Het grote feest van de Herfst
nadert nu snel!
OASE IN INKT LAND
AMSTERDAMS PODIUM
Een dichterlijke klerk wordt leraar
aan het Amsterdams gymnasium
Ekster en eekhoorn doffen zich extra op
Techniek
WEK DE GAL
IN UW LEVER OP
En weer kleuren de bladeren
Wondere schoonheid in
een duinvallei
Lied van de week
VANDALISME VIERDE IN
RIJSWIJK HOOGTIJ
v, Holdijk, de Kennemer Minstreel
Een Je jong kerel voor de maiden op skool"
Schoolmeester vilt
dnop<
kikvorsen
Txuifydhmte.'i Ui GUy.
«SM
J^IJK TOCH EENS! In ijltempo snellen brede, grillige schaduwvelden over
de groene weiden, een perceeltje eikenhakhout, het rimpelende water van
een vaart en een leeggehaald, rullig omwoeld aardappelakkertje. Schaduw
plekken geworpen door op ruige winden voortstuwende wolkgevaarten, die in
dit heerlijke jaargetijde zulke kolossale vormen aannemen, dat men zich zou
kunnen indenken, dat een schilder ze zo zou kunnen aanbrengen boven een
jachttafereel uit het Rijk der Reuzen. Een tafereel, waarin herculisch ge
bouwde mannen een op-leven-en-dood-gevecht leveren tegen dreunend aan
stormende, schuimbekkende elandenWelk een stralende wereld ligt er
echter voor ons als die donkere plekken weer zijn weggegleden, ongrijpbaar
en zonder geruchtDan heeft de milde najaarszon opnieuw vrjj spel en
kaatsen de kleuren van het Hollandse polderland zo onverwacht fel en zo
bont als men eigenlijk slechts had gedacht te kunnen treffen langs de half-
tropische kusten van de Middellandse Zee. Dan weet ge gelijk, dat ge blij
moogt zijn, dat ge onaangetaste vreugde moogt hebben aan dit geschenk, dat
door de Herfst ook nu ons om niet geschonken wordt.
proeven wij even van het bloedrode,
zoete sap van de bramen en beklimmen
dan de zeereep.
Het aantrekkelijke van de laatste
duinenrij voor het strand zijn de geel
witte stuifhelllngen met het hoge blon
de helm op de scherpe kammen. En
MEN bemint de lente om de tere
weelde van bloesemende bomen, het
gefluit van een merel in de stilte van
het avonduur en het leuke, donzige
kievitsjong, dat na de eerste wandeling
uit een grasoverhuifde greppel met
grote verwonderde ogen kijkt door
bloeiende graanakkers, het overmoedige
spel van zonlicht met het witte schuim
van omtuimelende golftoppen voor het
strand en de onhandige vliegoefeningen
van nog nestvale, jonge kraaien.
Maar telkens als de toppen van de po
pels dieper doorbuigen onder de kracht
der najaarswinden, de kruisspin haar
webbe ophangt tussen de bruinende
struiken en de kiekendief op brede
wieken als een directe dreiging voor
het kleine gedierte, in grote kringen
laag over het blauwgrijze rietland zeilt,
bekruipt ons een wonderlijk gevoel.
Een gevoel, dat we beleefden noch in
de lente, noch in de zomer. Alleen in
de herfst trekt er iets door ons wezen,
waardoor wij ons meer dan ooit anders
verbonden voelen met dat wat behalve
ons mensen geschapen werd. Wij voe
len er ons onweerstaanbaar door aan
getrokken en geven er ons met een
aparte genegenheid, een verlangen
bijna aan over.
En dat verlangen wordt bevredigd,
waarheen ge ook trekt!
In het duin
EEN dwaaltocht door het duin is nu
in de eerste plaats aan te bevelen,
want hier duurt de herfst maar kort en
is het na de eerste helft van October
snel gedaan met dat wat nu nog in
ruime mate onze aandacht weet te
vangen. De berken in de lage valleien
van de binnenduinen laten eind
Augustus reeds het eerste gele blad
vallen. De hagedis, minnaar van het
warme zomerzonnetje bij uitstek, laat
zich al minder dikwijls zien. De leven
digheid van het insectenleven valt snel
terug en de warme bloei van de
struikhei is ook al voorbij. Wel bun
gelen hier en daar nog de rose ballon
netjes van de dopheide en kunnen we
vooral in de natte delen soms nog ge
nieten van de wonderschone bloei van
de parnassia. Ga eens bij zo'n veldje
bloeiende parnassia zitten ais ge het
geluk hebt ze te vinden en laat de on
wereldse teerheid van deze fijne, op
hoge dunne steeltjes staande bloemen
dan wat op u inwerken. Het kan u
brengen tot een eerbiedige stilte en
tot geluk.
Een ander geschenk vindt ge nog te
gen de zuidhellingen. Dan kruipen in
een chaotische wirwar de stengels der
braamstruiken, die tussen het blad ver
borgen, de zwaarbedauwde, diepblau
we vruchtentrossen dragen. Natuurlijk
als het ons meeloopt vinden we hier,
waar het duin een eeuwigdurende
strijd voor zelfbehoud voert met de
wind en de bij stormweer hoogoplopen
de zee, wat fraaie blauwe zeedistel!
Een kille plant deze distel, maar juist
om haar ongenaakbaarheid en schone
trots altijd verzekerd van onze bewon
dering. De naam distel is eigenlijk wat
verwarrend. Deze plant behoort n.1. tot
de familie der schermbloemen. De wer
kelijke distels zijn composieten en fa
milie van het madeliefje en de zonne
bloem.
Het feest nadert
JN het bos viert de Herfst hoogtij zo
tegen het midden van October. Na
tuurlijk „het aanloopje" is reeds ir.
volle gang. De kleuren komen er al in
met het scherper groenende mos, de
oranjerode brand van de lijsterbes, het
tot karjnozijntinten verschietende blad
van de braamstruiken, het laatste rose
van een enkele koekoeksbloem en de
bruine flits van de pluimstaart van
een speelse eekhoorn.
Nog een paar dagen wat flink wind,
wat vochtdoortrokken, nevelige ochten
den en killere, hoge nachten. Ddn zal
alles 'Wel gereed zijn voor het machtige
feest, waarmee het woud het afscheid
viert van de zomer. Een feest van de
laaiende kleuren van het vallende blad,
bundels wit zonlicht strelend langs
gladde beukenstammen en even als een
felle schijnwerperstraal gericht op een
grasveldje, waar juist een groene
specht (met dat leuke rode petje) on
rust zaait onder de bevolking van een
mierennest
Alles wat leeft van en in het bos
verschijnt dan op het appèl. We zien
er de mezen bij hele troepen, een
schuchtere uil, de brutale eksters en
niet te vergeten de Vlaamse gaaien,
het konijn en de eekhoorn, de welge>
dane houtduif en onze niet minder dik-
gegeten, schommelende vriend-egel.
Kortom het zal een heerlijk feest zijn,
waaraan ook gij genood wordt. Ja, als
ge een niet te luidruchtige en indringe
rige klant zijt tenminste. Gaat ge er
heen? Nu, dan veel, heel veel genoe
gen!
Wanneer wij onze wereld eens
Met vroeger vergelijken,
Wat kwam er in de laatste eeuw
Dan toch enorm veel kijken.
Als 't over-opoe was vergund
Eén dag hier rond te blikken,
O, weer, m'n lezersschaar.
Wat zou zij dan toch schrikken.
Wij knalpotten de wegen langs,
We dav'ren door de luchten,
We varen mijlen onder zee
En maken wereldvluchten.
We spreken via Hilversum
En tante Ka in Petten
Hoort op het zelfde ogenblik
De gramofoon aanzetten.
We trekken wegen door de zee,
We bouwen bruggen, sluizen,
We zetten wereldzenders neer,
Verrollen torens, huizen,
We vliegen sneller dan 't geluid,
We smijten met atomen....
En nu is de televisie dan
Ook in óns huis gekomen.
We hoeven niet meer buitenshuis
Kunst en vermaak te zoeken,
Je krijgt het ingeblikt in huis
Uit alle wereldhoeken.
We zitten in een luie stoel
En heel in Gilze Rijen
Zie je een paartje op een bank
In een plantsoentje vrijen.
Gewis, techniek staat schier voor
Wij hebben knappe koppen, (niets,
Die zich door niets en niemand in
Een hoekje laten stoppen.
Ze kunnen dit, ze kunnen dat,
Ze draven, slaven, sloven,
Alleen een feilloos achterlicht
Gaat hun verstand te boven....!
F. JABSON.
Desastreuse gevolgen had het „op
treden" van een zevental jongelui tus
sen de 15 en 17 jaar, die gistermiddag
op een terrein te Rijswijk elkander be
kogelden met dakpannen. Niet minder
dan 700 dakpannen, afkomstig van da
ken der omliggende huizen, vielen ten
offer aan dit vandalisme. De Haagse
recherche heeft de heren ingerekend.
(Advertentie. Ing. Med.)
RELDEN zagen wij een gevarieerder publiek bijeen dan Dinsdagmiddag tien
minuten over half één in het City Theater. Daar zaten directeuren en lift
bedienden. Procuratiehouders en facturisten. Chef-verkoopsters en halfwas-
winkelhippies. Verzuurde en vergrauwde klerken en bedrljfs-psychologen. Tele
foonjuffrouwen en chefs de bureau. Ongetrouwde dames, vergeeld, verzuurd en
verflenst door cijfers, cijfers, cijfers en haast gevaarlijk lieftallige kantoornimfen.
Bankbedienden, grootboek-bijhouders, beheerders van het journaal en opper-
boekhouders. Kortom: alles wat iets te maken had met cijfers, inkt, schrijf
machines en boekhoud-apparaten was vertegenwoordigd. En ieder op zijn ma
nier. Dat wi! zeggen: de een met een in zacht-knisterend cellofaanpapier omhulde
sigaar van om en nabij twee kwartjes, de ander met z'n kuggie, belegd met
schapenkaas. De een rookte, de ander kauwde. En allemaal keken ze naar dat
grote, wijdse toneel. Het was Pauze-Theater, hetgeen wil zeggen: veertig minuten
ontspanning voor al diegenen, die gedoemd zijn overdag hun dromen boven de
toetsen van Underwoods en Remingtons bot te vieren. Of over de maagdelijke
blankheid van grote folio-vellen, waarop bedrijven in cijfers staan uitgedrukt.
70'N Pauze-Theater is eigenlijk een
bijzonder merkwaardige instelling.
Dinsdag waren het veertig minuten
toneel van Shaw. Over een paar weken
is het een Chopin-recital van Van der
Pas. En daarna volgt weer een cabaret.
Het Pauze-Theater is voor dót deel der
aan kantoorstoelen vastklevende mens
heid, dat voor twee kwartjes veertig
minuten vergetelheid zoekt. Men be
hoeft zich er niet voor te kleden. Men
behoeft er geen andere das bij aan te
trekken. En de entrée is minder dan
één pakje dubieuze Amerikaanse siga
retten. Kwaadspreken is een plezierig
ding, maar ik zou met de beste wil ter
wereld geen kans zien één onaange
naam, vervelend, hatelijk ding over het
Pauze-Theater te zeggen. Het is alleen
maar genoeglijk, en het kost haast
niets. Het Amsterdamse Pauze-Theater
is iets, dat een mens blij maakt dat hij
z'n werk in de hoofdstad moet afdoen.
En mocht een uwer, vrienden, eens in
de gelegenheid zijn dat Pauze-Theater
te bezoeken, bezoek dat dan. Midden
op de dag, met uw twee sneedjes brood
in een papiertje op uw knie. Voor
twee kwartjes.
In die veertig minuten kregen we dus
Shaw. O neen, niet een van zijn grote,
brillante werken. Een klein werkje:
„The Man of Destiny", of, zoals wij dat
hier in Holland noemen „De Corsicaan".
Een grotesk bedenksel van de onnavolg
baar geestige Ier, waarin hij dingen
zegt over kiezers, generaals en de fi
guur van Bonaparte, die zich op de een
of andere manier in uw kleine hersenen
vasthaken en die daar nooit meer los
van komen.
WELK BEELD zal de gemiddelde Nederlander zich gevormd hebben van Willem
Hofdijk, de in 1816 geboren Alkmaarse dichter, die bekend is geworden als de
„Minstreel van Kennemerland"? Och, men zal hem vermoedelijk zien als een
ietwat weeë kunstenaar, schuw van het handwerk, dweepziek, zelfingenomen
en akelig romantisch. We denken dan misschien aan zijn eerste romantische
dichtstuk, dat de naam „Rosamunde" droeg. Dit heldenverhaal droop van het
bloed, de kruitdamp sloeg er af en de liefde kon men er met pollepels van af
scheppen. Door deze schepping waande Hofdijk zich een begenadigd kunstenaar
en hij meende, dat de wereld aan zijn voeten zou knielen. Maar zijn vriendin,
Truitje Toussaint, wiens beeltenis nu nog een van de Alkmaarse plantsoenen siert,
getuigde heel Juist van hem: „Hij is iemand, die altijd van en in illusies leeft".
En ds. Hasebroek van de „Dichterkring van Heiloo" schreef aan Potgieter over
deze Hofdijk: „Het is een jongeman, met blond hair, ronde ogen, een geel bokken-
sikje onder de kin, veel verliefdheid op joffer Toussaint en weinig liefde voor
goede smaak, veel inbeelding en weinig Bildungziedaar de auteur van Rosa
munde.
REDBAND
1 CtCUl-
(Advertentie, Ing. Med.)
TOCH heeft Willem Hofdijk lauweren
geoogst, zeer vele zelfs. Die naam
„Kennemer Minstreel", die men in zijn
tijd soms smalend moet hebben uitge
sproken, werd zijn erenaam, waaronder
hij bekend zou blijven.
Zijn leven was veelbewogen. Als zoon
van de Alkmaarse goudsmid Hofdijk,
werd Willem op elfjarige leeftijd in het
bedrijf opgenomen. Hij moest met de
karwei-doos op stap om op marktdagen
bij de depothouders gouden oorijzers,
zilveren gespen en juwelen spelden te
halen, die de boeren daar ter reparatie
hadden afgegeven. Dat er geen be
kwaam goudsmid uit Willem zou groei
en, bleek al gauw.
De jongeman was zo verzot op boe
ken, dat men besloot hem voor school
meester te laten leren. Toch vond Wil
lem in de studie voor onderwijzer niet
de volle bevrediging. Hij was te zeer
kunstenaar. Hij tekende en schilderde
graag en had grote liefde voor de na
tuur. Maar daarnaast was hij ook dich
ter. Met enkele vrienden had hij zelfs
een „rldderbond", waar de jongelui
heerlijk poëtisch konden „razen", wat
we tegenwoordig „doorslaan" zouden
noemen.
Levend begraven
rtESONDANKS werd Willem Hofdijk
een redelijk onderwijzer van de
Jeugd. Na de ,dood van zijn moeder
toen de zaken slecht gingen, werd de
20-jarige jongeman plaatsvervangend
bovenmeester in Heerhugowaard. In
zijn huis bewaarde men de herinnerin
gen aan de tijd, dat hij een vrolijke
klant was, die veel tekende, die plan
ten verzamelde voor zijn kruidboek en
de gruwelijke liefhebberij beoefende
om kikvorsen te villen.
Willem bleef slechts twee maanden
in Heerhugowaard, omdat volgens
zijn zeggen de boeren hem „een te
jong kerel voor de melden op skool"
vonden. HU kwam terecht in Beusichem
in de Betuwe, waar hij zich levend be
graven voelde. Op deze plaats ontstond
zijn „Rosamunde". Zoals gezegd voelde
Willem zich dermate begaafd, dat hij
er zijn baantje aan gaf en naar Alk
maar terugkeerde: boordevol illusies,
maar met een platte beurs.
Doch Alkmaar werd een desillusie.
Wel had Hofdijk nu de gelegenheid zich
meer te verdiepen in de geschiedenis
van zijn vaderland en ook leerde hij
Frans en Duits. Hij dweepte met de
„grote" letterkundigen van die dagen,
met Nicolaas Beets en „Jonathan" (ds.
Hasebroek van Heiloo).
Schilder en leraar
jyjEN dacht verlost te zijn van de dich
ter Hofdijk, toen deze in 1840 de be
trekking van schrijver op het stadhuis
tegen een jaarwedde van 200.aan
nam, gedreven door geldnood. Hofdijk,
die zich de Minstreel van Kennemer
land had genoemd en zich in oude tij
den als zodanig gast op de burcht van
Egmond, het slot van Heiloo en de
Abdij van Egmond droomde, voelde
zich op de secretarie maar een armza
lige varkenshoeder. Zijn vrije tijd be
steedde hij aan studie en schrijven en
sinds 1846 ging hij zich pas toeleggen
op tekenen en schilderen onder leiding
van kunstschilder Plas. Toen de be
roemde Bosboom met Hofdijk in con
tact kwam moedigde deze de laatste
aan. En dan verlaat Willem Hofdijk
weer de secretarie. Hij wordt kunst
schilder. Hij leidt in Haarlem een
vrij en ongebonden bestaan. Doch op
zijn zwerftochten door Kennemerland
ontstaan dan zijn balladen en hieruit
blijkt, dat hij toch meer schrijver dan
schilder is.
Eindelijk, in 1851, verandert zijn le
ven weer. Dank zij de curator aan het
stedelijk gymnasium te Amsterdam
de beroemde Jacob van Lennep
wordt hij daar benoemd als leraar in
het Nederlands en de geschiedenis.
Deze maand is het een eeuw geleden,
dat hij daar zijn eerste les gaf.
„Fris en ongegeneerd"
UOE die lessen waren blijkt uit een
uitspraak van een van Hofdijks leer
lingen, de later zo beroemde mr. H. P.
G. Quack. Deze getuigt van zijn leraar:
Hoe fris en ongegeneerd uitte hij zich!
Het was, alsof een stevige bries zijn
komst vergezelde". Hofdijk betrok ka
mers op het Thorbeckeplein, dat toen
nog „Kaasmarkt" heette en voerde daar
het volgende jaar in triomf zijn bruid
Lenie Ukena, ook een Alkmaarse
binnen. Spoedig verhuisden de twee
echter naar een geschikter huis op 't
Rusland, hoek Ouwezij ds Achterburg
wal.
Helaas kwamen toen al gauw de zor
gen. Toen hun een zoontje werd gebo
ren stierf dit en na enige maanden
overleed ook Lenie. Hofdijk raakte op
de grens van krankzinnigheid door
smart. Later is hij nog tweemaal ge
trouwd geweest. Merkwaardig onder
scheidde hij zijn drie echtgenoten.
Lenie bleef steeds zijn „Engel', zijn
tweede vrouw was „de moeder mijner
kinderen" en de derde „mijne vrouWe".
Onderwijl was de dichter een be
roemd man geworden. Toen hij zeven
tig werd huldigde men hem op groot
se wijze. Na zijn ontslag als leraar
vestigde hij zich in Arnhem, waar hij
in 1888 overleed. In Roozendaal vond
hij zijn laatste rustplaats.
Balladen-dichter
VEEL heeft Hofdijk geschreven, maar
zijn waarde ligt in zijn balladen.
Daaruit leren we de romanticus, die
hij was, het beste kennen. En nog kun
nen deze ons wel boeien. Zijn omgeving
het schone Kennemerland was de en
tourage voor zijn dichtwerken. Denken
we slechts aan „St. Paulusnacht", waar
in we met de dichter toeven in de St.
Laurenskerk te Alkmaar, op de dag dat
daar „voor 't zwart befloerst altaar"
het lijk van de vermoorde Graaf Floris
V ligt opgebaard. Of we beleven in
„Moedervloek" het instorten mee van
de toren van dezelfde kerk in het jaar
1468, waarbij twee door haar moeder
vervloekte begijntjes het leven ver
liezen. Aan het landelijke Bergen
schenkt „Elfenbron" herinneringendoor
het slot Ramp. Egmond wordt vertegen
woordigd door „St. Adelbrechts Aan
klacht". In de „Bedevaart naar het
Oosten" bezoeken we met de minstreel
de kapel van O.L. Vr. ter Nood te
Heiloo. En zo blijven er ontelbare her
inneringen op te halen uit Hofdijk's
Balladen van Kennemerland. Dat onze
dichter over een ruime fantasie be
schikte, bewijzen zijn op hoge leeftijd
geschreven gedichten over Java....,
welk eiland hij nimmer heeft gezien.
Ons was het met dit artikel vooral
te doen om te herinneren aan de dag,
dat Willem Hofdijk gymnasiumleraar
werd. Bij de huldiging op zijn 70ste
verjaardag sprak een van zijn leerlin
gen hem als volgt toe: „Als wij u hoor
den, ging de ware, de echte poëzie van
het volk voor ons open".
En dit is begrijpelijk, want deze
goudsmidszoon, die korte tijd klerk
werd, was allereerst: een dichter.
70 waren wij daar dus vereend, alles
wat tot de gemeenschap van penne-
likkend Amsterdam hoorde, en aan
zagen de grote devaluatie van de kleine
Corsicaan. Wij zagen hoe menselijk hij
was. Dat wil dus zeggen: hoe belache
lijk, hoe opgeblazen, hoe ijdel, hoe dom.
Want dit, mijne lezers, schijnen de
meest kenmerkende eigenschappen te
zijn van het allervoortreffelijkste crea
tuur der schepping, de mens. Wij waren
allemaal, de directeuren en de liftboys,,
de typisten en de juffrouw van de be-
drijfsretirade, geboeid. Hoewel de zaal
enigszins koud was. En hoewel we daar
nogal slordig en een beetje raar tussen
elkaar zaten met onze Egyptisch linnen
regenjassen, verschoten pullovertjes en
een paar wild-woeste Yankee-hemden.
Geboeid door die drie, vier toneelspe
lers, die veertig minuten lang probeer
den de droesem van balansen en de
stank van inkt, gluton en lak, weg te
spelen. En die daarin wonderwel slaag
den.
Het waren leden van het gezelschap
„Puck". „Puck" betekent: de jonge
garde. Men zou van steen en platina
moeten zijn om over „Puck" onaardige
dingen te zeggen, omdat wij weten hoe
hard, hoe moeizaam en met hoeveel
energie daar wordt gewerkt. Maar als
wij dan geen onvriendelijke dingen wil
len zeggen, dan toch wel een bijzon
dere vriendeijkheid. En dat geldt de
kleine Cecilia Lichtveld. Een goed jaar
geleden zagen wij haar voor het eerst
in de Midsummernightsdream en schre
ven iets over een merkwaardig opval
lend artistiek talent. Wat wij Dinsdag
middag zagen bewees dat wij geen let
ter te veel beweerden, in dat Podium.
Dit wordt een actrice. En waarschijn
lijk een groot actrice. Al was het maar
alleen omdat zij zo langzamerhand de
enige toneelkracht is die verstaan
baar spreekt.
JIEN
voor half twee stonden we weer
op het Leidseplein, knipperend te
gen het brutaal-harde herfstlicht, koud
van buiten en warm van binnen door
dat Shaw-iaanse hellevuur van geniale
sarcasmen, waarmee hij de grote Cor
sicaan vermoordt. We verdwenen in
alle windrichtingen. De liftboy ver
volgde z'n beperkte wereldreis door de
schacht. De typisten gingen weer, net
als vogels in een volière naast elkaar
zitten, en vervolgden hun hoogst- en
allerhoogstbelangrijke brieven. De fae-
turist ging door met z'n facturen. De
oude dame daalde af in 't archief. En zo
gingen zij allen heen, naar de steppen
en prairies van Inktland. Maar allen
namen ze de kleine Corsicaan mee, in
de liften en in die volières. In de pijpe-
laden en in de trotse bankgebouwen.
In de bazars en in al die gelijkvormige,
kale, kille, onpersoonlijke lokalen,
waarin de mensen en de cijfers elkaar
vinden.
Voor velen was die middag licht te
dragen. Dank zij de Corsicaan, dank zij
die veertig minuten. En.ja, dank zij
de kleine, grote Cecilia.
Er zijn redenen om Amsterdam te
haten. Men kan gruwen van zo'n stad,
waarin de mensen huizen als muizen
in een kooi. Er zijn andere redenen het
lief te hebben. Een er van is het Pauze-
Theater. Omdat het voor de liftboy en
de procuratiehouder is. In de meest
volstrekte betekenis: voor iedereen die
nog twee kwartjes heeft.
ANTHONY VAN KAMPEN
V snit 's morgens „kiplekker"
nit bed springen.
Elke dag moet uw lever een liter gal tg
uw ingewanden doen stromen, anders ver
teert uw voedsel niet, het bederft. U raakt
verstopt, wordt humeurig en loom. Neem
deplantaardige CARTER'S LEVERPIL
LETJES om die liter gal op te wekken en
uw spijsvertering en stoelgang op natuur-
löke wtfze te regelen. Een plantaardig zacht
middel, onovertroffen om de gal te does
stromen. Eist Carter's Leverpilietjea.
(Advertentie, Ing. Med.)