al zit het soms diep weggestopt. Men moet daar naar wil len zoeken, en het is een geluk, dat de jeugd dat wil. We moeten dan ook niet de spot drijven met hun tè lichtvaardig ver trouwen, maar trachten hen het leven te laten zien, zoals het is. Als een strijd tussen goeu en kwaad i" de wereld èn in het mensenhart. Het is zo gemakkelijk om met een ironisch lachje alle vertrouwen, alle zuiver idealisme te doven. Het is moeilijk, om zijn vertrouwen in het goede te be houden, vooral in de wereld van tegenwoordig. Er zijn nochtans mensen, zelfs oude mensen, wien dat gelukt. Die op hun tachtigste jaar nog idealis- ll!NIIIIII1llllllillllllliIllll|||j|||||llllllllllUIII[l!llll!IIIIIIIIIIIllll!ll^ me hebben. Niet, doordat ze het leven niet kennen, of blind zijn gebleven, voor wat ze niet wilden zien, maar doordat ze innerlijk sterk genoeg waren, om ondanks ontnuchtering en teleurstelling, de moed niet op te geven. Wie de moed opgeeft, gaat eigenlijk staan aan de verkeerde kant. Er zijn mensen die zeggen: „Je moet niemand vertrouwen"; „oorlog zal er altijd blijven"; „wees verstandig, en zorg altijd het eerst voor je zelf; een ander doet het niet"; „een wereld zonder ar moede zal nooit bestaan; dat is toch te mooi om waar te zijn", enz. Ze vinden zichzelf erg verstan dig, en halen hun schouders op over idealisme. De idealistische jeugd beschouwen ze met een toe geeflijk lachje: „Ze weten nog niet beter!"; de idealistische ouderen beschouwen ze als „halve garen" Toch zijn het die jeugd en die halve garen, die de wereld vooruit moeten brengen, en zullen brengen. Natuurlijk niet alleen puttend uit eigen kracht, maar uit de B$on van alle goed. H. A. POSTMA-VAN ALBADA PUZZLE 202. TWEE ONBEKENDE DICHTREGELS Deze twee vreemde dichtregels te vinden uit de gegeven omschrijvingen, waarbij de letters door cijfers waren aangegeven heeft velen heel wat moei te gekost. De elf bedoelde woorden waren in de aangegeven volgorde: drie drie jolijt Groningen druiven droombeeld Eduard rendieren Zaandam Venlo Hector. Liet men deze gevonden letters nu corresponderen met de cijfers van 1 tot 48, dan vond men de volgende twee versregels: De ridder en zijn jonge bruid, Vernamen een verdacht geluid. Een oplossing, waarnaar door velen met genoegen is gezocht. Na loting onder de inzenders van een goede op lossing is de wekelijkse prijs van f 5 ditmaal ten deel gevallen aan: Mej. F. J. Hoogstraten, Hoofdweg 17, Winkel. Gefeliciteerd! Deze prijs zal worden toegezonden. En nu onze nieuwe opgave. PUZZLE 203. EEN MOEILIJKE LETTERGREEP- PUZZLE Hieronder vindt men in alphabeti- sche volgorde 54 lettergrepen, waarvan de 15 woorden gevormd kunnen worden, die voldoen aan de verder gegeven om schrijvingen. Heeft men de 15 woorden in de aangegeven volgorde onder el kaar staan, dan vormen de eerste let ters van boven naar beneden gelezen iets, dat ieder graag wezen wil. Lettergrepen: a a ar ar be bel bel ce cha dal de di dl dron enk es ge gie ela go hi hul 1 ln ln ka la lan li me ment mo nl no non nos pel ran sa si si so sum tal tief tis tor tu u ven ver vl zen zijn. Omschrijvingen: 1. schijnheiligheid- 2. soort dunne taf; 3. schikking- 4. dé kleur groen in de wapenkunde;'5. on deelbaar; 6. achteloosheid; 7. afdeling ruiterij; 8. vindingrijk; 9. zwaardvech ter; 10. plaats in N.-Holland; 11. helm- wee-, 12. Spaanse edelman; 13. heelal- 14. naam van enige koninginnen- 15 eenzaamheid. Welke zijn de bedoelde woorden en wat vormen de eerste letters van boven naar beneden gelezen? Oplossingen (per briefkaart) tot en met Donderdag 30 Augustus aan de Redactie van dit blad (Er wordt on der de inzenders van een goede oplos sing weer een prijs van f 5 verloot). pvE FRANSE SCHRIJVER Antoine de Saint-Exupéry schreef op een onna. volgbaar franse wijze een boekje on. der de titel „Le petit prince", de klei. ne prins. Hij tekende er zelf de illustra ties bij. De grote druk, de fleurige en kleurige platen, en het kinderlijke ge. geven passen goed in de sfeer van het kinderboek. Misschien is „De klein» prins" dan ook wel een kinderboek. Maar omdat de diepste wijsheid »cii kinderlijke wijsheid is, daarom is üt kinderboek tevens een boekje waar ook grote mensen niet zo spoedig 0p uitgekeken raken. Het gegeven van dit werkje is een. voudig en fantastisch tegelijk. De klei. ne prins bewoont eigenlijk een heei klein sterretje, een éénmanssterretje. Alles is er heel klein. Hij is de enige bewoner. Zo klein is zijn steroïde, dat hij op een avond wel dertig maal een zonsondergang kan meemaken, alleen door z'n stoel een eindje te verschuiven. Op zijn miniatuurplaneet heeft hij drie vulkanen. Eén is er uitgedoofd. Daar hangt hij z'n muts op. Op de anderen kookt hij z'n eten. Dan heeft hij één heel bijzondere bloem, gegroeid uit een zaadje dat ergens uit de wereld, ruimte op zijn planeet is verdwaald, Het is een roos. Met een wind-scherni schut hij z'n bloem af tegen de wind. Of hij plaatst er een glazen stolp om heen. Deze kleine prins nu maakt een tocht langs verschillende andere mi. niatuurplaneten, en komt ten slotote in de Sahara terecht, waar de schrijver juist bezig is op 1000 km. afstand van de bewoonde wereld de motor van z'n defect geraakte vliegmachine te her. stellen. Aan hem vertelt hij van z'n ontmoetingen met andere mensen ->p onze aarde en op andere planeren. Een paar brokstukjes van dergelii' e ge- sprekken wil ik hier laten volgen. Hij komt op het seinhuis van een station. Een trein dendert voorbij. „Waar gaan al die mensen heen?", vraagt hij. „Och, de machinist weet het zelf niet", luidt het antwoord. Dan na- dert er een trein uit de omgekeerde richting. „Gaan ze nu al terug? Waren ze niet tevreden waar ze waren?" En de seinhuiswachter -zegt: „Men is nooit tevree waar men is". Iemand zegt: Ik heb een aardig huis gezien. Er stonden bloemen voor de ramen; een leuk tuinpad leidde er heen; het zag er van binnen erg ge zellig uit. Dan vraagt de aangespro kene: Wat kostte dat huis? En wan neer het dan zo'n f 25.000 kost, ja, dan is het een aardig huis. De kleine prins ontmoet een vos. Hij vraagt de vos z'n vrind te worden. Maar dat kan niet, zegt de vos. Want we zijn eikaars eigendom nog niet ge worden. Dan vraagt de kleine prins wat dat eigenlijk inhoudt: eikaars eigendom worden. Het lakonieke ant woord luidt: een band scheppen! Men kent alleen die dingen, waar men diep mee verbonden is, waarvan het geldt dat je eikaars eigendom bent. Dan be grijpt de kleine prins ineens, waarom hij zo gehecht is aan z'n ene roos op z'n astroïde, en aan z'n drie vulkanen. Want de prins, de roos en die drie vulkanen zijn wederkerig eikaars eigen dom. Alles wat niet in zo'n levende band is opgenomen, is dood. En juist deze levende band is onzichtbaar. Het essentiële is altijd onzichtbaar. „Wat de mensen zoeken, zou gevon den kunnen worden in één enkele roos en in een beetje water...." Deze kin derlijk diepzinnige woorden vatten eigenlijk dit hele speelse verhaal sa men. Hier wordt een humane, en daar om christelijke wijsheid verkondigd, die van alle eeuwen is. Het doel, het levensgeluk, zoals dat doorgaans wordt opgevat, heeft typisch manlijk ag- gressieve momenten. Het doel dat het geluk moet brengen, ligt altijd verder, altijd verder. Nooit ligt het hier, in het nu. Het doel dat het geluk moet bren gen, is altijd het vele. Nooit is het dit ene. Een kind kan gelukkig zijn met dit ene ding hier en nu. Maar aan ons volwassenen schijnt dit zuivere geluk ontzegd te zijn. Het is de kleine prins, die ergens in een verre hemelruimte woont, die dit alles weer zeggen moet. Of zou ook de bijbel dit tere geluk van het hier en nu kennen, de warm te van het eigendom-zijn-van-elkaar, van de ander en van het ander? Ik meen van wel. We zullen om dat te ontdekken de bijbel alleen met een heel ander oog moeten gaan lezen. Minder gericht op het dogmatische mo ment, en meer op dat „eikaars-eigen dom-zijn", dat spreekt in alle liefde, en zelfs in het geloof. Want heet ook het geloof niet één-in-Christus-zijn? (Advertentie, Ing. MeA)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1951 | | pagina 6