Sartres „Walging": een appèl tot „de walgende mens" Das lied von der Erde Veler huisvriend in deze dagen.... Amerika's knapste bankrover vond zijn meester AMSTERDAMS PODIUM De Passie-muzieken in het oeuvre van Joh. Seb. Bach Moederweelde .Het was iets bruuts, dat me bang maakte Amaievr-deiective ontmaskerde hem in ondergrondse Zorgvuldige voorbereiding Samenvatting van een verdwenen beschaving Gala ïïleng&tfrelg, otideA de PtatneA (Van een bijzondere medewerker) r\ANK ZIJ JEAN-PAULSARTRE is het existentialisme tot modeverschijnsel V geworden. Er zijn existentialistische café's, er is existentialistische kleding Jn Parijs althans. Wij kennen existentialistische toneelstukken en existentialis tische films. Wanneer echter een bepaalde wijsgerige stroZngtoTmodlver- schynsel wordt, is dit niet n z'n voordeel. Een mode immers pleegt Te wisse- te beZitten- Wie zich hecht mo. JXwerkt loenM^iin aeLrbi *7* de°r°datt* filosofisch denken rf* Het mag echter zeefde V^nnlJï n r?"!ans en toneelstukken populariseer- JuI^hX Clo^aerie^ett^i '<!0L de. alwone schouwburgbezoeker die het stutc „ttuis cios- gezien heeftof Sartres boekje over het Antisemitisme las, de diepzinnige wijsgerige achtergrond achter een andl heeft aeprild Jn dit artikel zal nu iets gezegd worden over een t»J ïnZrls. ipeua- tijn roman „La naussée", de walging Dit werk verscheer, bet' l^er,n™' filosofisch denken zeer sterk afhankelijk is van de DuUsé filosoof Heide^geT TIET VERHAAL, dat als stramien voor deze -oman g^ruikt is, is uitermate simpel, want het gaat -i niet om het verhaal als zodanig. Een opeenvolgende reeks Van gebeurtenis sen wordt nauwelijks beschreven. Hoofdpersoon is Antoine Roquentin, een nog jonge man, die centraal Europa. Noord-Afrika en het Verre Oosten heeft bereisd. Wanneer de roman, die in dagboekvorm geschreven is, begint, is Roquentin al drie jaar in het stadje Bouville. Hier houdt hij zich bezig met een historisch onderzoek naar leven en werk van de markies van Rollebon, over wie hij bezig is een boek te schrij ven. Maar in dit boe(f gaat het niet om de markies van Rollebon, en eigenlijk ock niet om de avonturen van de his toricus Antoine Roquentin. Het gaat uitsluitend om diens stemming! Want Sartre wil in deze unieke roman eigen lijk niets anders doen, dan een be paalde stemming beschrijven, een be paalde wijze van zich in de wereld voelen. Die stemming, dat gevoel waar om het gaat, is de verveling, de wal ging. Een dergelijk doel is kenmerkend voor de existentialistische vorm van filosoferen. In .deze filosofie gaat het immers om de analyse van het mens zijn. En deze analyse vindt zijn zui verste uitgangspunt zie Heidegger in dg analyse der gevoelens en stem mingen. In de verveling, in de walging nu komt de mens aldus Sartre in aanraking met het brute zijn, met het teveel, met het absurde.' Aan dit brute zijn verliest hij zich zelf. Hij verdrinkt er in. Het komt hem te na. Het verstikt hem. Het is echter beter om Sartre zelf in een wat langere aanhaling aan het woord te laten. Hierdoor wordt eerst recht duidelijk hoe litteratuur, het be schrijven van stemmingen en abstract filosofische beschouwingen bij hem sa men gaan. pOQUENTIN heeft de hem eerst on begrepen walging in z'n wezen le ren kennen, toen hij op een bank in een plantsoen zat. Nu schrijft hij daar- (Van onze correspondent te New York) TOEN DE OUDERS VAN WILLIE SUTTON hun onverbeterlijke zoon het huis uit jaagden, gaven zij hem een goede raad mee: „wat je doet, is waard om goed gedaan te worden". En dat heeft blijkbaar indruk gemaakt. Want Willie heeft zich ontwikkeld tot de allerbestebankrover, tegenover wiens talenten de Amerikaanse politie jaren en jaren machteloos heeft gestaan. Willie Sutton behoorde niet tot het gilde van hen, die 's avonds in een duister kroegje met een paar nieuwe vrienden een „kraak" beramen. Hy bestudeerde zijn object dagen, maanden en soms jaren. Banken genoten hoge prioriteit by hem. UAD WILLIE het oog laten vallen op n een aantrekkelijk object, dan begon het werk pas goed. Hij bestudeerde de gewoonten van de directeur, de onder directeur, de lopers en de portiers. Hij zond er zelfs zijn employé's heen om rekeningen te openen, gelden te storten en te innen, teneinde zich een beter beeld te kunnen vormen van de inter ne gang van zaken. Na een paar maan den wist Willie, met wie de directeur de avond tevoren bridge had gespeeld en naar welk televisie-programma de kassier en zijn vrouw die dag hadden gekeken. Tijdens de „grote slag" zelf bewees Willie over stalen zenuwen te beschik ken. De ene keer kwam hij de bank binnen verkleed als politie-agent en wist toegang tot de „baas" te krijgen. Onder pressie van Willie's pistool was de rest dan eenvoudig. Bij andere ge legenheden was zijn vermomming die van een bankportier. De oyerall van een mecanicien bleek niet minder nut- tig. Willie deed gemiddeld niet meer dan een of twee van deze „kwaliteits- kraakjes" per jaar. Deze brachten dan bedragen op van omstreeks 60.000 dol lar. Al moest een deel van de buit worden afgestaan aan de bendeleden, er bleef voldoende over voor een va- cantie-reisje. De grootste kraak r\E MEEST spectaculaire klap, die U Willie naar de politie beweert wist te slaan, was de overval op Brinks in Boston. Daar was de opbrengst 1.500.000 dollar. Het vermoeden bestaat, dat Willie, of een van de leden van zijr bende, zich een paar jaar lang een vertrouwenspositie in de Brinks-orga- nisatie (die gespecialiseerd is in het transport van grote bedragen aan goud en geldswaardig papier) had weten te verwerven en daarvan op het kritieke ogenblik voor 1,5 millioen dollar mis bruik heeft gemaakt. Mogelijk zelf®' dat de rover een van de bewakers of de chauffeur was van de gepantserde auto, waarmee de 1,5 millioen dollai Werden vervoerd. Een dergelijke hoeveelheid contan ten zou alleszins verklaren hoe net kwam, dat Willie gedurende de afge lopen twee jaren de politie nagenoeg geen moeilijkheden had veroorzaakt. Hij leefde stil, op een kale kamer in een arme buurt. Zijn adres was zeil* voor zijn strijdmakkers een* Se"einV de telefooncel van een telkens wisse lend café konden zij hem echter op gezette tijden bereiken. Hoewel er zijn klerenkast voor 10 000 dollar aa bankbiljetten werd gevonden naa Willie maar een schraal bestaan ge 7IJN ondergang dankte hij aan de „waakzaamheid" van de politie. Een handelsreiziger, die in zijn vrije J graag voor amateur-detective spceiats en „voor de grap" in zijn werkkamer wat alfiches had opgeplakt van lieaui wier opsporing door de politie was verzocht, had ruim een jaar elke dag Willie's gelijkenis voor zijn oog gehad. „Op een ochtend zat ik in New York's ondergrondse spoorweg en plotseling wist ik, dat de man tegenover mjj Wil lie Sutton was. Ik volgde hem, toen hij de straat op ging en zei tegen de eerste politie-agent: „Arresteer mij niet als een gevaarlijke gek, maar daar gaat Willie Sutton". Op die aanwijzing is de kampioen-bankrover ten slotte ge arresteerd. Van zijn cel uit ontkent Willie uiter aard alles, ondanks het feit dat een klein leger bankdirecteuren en -em ployé's hem hebben herkend en ge ïdentificeerd als de leider van zovele overvallen. Maar toen hij vernam, dat er een bankroof was gepleegd in Hollywood en dat de dader met de veroverde bank biljetten waarvan er sommige ge merkt waren zijn vliegtuigpassage naar New York had betaald, zodat hij ten slotte bij aankomst letterlijk in de armen van de politie was gevlogen, kreunde professor Willie Sutton van ergernis. „Ons vak", zei hij tot een van zijn cipiers, „is aan het degenereren. Ik schaam mij voor zo'n amateur in on ze gelederen". vrij vertaald over in zijn dagboek het volgende: „Ik was daarstraks dus in het plant soen. De wortel van een kastanjeboom drong zich in de aarde, juist onder mijn bank. Ik wist niet meer wat een wor tel was. De woorden waren verdwenen en daarmee ook de betekenis van de dingen, de manier waarop woorden worden gebruikt, de wankele steunpun ten die de mens heeft opgetrokken op de bovenlaag der dingen. Ik zat met gebogen hoofd tegenover die donkere, in elkaar gedraaide massa. Het was iets bruuts, dat me bang maakte. „Voordien had ik nooit geweten, wat „bestaan" betekende. Wanneer men het mij gevraagd had, :ou ik te goeder trouw geantwoord hebben, dat „be staan" niets anders was dan een lege vorm, die zich als van buiten aan de dingen hechtte, zonder er iets aan te veranderen. Maar nu openbaarde zich het bestaan. Het verloor zijn onschade lijk karakter van abstrakte kwaliteit: het was de kern zelf van de dingen; die wortel was doordrenkt van het be staan. Of anders gezegd: die wortel, het tuinhek, de bank, het grasveld, al les was verdwenen. Het verschil der dingen, hun individualiteit bleek niet anders dan schijn, dan een vernis. Dat vernis was nu weggesmolten. Er restte slechts een monsterlijke, zachte massa, een obsederende en afschuwelijke naaktheid", 70 ontdekt Roquentin het brute zijn zelf, dat in zijn bruutheid zinloos is. Dit brute zijn is absurd, het is te veel, het werkt verstikkend. Er is geen afstand tussen de mens en dit walge lijk absurde. Was er distantie, dan zou er z>n zijn en betekenis. Dan was de wortel van een kastanjeboom weer de wortel van een* kastanjeboom, en een tuinhek weer een tuinhek. Maar in de walging, in de verveling zinkt de mens terug in de kleverigheid van het zin loze. In deze walging is geen zin en geen doel meer. In de drie jaar dat Roquentin in de archieven van Bouville zocht naar een dode markies, was de verwachting uit hem weggeëbd, het gevoel van span ning en avontuur verdwenen. Z'n leven mist het aan-zichzelf-vooruit-zijn. Roquentin is bezig een leven te gaan leiden zoals een kastanjeboom, zoals een tuinhek. Om daarin dan ook voor zich zelf te veel en absurd te worden! Sartre beschrijft zelf op een bijzon der boeiende wijze, hoe een mens ont komt aan de absurditeit van de walging, aan de dichtheid van het naakte zijn. Roquentin zit namelijk op een middag in een café. Maar ook daar is diezelfde walging. Dan vraagt hij aan de waardin om een bepaalde gramofoonplaat voor hem te spelen. Het is de oudste van de hele collectie. Maar hij kent deze plaat. Want ergens, halverwege, is een refrein. Een negerin zal het zingen: „Er komt een dag, dat je missen zult". De plaat wordt opgezet. Vele noten en akkoorden gaan vooraf. Maar straks zal de negerin zingen. Wanneer ten minste de veer van de gramofoon niet breekt, de waardin de plaat niet plot seling stop zet, of er wat anders ge beurt, dat kan inbreken in dit hele ge beuren. Maar het nadert. Even is het stil. Dan zingt ze: Er komt een dag.... Dan is ineens ook de ban van de wal ging verbroken. Roquentin is niet meer vastgekleefd aan de zinloosheid van het brute zijn. Integendeel, hij is i n de muziek. Hij is i n datgene dat hij met spanning verwachtte. MEN zou zich kunnen afvragen, of dit boek van Sartre nu eigenlijk wel wat te zeggen heeft. Is het ook maar in enig opzicht verrekend? Velen ontken nen het maar ten onrechte. Want wie by de hier zo meesteriyk beschre ven verveling en walging blijft staan, doet naar Sartre's eigen intentie tekort aan eigen mens zyn. Alle existentie filosofie is een oproep, een appèl. Een appèl tot het leiden van een zelf ont worpen en zelf gewild leven, dat de spanning van het avontuur niet missen zal. Hoewel niet met zoveel woorden gezegd, roept deze filosofische roman op tot deze echt menselijke spanning van het zelf gekozen avoqtunr. |?N NOOIT worden die moeders wij zer! Het instinct van de kloekhen, die haar kuikens desnoods tegen een wolf verdedigtschijnt vooral aanwe zig te zijn in het soort vrouwen, dat breder van basis dan van inzicht is. Ge zoudt achter dat gezellige, ronde genre niet de ziedende drift zoeken, waarin ze telkens weer, als eruptieve vulcanen uitbarsten zodra de sprui ten van een andere kloekhen aan de wasdom van hun eigen nest komen. Pieternella, huisvrouw van J. D., stond vanochtend terecht omdat ze Margaretha B., de moeder van zeven welgeschapen snotneuzen, een klap in het gezicht had gegeven, haar ver volgens aan haren en oorlel trekkend. De oorlog was ontstaan uit een ruzie tussen het enige kind van Pieternella en een der spruitsels van Margaretha. Het ging om een karretje Ze kwam an me eer as ouwer van me kind, zei Pieternella. 'k Laat me jong as fesoendelijke vrouw niet ver- schandaliseren door die van „haar- daar", 't Zijn net beesten. Maar Margaretha, die bij het gevecht een tand verloor ("met ontzettende pijn in me kaakgebeente") sprak een woord, dat van rustige wijsheid ge tuigde. Ze zei: Toen deze mevrouw hier nog liep te vloeken as 'n dragon der zaten de kindertjes al weer lief te spelen in de zandbak. Deze me- vrouw-hier most er 'n stuk of zes bij hebben, dan wor'je wel Wijzer! De rechter knikte en er speelde een glimlach om zijn lippen, alsof de roer selen van een moederziel hem een ge opend boek waren. Hij veroordeelde Pieternella tot veertig gulden boete. Over het verlies aan lichamelijk schoon, dat Margaretha had geleden, werd niet gerept. Het was er trouwens niet en het was er vermoedelijk nooit geweest. KAKEL nVER EEN PAAR WEKEN komen de aardse bezittingen van Willem Mengel. berg onder de hamer. Gedurende drie of vier dagen zal een veilingmeester in het gebouw Leesmuseum aan het Rokin datgene verkopen, wat Nederland! grootste dirigent verzamelde in een lang leven, gaande door de landen van vrij. wel alle werelddelen. Er zal voor deze veiling wel enorme belangsteling be staan. Niet vanwege de duizenden stukken die daar te koop zijn, maar omdat dit de dingen zyn geweest waarmee een groot dirigent zich in al die jaren heeft omringd. Er zullen, tijdens die verkoping, wel heel wat kunstkenners zijn. Ik vrees echter van nog méér snobs, die een poging zullen ondernemen iets „typisch persoonlijks" van de maestro te bemachtigen. Desnoods voor zeer veel geld. aan: 60 hobo's en fagotten. Mengelberg WAN DE WEEK doolden wij langs die dingen. Vier mensen waren bezig alles te rubriceren, uit te zoeken en te nummeren. Er was een chaos van din gen. Van schone dingen en van lelijke dingen. Van artistieke voorwerpen en van de onmogelijkste kitsch. Daar zijn bezittingen die van de grote smaak van Mengelberg getuigden en er zijn dingen die bewijzen dat hij maar te hooi en te gras kocht, verzamelde en aanschafte. Gedurende twee uur hebben we ge probeerd iets terug te vinden van de geest van Mengelberg. Wij deden dat, omdat wij een groot bewonderaar van Mengelberg waren, altijd bleven en nog zijn. Ook al zijn er in dit land vele an dere grootheden in de muziek, die me nen dat hij als mens faalde. Het is mo gelijk, maar als kunstenaar was hij zo groot en als bezieler van een orkest, dat ons land een enorme goodwill in de wereld bezorgde, heeft hij zo enorm veel bereikt, dat men mischien wel milde maatstaven mag aanleggen. Maar dat is nakaarten zoals ook deze veiling „nakaarten" is. In stof en in het schemer-duister van de zolders en vertrekken op het Rokin lagen al die dingen: stokoude Nederlandse schilde rijen en een verzameling muziekinstru menten. Oude trommen, misthoorns en posthoorns, clarinetten en een Aida- trompet. Een hand-piano met zeven toetsen. Ergens in een kelder staart een batterij van 60 dode ogen de bezoeker De Frans-Nederlandse schilder Kees van Dongen exposeert zijn werken thans voor de eerste maal in de Galerie Petridès in de Rue de la Boetie te Parijs. Van Dongen voor een van zijn werken, „De appelschimmel". MEN IS zich weer aan het voorbereiden op de traditionele uitvoeringen van de Passie-muzieken van Joh. Seb. Bach (1625—1750). Het gehele oeuvre van Bach omvat alle genres muziek, behalve de opera. Zün volledige werken zijn samengevat in niet minder dan zestig delen, uitgegeven door de Bacb-Gesell- schaft. In zijn geniale muziek culmineert alles, dat in het ryk der toonkunst hem voorafging. Men zou het „de samenvatting van een verdwenen beschaving" kunnen noemen. VAN AL zijn werken zijn het juist de Passie muzieken, die het meest ap pelleerden aan dat muzikale besef van de brede schare muziekminnaars, en van honderden nu zo langzamerhand het geestelijk eigendom geworden. Misschien komt dit wel, omdat men een passie van Bach op twee manieren kan ervaren. Uitsluitend als kunst werk of als een religieuse meditatie. Vermoedelijk heeft Bach vijf passie's geschreven. Behalve de Johannes en Mattheus-Passie, moet hij nog hebben gecomponeerd, een Marcus- en een (Van onze grieperige ver slaggever) CRGENS op de Veluwe kwam ik hem tegen, 'n Elegant geklede polyp in Carnavals-stemming. Met een brede zwier lichtte hij z'n hoge zije toen hij me onverwacht passeerde. Een satanische glimlach speelde hem om de lippen. Een van z'n rokpanden, flapperend in de wind, slierde me over de handen. Op hetzelfde ogenblik voelde ik een spel- deprik. Een onwezenlijk klein drupje bloed stolde op mijn linkerhand.... Net merkteken van deze vreem de Carnavalsgast. 's Avonds thuis voelde ik me rillerig. Het was net °f er iemand achter me em mers water over m'n rug kegelde. Het anders zo koesterende haardvuur wilde die avond maar niet de warmte afleveren, die ik bij die voortdurende koude douche dacht nodig te heb ben. Het slot van het lied: vroeger dan gewoonlijk naar bed. Je vleit je met de hoop, dat het morgen wel beter zal gaan, de lan derigheid van deze avond wel verdwenen zal zijn. De koele heldere lakens van het bed lijken de wan den van een ijskast. Maar lang duurt dat niet. Weldra begin ik heerlijk te gloeien. Merkwaardig echter, dat die heerlijkheid geen eind schijnt te hebben. De warm- th groeit tot hitte uit. De alweer ongezochte hitte van een oven, waarin ik als een braad-kip word rond gewenteld. De slaap wil deze avond niet over mij komen, en ook in de daarop vol gende nachtelijke uren niet. 70 DAAGT de morgen van L* een nieuwe dag, die in plaats van het verwachte herstel een geradbraakt mens overlaat. Alles doet zeer. Het is of er zand tus sen de botten zit, dat schuurt en schaaft bij elke onverwachte beweging, die ik maak. Ware het niet, dat men de vader-held wil blij ven spelen tegenover de kinderen, je zou hef af en toe uitgillen. Of misschien wel eventjes lekker willen gaan zitten razen en tieren. Je doet het niet! Je blijft maar stiekum onder de de kens liggen. Tot je kin er onder. Met slechts één ver langen: de dokter! Wel, die komt natuurlijk. Bij de slaapkamerdeur weet hij het al. „Griep zeker?" En dan somt hij de symp- tonen op. „IJzeren band om het hoofd. Pijnlijke spieren. Het onprettige gevoel, dat je een of ander lichaamsdeel wordt afgeschroefd bij de minste of geringste bewe ging, die je maakt. Hoge mate van slapeloosheid. Bij sommige mensen zelfs nog een opmerkelijke geestelijke gestoordheid.Ja, ja, 't zal een dag of vier duren. Dan probeer je maar weer eens over de vloer te komen. Sinaasappels en aspirine slikken. Na vier dagen ziek bed, ben je nog geen knip voor de neus waard. Best mogelijk, dat je na een halve dag beterschap weer van voren af aan begint. Denk om de complicaties. Veel longontsteking. Doe dus voorzichtig aan. Forceer niets. Het 's een rare ziekte en half Nederland lijdt er op het ogenblik aan...." UN DAN verdwijnt de man weer. Dat ?e hem een niet al te vriendelijke wens naar z'n nuchter hoofd ge slingerd hebt, heeft-ie (ge lukkig) niet gemerkt. Twee dagen later staat-ie weer welgemoed aan je sponde. Welgemoed, hoewel je die dag de 87ste patiënt bent, die hij bezocht. Inmiddels heb je de wereld gelukkig weer wat rustiger leren be kijken. Maar de lusteloos heid blijft. Een dodelijke vermoeidheid, die je de ge legenheid doet verzuimen om weer eens naast het bed te gaan staan op de vierde dag van je bedsermoen. Liever morgen" zeg je. En je verbaast je, dat de dok ter dat een uiterst verstan dig 'woord noemt. Enfin, zo is men er een week mee zoet, voor men er erg in heeft. Een verloren week uiteraard. Een echte carna- valsweek voor die zwart gerokte griepbacil. Lucas Passie, en een Passie op een vrije tekst van Picander. In de ons bekende Passie's zijn de recitatieven gereserveerd voor het Bij belverhaal, en de Koralen en Aria's, zijn de gevoelsreacties op het Bijbelse drama. De Johannes Passie TUSSEN 1722 en 1723 kreeg Bach op- dracht van het Stadsbestuur* te Leipzig, passiemuziek te schrijven voor de Goede Vrijdag. Hij koos daartoe het Evangelie van Johannes. Hij bewerkte zelf ook de teksten van de Aria's naar het voor beeld van de teksten van Brockes. Dit werk werd echter voor een kleinere bezetting geschreven; vierstemmig koor, strijkorkest, twee fluiten en twee hobo's, met fagot ter versterking van bas en orgel. De sfeer van de Johannes Passie zou men iets gevoeliger of minder streng kunnen noemen dan die van de Mat- theus. Hier schijnen nog meer de menselijke ontroeringen van de ziel te spreken dan in de diepere en mystieke, meer bovennatuurlijke Mattheus Pas sie. De Mattheus Passie HE Mattheus Passie werd de eerste maal uitgevoerd in 1729. Vijftien jaar later verscheen de partituur in de ons thans bekende vorm. De bezetting van deze Passie verlangt, twee vier stemmige koren, twee orkesten, elk bestaande uit strijkers, twee fluiten, en twee hobo's. Het werk bestaat uit twee delen: 3 koralen in elk deel; zes aria's in het eerste en negen in het tweede deel. Bach's meesterwerk nu wordt daar de componist zeer weinig aanwij zingen in zijn werk gaf omtrent zijn bedoelingen verschillend geïnter preteerd. De nummering van de Aria's, Kora len enz., die de uitgevers bij de mu ziek plaatsten, zijn niet van Bach. De meester heeft de Passie als een compleet geheel bedoeld. Al mogen er dan bij de komende Bach-uitvoeringen, interpretatie-ver schillen zijn, de geest van Bach blijft. LJ.ONDERDEN zullen zich weer laven aan deze bron van muzikale mys tiek, en rustiek evenwicht. In Alkmaar was een verzamelaar van glaswerk. Glazen schilderijen, glazen bokalen, glazen drinkbekers, glazen siervoorwer pen. Vele Christus-figuren in glas; naast narren en clowns in glas. Wellus tige vrouwenfiguren, overdadig kleur rijk op het glas geschilderd, maar ook ernstige madonna's, dragend het aller liefste kind ter wereld. Dat alles bü elkaar is bizar, vreemd, grotesk soms, rommelig. Maar het boeit. En het ver telt iets van de haast, de bezetenheid van de man die dat allemaal verzamel de, om mooie, schone dingen om zich heen te hebben. Hij had geen tijd, geen geduld. Het leven is kort en hij wist het. Vandaar die haast. Zijn haast met de muziek en zijn haast om al dat an dere bij zich te hebben. En er zich aan te koesteren. CR IS MEER: zijn meubilair: zwaar, pompeus en uit de tijd. Zijn werk- bureau: kaal en hoog en met nergens een vleug van herinnering aan de man, die daaraan zijn muziek beleefde, eer ze opklonk in de zalen waar hy diri geerde. Een bibliotheek met duizenden boeken over muziek, velen met op drachten van andere grote figuren uit de wereld van die dagen. Maar ook een zak met een paar duizend sigaren bandjes. Daar zijn z'n dirigeerstokken, z'n Perzische tapijten en het boek van Van Meegeren, waarin deze schreef: „Aan den Grootste". Maar ook een si garenkistje vol etiketten van wijnfles sen. Men ziet die dingen en men is sprakeloos. Sigarenbandjes en wijnfles, etiketten. En vlak ernaast ligt een gro te, bronzen kop: als we er ons over- heenbuigen herkennen wij die mens: Mahler. Het is haast of Mahler ligt te slapen in dat donkere vertrek. Het is maar een trieste ommegang in de zalen van het Leesmuseum, omdat hier niets van Mengelberg achterbleef dan z'n aards bezit. Alleen wat hij on beheerst en tomeloos maar kocht, jn dit land en in dat, zonder precies te weten wat hij kocht. Dat kopen is haast kin derlijk geweest. Zo haastig als een kind koopt, dat geld heeft. En dat ver liefd op glas is en alle andere mooie dingen van dit leven. Over een paar weken komen de men sen. Iemand zal veel geld betalen voor de dirigeerstok, en daar gelukkig mee zijn. Laat ons hopen voor die man of vrouw dat hij, of zij, zich niet reali seert, dat Mengelberg bij iedere repe titie minstens een stok stuksloeg. Maar voor snobisten is dat niet zo erg. Een ander zal heengaan met zijn scheer-nécessaire. Weer een ander met zijn koffers, waarin men in het leer liet drukken: „Casa Mengelberg"..,. „Het huis van Mengelberg". AL DEZE DINGEN, het glas en do schilderijen, de kleden en de wijn etiketten, de hobo's en de boeken, heb ben zijn muziek gekend. De muziek, die opklonk uit zijn vleugel, als hy werk te. Die dingen weten alles daarvan, zo als die bronzen kop van Mahler dat weet. Maar ze vertellen er hier, in stof en donkerte, niets van. Het is besloten en vergaan. Het zal nooit meer gehoord worden. Deze veiling zal opnieuw aantonen, dat een mens niets, geen gram schoon heid, geen centimeter aards bezit, kan meenemen. Ook al heeft hij nog zo veel vergaard op reizen over deze planeet. Wat blijft, dat is alleen maar wat her innering. Aan muziek, die nooit zo wonderbaar geladen opklonk in dat an dere Casa Mengelberg, dat in de Van Baerlestraat, als toen hij er dirigeer de. En wat mij zelf betreft: voor mij zal hij de man blijven, die ik „Das Lied von der Erde" zag dirigeren. Waar ik zat kon ik hem in het gezicht zien. Ik zal dat nooit vergeten, al was ik toen eigenlijk nog veel te jong om zulke dingen te begrijpen. Het was geen men selijk gezicht meer. dat van Mengel berg. Het was het gezicht van een be zetene, van een gedrevene. Nooit, nooit zal ik dat wonderlijke, rossige, door ie's zeldzaams omstraalde gezicht vergeten. Ik ben nu dankbaar, dat ik dat gezien heb. Zonder dat gezicht had ik nog minder van deze inboedel begrepen, die hier aan 't Amsterdamse Rokin ver zameld wordt. Ja, Iaat nu de snobs maar komen! Voor het scheer-étui en voor die diri geerstok. Voor de wijnetiketten en voor de sigarenbandjes. Maar laat ze er !<et maximum-bedrag dan voor betalen. Omdat ai dat geld gaat naar het rust huis voor musici, met voorrang voor die van Casa Mengelberg in de Van Baerlestraat. Vanuit het graf de laatste goede daad van een tomeloos gedrevene, voor hen die hy zo lang heeft voort gedreven. ANTHONY VAN KAMPEN. zal de Ned. Herv. Oratorium Vereni ging o.l.v. dirigent Corn. Jonker op 22 en 23 Maart de traditionele Passie-uit voeringen in de Grote Kerk geven. Be halve de H.O.V. en het „Knapenkoor" zullen voor dit jaar medewerking ver lenen Dora van Doorn—Lindeman (sopraan), Annie Woud (alt), Han Le Fèvre (tenor) (Evangelist), Guus Holk- man (bas), (Christuspartij), Wiebe Drayer (tenor), Leo Rommerts (bas), Piet v. Egmond (orgel) en Jo Kleii- meer v. Munster (cembaal).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1952 | | pagina 7