Louis Stein: hoeder van ter dood veroordeelde broeder Moerdijkbrug 80 jaar oud Vijf jaar speurde hij naar alibi BOURJOIS Het geheim van het smokkelschip Cultuurleed Alom strijd tegen mond- en klauwzeer Alleen twijfel kan het leven vanBernard redden o/oirJcfliML De gevreesde ziekte levert grote nadelen op De export belemmerd Is het jacht werkelijk vergaan DE belangstelling voor wat er tussen GHEDENCKKLANCK Reputatie van Ned bruggenbouwers Verbinding Noord-Zuid redbanpXA NAAR VASTE GROND Andere Heren De Benelux-binnenvaart in het gedrang (Van onze correspondent te New York) [)E voetstappen van de cipiers, die in de holle corridor tussen de dodencellen van Sing-Sing op en neer lopen, klinken in het oor van Bernard Stein als een metronoom, die de laatste minuten van zijn leven tikt. Sedert jaren herkent hij al de stap van de man, die zijn eten brengt van de bewakers, die hem komen luchten en In het bijzonder van de cipier, die op een vroege middag het enig bezoek komt melden: van zijn broer Louis Stein, op wie Bernardg laatste hoop vijf jaar lang gevestigd is geweest. Want Bernard verklaart, ter dood veroordeeld te zijn voor medeplichtigheid aan een moord, die hij beweert niet te hebben ge pleegd, niet te hebben kunnen begaan omdat hij zich op mijlen afstand van de onheilsplek bevond. DERNARD EN LOUIS waren samen opgegroeid als onafscheidelijken. Louis, een jaar ouder, was steeds de beschermende hand. Bernard scheen steeds de moeilijkheden aan te trek ken. Op zijn 13e jaar kreeg hij net b.v. aan de stok met jongens van 18 en 19. Steeds was het Louis, die tus senbeide kwam en met bezemsteel of vuist zijn broer in veiligheid bracht. Louis was een sterke kerel, van spieren zowel als van karakter. Het was de bedoeling geweest, dat de jongens samen in zaken zouden gaan. Maar de oorlog veranderde die plannen. Louis moest in dienst. En al bleef het contact tussen de broers be staan door een enkele brief of een kerstgeschenk,geleidelijk aan verlo ren zij elkaar uit het oog. Tot de dag waarop Bernard's noodkreet naar Louis uitging: „ik ben van moord be schuldigd maar ik ben onschuldig". Bernard's relaas was, dat hij op de nacht van de moord niet in de buurt van zijn medebeschuldigden was ge weest. Zij waren in de binnenstad van New York geweest en hij had, tien mijl verder, de avond doorgebracht in Brooklyn, in een kroeg „De rose Oli fant". De barman en de eigenaar van „De Rose olifant" zouden getuigenis kunnen afleggen van zijn alibi. Louis schonk onvoorwaardelijk geloof aan het relaas van zijn broer. En terwijl het proces begon ging Louis op zoek. Het proces tegen Bernard's „mede plichtigen" verliep snel. Vingerafdruk ken, getuigenverklaringen lieten geen twijfel aan hun schuld. Zij aan vaardden het vonnis en werden na korte tijd terechtgesteld. Bernard's zaak bleek moeilijker. De eerste jury achtte zich niet in staat uitspraak te doen, in het licht van tegenstrijdige getuigenverklaringen. Een nieuw pro ces werd begonnen. Deze jury achtte Bernard schuldig. Bernard's hoger be roep werd niet ontvankelijk verklaard. „Ik ben onschuldig veroordeeld" riep hij met hese stem toen men hem naar Sing Sing leidde. Dat was eind 1946. Louis op zoek. T OUIS was Inmiddels onafgebroken aan het werk geweest om de beide nog steeds vermiste getuigen te vin den. Maar „De Rose Olifant" was ge sloopt. De eigenaar, zei men in de buurt, was de stad uit gegaan. De bar man was uit het zicht verdwenen. Niemand was bijzonder spraakzaam of hulpvaardig. Niemand, die recht streeks of zijdelings bij een moordzaak betrokken wilde worden. Louis gaf de speurtocht niet op. „Ik zou een boek kunnen schrijven over het aantal kroe gen in New York en Brooklyn", zei hij laatst. „Ik geloof niet, dat er een is, waarin ik niet geweest ben Tel kenmale rapporteerde hij het falen van zijn pogingen aan Bernard, die systematisch Louis nieuwe aanwij zingen gaf over vrienden, kennissen of bekenden, die wellicht behulpzaam zouden kunnen zijn. Na ruim vier jaar van onophoudelijk speuren en van ontzaglijke financiële opofferingen Louis financierde uit een zeer matig inkomen een bedrag van 13.000 dollar aan honoraria voor Bernard's advocaat, die onophoudelijk in de weer was om het ene uitstel van executie na het andere te bewerk stelligen kwam Louis de vermiste getuigen op het spoor. Hij stuurde een nieuwe advocaat op hen af, die ue voormalige kroegbaas en zijn barman prompt bereid vond om ten gunste van Bernard getuigenis af te „Zeker", zeiden z« „hij was die hele avond in „De Rose Olifant". Geheel in strijd met wat andere getuigen hadden verklaard, hielden zij vol, dat Ber nard die avond in gezelschap van an deren was geweest en behalve m - gelijkerwijs telefonisch, hoewe' z' over die mogelijkheid geen oordeel uitspraken - niet in aanraking was geweest met de „medeplichtigen De procureur kwam echter met ge tuigenverklaringen, dat Bernard in een bar in Manhattan was 8esl|" leerdG Hij eiste, dat er thans verkla ringen dienden te worden d door mannen, die de bewuste avond met Bernard in de ..Rose O _cher. den doorgebracht. En hu J.telde*.che^ pe vragen aan de voormal g van dit etablissement: ..Waarom had den zij zich schuil gehouden: indien zij bezwarend of ontzenuwend ge- tuigenis hadden kunnen afleggen, waarom hadden zij dat dan niet jaren geleden gedaan, tijdens het oorspron kelijk proces?" De jannen antwoord den, dat zij geen kranten Jazen' „De Rose Olifant" verkocht en gesloopt was, dat zij naar een andere kring hadden gezocht. Het scheen of de zaak hier opnieuw doodlopen. Louis slaagde e^ vatte de procureur op als een van de zwakke zaak. bewijs Opnieuw in behandeling. Louis gaf zijn strijd niet op. Hij vroeg een onderhoud aan met een van de rechters, die de zaak tegen Ber nard Stein in hoger beroep had ge hoord, en die als minderheid van het hof van oordeel was geweest dat „de identiteit van de beschuldigde als de man, die de moord zou hebben gepleegd niet met voldoende zeker heid kan worden vastgesteld om een redelijke mate van twijfel uit te slui ten". Het was deze negatieve uitspraak waarin louter werd gesproken over twijfel aan de schuld van Bernard die mét de verklaringen van de twee nieuwe getuigen aanleiding werd voor een heropenen van het hoger beroep, dat onder het Amerikaanse recht mo gelijk is. In de loop van deze maand komt de zaak tegen Bernard Stein voor dit Hof. Inmiddels luistert Bernard van uit zijn cel in Sing Sing naar de voetstappen van zijn cipiers. Louis heeft zijn speurtochten beëindigd. Het leven van zijn broer hangt aan het zijden draad je van twijfel. Om die draad te kun nen spinnen heeft hij jaren lang zijn tijd en zijn gezondheid opgeofferd. „Ik geloof niet", zei hij dezer dagen, „dat ik de laatste vier jaar meer heb geslapen dan een gemiddelde van drie uur per nacht. Na iedere nieuwe mis lukking, na ieder vergeefs spoor, trachtte ik nieuwe plannen te ontwik kelen. Nu valt er niet anders te doen dan te wachten. En geloof me: dit is haast nog erger, dit wachten, deze verplichte passiviteit". Wie de bleke, vermoeide Louis ziet, beseft, dat de uitspraak van het Hof straks twee mensenlevens zal gelden niet alleen de schuld of onschuld van Bernard Stein, maar ook de vraag of Louis Stein zich metterdaad zijns broeders hoeder heeft kunnen betonen. DE WERELDBEROEMDE PARFUM PARIS (Advertentie, Ing. Med.) Een overzicht van de Sing Sing, waarin Bernard Stein reeds vele jaren in onzekerheid wacht op het beslissende vonnis, dat voor hem leven of dood betekent. J-JET MOND- EN KLAUWZEER breidt zich uit. Toch kunnen enkele con clusies worden getrokken, die als geruststellend mogen worden beschouwd. De dieren, die dit voorjaar zijn ingeënt, hebben er slechts heel zelden last van. Zulks niettegenstaande het feit, dat de thans optredende variatie van de ziekte een andere entstof vraagt (A 5) dan de meer bekende vorm van mond- en klauwzeer (A 1). Zodat de boer, die zijn dieren wil vrijwaren er goed aan doet zijn vee in het voorjaar te laten „spuiten". Intussen is ook de entstof bereid, die in het bijzonder gericht is op de bestrijding van het thans optredend mond- en klauwzeer en sedert Maandag wordt aan de dierenartsen een entstof uitgereikt, die een mengsel is van A l en A 5 en die dus beschermt tegen beide variaties. Zuivere A 5 staat nog-niet ter beschikking. Zodra dezo er is, zullen daarmee in de eerste plaats de K.I.-stieren worden behandeld. jgEHALVE dat velen hun dieren op nieuw laten enten ongeveer 14 dagen na de enting zijn ze als veilig te beschouwen nemen de boeren hun bijzondere maatregelen. Vreemden, in het bijzonder mensen, die ook op an dere plaatsen met vee in aanraking komen, worden uit de stallen geweeru. Al te gemakkelijk kunnen ze de be smetting overbrengen. En voorlopig zijn er heel wat boeren, die liever geen veemarkt bezoeken. Daarbij komt natuurlijk, dat de koeien nu op stal staan. Ze zijn daar door meer geïsoleerd en de hoop is gewettigd, dat de ziekte nu langzamer hand in omvang zal afnemen. Ook slagers laten tegenwoordig de koeien enten. Dat klinkt wat eigen aardig, maar de verklaring is heel ge makkelijk te geven. Er zijn slagers, die een aantal koeien te gelijkertijd kopen en die deze naar behoefte slachten. Zolang zij ze niet nodig hebben, lopen de dieren ergens ln het land. Wanneer er echter mond- en klauwzeer onder uitbreekt, dan is het plotseling heel moeilijk geworden om de dieren nog te vervoeren. En daarom geven deze slagers er de voorkeur aan hun dieren te vrijwaren. Een zwakke plek in de bedrijven van boeren, die op tijd hebben laten enten, vormen de gekochte dieren. Het is gebeurd, dat deze gekochte dieren ziek werden, terwijl het andere vee geen last had. Naar alle waarschijn lijkheid had dus de vorige eigenaar niet laten enten. Teneinde het mond- en klauwzeer te ontgaan, heeft het buitenland de grenzen gesloten. Voor Nederland, dat de laatste tjjd een niet onaanzienlijke export heeft gehad van levend vee, Is dit natuurlijk uiterst nadelig en dit is een van de redenen, waarom we van harte mogen hopen, dat de maatregelen ter bestrijding van de ziekte spoedig met succes worden bekroond. (Van onze correspondent in Parijs) de geprefabriceerde muren van het tjjdeljjke gebouw van de U.N.O. gebeurt, begint in Frankrijk te verflauwen. Men vindt, dat er over vele zaken gespro ken wordt, maar dat men ietwat verge ten schijnt te zijn, dat men bij elkaar gekomen is om de kansen van de vrede te verstevigen. De twee Groten maken elkaar uit voor alles wat maar lelijk is en het gevolg is, dat de internationale spanning er alleen maar door stijgt. Neen, wanneer de Fransman zijn krant opslaat, kijkt hij niet meer in de eerste plaats naar het verslag van de U.N.O. Er zijn allerlei andere zaken die hem interesseren. En over die zaken willen wij het een en ander vertellen. Daar is de geschiedenis van die mil- liardair uit Australië, die een van de mooiste jachten ter wereld bezat. Dit jacht lag geregeld in de haven van Cannes. Mac Avoy woonde dan in één van de duurste hotels van de Franse Rivièra en hij gaf de meest fantastische hoeveelheden geld uit. Het kostbare jacht is echter dezer dagen met man en muis vergaan niet ver voor de kust van Marokko. Slechts een van de vijf zee lieden bracht het er levend af. Ook die milliardair kwam in de blauwe golven van de Middellandse Zee om. Die ene zeeman, die het er levend af bracht, blijkt nu echter een heel won derlijke snuiter te zijn. Hij heet Lend- ner maar leeft onder een valse naam. In 1945 heeft hij samen met een Tsjech een Duitse vrouw vermoord. De Tsjech werd opgehangen, maar Lendner wist te ontsnappen. In Cannes ontmoette hij de milliardair, die hem als stuurman op zijn jacht aannam. Dat is, op zichzelf gezien, natuurlijk al vreemd. Maar nog vreemder is, dat Lendner aan de politie heeft verklaard, dat de gehele beman ning van het vergane schip uit min of meer louche figuren bestond. Zware jongens, stuk voor stuk leken op het gebied van de zeevaart en bijna allen door de politie gezocht. De grote vraag is nu: waarom heeft Avoy zich met deze bandieten-bemanning om ringd. Het staat wel vast, dat de mil liardair wist, dat het geweten van zijn „zeelieden" indrukwekkende zwarte vlekken vertoonde. Men denkt nu, dat deze milliardair zich niet alleen maar voor zijn pleizier met dat kostbare jacht verplaatste om zijn vele dollars in alle hoeken van de v, ereld te gaan uitgeven, maar dat hij met zijn schip op grote schaal smokkel de. Men vermoedt, dat hij wapens ver voerde. Waarheen en voor wie? Daar laat men zich voorlopig niet over uit. Maar dit zou ook verklaren, waarom deze wonderlijke man, die toch best een beroepsbemanning had kunnen be talen, figuren heeft gekozen, die niet zouden schrikken, wanneer hun bleek, dat de bezitter van het jacht niet alleen voor zijn pleizier over de zeeën zwierf. Men begint er bovendien aan te twijfelen, of het jacht wel werkelijk door de storm is vergaan. Het lichaam van Avoy is aangespoeld en men heeft geconstateerd, dat het ernstige ver wondingen op het hoofd vertoonde. De politie is nu aan het uitzoeken, wat er, voordat het schip op een rif liep, ge beurd is. niE reed'Iyck goet de kranten leest, hoort immer weer verklaren: „Wij vechten veur een stuck cultuur van meer dan duysent jaaren! De vaad'ren gaaven 't ryck besit, vertrouwvol ln onz' handen Dies draagen wy het verder uyt in deese lage landen. Maer nu wordt de cultuur belaegdt, daer liggen ruyghe wolven! Stracks stormen sy ter Noordsee op in woeste, barre golven! Die weet hoe 't Poolen is vergaen en sooveel andre staaten, die weet we staen er aeckligh veur. En hy aal tranen laten! Welaen, beschut dan die cultuur der vaad'ren, ons ghegeeven, want heusch, die Root uyt 't Oosten komt, die staet haer naer het leeven". Nu schryven alle kranten fel: „Doekt bly van sin uw duyten, het gaet om het cultuurbehoud: de vyant light daerbuyten!" Och, ghy onschuldige cultuurWreed is het spel des menschen! Ghe heeft oock immers nü gheen kans te leeven, zoo wy wenschen 't Concertghebouw klaeght steen en been; Subsidye moet er coomen De Opera is opghedoeckt, daer con gheen geit heen stroomen! De beelthouwer wordt metselaer: const is niet te betalen, Waer van syn armoe en ghebreck de schilder verf moet halen? De crant wordt dunner dagh na dagh. Des schryvers woort? Gesweegken! Want ook de prys van het papier is vreeselyck gesteeghen THOMASSIUS (Van onze Haagse redactie). jQ)E MOERDIJKBRUG (de spoorbrug) is binnenkort jarig. Z(j bereikt de res pectabele leeftijd van 80 jaar. Hoe respectabel dat is, begrijpt men pas als men zich realiseert, dat deze Noord-Zuid verbinding tot stand kwam in een tijd, dat dit voor deskundigen zowel als leken voor onmogelijk ge houden werd. Een beroemd Engels bruggenbouwer wiens advies gevraagd was, kwam poolshoogte nemen, juist op het moment, dat er in onze grote rivieren een gevaarlijke ijsgang was en hij verdween meteen, verzekerd „dat dit geen land was om bruggen te bouwen"! Anderen noemden grote bruggen „dijkbreukwerktuigen" en „levenslustige roofdieren, die zich als Zuid-Ame rikaanse vampyrs aan de schatkist zouden hechten en deze leegzuigen". De Nederlandse ingenieurs waren echter voor geen gerucht vervaard en zij oogst ten onsterfelijke roem, door moedig door te zetten, waar iedereen weifelde en anstig was. Voor een deel hadden de spoorwe gen de grote rivieren reeds bedwon gen, maar in de lijn die de kortste ver binding moest vormen tussen het Wes ten van het land en de rest van West- Europa, gaapte nog steeds de Vit km brede kloof van het Hollands Diep. Het heeft heel wat strijd en doorzet- der twee landsdelen ongedaan gemaakt tingsvermogen gekost, voor op 22 p|ET was van het allergrootste be lang voor ons land dat de snel groeiende spoorwegnetten in het Noor den en het Zuiden met elkaar verbon den konden worden en de afscheiding J auuuiupcu. -- - - J A méér getuigen te vinden. En dat (Advertentie, Ing. Med.) zou worden. De spoorwegmannen zetten onver saagd door en er kwamen bruggen. In 1856 de eerste twee: over de Maas in Maastricht, in de spoorlijn Aken- Maastricht en de brug te Westervoort van de Nederlandse Rhijnspoorweg. Tijdens het bewind van het „spoor wegkabinet" Van Hall—Van Heemstra werden verscheidene bruggen ge bouwd; 1864 Hattemerbroek, 1865 Zut- phen, 1866 Venlo, 1868 Culemborg, 18By ZaltbommeL Maart 1866 het doen van grondbo ringen werd aanbesteed. Honderden arbeiders van verschillende maatschap pijen, hebben vijf jaar lang gezwoegd voor dit wonder van techniek de langste spoorbrug van Europa ge reed was. Achteraf bleek alles heel erg mee te vallen, zelfs de kosten. Men had 8 millioen gulden geraamd en gaf ongeveer 5millioen uit. De brug kostte 2639.per meter. De trotse brug, waarvan afbeeldin gen in alle schoolboekjes stonden, overspande met veertien bogen, elk van ruim 103 meter, over een breedte van 1469,30 meter, het woelige Hollands Diep. Vanaf de oevers waren twee verbindingsdammen aangelegd, van 700 meter in het Noorden en van 400 meter in het Zuiden. Op 23 November 1871 kwam de brug gereed, op 27 December beproefd en goedgekeurd, op 31 December onder bescheiden belangstelling (Oudejaar!) door F. s'Jacob, directeur-generaal van de S.S., officieel in gbruik genomen. Aanvankelijk was er een draaibaar ge deelte in de brug, doch in 1936 werden twee overspanningen aanzienlijk ver hoogd en de draaibrug werd vaste brug. De brug is in de oorlog zwaar ge schonden en het fraaie silhouet van de veertien gelijke bogen bestaat niet meer. Bij het herstel heeft men het Noordelijke landhoofd ongeveer 400 meter langer gemaakt en de brug zelf is een allegaartje geworden. Zij bestaat nu uit een Engels aanbrugje van 30 meter, een zogenaamde E.S.T.B.-brug, een Calendar Hamiltonbrug van 54 meter, dan een gerepareerde normale overspanning, dan weer twee Calendar- Hamilton bruggen, elk van 50,40 meter en dan zeven herstelde oude overspan ningen. Bij het herstel is rekening ge houden met het plan er een dubbel- sporige brug van te maken. De voorlopig herstelde brug, die op 24 Augustus 1946 door Prins Bernhard werd geopend, moge dan in luister bij haar voorgangster afsteken, haar func tie: Noord en Zuid te verbinden, Is on gewijzigd gebleven en in deze tijd van intensief verkeer belangrijker dan ooit In het zesentwintigste hoofdstuk van de profeet Jesaja staat in het dertien de vérs: „Heer onze God, andere heren dan Gij zijn onze meesters". Dat is een ruiterlijke erkenning van een feit dat wij liefst maar verbloemen of verzach ten. maar dat er niet minder werkelijk om is. Ook in kerkelijke kringen, waar met de mond toch onophoudelijk wordt beleden dat de Heer de enige God is, is de levenspractijk vaak evenzeer in strijd met het beledene als die van de naastenliefde. Onze heren zijn: veilig heid, gezondheid, comfort, de macht en invloed van onze persoon of ons land, onze portemonnaie, in het beste geval: geluk voor onszelf en degenen die ons het naaste staan. Het is nog niet eens nodig om in een politiek bezet gebied te wonen, geestelijk zijn wij allen „be zet gebied", bukkende voor heersers die wij niet zouden behoren te dienen, gehoorzamend aan machten die in laat ste instantie niet ten leven maar ten dode voeren. Ja, zelfs terwijl wij ons verbeelden God te dienen, zijn wij maar al te vaak bezig met het onbe wuste dienen van die andere heren, zo ligt de afgodendienst ons in het bloed. „Ik ellendig mens- wie zal mij verlos sen uit het lichaam dezes doods!" Die onbewuste, onbedoelde afgoderij is vaak de gevaarlijkste, omdat die het moeilijkst te onderkennen is. Er zijn zoveel „andere heren" die zich hullen in een hemels aureool. Alles wat ons tot hun dienst drijft schijnt zo mooi en zo lief en zo waardevol. Wat kan er eigenlijk op tegen zijn? Waarom mag het geluk van haar kind een moeder niet boven alles ter wereld gaan? Waarom mag een man niet alles op het spel zetten, al is het zijn hele ge zinsleven, als hij een groot werk te volbrengen heeft? Waarom is het iets verkeerds wanneer wij met Augustinus moeten zeggen: ik die een sterveling minde alsof hij geen sterveling was? En toch: andere heren! Wanneer de ze, en deze boven alles, onze meesters zijn, dan zijn wij afvallig van God, die „een enig Heer" is, een „naijverig God" die geen enkele, maar dan ook geen enkele andere meester naast zich duldt. Niet omdat Hij zo heerszuchtig zou zijn maar omdat het „buiten Hem nergens veilig" is voor Zijn schepselen. Hij is de enige macht in hemel en op aarde bij wie onze aanbidding terecht kan zonder dat er ongelukken van komen, omdat Hij alleen een zulke volstrekte overgave als in aanbidding ligt beslo ten waardig is en aankan. Daarom laat Jesaja op zijn klacht onmiddellijk volgen: „Maar van U al leen willen wij de Naam verkondigen!" Al zijn we dan. vrijwillig of tegen wil en dank, in de macht van die vreemde heersers geraakt, we kunnen toch niet laten om steeds maar weer te roepen tot en te getuigen van die éne Meester waarvan wij in ons hart wel weten dat bij Hem alleen waar achtige redding is. Omdat er in ons een voortdurend heftig verzet leeft tegen Zijn oordeel en Zijn wegen met ons, zoeken we het telkens eerst weer bij die andere heren, in plaats van als eerste ding het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid te zoeken. Maar altijd en altijd weer komen we daarbij vroeg of laat van een koude kermis thuis, en dan grijpen we toch weer naar de Naam die boven alle namen Is, om die te verkondigen. Uit onszelf kunnen we niet huiten die anderen heren, maar „Gode zij dank die ons de overwin ning geeft, door Jezus Christus onzen Heer!" Het kan niet en het kdn toch. Wij, die de gave van de taal zo vaak misbruiken om er de verkeerde heren mee te loven en te vleien, wij mogen, wij zullen wij willen ondanks alles toch de Naam verkondigen van de God die ons in Jezus Christus als gekrui sigd voor ogen is gesteld, die ons géén geluk, gezondheid, aardse veiligheid en macht belooft alleen Zichzelf en Zijn vergeving. In deze maand van doden herdenking willen wij het extra besef fen: niet de machten van verleden en dood zijn ons ware meesters, maar de levende Heer van het heden. In een artikel in de „Gazet van Ant werpen" wordt er door prof. Van Geetruyen op gewezen, dat dwars door de provincie Brabant de autoweg en de spoorlijn lopen, die Amsterdam en Rotterdam met Antwerpen en Brussel verbinden. Een andere aardrijkskundi ge verbinding zou hier niet denkbaar zijn. Hiertegenover staat echter, aldus het artikel, dat de binnenvaart, die de last draagt van het inter-benelux- ruilverkeer, een qntoegankelijk gebied is in het verkeer tussen beide landen, een soort woestijn, die men gedwon gen wordt te vermijden en te omzei len. Men kan niet anders dan erken nen, zo besluit prof. Van Geetruyen zijn beschouwing, dat het voortduren van een dergelijke toestand ieder plan van de lage landen om tot een econo mische eenheid te komen, zal verhin deren.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1951 | | pagina 11