Sartres „Walging": een appèl tot
„de walgende mens"
Das lied von der Erde
Veler huisvriend in deze dagen....
Amerika's knapste bankrover
vond zijn meester
AMSTERDAMS PODIUM
De Passie-muzieken in het oeuvre
van Joh. Seb. Bach
Moederweelde
.Het was iets bruuts, dat
me bang maakte
Amaievr-deiective ontmaskerde hem in ondergrondse
Zorgvuldige voorbereiding
Samenvatting van een verdwenen beschaving
Gala ïïleng&tfrelg,
otideA de PtatneA
(Van een bijzondere medewerker)
r\ANK ZIJ JEAN-PAULSARTRE is het existentialisme tot modeverschijnsel
V geworden. Er zijn existentialistische café's, er is existentialistische kleding
Jn Parijs althans. Wij kennen existentialistische toneelstukken en existentialis
tische films. Wanneer echter een bepaalde wijsgerige stroZngtoTmodlver-
schynsel wordt, is dit niet n z'n voordeel. Een mode immers pleegt Te wisse-
te beZitten- Wie zich hecht mo.
JXwerkt loenM^iin aeLrbi *7* de°r°datt* filosofisch denken
rf* Het mag echter zeefde V^nnlJï n r?"!ans en toneelstukken populariseer-
JuI^hX Clo^aerie^ett^i '<!0L de. alwone schouwburgbezoeker die
het stutc „ttuis cios- gezien heeftof Sartres boekje over het Antisemitisme
las, de diepzinnige wijsgerige achtergrond achter een andl heeft aeprild
Jn dit artikel zal nu iets gezegd worden over een t»J ïnZrls. ipeua-
tijn roman „La naussée", de walging Dit werk verscheer, bet' l^er,n™'
filosofisch denken zeer sterk afhankelijk is van de DuUsé filosoof Heide^geT
TIET VERHAAL, dat als stramien
voor deze -oman g^ruikt is, is
uitermate simpel, want het gaat -i
niet om het verhaal als zodanig. Een
opeenvolgende reeks Van gebeurtenis
sen wordt nauwelijks beschreven.
Hoofdpersoon is Antoine Roquentin, een
nog jonge man, die centraal Europa.
Noord-Afrika en het Verre Oosten heeft
bereisd. Wanneer de roman, die in
dagboekvorm geschreven is, begint,
is Roquentin al drie jaar in het stadje
Bouville. Hier houdt hij zich bezig met
een historisch onderzoek naar leven en
werk van de markies van Rollebon,
over wie hij bezig is een boek te schrij
ven. Maar in dit boe(f gaat het niet om
de markies van Rollebon, en eigenlijk
ock niet om de avonturen van de his
toricus Antoine Roquentin. Het gaat
uitsluitend om diens stemming! Want
Sartre wil in deze unieke roman eigen
lijk niets anders doen, dan een be
paalde stemming beschrijven, een be
paalde wijze van zich in de wereld
voelen. Die stemming, dat gevoel waar
om het gaat, is de verveling, de wal
ging. Een dergelijk doel is kenmerkend
voor de existentialistische vorm van
filosoferen. In .deze filosofie gaat het
immers om de analyse van het mens
zijn. En deze analyse vindt zijn zui
verste uitgangspunt zie Heidegger
in dg analyse der gevoelens en stem
mingen. In de verveling, in de walging
nu komt de mens aldus Sartre
in aanraking met het brute zijn, met
het teveel, met het absurde.' Aan dit
brute zijn verliest hij zich zelf. Hij
verdrinkt er in. Het komt hem te na.
Het verstikt hem.
Het is echter beter om Sartre zelf
in een wat langere aanhaling aan het
woord te laten. Hierdoor wordt eerst
recht duidelijk hoe litteratuur, het be
schrijven van stemmingen en abstract
filosofische beschouwingen bij hem sa
men gaan.
pOQUENTIN heeft de hem eerst on
begrepen walging in z'n wezen le
ren kennen, toen hij op een bank in
een plantsoen zat. Nu schrijft hij daar-
(Van onze correspondent te New York)
TOEN DE OUDERS VAN WILLIE SUTTON hun onverbeterlijke zoon het huis
uit jaagden, gaven zij hem een goede raad mee: „wat je doet, is waard om
goed gedaan te worden". En dat heeft blijkbaar indruk gemaakt. Want Willie
heeft zich ontwikkeld tot de allerbestebankrover, tegenover wiens talenten
de Amerikaanse politie jaren en jaren machteloos heeft gestaan. Willie Sutton
behoorde niet tot het gilde van hen, die 's avonds in een duister kroegje met
een paar nieuwe vrienden een „kraak" beramen. Hy bestudeerde zijn object
dagen, maanden en soms jaren. Banken genoten hoge prioriteit by hem.
UAD WILLIE het oog laten vallen op
n een aantrekkelijk object, dan begon
het werk pas goed. Hij bestudeerde de
gewoonten van de directeur, de onder
directeur, de lopers en de portiers. Hij
zond er zelfs zijn employé's heen om
rekeningen te openen, gelden te storten
en te innen, teneinde zich een beter
beeld te kunnen vormen van de inter
ne gang van zaken. Na een paar maan
den wist Willie, met wie de directeur
de avond tevoren bridge had gespeeld
en naar welk televisie-programma de
kassier en zijn vrouw die dag hadden
gekeken.
Tijdens de „grote slag" zelf bewees
Willie over stalen zenuwen te beschik
ken. De ene keer kwam hij de bank
binnen verkleed als politie-agent en
wist toegang tot de „baas" te krijgen.
Onder pressie van Willie's pistool was
de rest dan eenvoudig. Bij andere ge
legenheden was zijn vermomming die
van een bankportier. De oyerall van
een mecanicien bleek niet minder nut-
tig.
Willie deed gemiddeld niet meer dan
een of twee van deze „kwaliteits-
kraakjes" per jaar. Deze brachten dan
bedragen op van omstreeks 60.000 dol
lar. Al moest een deel van de buit
worden afgestaan aan de bendeleden,
er bleef voldoende over voor een va-
cantie-reisje.
De grootste kraak
r\E MEEST spectaculaire klap, die
U Willie naar de politie beweert
wist te slaan, was de overval op Brinks
in Boston. Daar was de opbrengst
1.500.000 dollar. Het vermoeden bestaat,
dat Willie, of een van de leden van
zijr bende, zich een paar jaar lang een
vertrouwenspositie in de Brinks-orga-
nisatie (die gespecialiseerd is in het
transport van grote bedragen aan goud
en geldswaardig papier) had weten te
verwerven en daarvan op het kritieke
ogenblik voor 1,5 millioen dollar mis
bruik heeft gemaakt. Mogelijk zelf®'
dat de rover een van de bewakers of
de chauffeur was van de gepantserde
auto, waarmee de 1,5 millioen dollai
Werden vervoerd.
Een dergelijke hoeveelheid contan
ten zou alleszins verklaren hoe net
kwam, dat Willie gedurende de afge
lopen twee jaren de politie nagenoeg
geen moeilijkheden had veroorzaakt.
Hij leefde stil, op een kale kamer in
een arme buurt. Zijn adres was zeil*
voor zijn strijdmakkers een* Se"einV
de telefooncel van een telkens wisse
lend café konden zij hem echter op
gezette tijden bereiken. Hoewel er
zijn klerenkast voor 10 000 dollar aa
bankbiljetten werd gevonden naa
Willie maar een schraal bestaan ge
7IJN ondergang dankte hij aan de
„waakzaamheid" van de politie. Een
handelsreiziger, die in zijn vrije J
graag voor amateur-detective spceiats
en „voor de grap" in zijn werkkamer
wat alfiches had opgeplakt van lieaui
wier opsporing door de politie was
verzocht, had ruim een jaar elke dag
Willie's gelijkenis voor zijn oog gehad.
„Op een ochtend zat ik in New York's
ondergrondse spoorweg en plotseling
wist ik, dat de man tegenover mjj Wil
lie Sutton was. Ik volgde hem, toen
hij de straat op ging en zei tegen de
eerste politie-agent: „Arresteer mij
niet als een gevaarlijke gek, maar daar
gaat Willie Sutton". Op die aanwijzing
is de kampioen-bankrover ten slotte ge
arresteerd.
Van zijn cel uit ontkent Willie uiter
aard alles, ondanks het feit dat een
klein leger bankdirecteuren en -em
ployé's hem hebben herkend en ge
ïdentificeerd als de leider van zovele
overvallen.
Maar toen hij vernam, dat er een
bankroof was gepleegd in Hollywood
en dat de dader met de veroverde bank
biljetten waarvan er sommige ge
merkt waren zijn vliegtuigpassage
naar New York had betaald, zodat hij
ten slotte bij aankomst letterlijk in de
armen van de politie was gevlogen,
kreunde professor Willie Sutton van
ergernis. „Ons vak", zei hij tot een van
zijn cipiers, „is aan het degenereren.
Ik schaam mij voor zo'n amateur in on
ze gelederen".
vrij vertaald
over in zijn dagboek
het volgende:
„Ik was daarstraks dus in het plant
soen. De wortel van een kastanjeboom
drong zich in de aarde, juist onder mijn
bank. Ik wist niet meer wat een wor
tel was. De woorden waren verdwenen
en daarmee ook de betekenis van de
dingen, de manier waarop woorden
worden gebruikt, de wankele steunpun
ten die de mens heeft opgetrokken op
de bovenlaag der dingen. Ik zat met
gebogen hoofd tegenover die donkere,
in elkaar gedraaide massa. Het was iets
bruuts, dat me bang maakte.
„Voordien had ik nooit geweten, wat
„bestaan" betekende. Wanneer men het
mij gevraagd had, :ou ik te goeder
trouw geantwoord hebben, dat „be
staan" niets anders was dan een lege
vorm, die zich als van buiten aan de
dingen hechtte, zonder er iets aan te
veranderen. Maar nu openbaarde zich
het bestaan. Het verloor zijn onschade
lijk karakter van abstrakte kwaliteit:
het was de kern zelf van de dingen;
die wortel was doordrenkt van het be
staan. Of anders gezegd: die wortel,
het tuinhek, de bank, het grasveld, al
les was verdwenen. Het verschil der
dingen, hun individualiteit bleek niet
anders dan schijn, dan een vernis. Dat
vernis was nu weggesmolten. Er restte
slechts een monsterlijke, zachte massa,
een obsederende en afschuwelijke
naaktheid",
70 ontdekt Roquentin het brute zijn
zelf, dat in zijn bruutheid zinloos
is. Dit brute zijn is absurd, het is te
veel, het werkt verstikkend. Er is geen
afstand tussen de mens en dit walge
lijk absurde. Was er distantie, dan zou
er z>n zijn en betekenis. Dan was de
wortel van een kastanjeboom weer de
wortel van een* kastanjeboom, en een
tuinhek weer een tuinhek. Maar in de
walging, in de verveling zinkt de mens
terug in de kleverigheid van het zin
loze. In deze walging is geen zin en
geen doel meer.
In de drie jaar dat Roquentin in de
archieven van Bouville zocht naar een
dode markies, was de verwachting uit
hem weggeëbd, het gevoel van span
ning en avontuur verdwenen. Z'n leven
mist het aan-zichzelf-vooruit-zijn.
Roquentin is bezig een leven te gaan
leiden zoals een kastanjeboom, zoals
een tuinhek. Om daarin dan ook voor
zich zelf te veel en absurd te worden!
Sartre beschrijft zelf op een bijzon
der boeiende wijze, hoe een mens ont
komt aan de absurditeit van de walging,
aan de dichtheid van het naakte zijn.
Roquentin zit namelijk op een middag
in een café. Maar ook daar is diezelfde
walging. Dan vraagt hij aan de waardin
om een bepaalde gramofoonplaat voor
hem te spelen. Het is de oudste van de
hele collectie. Maar hij kent deze plaat.
Want ergens, halverwege, is een refrein.
Een negerin zal het zingen:
„Er komt een dag, dat je missen
zult".
De plaat wordt opgezet. Vele noten
en akkoorden gaan vooraf. Maar straks
zal de negerin zingen. Wanneer ten
minste de veer van de gramofoon niet
breekt, de waardin de plaat niet plot
seling stop zet, of er wat anders ge
beurt, dat kan inbreken in dit hele ge
beuren. Maar het nadert. Even is het
stil. Dan zingt ze: Er komt een dag....
Dan is ineens ook de ban van de wal
ging verbroken. Roquentin is niet meer
vastgekleefd aan de zinloosheid van
het brute zijn. Integendeel, hij is i n
de muziek. Hij is i n datgene dat hij
met spanning verwachtte.
MEN zou zich kunnen afvragen, of dit
boek van Sartre nu eigenlijk wel
wat te zeggen heeft. Is het ook maar in
enig opzicht verrekend? Velen ontken
nen het maar ten onrechte. Want
wie by de hier zo meesteriyk beschre
ven verveling en walging blijft staan,
doet naar Sartre's eigen intentie tekort
aan eigen mens zyn. Alle existentie
filosofie is een oproep, een appèl. Een
appèl tot het leiden van een zelf ont
worpen en zelf gewild leven, dat de
spanning van het avontuur niet missen
zal. Hoewel niet met zoveel woorden
gezegd, roept deze filosofische roman
op tot deze echt menselijke spanning
van het zelf gekozen avoqtunr.
|?N NOOIT worden die moeders wij
zer! Het instinct van de kloekhen,
die haar kuikens desnoods tegen een
wolf verdedigtschijnt vooral aanwe
zig te zijn in het soort vrouwen, dat
breder van basis dan van inzicht is.
Ge zoudt achter dat gezellige, ronde
genre niet de ziedende drift zoeken,
waarin ze telkens weer, als eruptieve
vulcanen uitbarsten zodra de sprui
ten van een andere kloekhen aan de
wasdom van hun eigen nest komen.
Pieternella, huisvrouw van J. D.,
stond vanochtend terecht omdat ze
Margaretha B., de moeder van zeven
welgeschapen snotneuzen, een klap
in het gezicht had gegeven, haar ver
volgens aan haren en oorlel trekkend.
De oorlog was ontstaan uit een ruzie
tussen het enige kind van Pieternella
en een der spruitsels van Margaretha.
Het ging om een karretje
Ze kwam an me eer as ouwer van
me kind, zei Pieternella. 'k Laat me
jong as fesoendelijke vrouw niet ver-
schandaliseren door die van „haar-
daar", 't Zijn net beesten.
Maar Margaretha, die bij het gevecht
een tand verloor ("met ontzettende
pijn in me kaakgebeente") sprak een
woord, dat van rustige wijsheid ge
tuigde. Ze zei: Toen deze mevrouw
hier nog liep te vloeken as 'n dragon
der zaten de kindertjes al weer lief
te spelen in de zandbak. Deze me-
vrouw-hier most er 'n stuk of zes bij
hebben, dan wor'je wel Wijzer!
De rechter knikte en er speelde een
glimlach om zijn lippen, alsof de roer
selen van een moederziel hem een ge
opend boek waren. Hij veroordeelde
Pieternella tot veertig gulden boete.
Over het verlies aan lichamelijk
schoon, dat Margaretha had geleden,
werd niet gerept. Het was er trouwens
niet en het was er vermoedelijk nooit
geweest.
KAKEL
nVER EEN PAAR WEKEN komen de aardse bezittingen van Willem Mengel.
berg onder de hamer. Gedurende drie of vier dagen zal een veilingmeester
in het gebouw Leesmuseum aan het Rokin datgene verkopen, wat Nederland!
grootste dirigent verzamelde in een lang leven, gaande door de landen van vrij.
wel alle werelddelen. Er zal voor deze veiling wel enorme belangsteling be
staan. Niet vanwege de duizenden stukken die daar te koop zijn, maar omdat
dit de dingen zyn geweest waarmee een groot dirigent zich in al die jaren heeft
omringd. Er zullen, tijdens die verkoping, wel heel wat kunstkenners zijn. Ik
vrees echter van nog méér snobs, die een poging zullen ondernemen iets „typisch
persoonlijks" van de maestro te bemachtigen. Desnoods voor zeer veel geld.
aan: 60 hobo's en fagotten. Mengelberg
WAN DE WEEK doolden wij langs die
dingen. Vier mensen waren bezig
alles te rubriceren, uit te zoeken en te
nummeren. Er was een chaos van din
gen. Van schone dingen en van lelijke
dingen. Van artistieke voorwerpen en
van de onmogelijkste kitsch. Daar zijn
bezittingen die van de grote smaak
van Mengelberg getuigden en er zijn
dingen die bewijzen dat hij maar te
hooi en te gras kocht, verzamelde en
aanschafte.
Gedurende twee uur hebben we ge
probeerd iets terug te vinden van de
geest van Mengelberg. Wij deden dat,
omdat wij een groot bewonderaar van
Mengelberg waren, altijd bleven en nog
zijn. Ook al zijn er in dit land vele an
dere grootheden in de muziek, die me
nen dat hij als mens faalde. Het is mo
gelijk, maar als kunstenaar was hij zo
groot en als bezieler van een orkest,
dat ons land een enorme goodwill in de
wereld bezorgde, heeft hij zo enorm
veel bereikt, dat men mischien wel
milde maatstaven mag aanleggen.
Maar dat is nakaarten zoals ook deze
veiling „nakaarten" is. In stof en in
het schemer-duister van de zolders en
vertrekken op het Rokin lagen al die
dingen: stokoude Nederlandse schilde
rijen en een verzameling muziekinstru
menten. Oude trommen, misthoorns en
posthoorns, clarinetten en een Aida-
trompet. Een hand-piano met zeven
toetsen. Ergens in een kelder staart een
batterij van 60 dode ogen de bezoeker
De Frans-Nederlandse schilder Kees van Dongen exposeert zijn werken
thans voor de eerste maal in de Galerie Petridès in de Rue de la Boetie te
Parijs. Van Dongen voor een van zijn werken, „De appelschimmel".
MEN IS zich weer aan het voorbereiden op de traditionele uitvoeringen van de
Passie-muzieken van Joh. Seb. Bach (1625—1750). Het gehele oeuvre van
Bach omvat alle genres muziek, behalve de opera. Zün volledige werken zijn
samengevat in niet minder dan zestig delen, uitgegeven door de Bacb-Gesell-
schaft. In zijn geniale muziek culmineert alles, dat in het ryk der toonkunst
hem voorafging. Men zou het „de samenvatting van een verdwenen beschaving"
kunnen noemen.
VAN AL zijn werken zijn het juist de
Passie muzieken, die het meest ap
pelleerden aan dat muzikale besef van
de brede schare muziekminnaars, en
van honderden nu zo langzamerhand
het geestelijk eigendom geworden.
Misschien komt dit wel, omdat men
een passie van Bach op twee manieren
kan ervaren. Uitsluitend als kunst
werk of als een religieuse meditatie.
Vermoedelijk heeft Bach vijf passie's
geschreven. Behalve de Johannes en
Mattheus-Passie, moet hij nog hebben
gecomponeerd, een Marcus- en een
(Van onze grieperige ver
slaggever)
CRGENS op de Veluwe
kwam ik hem tegen, 'n
Elegant geklede polyp in
Carnavals-stemming. Met
een brede zwier lichtte hij
z'n hoge zije toen hij me
onverwacht passeerde. Een
satanische glimlach speelde
hem om de lippen. Een van
z'n rokpanden, flapperend
in de wind, slierde me over
de handen. Op hetzelfde
ogenblik voelde ik een spel-
deprik. Een onwezenlijk
klein drupje bloed stolde
op mijn linkerhand.... Net
merkteken van deze vreem
de Carnavalsgast.
's Avonds thuis voelde ik
me rillerig. Het was net °f
er iemand achter me em
mers water over m'n rug
kegelde. Het anders zo
koesterende haardvuur
wilde die avond maar niet
de warmte afleveren, die ik
bij die voortdurende koude
douche dacht nodig te heb
ben. Het slot van het lied:
vroeger dan gewoonlijk
naar bed. Je vleit je met
de hoop, dat het morgen
wel beter zal gaan, de lan
derigheid van deze avond
wel verdwenen zal zijn.
De koele heldere lakens
van het bed lijken de wan
den van een ijskast. Maar
lang duurt dat niet. Weldra
begin ik heerlijk te gloeien.
Merkwaardig echter, dat
die heerlijkheid geen eind
schijnt te hebben. De warm-
th groeit tot hitte uit. De
alweer ongezochte hitte
van een oven, waarin ik als
een braad-kip word rond
gewenteld. De slaap wil deze
avond niet over mij komen,
en ook in de daarop vol
gende nachtelijke uren niet.
70 DAAGT de morgen van
L* een nieuwe dag, die in
plaats van het verwachte
herstel een geradbraakt
mens overlaat. Alles doet
zeer. Het is of er zand tus
sen de botten zit, dat
schuurt en schaaft bij elke
onverwachte beweging, die
ik maak. Ware het niet, dat
men de vader-held wil blij
ven spelen tegenover de
kinderen, je zou hef af en
toe uitgillen. Of misschien
wel eventjes lekker willen
gaan zitten razen en tieren.
Je doet het niet! Je blijft
maar stiekum onder de de
kens liggen. Tot je kin er
onder. Met slechts één ver
langen: de dokter!
Wel, die komt natuurlijk.
Bij de slaapkamerdeur weet
hij het al. „Griep zeker?"
En dan somt hij de symp-
tonen op. „IJzeren band om
het hoofd. Pijnlijke spieren.
Het onprettige gevoel, dat
je een of ander lichaamsdeel
wordt afgeschroefd bij de
minste of geringste bewe
ging, die je maakt. Hoge
mate van slapeloosheid. Bij
sommige mensen zelfs nog
een opmerkelijke geestelijke
gestoordheid.Ja, ja, 't
zal een dag of vier duren.
Dan probeer je maar weer
eens over de vloer te komen.
Sinaasappels en aspirine
slikken. Na vier dagen ziek
bed, ben je nog geen knip
voor de neus waard. Best
mogelijk, dat je na een halve
dag beterschap weer van
voren af aan begint. Denk
om de complicaties. Veel
longontsteking. Doe dus
voorzichtig aan. Forceer
niets. Het 's een rare ziekte
en half Nederland lijdt er
op het ogenblik aan...."
UN DAN verdwijnt de man
weer. Dat ?e hem een
niet al te vriendelijke wens
naar z'n nuchter hoofd ge
slingerd hebt, heeft-ie (ge
lukkig) niet gemerkt. Twee
dagen later staat-ie weer
welgemoed aan je sponde.
Welgemoed, hoewel je die
dag de 87ste patiënt bent,
die hij bezocht. Inmiddels
heb je de wereld gelukkig
weer wat rustiger leren be
kijken. Maar de lusteloos
heid blijft. Een dodelijke
vermoeidheid, die je de ge
legenheid doet verzuimen
om weer eens naast het bed
te gaan staan op de vierde
dag van je bedsermoen.
Liever morgen" zeg je. En
je verbaast je, dat de dok
ter dat een uiterst verstan
dig 'woord noemt. Enfin, zo
is men er een week mee
zoet, voor men er erg in
heeft. Een verloren week
uiteraard. Een echte carna-
valsweek voor die zwart
gerokte griepbacil.
Lucas Passie, en een Passie op een
vrije tekst van Picander.
In de ons bekende Passie's zijn de
recitatieven gereserveerd voor het Bij
belverhaal, en de Koralen en Aria's,
zijn de gevoelsreacties op het Bijbelse
drama.
De Johannes Passie
TUSSEN 1722 en 1723 kreeg Bach op-
dracht van het Stadsbestuur* te
Leipzig, passiemuziek te schrijven voor
de Goede Vrijdag.
Hij koos daartoe het Evangelie van
Johannes. Hij bewerkte zelf ook de
teksten van de Aria's naar het voor
beeld van de teksten van Brockes. Dit
werk werd echter voor een kleinere
bezetting geschreven; vierstemmig
koor, strijkorkest, twee fluiten en twee
hobo's, met fagot ter versterking van
bas en orgel.
De sfeer van de Johannes Passie zou
men iets gevoeliger of minder streng
kunnen noemen dan die van de Mat-
theus. Hier schijnen nog meer de
menselijke ontroeringen van de ziel te
spreken dan in de diepere en mystieke,
meer bovennatuurlijke Mattheus Pas
sie.
De Mattheus Passie
HE Mattheus Passie werd de eerste
maal uitgevoerd in 1729. Vijftien
jaar later verscheen de partituur in de
ons thans bekende vorm. De bezetting
van deze Passie verlangt, twee vier
stemmige koren, twee orkesten, elk
bestaande uit strijkers, twee fluiten, en
twee hobo's. Het werk bestaat uit
twee delen: 3 koralen in elk deel; zes
aria's in het eerste en negen in het
tweede deel.
Bach's meesterwerk nu wordt
daar de componist zeer weinig aanwij
zingen in zijn werk gaf omtrent zijn
bedoelingen verschillend geïnter
preteerd.
De nummering van de Aria's, Kora
len enz., die de uitgevers bij de mu
ziek plaatsten, zijn niet van Bach.
De meester heeft de Passie als een
compleet geheel bedoeld.
Al mogen er dan bij de komende
Bach-uitvoeringen, interpretatie-ver
schillen zijn, de geest van Bach blijft.
LJ.ONDERDEN zullen zich weer laven
aan deze bron van muzikale mys
tiek, en rustiek evenwicht. In Alkmaar
was een verzamelaar van glaswerk.
Glazen schilderijen, glazen bokalen,
glazen drinkbekers, glazen siervoorwer
pen. Vele Christus-figuren in glas;
naast narren en clowns in glas. Wellus
tige vrouwenfiguren, overdadig kleur
rijk op het glas geschilderd, maar ook
ernstige madonna's, dragend het aller
liefste kind ter wereld. Dat alles bü
elkaar is bizar, vreemd, grotesk soms,
rommelig. Maar het boeit. En het ver
telt iets van de haast, de bezetenheid
van de man die dat allemaal verzamel
de, om mooie, schone dingen om zich
heen te hebben. Hij had geen tijd, geen
geduld. Het leven is kort en hij wist
het. Vandaar die haast. Zijn haast met
de muziek en zijn haast om al dat an
dere bij zich te hebben. En er zich aan
te koesteren.
CR IS MEER: zijn meubilair: zwaar,
pompeus en uit de tijd. Zijn werk-
bureau: kaal en hoog en met nergens
een vleug van herinnering aan de man,
die daaraan zijn muziek beleefde, eer
ze opklonk in de zalen waar hy diri
geerde. Een bibliotheek met duizenden
boeken over muziek, velen met op
drachten van andere grote figuren uit
de wereld van die dagen. Maar ook
een zak met een paar duizend sigaren
bandjes. Daar zijn z'n dirigeerstokken,
z'n Perzische tapijten en het boek van
Van Meegeren, waarin deze schreef:
„Aan den Grootste". Maar ook een si
garenkistje vol etiketten van wijnfles
sen. Men ziet die dingen en men is
sprakeloos. Sigarenbandjes en wijnfles,
etiketten. En vlak ernaast ligt een gro
te, bronzen kop: als we er ons over-
heenbuigen herkennen wij die mens:
Mahler. Het is haast of Mahler ligt te
slapen in dat donkere vertrek.
Het is maar een trieste ommegang in
de zalen van het Leesmuseum, omdat
hier niets van Mengelberg achterbleef
dan z'n aards bezit. Alleen wat hij on
beheerst en tomeloos maar kocht, jn dit
land en in dat, zonder precies te weten
wat hij kocht. Dat kopen is haast kin
derlijk geweest. Zo haastig als een
kind koopt, dat geld heeft. En dat ver
liefd op glas is en alle andere mooie
dingen van dit leven.
Over een paar weken komen de men
sen. Iemand zal veel geld betalen voor
de dirigeerstok, en daar gelukkig mee
zijn. Laat ons hopen voor die man of
vrouw dat hij, of zij, zich niet reali
seert, dat Mengelberg bij iedere repe
titie minstens een stok stuksloeg.
Maar voor snobisten is dat niet zo erg.
Een ander zal heengaan met zijn
scheer-nécessaire. Weer een ander met
zijn koffers, waarin men in het leer liet
drukken: „Casa Mengelberg"..,. „Het
huis van Mengelberg".
AL DEZE DINGEN, het glas en do
schilderijen, de kleden en de wijn
etiketten, de hobo's en de boeken, heb
ben zijn muziek gekend. De muziek, die
opklonk uit zijn vleugel, als hy werk
te. Die dingen weten alles daarvan, zo
als die bronzen kop van Mahler dat
weet. Maar ze vertellen er hier, in stof
en donkerte, niets van. Het is besloten
en vergaan. Het zal nooit meer gehoord
worden.
Deze veiling zal opnieuw aantonen,
dat een mens niets, geen gram schoon
heid, geen centimeter aards bezit, kan
meenemen. Ook al heeft hij nog zo veel
vergaard op reizen over deze planeet.
Wat blijft, dat is alleen maar wat her
innering. Aan muziek, die nooit zo
wonderbaar geladen opklonk in dat an
dere Casa Mengelberg, dat in de Van
Baerlestraat, als toen hij er dirigeer
de. En wat mij zelf betreft: voor mij
zal hij de man blijven, die ik „Das Lied
von der Erde" zag dirigeren. Waar ik
zat kon ik hem in het gezicht zien. Ik
zal dat nooit vergeten, al was ik toen
eigenlijk nog veel te jong om zulke
dingen te begrijpen. Het was geen men
selijk gezicht meer. dat van Mengel
berg. Het was het gezicht van een be
zetene, van een gedrevene. Nooit, nooit
zal ik dat wonderlijke, rossige, door ie's
zeldzaams omstraalde gezicht vergeten.
Ik ben nu dankbaar, dat ik dat gezien
heb. Zonder dat gezicht had ik nog
minder van deze inboedel begrepen,
die hier aan 't Amsterdamse Rokin ver
zameld wordt.
Ja, Iaat nu de snobs maar komen!
Voor het scheer-étui en voor die diri
geerstok. Voor de wijnetiketten en voor
de sigarenbandjes. Maar laat ze er !<et
maximum-bedrag dan voor betalen.
Omdat ai dat geld gaat naar het rust
huis voor musici, met voorrang voor
die van Casa Mengelberg in de Van
Baerlestraat. Vanuit het graf de laatste
goede daad van een tomeloos gedrevene,
voor hen die hy zo lang heeft voort
gedreven. ANTHONY VAN KAMPEN.
zal de Ned. Herv. Oratorium Vereni
ging o.l.v. dirigent Corn. Jonker op 22
en 23 Maart de traditionele Passie-uit
voeringen in de Grote Kerk geven. Be
halve de H.O.V. en het „Knapenkoor"
zullen voor dit jaar medewerking ver
lenen Dora van Doorn—Lindeman
(sopraan), Annie Woud (alt), Han Le
Fèvre (tenor) (Evangelist), Guus Holk-
man (bas), (Christuspartij), Wiebe
Drayer (tenor), Leo Rommerts (bas),
Piet v. Egmond (orgel) en Jo Kleii-
meer v. Munster (cembaal).