Allerlei over kinderen
De nieuwe wintermantels
1 Hei Goddelijke in hei kind j
Nederlandse huisvrouw lacht om
de koude van het Noorden
L
Schooljurk voor groiere meisjes
NAAR VASTE GROND
Over opvoeding
fa
IZ JAAR
De eenzaamheid als verstrooiing
De reis naar Aland is
vol attracties
wie
verder denktI
koopt
motvrfj
VRIJWEL geen enkel kind ontbeert
alle opvoeding. Slechts in uiterst
zeldzame gevallen, die ons zelfs onge
loofwaardig voorkomen, is zulks het ge
val. Met een dergelijke uitzonderlijke
fataliteit krijgen we van doen, wan
neer jonge kinderen door dieren wor
den opgevoed. Enige Amerikaanse on
derzoekers zijn, niet lang geleden in
staat geweest een meisje te onderzoe
ken, dat zeer kort na haar geboorte
door wolven is opgenomen, gevoed en
opgevoed. Toen dit meisje na meerdere
jaren door mensen ontdekt werd en in
de samenleving der mensen werd ge
plaatst, gedroeg het zich in vrijwel geen
enkel opzicht als mens. ZIJ verscheurde
kippen en at ze rauw op. Spreken kon
ze niet, evenmin als rechtop lopen. Ze
bewoog zich op handen en voeten op
een verrassend snelle wijze. Slechts
zeer langzaam kon dit meisje tot mens
worden opgevoed.
JJERGELIJKE uiterst zeldzame ge
vallen zijn bijzonder illustratief.
Want zij tonen aan, dat al wat de mens
aan menselijks heeft, hem in en door de
opvoeding wordt bijgebracht. Wij me
nen b.v. dat het rechtop gaan en staan
als vanzelfsprekend bij de mens hoort.
Het bovenvermelde toont echter aan,
dat de rechtopstaande houding de mens
als mogelijkheid gewezen moet wor
den. Wanneer hij dan deze mogelijk
heid gewezen krijgt, kan hij deze mo
gelijkheid ontdekken en later ook rea
liseren. Dit geldt van de rechtopstaan
de houding, maar ook van het spreken.
De symbooltaal die wij spelenderwijs
leren, kan alleen in een opvoeding ont
dekt worden en slechts daarin en daar
door zijn verwerkelijking vinden.
jy|EN HEEFT wel eens gezegd, dat een
mens is: een dier dat op opvoeding
is aangewezen. Dit is een barbaarse uit
drukking. Maar het er ln aangeduide is
volstrekt juist. Een mens wordt pas
mens in en door de opvoeding. Opvoe
ding is het laten zien, het vóórdoen en
vóórleven van mogelijkheden. Dit houdt
dus tevens in dat daar, waar de opvoe
ding slechts een eng terrein heeft om
vat en zich in hoofdzaak beperkt heeft
tot zeer elementaire zaken, een mens in
zij mens-zijn verarmt. Verwaarloosde
jeugd is jeugd die verarmd is inzake
het eigenlijke mens-zijn. Een dergelijke
verwaarlozing kan het gevolg zijn van
of samenhangen met bekrompen econo
mische en financiële omstandigheden.
Maar verwenning mag evenzeer ver
waarlozing heten.
y^AT KRIJGEN we nu te zien, wan
neer we deze psychologisch en pae-
dagogisch volkomen vaststaande ge
dachten toepassen op het geloof aan
God en op Gods-dienst? Dan herinnert
ieder zich onmiddellijk, dat er tallozen
zijn, die hun ongeloof en ongodsdien
stigheid terugbrengen tot een er-niet-
in-opgevoed-zijn. Een dergelijke op
merking is niet uitsluitend een goed
kope zelfrechtvaardiging. Hoewel het
dat natuurlijk óók is. Want zoals een
kind dat in zijn jeugd nooit mensen
heeft horen spreken, dit later alleen
maar met grote moeite leren kan, zo is
het ook met het geloof in God. Hoe
vreemd dit klinken moge, ook het ge
loof moet worden geleerd, zo goed als
de taal en het rechtop lopen en het re
kenen. Ieder heeft mensen nodig, die
hem het spreken, het rechtop lopen,
het rekenen vóórdoen. Zo heeft ieder
ook' mensen nodig, die hem het geloof
in God en de dienst van God vóór doen.
Dit vóór doen is niet anders dan het
tonen van een mogelijkheid. Het kind
zal deze mogelijkheid daarna zelf moe
ten ontdekken en realiseren. Godsdien
stig opvoeden betekent dus eigenlijk
niet anders, dan het geloof vóór doen,
opdat het eigen kind dit ziende, de mo
gelijkheid van het geloof zal grijpen.
Met het aanleren van iets uitwendigs,
zoals een rijtje jaartallen of een paar
wiskundestellingen, heeft dit niets te
maken. Opvoeden is het 'plaatsen voor
de mogelijkheden van het mens-zijn.
Wanneer daarom ook iemand zegt,
dat hem in zijn jeugd de mogelijkheid
van het geloof niet is getoond, is hij
werkelijk arm. Dan is hem iets zeer
essentieels onthouden, iets waaruit het
hele mensengeslacht in de lange eeu
wen van zijn bestaan een bron van
kracht heeft gevonden. Want het ge
loof is een heilbrengende menselijke
mogelijkheid.
Men mene echter niet dat godsdien
stig opvoeden meer zou zijn dan het
tonen van de mogelijkheid van God.
Opvoeden als het tonen van de moge
lijkheid, kan nooit tot dwang worden.
Zo langzamerhand is dan ook in ons
land weer de tijd voor de najaarshows
aangebroken en tonen modehuizen de
Nederlandse collecties, welke in grote
lijnen de Parijse voorschriften volgen.
Geruststellend is, dat uit de overvloed
van wat de mannequins ter visie geven,
vrijwel een ieder een eigen keuze kan
doen gelden.
Losse pelerine, tevens capuchon
Gebruikt de ene Franse modekoning
vooral de nauwe rok, de ander is een
voorstander van de zwierige ruime
klpkrok en voert deze dan ook voor de
volle honderd procent door. De nauwe
rokken hebben wel hier en daar een
split, maar dat neemt toch niet weg,
dat het merendeel der bezoeksters eer
der zijn goedkeuring hecht aan de rui
mere modellen. Inderdaad, hiervoor
valt zeer veel te zeggen. Wie een beetje
sportief is, wil haar benen behoorlijk
kunnen gebruiken-en niet aan maatpas-
jes gebonden zijn....
Behalve dit onderdeel van de garde
robe frappeert het kleurenschema.
Zwart is uitverkoren voor alle moge
lijke leeftijden. Groen en grijs zijn even
eens favoriet. Mantelcostuums in aller
lei variaties vooral de rijke knopen-
garnering in aantrekkelijke versiering
aangebracht werden getoond. Jam
mer is echter, dat men in Holland blijk
baar nog steeds niet voldoende beseft
dat niet alle vrouwen beschikken over
maat 3840.
Ook hebben wij kennis gemaakt met
een nieuwe stof „djakly", die wat kwa
liteit en prijs aangaat, genoemd mag
worden. Dat men in Frankrijk even
eens met deze stof werkt, toont hier de
mannequin van Madeleine Rodier. Het
mantelcostuum is in grijze tint gehou
den met een smalle zwarte garnering.
De rok is zeer simpel, glad; en het jasje
heeft een smaakvolle coupe. De eenrij
knopensluiting eindigt aan de hals in
een nogal militair aandoend boordje,
zoals wij die kenden van ons leger van
voor de tweede wereldoorlog.
Dat de handmof wederom een plaats
je veroverde, liet Madeleine eveneens
zien. Dit model werd ontworpen in
zwart persianer patt.
Wat de najaarsmantel betreft, wij za
gen een schattige collectie met veel
bontgarnering. Maar niet alleen bont,
ook velours en glad fluweel spraken
een woordje mee. Verder hadden prac-
tisch alle modellen een laatste nieuwtje,
dat bruikbaar en ook flatteus is en me
de hierdoor wel opgang zal maken.
De losse pelerine, welke wij ons wel
uit vroeger dagen zullen herinneren,
werd toegepast bij modellen met een
kort, hoogopstaand kraagje.
Men houdt blijkbaar rekening met
de Oosten- en Noordenwinden, die zo
scherp kunnen zijn, dat wij ons er ter
dege tegen dienen te beschermen. Wel
nu, dank zij deze pelerine, welke als
capuchon rond het hoofd gedragen kan
worden, is men grotendeels veilig!
Bij wijze van variatie werd deze pe
lerine uitgebracht in twee soorten stof,
n.1. de normale mantelstof en zwart per
sianer patt aan de andere zijde.
Wie geen zin heeft, met de pelerine
op stap te gaan, late haar thuis. De
mantel alleen is ook gekleed.
Men we,rkt bij voorkeur met bontgar
neringen. Zo zagen wij bijvoorbeeld een
alleraardigst model in Bordeaux-rood,
van binnen geheel gevoerd met grijs
astrakan. Door de ruime overslag om te
flappen, kwam de astrakan-uitvoering
naar buiten, welke kan worden vastge
zet met knopen. De a-symmetrie
spreekt hier wel een geducht woordje
mee.
Maar.het staat snoezig!
Een vaste vorm, och, daarvan kan nu
niet bepaald gesproken worden. Wel is
het een feit, dat het swaggermodel een
ruime plaats in het modeminnend hart
van de Nederlandse vrouw heeft gevon
den. Deze creaties ziet men tijdens de
shows dan ook veelvuldig. RITA.
Twee hoedjes die gisteren in Lon
den door het mode voorlichtings
centrum tentoongesteld waren.
Links: Een eenvoudig kapje van
lei-kleurig grijs fluweel, versierd
met rosettes waaruit lange kwasten
hangen. Rechts: Een opvallend zij
den hoedje met roodbonte voering.
O. tf.6. /2 23. 31.
35
'1
2 *8
pasH
ti.'\
voor-
z'jpan©
,3</\
/O /S. 23. 30.
Bij het tekenen van nieuwe modelle
tjes vergeten we vanzelfsprekend onze
grotere meisjes van 12 tot 13 jaar niet
en hier ziet U dus een prettig patroon
tje, dat zich ook zeer goed leent voor
het verwerken van tweeërlei stof. Ge
heel van dezelfde stof en met lange
mouw vraagt dit jurkje ca. 2 M van
130 of 3 M van 80 breed. Het patroon
van het voorpand knipt U in 3 delen:
voorbaantje, voorzijpand en schouder
pasjes. Bij een ruit of streep worden de
voorzijpanden, rugpand en zakjes resp.
schuin of dwars geknipt. Maakt U de
jurk van effen stof, dan kunt U voor
baan en voorzijpand ook aanéén laten.
U legt x op 0 vallend de plooi in het
rugpand en verbindt het voorbaantje
met het voorzijpand. De bovenkanten
worden op de aangegeven plaats inge-
rimpeld, waarna U de schouderpasjes
opstikt. U vouwt het beleg naar binnen
en brengt de knoopsgaten aan. Zij- en
schoudernaden sluiten, daarbij de rug
schouders iets inhouden. De halsrand
zet U tussen de dubbele stof van de
kraag. De mouwnaad wordt gesloten.
De korte mouw krijgt een 4 cm brede
opslag van dubbele stof. In de onder
kant van de lange mouw maakt U een
splitje, waarna U hem ingerimpeld tus-
sen een 2
cm breed
boordje op
polswijdte
naait. U zet
de mouw
over de kop
even inge
houden
naad op
naad val
lend in het
armsgat. Op
de voor
baan stikt u
de zakken
en in de
achterbaan
de bijschui-
ners. De
plooien op
o vallend
iftleggen-
(bij smalle
stof kunt u
hierin
J21 30 «8
een paar naden verwerken), de zijnaden
sluiten en de rok met het lijfje verbin
den, dat op de aangegeven plaatsen in
gerimpeld wordt.
Wilt U een wit piqué kraagje hebben,
wat vooral bij donkere of geruite stof
pittig staat, dan werkt 11 de halsrand
met 'n schuin biesje af. De witte kraag
ook op een schuin biesje genaaid, wordt
met handsteken bevestigd, zodat hij ge
makkelijk apart gewassen kan worden.
Van de toepassingen van tweeërlei
stof is hier maar één voorbeeld gege
ven, maar U ziet zelf wel, dat er nog
heel wat andere mogelijkheden zijn.
Een knoopgarnering op de zakjes staat
heel aardig en bij een'effen jurkje be
reikt U iets „eigens" door de schouder
pasjes en zakjes te borduren. Als ons
meiske van handwerken houdt, zal ze
dat zeker graag zelf doen, wat het beste
gebeuren kan, vóór de jurk in elkaar
gezet wordt.
J7EN MENS is een gecompliceerd wezen. Hij is
niet alleen mens, maar heeft ook iets in zich
van het dier. Ik bedoel dit niet alleen in negatie
ve zin. Ja, in de oorlog hebben we allemaal er
varen, dat mensen als beesten kunnen zijn, en
zelfs erger dan beesten. Maar in het leven van
alledag is dit ook het geval. We streven, evenals
het dier naar een lichamelijk welbehagen; we zijn
ook gevoelig voor een smakelijk hapje; we koes
teren ons gaarne eens in het zonnetje. We houden
van de gezelligheid; het stemt ons blij, als iemand
ons vriendelijk bejegent; we zijn een beetje
nieuwsgierig enz. Dit alles, en nog meer, hebben
we met de dieren gemeen, en er zit niets ver
keerds in. Het wordt pas verkeerd, wanneer die
gevoelens ons zó beheersen, dat we met anderen
geen rekening meer houden. Deze verkeerde kant
is in de oorlog bij zeer velen naar voren gekomen.
Men had honger, men had het koud, en men nam,
wat men krijgen kon; zo nodig ten koste van an
deren. Een ieder is zichzelf het naast.
f lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll^
Wanneer u nu een groep kleintjes gade slaat,
zult u zien, dat ze zich in vele opzichten gedragen
als kleine diertjes. Ze volgen hun innerlijke drang.
Staat een kameraadje in de weg: „hup", hij krijgt
een opstopper. Is er ergens wat te zien, dan ver
dringen ze elkaar, om er zo dicht mogelijk bij te
zijn. Ze kunnen vechten om een stuk speelgoed,
zoals twee honden vechten om een vette kluif.
Maar ze zijn ook vrolijk; ze weten te genieten
van het ogenblik, zonder bijgedachten. De vol
wassene mokt: „Dat mooie weer hadden we in
onze vacantie moeten hebben"; het kind aan
vaardt de dingen, zoals ze zijn. Omdat het zich nog
niet verdiept in het feit, dat het ook anders had
kunnen wezen. Ook in dit opzicht herinnert.het
kind ons aan het dier.
Maar een mens heeft ook iets in zich van het
Goddelijke, en ook dit bespeuren we al bij ■liet
kind, omdat het zich ook hierin spontaan geeft.
Misschien kan ik het nog beter zo zegen: een kind
staat nog voor het Goddelijke open. Ook al weet
het dat niet, en heeft het de naam God nooit
gehoord. Het wordt immers hierin niet gehinderd
door zijn verstand; het vraagt gèen bewijzen,
zoals wij. Want het is niet alleen de atheïst, die
Archipel van 6500 eilandjes
(Van onze correspondent te Stockholm)
yyEET IJ Aland te vinden?Het is een groep van 6500 eilandjes, die een
schakel vormen tussen Zweden en Finland. Op één van deze rot9en van
graniet woont onze gewezen landgenote, mevrouw E. Erikson, thans echt
genote van de bekende scheepseigenaar en 'tevens de consul van ons Konink
rijk. Het is lang niet eenvoudig, tot haar eiland door te dringen. Van Stock
holm moeten wjj met de boot naar Mariehamn, de 4000 zielen tellende hoofd
stad van deze archipel. De reis, die door de prachtige „Skargarden" gaat^
duurt zes uur, waarvan wfl slechts één uur op de open zee zijn. Voor de
Zweden is deze reis een dubbel genot. Zij immers kunnen zich dan eindelijk
te goed doen aan sterke drank en dit als tip voor de reizigers naar de
Olympiade te Helsingfors aan belastingvrije Engelse sigaretten.
de regering in Helsingfors vooral
niet Helsinki zeggen, want ook dat is
Fins te maken hebben. En onder de
gasten zit juist een van de ijverigste
los-van-Finland aanhangers die al een
nieuwe vlag heeft ontworpen: hij
neemt de Zweedse vlag over en plaatst
in het gele kruis nog een blauw kruis.
Onze gastvrouwe heeft werkelijk niet
het idee op een uitpost te zitten. In
„minder dan geen tijd" vliegt zij naar
Stockholm, vanwaar zij dan in enkele
uren in het oude vaderland kan zijn.
Dat gezegde van .minder dan geen tijd"
is nog waar ook. want het toestel, dat
om 18.40 uur Finse tijd van Mariehamn
vertrekt is om 18.20 Zweedse tijd in
Stockholm.
Meer vlees dan groenten
Ja, mevrouw Erikson kan het in den
vreemde best uithouden. Dat de Alan-
ders meer vlees dan groenten eten,
lijkt het kindvan een vegetarische
moeder wel. En ook het harde brood
vindt zij lekker, hetgeen trouwens al
haar krachtige tanden verraden. Over
het klimaat is zij bijzonder goed te
spreken. Een droge koude is volgens
haar lang niet zo erg als dat gure, nat
te weer in Nederland. Aan verstrooiing
ontbreekt het haar evenmin. De zaak
de heer Erikson heeft niet alleen
een respectabele moderne vloot, maar
was ook de eigenaar van oude zeilsche
pen, waartoe ook de „Viking" behoor
de, die enige maanden in Rotterdam
heeft gelegen eist representatieve
plichten. Ook het erebaantje van con
sul der Nederlanden vergt tijd, al zijn
er op Aland nog slechts Deense,
Zweedse en Russische consulaire pos
ten. En als het echtpaar echt leuk wil
uitgaannemen ze even het toestel
naar de Zweedse hoofdstad.
Te lichte zomernachten
Het enige, waartegen onze ex-land
genote bezwaar heeft, zijn de lichte
zomerse nachten. Daarentegen vreest
zij niet het donker, dat gedurende de
vier of vijf uur korte Decemberdagen
voor vele buitenlanders zo beklemmend
Zo ontstaat al vlug een vrolijke stem
ming aan boord, die later jammer ge
noeg niet bevorderlijk is voor een
vlugge afwerking door de Finse douane
die soms wel twee uur voor de iets
over de honderd aankomenden nodig
heeft. Als we de douane hebben gehad,
zijn we er echter nog niet. Een van de
achttien taxi's, die Aland rijk is, brengt
ons over een stoffige weg naqr het.Zui
delijkste puntje. Dan moeten wij nog
over een hek klimmen, een boerenerf
oversteken en een steiger zoeken waar,
als de afspraak goed is, het motorboot
je van de heer Erikson op ons wacht.
Dan nog een water over en we zijn er
Fins is taboe
Al spoedig bemerken wij, dat wij er
goed aan doen, geen Fins te spreken.
De Alanders, die eeuwenlang tot Zwe
den hebben behoord en slechts door
een ongelukkig verdrag in 1809 de
eilanden en ook Finland aan Rusland
hebben verloren, willen niet veel net
naar bewijzen vraagt. De godsdienstige mens doet
dat evengoed, wanneer hij vraagt: „Waarom laat
God liet onrecht, en de strijd in de wereld toe;
waarom grijpt Hij niet in?" „Waarom laat Hij
juist mij dit alles ondervinden!" En zo meer.
Kinderen staan voor het Goddelijke open, en
ondergaan de invloed er van, hoewel onbewust.
Daardoor kunnen ze soms zo ontroerend lief zijn.
Vanmorgen bijv. was er een nieuw meisje op
school. Een klein ding, dat eerst nogal huilde.
Maar Ernst heeft zich over haar ontfermd. Hij
veegde haar tranen af; hij ging vóór haar staan,
als een wilde jongen haar omver dreigde te lo
pen; hij beschermde haar, en kwam voor haar op.
„Mag dat jongetje daarmee spelen?" Zo'n hummel
is hijzelf nog, dat hij nog niet eens weet, dat het
een meisje was. Onbewust kwam hier het ridder
lijke naar voren.
De mens heeft ook het vermogen gekregen, iets
nieuws te scheppen. Ook dit is een Goddelijke
eigenschap, die in het kind al naar voren treedt.
Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat ze in staat Zijn
kunstwerken te scheppen. Ze zijn echter in staat
iets nieuws tot stand te brengen; zelf iets te ma
ken, of te bedenken. In ieder kind werkt de
scheppingsdrang. Fröbel heeft daar al op gewezen,
en daarom gezocht naar materiaal, waaruit het
kind zelf iets scheppen kan: klei, papier, blokjes.
Daar kan de kleuter mee werken op zijn eigen
primitieve manier; hij kan er ook ontdekkingen
mee doen; heel eenvoudige ontdekkingen in 't
begin. Bijv. hoe stokjes in gaatjes passen, en wat
je daarm:e kunt maken. Wat wij in een enkel
ogenblik zien, moet een kind nog proberen, en
ervaren. Wat voor ons een vanzelisprekendheid
is, is voor hen een interessante proefneming.
Het lijkt u misschien ver gezocht, om dit in
verband te brengen met het Goddelijke. Werkt
hier niet alleen het verstand? Ik geloof van niet.
Omdat bij het kind nog de spontane vreugde aan
wezig is om een resultaat, om een ontdekking. En
dat spoort hen weer tot nieuwe pogingen aan. Het
werkt nog om de vreugde van het werken zelf.
En juist dat laatste is er bij vele volwassenen af
gegaan. Voor een groot deel door de levensomstan
digheden. Hoe weinig mensen zijn in de gelegen
heid geweest, hun eigen beroep te kiezen? Voor
hoevelen is het werk alleen nog maar een middel
om aan de kost te komen? Dan valt de hogere
kant er van weg, en blijft alleen het verstande
lijke over. En dat is een groot verlies. Laten we
hopen, dat de kinderen het later mogen behou
den. H. A. POSTMA-VAN ALBADA
Mevrouw Erikson is evenmin bang
voor de eenzaamheid. Als er eens te
veel gasten geweest zijn, trekt zij naar
een nog meer afgelegen eiland, waar
zij een kleiner huisje heeft staan en
waar zij dan slechts vergezeld is van
enkele schapen. Dat, zegt ze, doet me
goed, dat is ontspanning.
In de hoofdstad staat haar huis num
mer drie, haar winterverblijf, waar te
vens kantoor en consulaat zijn geves
tigd. Maar daar woont ze eigenlijk
maar de kortste tijd van het jaar.
„Fru Skeppsrad" of „consulinnan", zo
als de Alanders haar wel eens aan
spreken, is door haar natuurlijk optre
den en haar ongedwongen charme over
al even bemind. In een speelse bul
kan zij de zakelijke bijeenkomst der
mannen verlaten om buiten met haar
twee schoolgaande kinderen om het
hoogst te schommelen. Aan de manier
waarop zij met andere mensen omgaat,
kan men niet afleiden, of zij met een
vriendin of met de hulp in de huishou
ding spreekt. Zo is het begrijpelijk, dat
een Alander zijn commentaar over
onze gewezen landgenote samenvatte
in de woorden: een vrouw om trots op
te zijn.
I
(Advertentie, lag. Med.)