MENSEN IN HET HOTEL
Over weerrijmpjes en hun betekenis
Liefde in een handgebaar Kortverhaal")
Schoonhovens zilverindustrie met
ondergang bedreigd
AMSTERDAMS PODIUM
Volk hecht grote waarde aan de
datum van de verschijnselen
Het genie
Volharding
S&frMeti man de
nacM
r
DE MAAN IS GEEN WEERPROFEET
Geen verband tussen
maan en regen
OP HET MATJE
Superweeldebelasfing gaf haar de nekslag
Beroep op de regering
NAAR VASTE GROND
Crisis in de Britse
filmindustrie
£EN kring om de maan, dat kon nog gaan. Een kring om de zon, daar schreien
vrouw en kinderen om, zegt een bekende weerspreuk. Wanneer men op het
platteland vertoeft, of met oudere mensen spreekt, dan gebeurt het dikwijls, dat
men dergelijke weervoorspellingen hoort bezigen. Dit is niet verwonderlijk. De
mensen waren vroeger meer dan nu overgeleverd aan de strijd der elementen,
get was dus zaak om van te voren te weten, wrat voor weer er komen zou,
opdat er maatregelen genomen konden worden. Willen wij, moderne mensen der
20e eeuw, weten hoe het weer zich zal gaan ontwikkelen, dan hebben wij daar
voor onze speciale middelen ter beschikking. Via radio en pers kunnen we ver
nemen, wat het KNMI in De Bilt verwacht. Afgezien van het feit, dat ook daar
de plank somtijds wordt misgeslagen, moeten we toch toegeven, dat dit instituut
vele verrassende resultaten bereikt heeft.
LIET is opvallend, hoeveel waarde de
volksmeteorologie altijd hecht aan
de dag, waarop een bepaald verschijn
sel geconstateerd wordt. Een nieuwe
maan op Maandag stelt volgens een
ihaamse weerspreuk slee at weer in
het vooruitzicht, immers:
Een Maandagse maan,
Kan niet zonder wind of regen
vergaan.
Ook zijn er dagen in het wassen en
afnemen van de maan die, naar hei
volksgeloof wil, karakteristiek zijn
voor de rest van de tijd, waarin de
maan de gehele reeks harer schijnge
stalten volbrengt. Zo is in Wallonië
de eerste Dinsdag na de nieuwe maan
kenmerkend voor deze gehele kring
loop, terwijl in Nederland de 3e tot en
met de 5e dag als zodanig geldt:
De eerste en tweede dag geeft niets
De derde dag zegt iets
i Maar zo de vierde en vijfde zijn
Zo is de gehele maneschijn.
Ook de omstandigheden, waaronder
de nieuwe reeks van schijngestalten
begint, is van groot gewicht. Is het
nieuwe maan, terwijl een weersveran
dering zich voltrekt, dan zal de nieu
we toestand van lange duur zijn. Waait
er een Noordenwind, dan kan men dit
als een voorbode van regen beschou
wen, immers:
Brengt nieuwe maan ons
Noordenwind,
Een koele regen volgt, mijn vrind!
Kleur en halo's
WANNEER wij de maan aandachtig
beschouwen, dan valt het ons op,
hoe dikwijls zij van kleur verschilt.
De ene keer zien wij een bleke maan,
dan weer een heldere maan en een
derde keer blijkt, dat zij weer ietwat
rossig getint is. Dit alles is een gevolg
van de hoeveelheid stof en waterdamp
in de atmosfeer, alsmede van de stand
der zon. Het is begrijpelijk, dat deze
IJELAAS was ik, om redenen van
zakelijke aard, een stijf kwartiertje
te laat en daardoor ontging me het be
gin van de zaak tegen Pieter W., ge
wezen bediende van een zuchtend ri}lY'"
denstander, die een tekort aan inzicht
aan een te groot vertrouwen had ge
paard de middenstanderzoals u zult
vatten). Drie jaren had Pieter 2°als
ik nog juist kon oppikken de pelan-
gen van zijn baas en die van zichzelf
gediend en dat was voor de groei van
de vermogensbestanddelen van ae
middenstander drie jaar te lang ge
weest, hoewel het, naar ik vermoed,
Pieter nog jwel een tijdje naar de zin
had kunnen gaan.
Het tekort in de boeken was nihil,
maar het gat in de geldla omvaamde
vier cijfers. Het gaat hemelhoog boven
mijn benul, hoe dat mogelijk was ge
worden, maar de rechter begreep het.
Er kwam van allerlei ingewikkelds aan
te pas van dubbeldoorgeschreven for
mulieren en enkelafgestreepte posten
met verrekening op maandstaten van
terug gelevtr de materiaalhoopjes en
dubbel gespecificeerde calculatiebedra
gen of zoiets. In ieder geval: veel te
verstrengeld voor een brein, dat in het
tweede algebra-boekje is blijven
steken
hebt schandelijk geknoeid, zei
de rechter. En toen pas zag ik, dat ae
verdachte verbluffend veel geleek op
een bekend Amerikaans staatsman,
wiens naam ik in dit verband uit be-
grijpelijke reverentie) niet zal noemen.
Maar ik dacht zo: Tjonge, die HarjV
De verdachte schudde elegant ne
hoofd. „Knoeien is het rechte woord
niet, edelachtbare. Er is geen opzet in
het spel. Ik heb me vergist, ik ben geen
sterk rekenaar".
Tachtig gevallen zijn u ten laste
gelegd. En allemaal in uw voordeel.
Waar is dat geld gebleven'.'
Ik zou het u niet kunnen zeggen,
zei Pieter.
In ieder geval niet in de kas.
Waarin het behoorde, kaatste de rech
ter. Zo'n sterk rekenaar is u in ieder
geval wèl! De verschillen hebt u op
bjjna geniaal-misdadige wijze wegge
werkt.
fk geloof niet, dat ik mezelf een
genie mag noemen, zei de verdachte
Wet een bescheiden pruilmond.
Ik ben dat met u eens, was het
antwoord. En toen vroeg de officier
een jaar gevangenisstraf. Vonnis ove*
veertien dagen. Er zal wel een maana
°f drie afgaan, want een kwart van ae
schuld is voor de middenstander die
drie jaar lang de controle liet
kleurschakeringen niet aan het onder
zoekend oog van het volk zijn voorbij
gegaan. Zo neemt men aan, dat een
bleke maan regen, een heldere maan
mooi weer en een rossige maan wind
voorspelt.
ïn sommige weerspreuken is sprake
van een kring om de maan. Men be
doelt hiermee de halo, dat is de lich
tende kring, die gevormd wordt door
breking of terugkaatsing van het di
recte licht der maan door ijskristallen
van een cirrostratus (een soort van ho
ge wolken). De prognostische waarde
van dit optisch verschijnsel is uiterma-1
te groot. Immers een groot gedeelte
van de neerslag in onze streken hangt
samen met het verdringen van koude
lucht door warmere, wat gepaard gaat
met het overtrekken van bewolking in
hoge luchtlagen. Daaruit valt meestal
neerslag, zodat het haloverschijnsel ge
voeglijk als voorbode van die neerslag
beschouwd kan worden. Er zijn dan
ook talrijke weerspreuken, die ons van
deze waarheid moeten overtuigen. Zo
zegt men overal in ons land:
Ring om de maan,
Regen komt aan.
De sikkel van de maan
7 O ALS uit de weerspreuken blijkt,
wordt aan de stand der maan een
grote waarde toegekend. Het is echter
opmerkelijk, hoeveel van de rijmpjes
met elkaar in strijd zijn. Zo is men in
vele streken ervan overtuigd, dat een
liggende maan, die dus de punten naar
omhoog gericht heeft, mooi weer voor
spelt. Men vergelijkt zo'n maan met
een vat, gevuld met water, maar daar
de punten omhoog staan, kan het wa
ter er niet uitlopen.
Elders zegt men echter:
Als de maan vaart in een schuit,
Dan valt er vaak veel water uit.
Of, zoals de Vlamingen zeggen: als
de maan op haar rug ligt, komen er
zware stormen.
Wanneer wij al deze spreuken nader
overwegen, dan komen wij licht tot de
conclusie, dat de invloed van de maan
groot is. Niets is echter minder waar.
De talrijke waarnemingen tonen over
duidelijk aan, dat de maan hoegenaamd
geen invloed op het weer uitoefent.
Er zijn dus andere factoren, die het
weer bepalen. Niettemin bevatten vele
weerspreuken een kern van waarheid.
De conclusie ligt voor de hand, dat de
weerfactoren zelf de oorzaak zijn, dat
wij de maan op een bepaalde manier
zien.
(Van onze speciale verslaggever)
|N de zilverstad Schoonhoven maakt men zich zorgen. Het eeuwenoude bedrijf,
dat aan dit knusse Zuidhollandse stadje aan de Lek roem gaf, de zilver-
industrie bevindt zich in een impasse. In vergelijking met 1950 zijn de omzet
ten sinds September van het vorig jaar gehalveerd. Men wijt dit aan het super-
weeldetarief, dat sinds 1947 op alle zilverwerk en op een aantal verzilverde
artikelen gelegd is. Het is een belastingheffing van niet minder dan 42,85 En
deze heffing is het bedrijf opgelegd op een moment, dat de wereldmarktprijs
voor zilver een exhorbitante hoogte bereikt had en de koopkracht van de meest.]
mensen duidelijk minder was geworden.
J^|EN kan aan dit verschijnsel stilzwij
gend voorbijgaan,omdat men de
mening is toegedaan, dat er in dit be
drijf te weinig mensen emplooi vinden
om er veel drukte over te maken. Het
zijn er misschien vijfhonderd in dit
Schoonhoven. En wat betekenen nu
eigenlijk vijfhonderd zielen op onze
totale bevolking, vijfhonderd werklozen
meer op een getal van ruim honderd
vijftigduizend permanent werkzoeken
den in ons land?
Ja, zo zou men kunnen redeneren.
Maar niet alleen zou dat harteloos zijn,
het zou ook een miskenning zijn van de
betekenis, die dit bedrijf in onze natio
nale cultuur verworven heeft. Twijfelt
men eraan, of hier van cultuur sprake
is? Wel, laat men er dan eens even
binnenstappen in een van onze musea.
Zal men de bezoeker niet onmiddellijk
voeren naar de vitrines met het kost
bare gedreven zilverwerk, en het rag
fijn filigrain, waarmee in vroeger jaren
vorstenkinderen konden spelen of vor
stenhoven de gloed van hun materiële
rijkdom konden tonen. Terecht worden
ze u gewezen als uitingen van een
eeuwenoude en hooggetaande cultuur.
Schoonhoven heeft, voortbouwend op 'n
ervaring van eeuwen, de zilversmeed-
kunst in stand gehouden. Een rigoureuze
belastingpolitiek dreigt deze culturele
schakel uit ons maatschappelijk leven
weg te vagen. Wij spraken een fabri
kant, die in zijn bedrijf het oude hand
werk en moderne arbeidsmethoden op
een gelukkige manier heeft weten te
verenigen. Hij vroeg zich zuchtend af,
of het voor zijn gemoedsrust en porte-
monnaie maar niet verstandiger zou zijn
de hele zaak te sluiten. Vooral ook, om
dat die vermaledijde belastingpolitiek
het eenvoudig onmogelijk maakt, de
oude kunstzinnige vaklieden dat werk
te geven, dat hun handen nodig hebben
om geoefend te blijven, en omdat het
onmogelijk wordt jongeren in opleiding
te houden, die straks de traditie der
ouderen zullen kunnen overnemen en
deze cultuur in stand kunnen houden.
Export niet mogelijk.
Kan de omzetdaling niet gecom
penseerd worden .door een vergrote
export? vragen we de fabrikant.
Een hoop landen zijn voor ons
artikel gesloten. Neem nu Zuid-Afrika
bijvoorbeeld. Een paar jaar is de export
daarheen goed gegaan. Nu kunnen er
nog maar aUeen verzilverde artikelen
geplaatst worden. En zo is het met vele
andere landen. Amerika is een grote
teleurstelling voor ons geworden, hoe
wel we er een agent hebben werken,
die uitsluitend voor ons op pad is. Nee,
het is met elkaar een trieste geschiede
nis Die weeldebelasting is een zeer
eenzijdige, zuiver politieke belasting.
De regering wil er de bezitsspreiding
mee in de hand werken. Maar een na
tionale industrie wordt ermee ver
moord. de clandestiene fabrikatie van
kostbaarheden ermee in de hand ge-
werkt
Maar de zilverindustrie zal zich
toch niet zonder verzet om hals laten
brengen?
Allicht niet. Het verzet is al be
gonnen. De Federatie Goud en Zilver
heeft al geadresseerd naar de ministers
van Financiën en Economische Zaken.
De Kamer van Koophandel in Gouda
betuigde adhaesie met dit adres. Men
heeft goede hoop, dat de noodkreet
verstaan zal worden.
QE ONTMOET van tijd tot tijd men
sen, die tot barstens toe geladen
schijnen met energie en die, naar het
uiterlijk althans, bruisen van activi
teit. Maar.... zij brengen bijna geen
enkele taak tot een goed einde. Zij be
ginnen aan tien dingen tegelijk, heb
ben het altijd kolossaal druk, winden
zich op van de vroege morgen tot de
late avond en laten de meeste za
ken, waaraan zij hun verbrokkelde
aandacht gaven, half onafgedaan. Op
hen is het goed-Nederlandse gezegde
van toepassing, dat hardlopers dood-
lopers zijn.
Deze mensen bedoelen het allemaal
ongetwijfeld heel goed. Zij zijn in het
algemeen gulle, goedhartige, hulpvaar
dige en alleszins welwillende lieden.
Maar zij missen de rustige karakter
kracht die van doorzetten en afmaken
weet, zij missen de wil om, desnoods
dwars door moeilijkheden en tegen
slagen heen, met onverdroten ijver en
besliste overgegevenheid te werken
aan de taak, die hun werd toever
trouwd. Met al hun overmatige drukte,
hun gezwoeg en geploeter bereiken
zij weinig meer dan zorg, moeite en
ellende. De onbestendigheid van hun
hart, die hen doet zijn als de woelige
golven der zee, wordt vroeger of later
hun noodlot.
In de sfeer van het leven des geloofs
treft ge dezelfde typen aan. Zulke
mensen .zoeken kracht voor hun hart
en rust voor hun ziel overal en op de
meest dwaze plaatsen. Zij dwarrelen
zonder ooit de echte „heilige twij
fel" te kennen als de bladeren op
de herfstwind, zij gaan van kerk tot
kerk en van geloof tot geloof en
meestal van afgod tot afgod. Zij zijn
onbestendig van hart; zij zoeken in
feite een god, die gemodelleerd dient
te zijn naar hun beeld en hun gelij
kenis. En zij aanvaarden niet, dat God
de gans andere is, een verterend vuur
en de eeuwige liefde tevens.
Ook voor deze onbestendigen staat
geschreven: Wie volharden zal tot het
einde toe, die zal zalig worden. Het
Christendom vraagt volhardende, rus
tige overgave aan Hem, die gezegd
heeft: Komt tot mij, allen die ver
moeid en beladen zijt en ik zal u rust
geven. Volhardend komen tot God, die
in Christus een Vader is voor zijn
kinderen, dót brengt de rust in een
mensenleven, dat geeft stuur en rich
ting aan zijn bestaan, dat kroont zijn
werk met de glanzen van hemelse
waardij.
Volharding tot het einde!
En het is God, die ook hierin het
voorbeeld geeft, omdat Hij, naar de
aard van zijn wezen, nooit laat varen
het werk zijner handen. In Hem is
geen onvolkomenheid, geen halfheid.
Om Christus wil neemt Hij, hoe onvol
komen ons geloof, onze hoop en onze
liefde ook mogen zijn, de ganse gebro
kenheid van ons bestaan in zijn han
den en door zijn volharding is altoos
het einde goed.
UET is twee uur in de nacht. Onder het hard-gele maanlicht glanst het asfalt
van de hoofdstraat. En het maanlicht glanst in de verduisterde etalages. Hier
en daar stroomt het langs de hoge. rechte gevels van de winkelpanden. Het is
het uur der grote rust. De stad haalt adem. Straks over een uur of vier, zullen
de mensen weer komen. Tienduizend, honderdduizend. De straat inlopend en
weer uitlopend. En de auto's de fietsen, de wagens. Als ik het hotel binnenloop,
zit daar m'n oude vriend, de nachtportier. Hij staat achter z'n hoge balie ta
praten met een paar mensen: Zweden. Ze hebben nog geen huis voor de nacht
gevonden en dit hotel is vol. De portier belt met collega's van andere hotels.
Ergens moeten in dit grote Amsterdam nog wel een paar kamers vrij zijn. Het
is alleen maar de kunst er achter te komen waar. Daar z\jn de nachtportiers
voor.
r\E Zweden staan er een beetje be-
dremmeld en timide bij. Ik ken nog
al wat Zweden, maar die zijn nooit be
dremmeld en timide. Dezen wél. Ze
bezitten in dit ogenblik niets van hun
zelfvertrouwen en vastberadenheid.
Het lukt. De Zweden verdwijnen en
ik hoor van de portier, dat hij nu al
dertig mensen aan een kamer heeft
geholpen, die nacht.
Er komt opnieuw iemand binnen.
Een heer. die er nogal moe en triest
uitziet. Hij heeft al uren geleden z'n
kamer besproken, maar als hij naar de
lift loopt, komt hij terug en begint te
gen ons te praten. Niet over bijzonder
interessante onderwerpen. Over het
weer, over de belastingen, over het
nieuwe cabaret, dat ergens op het
Leidseplein gaat, over de toenemende
duurte van alle dingen. De portier
knikt op alles ja en ik volg hem in dit
bevestigen. Ik hoor de dingen van verre
en denk aan heel andere zaken. Maar
beleefdheidshalve kun je natuurlijk op
z'n minst zo iemand gelijk geven. Het
is te laat voor discussies.
Ten slotte vertrekt de man. Zuch
tend pakt hij z'n overjas en verdwijnt.
En dan zijn we weer samen, de nacht
portier en ik. We kennen elkaar al een
hele tijd, maar hij zwijgt achter z'n ba
lie en ik ervóór. We roken een cigaret
en dat zwijgen heeft niets vreemds, ge
spannens of geforceerds.
En dan zegt hij ineens: Ja. ze wil
len altijd praten, 's nachts, veel meer
dan overdag."
Ik vraag: „Waarom doen ze dat?" En
de nachtportier zegt dan weer: „De
mensen voelen zich 's nachts alleen. Ze
zijn heel anders dan overdag, dat merk
ik nu al een jaar of twintig, zo lang als
ik hier werk."
„Was je altijd nachtportier?"
„Van die twintig was ik er achttien
nachtportier. Ik heb heel wat mensen
hier ontmoet, maar de meesten willen
maar praten. Het is heel merkwaardig."
f)E STILTE valt tussen ons in, maar
dan gaat hij verder. „U zoudt het
niet willen geloven, maar 's nachts zijn
de mensen zoals ze werkelijk zijn. Over
dag zijn ze anders, dan herken je ze
niet. Maar 's nachts.ik zou u daar
verhalen over kunnen vertellen, waar
van u geen idee hebt.
„Vertel er eens een paar".
Hij lacht. „Nee, dat kan ik niet doen
Beroepsgeheim meneer, en u schrijft
toch, nietwaar? Maar het is waar, u
denkt misschien, dat u de mensen goed
kent, maar u vergist zich. Die leer je
pas 's nachts kennen en vooral hier in
een hotel".
„UANDEN", filosofeerde
Herman Kroon, zijn
vingers haast wellustig
buigend en strekkend",
zijn als bloemen. Je hebt
er, die bescheiden zijn
als de Vergeet me Niet en
weer andere doen denken
aan de domme paarden-
bloem, wonderlijke din
gen. Ze strelen je, ze
kunnen je slaan, ze bouw
den een beschaving op en
ze vernielen die weer.
Ze liggen berustend in de
schoot van een levens
wijze, oude vrouw, of ze
trekken krampachtig in
de wanhoopHerman
Kroon bezag zijn eigen
hand; die sterk en man
nelijk was; lange, artis
tieke vingers, maar toch
sterk en soepel. Hij legde
zijn handen op de rood
fluwelen rand van de loge.
Het konden gebeeldhouw
de handen zijn: zo rustig
lagen ze op het rode fond.
Een fraaie ring glansde
zacht aan één der vingers.
Herman Kroon keek er
lang naar, met iets dro
merigs in zijn blik.
„Bloemen", dacht hij. „Net
bloemen". Juist boven
de iets gebruinde hand
schitterde de streep fel
wit van zijn overhemd en
daarna kwam het zwart
van zijn mouw. En onder
die fraaie combinatie
gloeide het rode fluweel.
IJERMAN Kroon wierp
een blik in de zaal,
beneden hem. Dames en
heren in avondtoilet zoch
ten tussen de rijen naar
hun plaatsen. Op het po
dium waren de orkest
leden reeds bezig met, het
stemmen der instrumen
ten. De onbestemde klan
ken hadden voor de een
zame man met de mooie
handen, een bijzondere
bekoring. „Het is geluid
geworden verwachting",
dacht Herman Kroon, die
een wat dromerig, filoso
fisch mens was. Hij tracht
te de handen van de con
certmeester te onder
scheiden. Ze dansten in
een fascinerend tempo
over de zwarte toets van
de viool. De cellist wreef
zijn handen in met talk.
Hij deed het zeer zorg
vuldig, als gold het een
rituele handwassing. Her
man Kroon keek er ge
boeid naar.
De man in de loge had ge
legenheid genoeg om de
mensen op zijn gemak te
observeren. Hij had deze
loge geheel voor zichzelf
afgehuurd. Het maakte
hem ongeduldig, andere
mensen naast zich te
hebben. Dat had hij vanaf
zijn jeugd reeds gehad.
Hij hoorde niet bij de
grote kudde, zoals ze nu
samenhokte in de concert
zaal. Mensen waren voor
hem handen en hij had
slechts zelden iemand in
de ogen gekeken. Dat had
hij ook niet nodig.
r\E zaal was volgestroomd.
u Een gekabbel en ge
zoem van stemmen steeg
op naar de loge, waar
Herman Kroon zat. Hij had
zijn aandacht weer be
paald tot zijn eigen han
den, die luchtig gevouwen
waren. Plotseling echter
werd de greep van zijn
vingers vaster. Om de
rand, die zijn loge van de
naastgelegen scheidde, was
een slanke hand versche
nen. Ze lag daar als zó
vanzelfsprekend, dat Her
man Kroon even aan een
droom dacht. Even later
was de hand weer weg,
doch de man in de loge
had de vorm ervan vast in
zijn brein geprent Het
was een zeer fijne, elas
tische hand geweest, met
felrode nagels als bloed
vlekken aan de vingers.
Die nagels waren op zich
zelf het beschouwen
waard. Ze schenen zo feil
loos als het mooiste ivoor
en ze hadden sierlijke
punten. Onder de door
schijnende huid had Her
man Kroon zeer dunne,
vaagblauwe lijnen zien
schemeren, die de albast-
blanke hand, waaraan een
kostbare platina ring, met
een klein fortuin aan
diamanten fonkelde, dat
echt-levende gaven. Het
was de hand van een ko
ningsdochter. Een hand,
zoals de man in de loge
slechts zelden had aan
schouwd.
IJERMAN Kroon keek
eerst op, toen het or
kest de eerste maten van
Beethovens negende sym-
phonie liet horen. De zaal
lichten waren half ge
doofd, zodat de blik wel
automatisch naar het or
kest moest worden ge
richt. Doch de eenzame
man voelde zich thans niet
bij de muziek. Zijn blik
vestigde zich weer op die
plaats op het rode fluweel,
waar de dameshand ge
legen had: de witte vlin
der, die je altijd maar
éven ziet. Intuïtief gleed
Hermans hand over het
rode fluweel. Hij keek
zelf wat verwonderd naar
dat spel. Daar streelde die
hand de rode stof. Opeens
was ze voorbij de rand
van de loge. Daar tastte
ze verder over het flu
weel, tot ze plotseling
iets koels voelde en iets
heel milds. Plotseling was
het weg. De vrouw in de
andere loge had snel haar
hand teruggetrokken. Nu
lag Hermans hand ge
opend omhoog, nog steeds
in de andere loge. De vin
gers schenen te vragen, te
smeken. Ze spraken een
subtiele, aandoenlijk
schone taal zonder daar
voor banale wcorden te
moeten gebruiken. Nu lag
de hand stil, vragend ge
opend. Opeens was daar
weer dat koele, milde van
die andere hand. Het gleed
één ogenblik over de hand
van Herman Kroon. De
vingers gingen door te
smeken, heftiger nu. Her
man voelde hoe vlak naast
hem en toch onzichtbaar,
een vrouw toegaf aan de
drang van de liefde: dat
spel van bloemen en
vlinders. Ja, nu wist hij
haar hand in de zijne.
Zijn vingers liefkoosden
haar hand in een harts
tochtelijk bewegen. Nu be
antwoordde ze het: mild en
goed, omdat ze een wijze
vrouw was.
Hoe ontroerend was deze
liefde. Twee handen lagen
daar ineen gevouwen. Een
sterke wat gebruinde
mannenhand en de blanke,
tengere hand van een
jonge vrouw. De vingers
van de mannenhand
streelden de hare, minuut
na minuut, ze betastten
haar fraaie pols, waar ze
de platina armband ont
moetten, die vaardig, ar
tistiek haast, werd losge
maakt; even verfijnd
gleed de kostbare ring van
de slanke vinger.
ALS speet het Herman
Kroon, afscheid te
moeten nemen, zo begrij
pend, zo liefdevol, drukte
hij die andere hand. Dan
stond hij snel op en
haastte zich door de ver
laten wandelgangen naar
buiten. De lokettist keek
hem verbaasd na, vooral
toen twee netgeklede he
ren op Herman Kroon
toeschoten en hem weer
binnen het gebouw brach
ten. „Haal maar 'ns uit,
Herman", sprak één der
heren, ,,'t Moet dan maar",
zei de man, de platina
armband te voorschijn
halend, ,,'t Moest ook ééns
mis gaan". Daar kwam
ook de kostbare ring voor
de dag. ,,'n Rustig gevoel",
zei de andere heer. „Her
man-met-de handjes" was
altijd nogal glibberig".
Twee stalen ringen sloten
zich om de fraaie polsen
van Herman Kroon. „Ik
heb nooit van dit soort
armbanden gehouden", zei
hij ernstig. En hij keek
verveeld naar de saaie,
fantasieloze ringen, die
brutaal onder het zwart
van zijn mouwen uit
kwamen.
En dan gaat hij toch door met een
paar voorbeelden te geven. Van men
sen die overdag groot, voornaam en
belangrijk zijn. Maar 's nachts, als za
naar dit hotel komen, zijn ze helemaal
niet meer zo groot, imposant en indruk
wekkend. Volgens mijn vriend, de por
tier. zijn ze dan „los", ze worden zich
zelf en omdat het zo stil is en een
zaam. proberen ze contact te krijgen.
Deze portier is een goed psycholoog
geworden in de twintig jaren, dat hij
onder de mensen leefde. Hij zegt dat
ze hem overdag niet zouden willen
kennen. Maar 's nachts! „Dan zijn het
m'n vrienden, meneer, en ze willen me
alles vertellen, al hun geheimen, al
hun zorgen, al hun moeilijkheden. Ik
heb vroeger wel eens gedacht, dat men
sen in goeden doen gelukkige mensen
moesten zijn, maar ik weet nu wel be
ter! Wat zijn er maar weinig van de
mensen gelukkig, meneer! Daar ver-
baas ik me ieder ogenblik over. En met
geld heeft het niets te maken, volstrekt
niets.
Opnieuw wacht hij. Hij kijkt voor
zich uit, met z'n mager, bleek gezicht
en zegt dan, maar veel zachter:
„Ze zijn 's nachts zo hulpeloos meneer.
Net kinderen, al die grote mensen. Net
kinderen, die maar willen praten, pra
ten, praten. Over dingen van niets, als
ze maar mogen praten. Ja.als u de
mensen wilt leren kennen, dan moet u
nachtportier worden. Iedereen vertelt
u iets van z'n leven, van z'n geheimen,
en ze nemen zo maar aan dat je daar
met niemand anders over spreekt.
Maar veel gelukkige mensen ontmoet
je niet. Iedereen heeft wat dat z'n le
ven vergalt".
ALS WE zover zijn, begint de telefoon
te ratelen. Hij neemt de hoorn van
de haak en meldt zich. Hij wacht even,
grijpt het grote boek met al die namen
van al die mensen in zijn hotel eri
meldt zich dan opnieuw: „Here the
porter.
Hij geeft een rad nummertje Engels
weg en als hij klaar is. weet ik, dat er
ergens in nachtelijk Amsterdam twee
Amerikanen zijn, die iets te veel van
de nationale drank bij uitstek van dit
land genoten hebben en de nachtpor
tier van hotel.... vragen hoe laat hij
sluit. Hij heeft ze gezegd, dat hij nooit
sluit.
We roken onze cigaret uit. Dan zegt
m'n vriend: „Ja, nou hebben ze drukte,
maar als ik niet oppas, moe.t ik straks
al hun mislukte liefdes-affaires aanho
ren. En er is niets vervelenders dan
dit, meneer. Wie dat ook overkomt,
Amerikanen, of Zweden, of Hollanders,
het lijkt allemaal bar veel op elkaar.
Dat heb ik ook in twintig jaar ge
leerd".
Ik neem de lift, en onder het uit
kleden overdenk ik de diepere zin van
die laatste woorden.
QM acht uur, bij het ontbijt, zie ik
hem weer. Witter, grauwer, door
groefder dan een paar uur geleden. En
ouder. Hij is totaal anders dan die
nacht. Ik vind hem matig belangwek
kend. matig de moeite waard. We knik
ken elkaar toe zonder een zweem van
vertrouwen. Er liggen oceanen en con
tinenten tussen hem en mij. Vreemd is
dat. Nauwelijks zes uur geleden waren
wij elkaar toch zeer nabij.
Nu is het ochtendblad weer belang
rijker. En m'n ontstemming over het
droge brood. En daar zijn de zorg en
angst voor heel wat, dat die dag zal
komen.
Er zyn daar twee portiers, die samen
in één lichaam huizen. De ene leeft 's
nachts, de andere in de morgen. De een
ken ik en is mij sympathiek. De ander
bleef me, na drie jaar contact, zo
vreemd als de eerste de beste van de
honderdduizend Amsterdammers, die
me op straat voorbijgaan.
ANTHONY VAN KAMPEN
Televisie veroorzaakt
De enorme opgang, die de televisie
in Enngeland maakt, zal veel bioscoop
eigenaars dwingen hun theaters te slui
ten, aldus heeft de filmproducer Sm
Alexander Korda verklaard. Hij zeide
eenzelfde ontwikkeling te voorzien als
in Amerika, waar reeds duizenden
bioscoopmensen werkloos zijn gewor
den.
De filmstudio's zullen in de toekomst
twee soorten films moeten maken:
films die over de televisie worden ver-
toond en films voor de theaters. Er is
een kans, dat de drie-dimensionele
film een groot deel van de theaters
redt. De uitvinding van het halfronde
projectiedoek. dat viermaal zo groot
is als het gewone, biedt voor de drif-
dimensionele film mogelijkheden, waar
de televisie nog lang niet aan toe is.