Louis Stein: hoeder van ter dood
veroordeelde broeder
Moerdijkbrug 80 jaar oud
Vijf jaar speurde hij naar alibi
BOURJOIS
Het geheim van het smokkelschip
Cultuurleed
Alom strijd tegen mond- en klauwzeer
Alleen twijfel kan het
leven vanBernard redden
o/oirJcfliML
De gevreesde ziekte levert grote nadelen op
De export belemmerd
Is het jacht werkelijk
vergaan
DE belangstelling voor wat er tussen
GHEDENCKKLANCK
Reputatie van Ned bruggenbouwers
Verbinding Noord-Zuid
redbanpXA
NAAR VASTE GROND
Andere Heren
De Benelux-binnenvaart
in het gedrang
(Van onze correspondent te New York)
[)E voetstappen van de cipiers, die in de holle corridor tussen de dodencellen
van Sing-Sing op en neer lopen, klinken in het oor van Bernard Stein als een
metronoom, die de laatste minuten van zijn leven tikt. Sedert jaren herkent hij
al de stap van de man, die zijn eten brengt van de bewakers, die hem komen
luchten en In het bijzonder van de cipier, die op een vroege middag het enig
bezoek komt melden: van zijn broer Louis Stein, op wie Bernardg laatste hoop
vijf jaar lang gevestigd is geweest. Want Bernard verklaart, ter dood veroordeeld
te zijn voor medeplichtigheid aan een moord, die hij beweert niet te hebben ge
pleegd, niet te hebben kunnen begaan omdat hij zich op mijlen afstand van de
onheilsplek bevond.
DERNARD EN LOUIS waren samen
opgegroeid als onafscheidelijken.
Louis, een jaar ouder, was steeds de
beschermende hand. Bernard scheen
steeds de moeilijkheden aan te trek
ken. Op zijn 13e jaar kreeg hij net
b.v. aan de stok met jongens van 18
en 19. Steeds was het Louis, die tus
senbeide kwam en met bezemsteel
of vuist zijn broer in veiligheid
bracht. Louis was een sterke kerel,
van spieren zowel als van karakter.
Het was de bedoeling geweest, dat
de jongens samen in zaken zouden
gaan. Maar de oorlog veranderde die
plannen. Louis moest in dienst. En al
bleef het contact tussen de broers be
staan door een enkele brief of een
kerstgeschenk,geleidelijk aan verlo
ren zij elkaar uit het oog. Tot de dag
waarop Bernard's noodkreet naar
Louis uitging: „ik ben van moord be
schuldigd maar ik ben onschuldig".
Bernard's relaas was, dat hij op de
nacht van de moord niet in de buurt
van zijn medebeschuldigden was ge
weest. Zij waren in de binnenstad van
New York geweest en hij had, tien
mijl verder, de avond doorgebracht in
Brooklyn, in een kroeg „De rose Oli
fant". De barman en de eigenaar van
„De Rose olifant" zouden getuigenis
kunnen afleggen van zijn alibi. Louis
schonk onvoorwaardelijk geloof aan
het relaas van zijn broer. En terwijl
het proces begon ging Louis op zoek.
Het proces tegen Bernard's „mede
plichtigen" verliep snel. Vingerafdruk
ken, getuigenverklaringen lieten
geen twijfel aan hun schuld. Zij aan
vaardden het vonnis en werden na
korte tijd terechtgesteld. Bernard's
zaak bleek moeilijker. De eerste jury
achtte zich niet in staat uitspraak te
doen, in het licht van tegenstrijdige
getuigenverklaringen. Een nieuw pro
ces werd begonnen. Deze jury achtte
Bernard schuldig. Bernard's hoger be
roep werd niet ontvankelijk verklaard.
„Ik ben onschuldig veroordeeld" riep
hij met hese stem toen men hem naar
Sing Sing leidde. Dat was eind 1946.
Louis op zoek.
T OUIS was Inmiddels onafgebroken
aan het werk geweest om de beide
nog steeds vermiste getuigen te vin
den. Maar „De Rose Olifant" was ge
sloopt. De eigenaar, zei men in de
buurt, was de stad uit gegaan. De bar
man was uit het zicht verdwenen.
Niemand was bijzonder spraakzaam of
hulpvaardig. Niemand, die recht
streeks of zijdelings bij een moordzaak
betrokken wilde worden. Louis gaf de
speurtocht niet op. „Ik zou een boek
kunnen schrijven over het aantal kroe
gen in New York en Brooklyn", zei
hij laatst. „Ik geloof niet, dat er een
is, waarin ik niet geweest ben Tel
kenmale rapporteerde hij het falen
van zijn pogingen aan Bernard, die
systematisch Louis nieuwe aanwij
zingen gaf over vrienden, kennissen of
bekenden, die wellicht behulpzaam
zouden kunnen zijn.
Na ruim vier jaar van onophoudelijk
speuren en van ontzaglijke financiële
opofferingen Louis financierde uit
een zeer matig inkomen een bedrag
van 13.000 dollar aan honoraria voor
Bernard's advocaat, die onophoudelijk
in de weer was om het ene uitstel van
executie na het andere te bewerk
stelligen kwam Louis de vermiste
getuigen op het spoor. Hij stuurde een
nieuwe advocaat op hen af, die ue
voormalige kroegbaas en zijn barman
prompt bereid vond om ten gunste
van Bernard getuigenis af te
„Zeker", zeiden z« „hij was die hele
avond in „De Rose Olifant". Geheel in
strijd met wat andere getuigen hadden
verklaard, hielden zij vol, dat Ber
nard die avond in gezelschap van an
deren was geweest en behalve m -
gelijkerwijs telefonisch, hoewe' z'
over die mogelijkheid geen oordeel
uitspraken - niet in aanraking was
geweest met de „medeplichtigen
De procureur kwam echter met ge
tuigenverklaringen, dat Bernard
in een bar in Manhattan was 8esl|"
leerdG Hij eiste, dat er thans verkla
ringen dienden te worden d
door mannen, die de bewuste avond
met Bernard in de ..Rose O _cher.
den doorgebracht. En hu J.telde*.che^
pe vragen aan de voormal g
van dit etablissement: ..Waarom had
den zij zich schuil gehouden: indien
zij bezwarend of ontzenuwend ge-
tuigenis hadden kunnen afleggen,
waarom hadden zij dat dan niet jaren
geleden gedaan, tijdens het oorspron
kelijk proces?" De jannen antwoord
den, dat zij geen kranten Jazen'
„De Rose Olifant" verkocht en gesloopt
was, dat zij naar een andere
kring hadden gezocht.
Het scheen of de zaak hier opnieuw
doodlopen. Louis slaagde e^
vatte de procureur op als een
van de zwakke zaak.
bewijs
Opnieuw in behandeling.
Louis gaf zijn strijd niet op. Hij
vroeg een onderhoud aan met een van
de rechters, die de zaak tegen Ber
nard Stein in hoger beroep had ge
hoord, en die als minderheid van
het hof van oordeel was geweest
dat „de identiteit van de beschuldigde
als de man, die de moord zou hebben
gepleegd niet met voldoende zeker
heid kan worden vastgesteld om een
redelijke mate van twijfel uit te slui
ten". Het was deze negatieve uitspraak
waarin louter werd gesproken over
twijfel aan de schuld van Bernard
die mét de verklaringen van de twee
nieuwe getuigen aanleiding werd voor
een heropenen van het hoger beroep,
dat onder het Amerikaanse recht mo
gelijk is.
In de loop van deze maand komt de
zaak tegen Bernard Stein voor dit
Hof.
Inmiddels luistert Bernard van uit zijn
cel in Sing Sing naar de voetstappen
van zijn cipiers. Louis heeft zijn
speurtochten beëindigd. Het leven van
zijn broer hangt aan het zijden draad
je van twijfel. Om die draad te kun
nen spinnen heeft hij jaren lang zijn
tijd en zijn gezondheid opgeofferd.
„Ik geloof niet", zei hij dezer dagen,
„dat ik de laatste vier jaar meer heb
geslapen dan een gemiddelde van drie
uur per nacht. Na iedere nieuwe mis
lukking, na ieder vergeefs spoor,
trachtte ik nieuwe plannen te ontwik
kelen. Nu valt er niet anders te doen
dan te wachten. En geloof me: dit is
haast nog erger, dit wachten, deze
verplichte passiviteit".
Wie de bleke, vermoeide Louis ziet,
beseft, dat de uitspraak van het Hof
straks twee mensenlevens zal gelden
niet alleen de schuld of onschuld
van Bernard Stein, maar ook de vraag
of Louis Stein zich metterdaad zijns
broeders hoeder heeft kunnen betonen.
DE WERELDBEROEMDE
PARFUM
PARIS
(Advertentie, Ing. Med.)
Een overzicht van de Sing Sing,
waarin Bernard Stein reeds vele
jaren in onzekerheid wacht op het
beslissende vonnis, dat voor hem
leven of dood betekent.
J-JET MOND- EN KLAUWZEER breidt zich uit. Toch kunnen enkele con
clusies worden getrokken, die als geruststellend mogen worden beschouwd.
De dieren, die dit voorjaar zijn ingeënt, hebben er slechts heel zelden last
van. Zulks niettegenstaande het feit, dat de thans optredende variatie van
de ziekte een andere entstof vraagt (A 5) dan de meer bekende vorm van
mond- en klauwzeer (A 1). Zodat de boer, die zijn dieren wil vrijwaren er
goed aan doet zijn vee in het voorjaar te laten „spuiten". Intussen is ook de
entstof bereid, die in het bijzonder gericht is op de bestrijding van het thans
optredend mond- en klauwzeer en sedert Maandag wordt aan de dierenartsen
een entstof uitgereikt, die een mengsel is van A l en A 5 en die dus beschermt
tegen beide variaties. Zuivere A 5 staat nog-niet ter beschikking. Zodra dezo
er is, zullen daarmee in de eerste plaats de K.I.-stieren worden behandeld.
jgEHALVE dat velen hun dieren op
nieuw laten enten ongeveer 14
dagen na de enting zijn ze als veilig te
beschouwen nemen de boeren hun
bijzondere maatregelen. Vreemden, in
het bijzonder mensen, die ook op an
dere plaatsen met vee in aanraking
komen, worden uit de stallen geweeru.
Al te gemakkelijk kunnen ze de be
smetting overbrengen. En voorlopig
zijn er heel wat boeren, die liever
geen veemarkt bezoeken.
Daarbij komt natuurlijk, dat de
koeien nu op stal staan. Ze zijn daar
door meer geïsoleerd en de hoop is
gewettigd, dat de ziekte nu langzamer
hand in omvang zal afnemen.
Ook slagers laten tegenwoordig de
koeien enten. Dat klinkt wat eigen
aardig, maar de verklaring is heel ge
makkelijk te geven. Er zijn slagers, die
een aantal koeien te gelijkertijd kopen
en die deze naar behoefte slachten.
Zolang zij ze niet nodig hebben, lopen
de dieren ergens ln het land. Wanneer
er echter mond- en klauwzeer onder
uitbreekt, dan is het plotseling heel
moeilijk geworden om de dieren nog
te vervoeren. En daarom geven deze
slagers er de voorkeur aan hun dieren
te vrijwaren.
Een zwakke plek in de bedrijven
van boeren, die op tijd hebben laten
enten, vormen de gekochte dieren. Het
is gebeurd, dat deze gekochte dieren
ziek werden, terwijl het andere vee
geen last had. Naar alle waarschijn
lijkheid had dus de vorige eigenaar
niet laten enten.
Teneinde het mond- en klauwzeer
te ontgaan, heeft het buitenland de
grenzen gesloten. Voor Nederland, dat
de laatste tjjd een niet onaanzienlijke
export heeft gehad van levend vee, Is
dit natuurlijk uiterst nadelig en dit is
een van de redenen, waarom we van
harte mogen hopen, dat de maatregelen
ter bestrijding van de ziekte spoedig
met succes worden bekroond.
(Van onze correspondent in Parijs)
de geprefabriceerde muren van het
tjjdeljjke gebouw van de U.N.O. gebeurt,
begint in Frankrijk te verflauwen. Men
vindt, dat er over vele zaken gespro
ken wordt, maar dat men ietwat verge
ten schijnt te zijn, dat men bij elkaar
gekomen is om de kansen van de vrede
te verstevigen. De twee Groten maken
elkaar uit voor alles wat maar lelijk is
en het gevolg is, dat de internationale
spanning er alleen maar door stijgt.
Neen, wanneer de Fransman zijn
krant opslaat, kijkt hij niet meer in de
eerste plaats naar het verslag van de
U.N.O. Er zijn allerlei andere zaken die
hem interesseren. En over die zaken
willen wij het een en ander vertellen.
Daar is de geschiedenis van die mil-
liardair uit Australië, die een van de
mooiste jachten ter wereld bezat. Dit
jacht lag geregeld in de haven van
Cannes. Mac Avoy woonde dan in één
van de duurste hotels van de Franse
Rivièra en hij gaf de meest fantastische
hoeveelheden geld uit. Het kostbare
jacht is echter dezer dagen met man en
muis vergaan niet ver voor de kust van
Marokko. Slechts een van de vijf zee
lieden bracht het er levend af. Ook die
milliardair kwam in de blauwe golven
van de Middellandse Zee om.
Die ene zeeman, die het er levend af
bracht, blijkt nu echter een heel won
derlijke snuiter te zijn. Hij heet Lend-
ner maar leeft onder een valse naam.
In 1945 heeft hij samen met een Tsjech
een Duitse vrouw vermoord. De Tsjech
werd opgehangen, maar Lendner wist
te ontsnappen. In Cannes ontmoette hij
de milliardair, die hem als stuurman
op zijn jacht aannam. Dat is, op zichzelf
gezien, natuurlijk al vreemd. Maar nog
vreemder is, dat Lendner aan de politie
heeft verklaard, dat de gehele beman
ning van het vergane schip uit min of
meer louche figuren bestond. Zware
jongens, stuk voor stuk leken op het
gebied van de zeevaart en bijna allen
door de politie gezocht. De grote
vraag is nu: waarom heeft Avoy zich
met deze bandieten-bemanning om
ringd. Het staat wel vast, dat de mil
liardair wist, dat het geweten van zijn
„zeelieden" indrukwekkende zwarte
vlekken vertoonde.
Men denkt nu, dat deze milliardair
zich niet alleen maar voor zijn pleizier
met dat kostbare jacht verplaatste om
zijn vele dollars in alle hoeken van de
v, ereld te gaan uitgeven, maar dat hij
met zijn schip op grote schaal smokkel
de. Men vermoedt, dat hij wapens ver
voerde. Waarheen en voor wie? Daar
laat men zich voorlopig niet over uit.
Maar dit zou ook verklaren, waarom
deze wonderlijke man, die toch best
een beroepsbemanning had kunnen be
talen, figuren heeft gekozen, die niet
zouden schrikken, wanneer hun bleek,
dat de bezitter van het jacht niet
alleen voor zijn pleizier over de zeeën
zwierf.
Men begint er bovendien aan te
twijfelen, of het jacht wel werkelijk
door de storm is vergaan. Het lichaam
van Avoy is aangespoeld en men heeft
geconstateerd, dat het ernstige ver
wondingen op het hoofd vertoonde. De
politie is nu aan het uitzoeken, wat er,
voordat het schip op een rif liep, ge
beurd is.
niE reed'Iyck goet de kranten leest, hoort immer weer verklaren:
„Wij vechten veur een stuck cultuur van meer dan duysent jaaren!
De vaad'ren gaaven 't ryck besit, vertrouwvol ln onz' handen
Dies draagen wy het verder uyt in deese lage landen.
Maer nu wordt de cultuur belaegdt, daer liggen ruyghe wolven!
Stracks stormen sy ter Noordsee op in woeste, barre golven!
Die weet hoe 't Poolen is vergaen en sooveel andre staaten,
die weet we staen er aeckligh veur. En hy aal tranen laten!
Welaen, beschut dan die cultuur der vaad'ren, ons ghegeeven,
want heusch, die Root uyt 't Oosten komt, die staet haer naer het leeven".
Nu schryven alle kranten fel: „Doekt bly van sin uw duyten,
het gaet om het cultuurbehoud: de vyant light daerbuyten!"
Och, ghy onschuldige cultuurWreed is het spel des menschen!
Ghe heeft oock immers nü gheen kans te leeven, zoo wy wenschen
't Concertghebouw klaeght steen en been; Subsidye moet er coomen
De Opera is opghedoeckt, daer con gheen geit heen stroomen!
De beelthouwer wordt metselaer: const is niet te betalen,
Waer van syn armoe en ghebreck de schilder verf moet halen?
De crant wordt dunner dagh na dagh. Des schryvers woort? Gesweegken!
Want ook de prys van het papier is vreeselyck gesteeghen
THOMASSIUS
(Van onze Haagse redactie).
jQ)E MOERDIJKBRUG (de spoorbrug) is binnenkort jarig. Z(j bereikt de res
pectabele leeftijd van 80 jaar. Hoe respectabel dat is, begrijpt men pas
als men zich realiseert, dat deze Noord-Zuid verbinding tot stand kwam in
een tijd, dat dit voor deskundigen zowel als leken voor onmogelijk ge
houden werd. Een beroemd Engels bruggenbouwer wiens advies gevraagd
was, kwam poolshoogte nemen, juist op het moment, dat er in onze grote
rivieren een gevaarlijke ijsgang was en hij verdween meteen, verzekerd „dat
dit geen land was om bruggen te bouwen"! Anderen noemden grote bruggen
„dijkbreukwerktuigen" en „levenslustige roofdieren, die zich als Zuid-Ame
rikaanse vampyrs aan de schatkist zouden hechten en deze leegzuigen". De
Nederlandse ingenieurs waren echter voor geen gerucht vervaard en zij oogst
ten onsterfelijke roem, door moedig door te zetten, waar iedereen weifelde
en anstig was.
Voor een deel hadden de spoorwe
gen de grote rivieren reeds bedwon
gen, maar in de lijn die de kortste ver
binding moest vormen tussen het Wes
ten van het land en de rest van West-
Europa, gaapte nog steeds de Vit km
brede kloof van het Hollands Diep.
Het heeft heel wat strijd en doorzet-
der twee landsdelen ongedaan gemaakt tingsvermogen gekost, voor op 22
p|ET was van het allergrootste be
lang voor ons land dat de snel
groeiende spoorwegnetten in het Noor
den en het Zuiden met elkaar verbon
den konden worden en de afscheiding
J auuuiupcu. -- - - J A
méér getuigen te vinden. En dat
(Advertentie, Ing. Med.)
zou worden.
De spoorwegmannen zetten onver
saagd door en er kwamen bruggen. In
1856 de eerste twee: over de Maas in
Maastricht, in de spoorlijn Aken-
Maastricht en de brug te Westervoort
van de Nederlandse Rhijnspoorweg.
Tijdens het bewind van het „spoor
wegkabinet" Van Hall—Van Heemstra
werden verscheidene bruggen ge
bouwd; 1864 Hattemerbroek, 1865 Zut-
phen, 1866 Venlo, 1868 Culemborg, 18By
ZaltbommeL
Maart 1866 het doen van grondbo
ringen werd aanbesteed. Honderden
arbeiders van verschillende maatschap
pijen, hebben vijf jaar lang gezwoegd
voor dit wonder van techniek de
langste spoorbrug van Europa ge
reed was. Achteraf bleek alles heel erg
mee te vallen, zelfs de kosten. Men
had 8 millioen gulden geraamd en gaf
ongeveer 5millioen uit. De brug
kostte 2639.per meter.
De trotse brug, waarvan afbeeldin
gen in alle schoolboekjes stonden,
overspande met veertien bogen, elk
van ruim 103 meter, over een breedte
van 1469,30 meter, het woelige Hollands
Diep. Vanaf de oevers waren twee
verbindingsdammen aangelegd, van 700
meter in het Noorden en van 400 meter
in het Zuiden.
Op 23 November 1871 kwam de brug
gereed, op 27 December beproefd en
goedgekeurd, op 31 December onder
bescheiden belangstelling (Oudejaar!)
door F. s'Jacob, directeur-generaal van
de S.S., officieel in gbruik genomen.
Aanvankelijk was er een draaibaar ge
deelte in de brug, doch in 1936 werden
twee overspanningen aanzienlijk ver
hoogd en de draaibrug werd vaste
brug.
De brug is in de oorlog zwaar ge
schonden en het fraaie silhouet van
de veertien gelijke bogen bestaat niet
meer. Bij het herstel heeft men het
Noordelijke landhoofd ongeveer 400
meter langer gemaakt en de brug zelf
is een allegaartje geworden. Zij bestaat
nu uit een Engels aanbrugje van 30
meter, een zogenaamde E.S.T.B.-brug,
een Calendar Hamiltonbrug van 54
meter, dan een gerepareerde normale
overspanning, dan weer twee Calendar-
Hamilton bruggen, elk van 50,40 meter
en dan zeven herstelde oude overspan
ningen. Bij het herstel is rekening ge
houden met het plan er een dubbel-
sporige brug van te maken.
De voorlopig herstelde brug, die op
24 Augustus 1946 door Prins Bernhard
werd geopend, moge dan in luister bij
haar voorgangster afsteken, haar func
tie: Noord en Zuid te verbinden, Is on
gewijzigd gebleven en in deze tijd van
intensief verkeer belangrijker dan
ooit
In het zesentwintigste hoofdstuk van
de profeet Jesaja staat in het dertien
de vérs: „Heer onze God, andere heren
dan Gij zijn onze meesters". Dat is een
ruiterlijke erkenning van een feit dat
wij liefst maar verbloemen of verzach
ten. maar dat er niet minder werkelijk
om is.
Ook in kerkelijke kringen, waar met
de mond toch onophoudelijk wordt
beleden dat de Heer de enige God is,
is de levenspractijk vaak evenzeer in
strijd met het beledene als die van de
naastenliefde. Onze heren zijn: veilig
heid, gezondheid, comfort, de macht en
invloed van onze persoon of ons land,
onze portemonnaie, in het beste geval:
geluk voor onszelf en degenen die ons
het naaste staan. Het is nog niet eens
nodig om in een politiek bezet gebied
te wonen, geestelijk zijn wij allen „be
zet gebied", bukkende voor heersers
die wij niet zouden behoren te dienen,
gehoorzamend aan machten die in laat
ste instantie niet ten leven maar ten
dode voeren. Ja, zelfs terwijl wij ons
verbeelden God te dienen, zijn wij
maar al te vaak bezig met het onbe
wuste dienen van die andere heren, zo
ligt de afgodendienst ons in het bloed.
„Ik ellendig mens- wie zal mij verlos
sen uit het lichaam dezes doods!" Die
onbewuste, onbedoelde afgoderij is
vaak de gevaarlijkste, omdat die het
moeilijkst te onderkennen is. Er zijn
zoveel „andere heren" die zich hullen
in een hemels aureool. Alles wat ons
tot hun dienst drijft schijnt zo mooi en
zo lief en zo waardevol. Wat kan er
eigenlijk op tegen zijn? Waarom mag
het geluk van haar kind een moeder
niet boven alles ter wereld gaan?
Waarom mag een man niet alles op
het spel zetten, al is het zijn hele ge
zinsleven, als hij een groot werk te
volbrengen heeft? Waarom is het iets
verkeerds wanneer wij met Augustinus
moeten zeggen: ik die een sterveling
minde alsof hij geen sterveling was?
En toch: andere heren! Wanneer de
ze, en deze boven alles, onze meesters
zijn, dan zijn wij afvallig van God, die
„een enig Heer" is, een „naijverig God"
die geen enkele, maar dan ook geen
enkele andere meester naast zich duldt.
Niet omdat Hij zo heerszuchtig zou zijn
maar omdat het „buiten Hem nergens
veilig" is voor Zijn schepselen. Hij is
de enige macht in hemel en op aarde
bij wie onze aanbidding terecht kan
zonder dat er ongelukken van komen,
omdat Hij alleen een zulke volstrekte
overgave als in aanbidding ligt beslo
ten waardig is en aankan.
Daarom laat Jesaja op zijn klacht
onmiddellijk volgen: „Maar van U al
leen willen wij de Naam verkondigen!"
Al zijn we dan. vrijwillig of tegen
wil en dank, in de macht van die
vreemde heersers geraakt, we kunnen
toch niet laten om steeds maar weer
te roepen tot en te getuigen van die
éne Meester waarvan wij in ons hart
wel weten dat bij Hem alleen waar
achtige redding is. Omdat er in ons een
voortdurend heftig verzet leeft tegen
Zijn oordeel en Zijn wegen met ons,
zoeken we het telkens eerst weer bij
die andere heren, in plaats van als
eerste ding het Koninkrijk Gods en Zijn
gerechtigheid te zoeken. Maar altijd en
altijd weer komen we daarbij vroeg of
laat van een koude kermis thuis, en
dan grijpen we toch weer naar de
Naam die boven alle namen Is, om die
te verkondigen. Uit onszelf kunnen we
niet huiten die anderen heren, maar
„Gode zij dank die ons de overwin
ning geeft, door Jezus Christus onzen
Heer!" Het kan niet en het kdn toch.
Wij, die de gave van de taal zo vaak
misbruiken om er de verkeerde heren
mee te loven en te vleien, wij mogen,
wij zullen wij willen ondanks alles
toch de Naam verkondigen van de God
die ons in Jezus Christus als gekrui
sigd voor ogen is gesteld, die ons géén
geluk, gezondheid, aardse veiligheid en
macht belooft alleen Zichzelf en Zijn
vergeving. In deze maand van doden
herdenking willen wij het extra besef
fen: niet de machten van verleden en
dood zijn ons ware meesters, maar de
levende Heer van het heden.
In een artikel in de „Gazet van Ant
werpen" wordt er door prof. Van
Geetruyen op gewezen, dat dwars door
de provincie Brabant de autoweg en
de spoorlijn lopen, die Amsterdam en
Rotterdam met Antwerpen en Brussel
verbinden. Een andere aardrijkskundi
ge verbinding zou hier niet denkbaar
zijn. Hiertegenover staat echter, aldus
het artikel, dat de binnenvaart, die
de last draagt van het inter-benelux-
ruilverkeer, een qntoegankelijk gebied
is in het verkeer tussen beide landen,
een soort woestijn, die men gedwon
gen wordt te vermijden en te omzei
len. Men kan niet anders dan erken
nen, zo besluit prof. Van Geetruyen
zijn beschouwing, dat het voortduren
van een dergelijke toestand ieder plan
van de lage landen om tot een econo
mische eenheid te komen, zal verhin
deren.