Het grote feest van de Herfst nadert nu snel! OASE IN INKT LAND AMSTERDAMS PODIUM Een dichterlijke klerk wordt leraar aan het Amsterdams gymnasium Ekster en eekhoorn doffen zich extra op Techniek WEK DE GAL IN UW LEVER OP En weer kleuren de bladeren Wondere schoonheid in een duinvallei Lied van de week VANDALISME VIERDE IN RIJSWIJK HOOGTIJ v, Holdijk, de Kennemer Minstreel Een Je jong kerel voor de maiden op skool" Schoolmeester vilt dnop< kikvorsen Txuifydhmte.'i Ui GUy. «SM J^IJK TOCH EENS! In ijltempo snellen brede, grillige schaduwvelden over de groene weiden, een perceeltje eikenhakhout, het rimpelende water van een vaart en een leeggehaald, rullig omwoeld aardappelakkertje. Schaduw plekken geworpen door op ruige winden voortstuwende wolkgevaarten, die in dit heerlijke jaargetijde zulke kolossale vormen aannemen, dat men zich zou kunnen indenken, dat een schilder ze zo zou kunnen aanbrengen boven een jachttafereel uit het Rijk der Reuzen. Een tafereel, waarin herculisch ge bouwde mannen een op-leven-en-dood-gevecht leveren tegen dreunend aan stormende, schuimbekkende elandenWelk een stralende wereld ligt er echter voor ons als die donkere plekken weer zijn weggegleden, ongrijpbaar en zonder geruchtDan heeft de milde najaarszon opnieuw vrjj spel en kaatsen de kleuren van het Hollandse polderland zo onverwacht fel en zo bont als men eigenlijk slechts had gedacht te kunnen treffen langs de half- tropische kusten van de Middellandse Zee. Dan weet ge gelijk, dat ge blij moogt zijn, dat ge onaangetaste vreugde moogt hebben aan dit geschenk, dat door de Herfst ook nu ons om niet geschonken wordt. proeven wij even van het bloedrode, zoete sap van de bramen en beklimmen dan de zeereep. Het aantrekkelijke van de laatste duinenrij voor het strand zijn de geel witte stuifhelllngen met het hoge blon de helm op de scherpe kammen. En MEN bemint de lente om de tere weelde van bloesemende bomen, het gefluit van een merel in de stilte van het avonduur en het leuke, donzige kievitsjong, dat na de eerste wandeling uit een grasoverhuifde greppel met grote verwonderde ogen kijkt door bloeiende graanakkers, het overmoedige spel van zonlicht met het witte schuim van omtuimelende golftoppen voor het strand en de onhandige vliegoefeningen van nog nestvale, jonge kraaien. Maar telkens als de toppen van de po pels dieper doorbuigen onder de kracht der najaarswinden, de kruisspin haar webbe ophangt tussen de bruinende struiken en de kiekendief op brede wieken als een directe dreiging voor het kleine gedierte, in grote kringen laag over het blauwgrijze rietland zeilt, bekruipt ons een wonderlijk gevoel. Een gevoel, dat we beleefden noch in de lente, noch in de zomer. Alleen in de herfst trekt er iets door ons wezen, waardoor wij ons meer dan ooit anders verbonden voelen met dat wat behalve ons mensen geschapen werd. Wij voe len er ons onweerstaanbaar door aan getrokken en geven er ons met een aparte genegenheid, een verlangen bijna aan over. En dat verlangen wordt bevredigd, waarheen ge ook trekt! In het duin EEN dwaaltocht door het duin is nu in de eerste plaats aan te bevelen, want hier duurt de herfst maar kort en is het na de eerste helft van October snel gedaan met dat wat nu nog in ruime mate onze aandacht weet te vangen. De berken in de lage valleien van de binnenduinen laten eind Augustus reeds het eerste gele blad vallen. De hagedis, minnaar van het warme zomerzonnetje bij uitstek, laat zich al minder dikwijls zien. De leven digheid van het insectenleven valt snel terug en de warme bloei van de struikhei is ook al voorbij. Wel bun gelen hier en daar nog de rose ballon netjes van de dopheide en kunnen we vooral in de natte delen soms nog ge nieten van de wonderschone bloei van de parnassia. Ga eens bij zo'n veldje bloeiende parnassia zitten ais ge het geluk hebt ze te vinden en laat de on wereldse teerheid van deze fijne, op hoge dunne steeltjes staande bloemen dan wat op u inwerken. Het kan u brengen tot een eerbiedige stilte en tot geluk. Een ander geschenk vindt ge nog te gen de zuidhellingen. Dan kruipen in een chaotische wirwar de stengels der braamstruiken, die tussen het blad ver borgen, de zwaarbedauwde, diepblau we vruchtentrossen dragen. Natuurlijk als het ons meeloopt vinden we hier, waar het duin een eeuwigdurende strijd voor zelfbehoud voert met de wind en de bij stormweer hoogoplopen de zee, wat fraaie blauwe zeedistel! Een kille plant deze distel, maar juist om haar ongenaakbaarheid en schone trots altijd verzekerd van onze bewon dering. De naam distel is eigenlijk wat verwarrend. Deze plant behoort n.1. tot de familie der schermbloemen. De wer kelijke distels zijn composieten en fa milie van het madeliefje en de zonne bloem. Het feest nadert JN het bos viert de Herfst hoogtij zo tegen het midden van October. Na tuurlijk „het aanloopje" is reeds ir. volle gang. De kleuren komen er al in met het scherper groenende mos, de oranjerode brand van de lijsterbes, het tot karjnozijntinten verschietende blad van de braamstruiken, het laatste rose van een enkele koekoeksbloem en de bruine flits van de pluimstaart van een speelse eekhoorn. Nog een paar dagen wat flink wind, wat vochtdoortrokken, nevelige ochten den en killere, hoge nachten. Ddn zal alles 'Wel gereed zijn voor het machtige feest, waarmee het woud het afscheid viert van de zomer. Een feest van de laaiende kleuren van het vallende blad, bundels wit zonlicht strelend langs gladde beukenstammen en even als een felle schijnwerperstraal gericht op een grasveldje, waar juist een groene specht (met dat leuke rode petje) on rust zaait onder de bevolking van een mierennest Alles wat leeft van en in het bos verschijnt dan op het appèl. We zien er de mezen bij hele troepen, een schuchtere uil, de brutale eksters en niet te vergeten de Vlaamse gaaien, het konijn en de eekhoorn, de welge> dane houtduif en onze niet minder dik- gegeten, schommelende vriend-egel. Kortom het zal een heerlijk feest zijn, waaraan ook gij genood wordt. Ja, als ge een niet te luidruchtige en indringe rige klant zijt tenminste. Gaat ge er heen? Nu, dan veel, heel veel genoe gen! Wanneer wij onze wereld eens Met vroeger vergelijken, Wat kwam er in de laatste eeuw Dan toch enorm veel kijken. Als 't over-opoe was vergund Eén dag hier rond te blikken, O, weer, m'n lezersschaar. Wat zou zij dan toch schrikken. Wij knalpotten de wegen langs, We dav'ren door de luchten, We varen mijlen onder zee En maken wereldvluchten. We spreken via Hilversum En tante Ka in Petten Hoort op het zelfde ogenblik De gramofoon aanzetten. We trekken wegen door de zee, We bouwen bruggen, sluizen, We zetten wereldzenders neer, Verrollen torens, huizen, We vliegen sneller dan 't geluid, We smijten met atomen.... En nu is de televisie dan Ook in óns huis gekomen. We hoeven niet meer buitenshuis Kunst en vermaak te zoeken, Je krijgt het ingeblikt in huis Uit alle wereldhoeken. We zitten in een luie stoel En heel in Gilze Rijen Zie je een paartje op een bank In een plantsoentje vrijen. Gewis, techniek staat schier voor Wij hebben knappe koppen, (niets, Die zich door niets en niemand in Een hoekje laten stoppen. Ze kunnen dit, ze kunnen dat, Ze draven, slaven, sloven, Alleen een feilloos achterlicht Gaat hun verstand te boven....! F. JABSON. Desastreuse gevolgen had het „op treden" van een zevental jongelui tus sen de 15 en 17 jaar, die gistermiddag op een terrein te Rijswijk elkander be kogelden met dakpannen. Niet minder dan 700 dakpannen, afkomstig van da ken der omliggende huizen, vielen ten offer aan dit vandalisme. De Haagse recherche heeft de heren ingerekend. (Advertentie. Ing. Med.) RELDEN zagen wij een gevarieerder publiek bijeen dan Dinsdagmiddag tien minuten over half één in het City Theater. Daar zaten directeuren en lift bedienden. Procuratiehouders en facturisten. Chef-verkoopsters en halfwas- winkelhippies. Verzuurde en vergrauwde klerken en bedrljfs-psychologen. Tele foonjuffrouwen en chefs de bureau. Ongetrouwde dames, vergeeld, verzuurd en verflenst door cijfers, cijfers, cijfers en haast gevaarlijk lieftallige kantoornimfen. Bankbedienden, grootboek-bijhouders, beheerders van het journaal en opper- boekhouders. Kortom: alles wat iets te maken had met cijfers, inkt, schrijf machines en boekhoud-apparaten was vertegenwoordigd. En ieder op zijn ma nier. Dat wi! zeggen: de een met een in zacht-knisterend cellofaanpapier omhulde sigaar van om en nabij twee kwartjes, de ander met z'n kuggie, belegd met schapenkaas. De een rookte, de ander kauwde. En allemaal keken ze naar dat grote, wijdse toneel. Het was Pauze-Theater, hetgeen wil zeggen: veertig minuten ontspanning voor al diegenen, die gedoemd zijn overdag hun dromen boven de toetsen van Underwoods en Remingtons bot te vieren. Of over de maagdelijke blankheid van grote folio-vellen, waarop bedrijven in cijfers staan uitgedrukt. 70'N Pauze-Theater is eigenlijk een bijzonder merkwaardige instelling. Dinsdag waren het veertig minuten toneel van Shaw. Over een paar weken is het een Chopin-recital van Van der Pas. En daarna volgt weer een cabaret. Het Pauze-Theater is voor dót deel der aan kantoorstoelen vastklevende mens heid, dat voor twee kwartjes veertig minuten vergetelheid zoekt. Men be hoeft zich er niet voor te kleden. Men behoeft er geen andere das bij aan te trekken. En de entrée is minder dan één pakje dubieuze Amerikaanse siga retten. Kwaadspreken is een plezierig ding, maar ik zou met de beste wil ter wereld geen kans zien één onaange naam, vervelend, hatelijk ding over het Pauze-Theater te zeggen. Het is alleen maar genoeglijk, en het kost haast niets. Het Amsterdamse Pauze-Theater is iets, dat een mens blij maakt dat hij z'n werk in de hoofdstad moet afdoen. En mocht een uwer, vrienden, eens in de gelegenheid zijn dat Pauze-Theater te bezoeken, bezoek dat dan. Midden op de dag, met uw twee sneedjes brood in een papiertje op uw knie. Voor twee kwartjes. In die veertig minuten kregen we dus Shaw. O neen, niet een van zijn grote, brillante werken. Een klein werkje: „The Man of Destiny", of, zoals wij dat hier in Holland noemen „De Corsicaan". Een grotesk bedenksel van de onnavolg baar geestige Ier, waarin hij dingen zegt over kiezers, generaals en de fi guur van Bonaparte, die zich op de een of andere manier in uw kleine hersenen vasthaken en die daar nooit meer los van komen. WELK BEELD zal de gemiddelde Nederlander zich gevormd hebben van Willem Hofdijk, de in 1816 geboren Alkmaarse dichter, die bekend is geworden als de „Minstreel van Kennemerland"? Och, men zal hem vermoedelijk zien als een ietwat weeë kunstenaar, schuw van het handwerk, dweepziek, zelfingenomen en akelig romantisch. We denken dan misschien aan zijn eerste romantische dichtstuk, dat de naam „Rosamunde" droeg. Dit heldenverhaal droop van het bloed, de kruitdamp sloeg er af en de liefde kon men er met pollepels van af scheppen. Door deze schepping waande Hofdijk zich een begenadigd kunstenaar en hij meende, dat de wereld aan zijn voeten zou knielen. Maar zijn vriendin, Truitje Toussaint, wiens beeltenis nu nog een van de Alkmaarse plantsoenen siert, getuigde heel Juist van hem: „Hij is iemand, die altijd van en in illusies leeft". En ds. Hasebroek van de „Dichterkring van Heiloo" schreef aan Potgieter over deze Hofdijk: „Het is een jongeman, met blond hair, ronde ogen, een geel bokken- sikje onder de kin, veel verliefdheid op joffer Toussaint en weinig liefde voor goede smaak, veel inbeelding en weinig Bildungziedaar de auteur van Rosa munde. REDBAND 1 CtCUl- (Advertentie, Ing. Med.) TOCH heeft Willem Hofdijk lauweren geoogst, zeer vele zelfs. Die naam „Kennemer Minstreel", die men in zijn tijd soms smalend moet hebben uitge sproken, werd zijn erenaam, waaronder hij bekend zou blijven. Zijn leven was veelbewogen. Als zoon van de Alkmaarse goudsmid Hofdijk, werd Willem op elfjarige leeftijd in het bedrijf opgenomen. Hij moest met de karwei-doos op stap om op marktdagen bij de depothouders gouden oorijzers, zilveren gespen en juwelen spelden te halen, die de boeren daar ter reparatie hadden afgegeven. Dat er geen be kwaam goudsmid uit Willem zou groei en, bleek al gauw. De jongeman was zo verzot op boe ken, dat men besloot hem voor school meester te laten leren. Toch vond Wil lem in de studie voor onderwijzer niet de volle bevrediging. Hij was te zeer kunstenaar. Hij tekende en schilderde graag en had grote liefde voor de na tuur. Maar daarnaast was hij ook dich ter. Met enkele vrienden had hij zelfs een „rldderbond", waar de jongelui heerlijk poëtisch konden „razen", wat we tegenwoordig „doorslaan" zouden noemen. Levend begraven rtESONDANKS werd Willem Hofdijk een redelijk onderwijzer van de Jeugd. Na de ,dood van zijn moeder toen de zaken slecht gingen, werd de 20-jarige jongeman plaatsvervangend bovenmeester in Heerhugowaard. In zijn huis bewaarde men de herinnerin gen aan de tijd, dat hij een vrolijke klant was, die veel tekende, die plan ten verzamelde voor zijn kruidboek en de gruwelijke liefhebberij beoefende om kikvorsen te villen. Willem bleef slechts twee maanden in Heerhugowaard, omdat volgens zijn zeggen de boeren hem „een te jong kerel voor de melden op skool" vonden. HU kwam terecht in Beusichem in de Betuwe, waar hij zich levend be graven voelde. Op deze plaats ontstond zijn „Rosamunde". Zoals gezegd voelde Willem zich dermate begaafd, dat hij er zijn baantje aan gaf en naar Alk maar terugkeerde: boordevol illusies, maar met een platte beurs. Doch Alkmaar werd een desillusie. Wel had Hofdijk nu de gelegenheid zich meer te verdiepen in de geschiedenis van zijn vaderland en ook leerde hij Frans en Duits. Hij dweepte met de „grote" letterkundigen van die dagen, met Nicolaas Beets en „Jonathan" (ds. Hasebroek van Heiloo). Schilder en leraar jyjEN dacht verlost te zijn van de dich ter Hofdijk, toen deze in 1840 de be trekking van schrijver op het stadhuis tegen een jaarwedde van 200.aan nam, gedreven door geldnood. Hofdijk, die zich de Minstreel van Kennemer land had genoemd en zich in oude tij den als zodanig gast op de burcht van Egmond, het slot van Heiloo en de Abdij van Egmond droomde, voelde zich op de secretarie maar een armza lige varkenshoeder. Zijn vrije tijd be steedde hij aan studie en schrijven en sinds 1846 ging hij zich pas toeleggen op tekenen en schilderen onder leiding van kunstschilder Plas. Toen de be roemde Bosboom met Hofdijk in con tact kwam moedigde deze de laatste aan. En dan verlaat Willem Hofdijk weer de secretarie. Hij wordt kunst schilder. Hij leidt in Haarlem een vrij en ongebonden bestaan. Doch op zijn zwerftochten door Kennemerland ontstaan dan zijn balladen en hieruit blijkt, dat hij toch meer schrijver dan schilder is. Eindelijk, in 1851, verandert zijn le ven weer. Dank zij de curator aan het stedelijk gymnasium te Amsterdam de beroemde Jacob van Lennep wordt hij daar benoemd als leraar in het Nederlands en de geschiedenis. Deze maand is het een eeuw geleden, dat hij daar zijn eerste les gaf. „Fris en ongegeneerd" UOE die lessen waren blijkt uit een uitspraak van een van Hofdijks leer lingen, de later zo beroemde mr. H. P. G. Quack. Deze getuigt van zijn leraar: Hoe fris en ongegeneerd uitte hij zich! Het was, alsof een stevige bries zijn komst vergezelde". Hofdijk betrok ka mers op het Thorbeckeplein, dat toen nog „Kaasmarkt" heette en voerde daar het volgende jaar in triomf zijn bruid Lenie Ukena, ook een Alkmaarse binnen. Spoedig verhuisden de twee echter naar een geschikter huis op 't Rusland, hoek Ouwezij ds Achterburg wal. Helaas kwamen toen al gauw de zor gen. Toen hun een zoontje werd gebo ren stierf dit en na enige maanden overleed ook Lenie. Hofdijk raakte op de grens van krankzinnigheid door smart. Later is hij nog tweemaal ge trouwd geweest. Merkwaardig onder scheidde hij zijn drie echtgenoten. Lenie bleef steeds zijn „Engel', zijn tweede vrouw was „de moeder mijner kinderen" en de derde „mijne vrouWe". Onderwijl was de dichter een be roemd man geworden. Toen hij zeven tig werd huldigde men hem op groot se wijze. Na zijn ontslag als leraar vestigde hij zich in Arnhem, waar hij in 1888 overleed. In Roozendaal vond hij zijn laatste rustplaats. Balladen-dichter VEEL heeft Hofdijk geschreven, maar zijn waarde ligt in zijn balladen. Daaruit leren we de romanticus, die hij was, het beste kennen. En nog kun nen deze ons wel boeien. Zijn omgeving het schone Kennemerland was de en tourage voor zijn dichtwerken. Denken we slechts aan „St. Paulusnacht", waar in we met de dichter toeven in de St. Laurenskerk te Alkmaar, op de dag dat daar „voor 't zwart befloerst altaar" het lijk van de vermoorde Graaf Floris V ligt opgebaard. Of we beleven in „Moedervloek" het instorten mee van de toren van dezelfde kerk in het jaar 1468, waarbij twee door haar moeder vervloekte begijntjes het leven ver liezen. Aan het landelijke Bergen schenkt „Elfenbron" herinneringendoor het slot Ramp. Egmond wordt vertegen woordigd door „St. Adelbrechts Aan klacht". In de „Bedevaart naar het Oosten" bezoeken we met de minstreel de kapel van O.L. Vr. ter Nood te Heiloo. En zo blijven er ontelbare her inneringen op te halen uit Hofdijk's Balladen van Kennemerland. Dat onze dichter over een ruime fantasie be schikte, bewijzen zijn op hoge leeftijd geschreven gedichten over Java...., welk eiland hij nimmer heeft gezien. Ons was het met dit artikel vooral te doen om te herinneren aan de dag, dat Willem Hofdijk gymnasiumleraar werd. Bij de huldiging op zijn 70ste verjaardag sprak een van zijn leerlin gen hem als volgt toe: „Als wij u hoor den, ging de ware, de echte poëzie van het volk voor ons open". En dit is begrijpelijk, want deze goudsmidszoon, die korte tijd klerk werd, was allereerst: een dichter. 70 waren wij daar dus vereend, alles wat tot de gemeenschap van penne- likkend Amsterdam hoorde, en aan zagen de grote devaluatie van de kleine Corsicaan. Wij zagen hoe menselijk hij was. Dat wil dus zeggen: hoe belache lijk, hoe opgeblazen, hoe ijdel, hoe dom. Want dit, mijne lezers, schijnen de meest kenmerkende eigenschappen te zijn van het allervoortreffelijkste crea tuur der schepping, de mens. Wij waren allemaal, de directeuren en de liftboys,, de typisten en de juffrouw van de be- drijfsretirade, geboeid. Hoewel de zaal enigszins koud was. En hoewel we daar nogal slordig en een beetje raar tussen elkaar zaten met onze Egyptisch linnen regenjassen, verschoten pullovertjes en een paar wild-woeste Yankee-hemden. Geboeid door die drie, vier toneelspe lers, die veertig minuten lang probeer den de droesem van balansen en de stank van inkt, gluton en lak, weg te spelen. En die daarin wonderwel slaag den. Het waren leden van het gezelschap „Puck". „Puck" betekent: de jonge garde. Men zou van steen en platina moeten zijn om over „Puck" onaardige dingen te zeggen, omdat wij weten hoe hard, hoe moeizaam en met hoeveel energie daar wordt gewerkt. Maar als wij dan geen onvriendelijke dingen wil len zeggen, dan toch wel een bijzon dere vriendeijkheid. En dat geldt de kleine Cecilia Lichtveld. Een goed jaar geleden zagen wij haar voor het eerst in de Midsummernightsdream en schre ven iets over een merkwaardig opval lend artistiek talent. Wat wij Dinsdag middag zagen bewees dat wij geen let ter te veel beweerden, in dat Podium. Dit wordt een actrice. En waarschijn lijk een groot actrice. Al was het maar alleen omdat zij zo langzamerhand de enige toneelkracht is die verstaan baar spreekt. JIEN voor half twee stonden we weer op het Leidseplein, knipperend te gen het brutaal-harde herfstlicht, koud van buiten en warm van binnen door dat Shaw-iaanse hellevuur van geniale sarcasmen, waarmee hij de grote Cor sicaan vermoordt. We verdwenen in alle windrichtingen. De liftboy ver volgde z'n beperkte wereldreis door de schacht. De typisten gingen weer, net als vogels in een volière naast elkaar zitten, en vervolgden hun hoogst- en allerhoogstbelangrijke brieven. De fae- turist ging door met z'n facturen. De oude dame daalde af in 't archief. En zo gingen zij allen heen, naar de steppen en prairies van Inktland. Maar allen namen ze de kleine Corsicaan mee, in de liften en in die volières. In de pijpe- laden en in de trotse bankgebouwen. In de bazars en in al die gelijkvormige, kale, kille, onpersoonlijke lokalen, waarin de mensen en de cijfers elkaar vinden. Voor velen was die middag licht te dragen. Dank zij de Corsicaan, dank zij die veertig minuten. En.ja, dank zij de kleine, grote Cecilia. Er zijn redenen om Amsterdam te haten. Men kan gruwen van zo'n stad, waarin de mensen huizen als muizen in een kooi. Er zijn andere redenen het lief te hebben. Een er van is het Pauze- Theater. Omdat het voor de liftboy en de procuratiehouder is. In de meest volstrekte betekenis: voor iedereen die nog twee kwartjes heeft. ANTHONY VAN KAMPEN V snit 's morgens „kiplekker" nit bed springen. Elke dag moet uw lever een liter gal tg uw ingewanden doen stromen, anders ver teert uw voedsel niet, het bederft. U raakt verstopt, wordt humeurig en loom. Neem deplantaardige CARTER'S LEVERPIL LETJES om die liter gal op te wekken en uw spijsvertering en stoelgang op natuur- löke wtfze te regelen. Een plantaardig zacht middel, onovertroffen om de gal te does stromen. Eist Carter's Leverpilietjea. (Advertentie, Ing. Med.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1951 | | pagina 7