MENSEN IN HET HOTEL Over weerrijmpjes en hun betekenis Liefde in een handgebaar Kortverhaal") Schoonhovens zilverindustrie met ondergang bedreigd AMSTERDAMS PODIUM Volk hecht grote waarde aan de datum van de verschijnselen Het genie Volharding S&frMeti man de nacM r DE MAAN IS GEEN WEERPROFEET Geen verband tussen maan en regen OP HET MATJE Superweeldebelasfing gaf haar de nekslag Beroep op de regering NAAR VASTE GROND Crisis in de Britse filmindustrie £EN kring om de maan, dat kon nog gaan. Een kring om de zon, daar schreien vrouw en kinderen om, zegt een bekende weerspreuk. Wanneer men op het platteland vertoeft, of met oudere mensen spreekt, dan gebeurt het dikwijls, dat men dergelijke weervoorspellingen hoort bezigen. Dit is niet verwonderlijk. De mensen waren vroeger meer dan nu overgeleverd aan de strijd der elementen, get was dus zaak om van te voren te weten, wrat voor weer er komen zou, opdat er maatregelen genomen konden worden. Willen wij, moderne mensen der 20e eeuw, weten hoe het weer zich zal gaan ontwikkelen, dan hebben wij daar voor onze speciale middelen ter beschikking. Via radio en pers kunnen we ver nemen, wat het KNMI in De Bilt verwacht. Afgezien van het feit, dat ook daar de plank somtijds wordt misgeslagen, moeten we toch toegeven, dat dit instituut vele verrassende resultaten bereikt heeft. LIET is opvallend, hoeveel waarde de volksmeteorologie altijd hecht aan de dag, waarop een bepaald verschijn sel geconstateerd wordt. Een nieuwe maan op Maandag stelt volgens een ihaamse weerspreuk slee at weer in het vooruitzicht, immers: Een Maandagse maan, Kan niet zonder wind of regen vergaan. Ook zijn er dagen in het wassen en afnemen van de maan die, naar hei volksgeloof wil, karakteristiek zijn voor de rest van de tijd, waarin de maan de gehele reeks harer schijnge stalten volbrengt. Zo is in Wallonië de eerste Dinsdag na de nieuwe maan kenmerkend voor deze gehele kring loop, terwijl in Nederland de 3e tot en met de 5e dag als zodanig geldt: De eerste en tweede dag geeft niets De derde dag zegt iets i Maar zo de vierde en vijfde zijn Zo is de gehele maneschijn. Ook de omstandigheden, waaronder de nieuwe reeks van schijngestalten begint, is van groot gewicht. Is het nieuwe maan, terwijl een weersveran dering zich voltrekt, dan zal de nieu we toestand van lange duur zijn. Waait er een Noordenwind, dan kan men dit als een voorbode van regen beschou wen, immers: Brengt nieuwe maan ons Noordenwind, Een koele regen volgt, mijn vrind! Kleur en halo's WANNEER wij de maan aandachtig beschouwen, dan valt het ons op, hoe dikwijls zij van kleur verschilt. De ene keer zien wij een bleke maan, dan weer een heldere maan en een derde keer blijkt, dat zij weer ietwat rossig getint is. Dit alles is een gevolg van de hoeveelheid stof en waterdamp in de atmosfeer, alsmede van de stand der zon. Het is begrijpelijk, dat deze IJELAAS was ik, om redenen van zakelijke aard, een stijf kwartiertje te laat en daardoor ontging me het be gin van de zaak tegen Pieter W., ge wezen bediende van een zuchtend ri}lY'" denstander, die een tekort aan inzicht aan een te groot vertrouwen had ge paard de middenstanderzoals u zult vatten). Drie jaren had Pieter 2°als ik nog juist kon oppikken de pelan- gen van zijn baas en die van zichzelf gediend en dat was voor de groei van de vermogensbestanddelen van ae middenstander drie jaar te lang ge weest, hoewel het, naar ik vermoed, Pieter nog jwel een tijdje naar de zin had kunnen gaan. Het tekort in de boeken was nihil, maar het gat in de geldla omvaamde vier cijfers. Het gaat hemelhoog boven mijn benul, hoe dat mogelijk was ge worden, maar de rechter begreep het. Er kwam van allerlei ingewikkelds aan te pas van dubbeldoorgeschreven for mulieren en enkelafgestreepte posten met verrekening op maandstaten van terug gelevtr de materiaalhoopjes en dubbel gespecificeerde calculatiebedra gen of zoiets. In ieder geval: veel te verstrengeld voor een brein, dat in het tweede algebra-boekje is blijven steken hebt schandelijk geknoeid, zei de rechter. En toen pas zag ik, dat ae verdachte verbluffend veel geleek op een bekend Amerikaans staatsman, wiens naam ik in dit verband uit be- grijpelijke reverentie) niet zal noemen. Maar ik dacht zo: Tjonge, die HarjV De verdachte schudde elegant ne hoofd. „Knoeien is het rechte woord niet, edelachtbare. Er is geen opzet in het spel. Ik heb me vergist, ik ben geen sterk rekenaar". Tachtig gevallen zijn u ten laste gelegd. En allemaal in uw voordeel. Waar is dat geld gebleven'.' Ik zou het u niet kunnen zeggen, zei Pieter. In ieder geval niet in de kas. Waarin het behoorde, kaatste de rech ter. Zo'n sterk rekenaar is u in ieder geval wèl! De verschillen hebt u op bjjna geniaal-misdadige wijze wegge werkt. fk geloof niet, dat ik mezelf een genie mag noemen, zei de verdachte Wet een bescheiden pruilmond. Ik ben dat met u eens, was het antwoord. En toen vroeg de officier een jaar gevangenisstraf. Vonnis ove* veertien dagen. Er zal wel een maana °f drie afgaan, want een kwart van ae schuld is voor de middenstander die drie jaar lang de controle liet kleurschakeringen niet aan het onder zoekend oog van het volk zijn voorbij gegaan. Zo neemt men aan, dat een bleke maan regen, een heldere maan mooi weer en een rossige maan wind voorspelt. ïn sommige weerspreuken is sprake van een kring om de maan. Men be doelt hiermee de halo, dat is de lich tende kring, die gevormd wordt door breking of terugkaatsing van het di recte licht der maan door ijskristallen van een cirrostratus (een soort van ho ge wolken). De prognostische waarde van dit optisch verschijnsel is uiterma-1 te groot. Immers een groot gedeelte van de neerslag in onze streken hangt samen met het verdringen van koude lucht door warmere, wat gepaard gaat met het overtrekken van bewolking in hoge luchtlagen. Daaruit valt meestal neerslag, zodat het haloverschijnsel ge voeglijk als voorbode van die neerslag beschouwd kan worden. Er zijn dan ook talrijke weerspreuken, die ons van deze waarheid moeten overtuigen. Zo zegt men overal in ons land: Ring om de maan, Regen komt aan. De sikkel van de maan 7 O ALS uit de weerspreuken blijkt, wordt aan de stand der maan een grote waarde toegekend. Het is echter opmerkelijk, hoeveel van de rijmpjes met elkaar in strijd zijn. Zo is men in vele streken ervan overtuigd, dat een liggende maan, die dus de punten naar omhoog gericht heeft, mooi weer voor spelt. Men vergelijkt zo'n maan met een vat, gevuld met water, maar daar de punten omhoog staan, kan het wa ter er niet uitlopen. Elders zegt men echter: Als de maan vaart in een schuit, Dan valt er vaak veel water uit. Of, zoals de Vlamingen zeggen: als de maan op haar rug ligt, komen er zware stormen. Wanneer wij al deze spreuken nader overwegen, dan komen wij licht tot de conclusie, dat de invloed van de maan groot is. Niets is echter minder waar. De talrijke waarnemingen tonen over duidelijk aan, dat de maan hoegenaamd geen invloed op het weer uitoefent. Er zijn dus andere factoren, die het weer bepalen. Niettemin bevatten vele weerspreuken een kern van waarheid. De conclusie ligt voor de hand, dat de weerfactoren zelf de oorzaak zijn, dat wij de maan op een bepaalde manier zien. (Van onze speciale verslaggever) |N de zilverstad Schoonhoven maakt men zich zorgen. Het eeuwenoude bedrijf, dat aan dit knusse Zuidhollandse stadje aan de Lek roem gaf, de zilver- industrie bevindt zich in een impasse. In vergelijking met 1950 zijn de omzet ten sinds September van het vorig jaar gehalveerd. Men wijt dit aan het super- weeldetarief, dat sinds 1947 op alle zilverwerk en op een aantal verzilverde artikelen gelegd is. Het is een belastingheffing van niet minder dan 42,85 En deze heffing is het bedrijf opgelegd op een moment, dat de wereldmarktprijs voor zilver een exhorbitante hoogte bereikt had en de koopkracht van de meest.] mensen duidelijk minder was geworden. J^|EN kan aan dit verschijnsel stilzwij gend voorbijgaan,omdat men de mening is toegedaan, dat er in dit be drijf te weinig mensen emplooi vinden om er veel drukte over te maken. Het zijn er misschien vijfhonderd in dit Schoonhoven. En wat betekenen nu eigenlijk vijfhonderd zielen op onze totale bevolking, vijfhonderd werklozen meer op een getal van ruim honderd vijftigduizend permanent werkzoeken den in ons land? Ja, zo zou men kunnen redeneren. Maar niet alleen zou dat harteloos zijn, het zou ook een miskenning zijn van de betekenis, die dit bedrijf in onze natio nale cultuur verworven heeft. Twijfelt men eraan, of hier van cultuur sprake is? Wel, laat men er dan eens even binnenstappen in een van onze musea. Zal men de bezoeker niet onmiddellijk voeren naar de vitrines met het kost bare gedreven zilverwerk, en het rag fijn filigrain, waarmee in vroeger jaren vorstenkinderen konden spelen of vor stenhoven de gloed van hun materiële rijkdom konden tonen. Terecht worden ze u gewezen als uitingen van een eeuwenoude en hooggetaande cultuur. Schoonhoven heeft, voortbouwend op 'n ervaring van eeuwen, de zilversmeed- kunst in stand gehouden. Een rigoureuze belastingpolitiek dreigt deze culturele schakel uit ons maatschappelijk leven weg te vagen. Wij spraken een fabri kant, die in zijn bedrijf het oude hand werk en moderne arbeidsmethoden op een gelukkige manier heeft weten te verenigen. Hij vroeg zich zuchtend af, of het voor zijn gemoedsrust en porte- monnaie maar niet verstandiger zou zijn de hele zaak te sluiten. Vooral ook, om dat die vermaledijde belastingpolitiek het eenvoudig onmogelijk maakt, de oude kunstzinnige vaklieden dat werk te geven, dat hun handen nodig hebben om geoefend te blijven, en omdat het onmogelijk wordt jongeren in opleiding te houden, die straks de traditie der ouderen zullen kunnen overnemen en deze cultuur in stand kunnen houden. Export niet mogelijk. Kan de omzetdaling niet gecom penseerd worden .door een vergrote export? vragen we de fabrikant. Een hoop landen zijn voor ons artikel gesloten. Neem nu Zuid-Afrika bijvoorbeeld. Een paar jaar is de export daarheen goed gegaan. Nu kunnen er nog maar aUeen verzilverde artikelen geplaatst worden. En zo is het met vele andere landen. Amerika is een grote teleurstelling voor ons geworden, hoe wel we er een agent hebben werken, die uitsluitend voor ons op pad is. Nee, het is met elkaar een trieste geschiede nis Die weeldebelasting is een zeer eenzijdige, zuiver politieke belasting. De regering wil er de bezitsspreiding mee in de hand werken. Maar een na tionale industrie wordt ermee ver moord. de clandestiene fabrikatie van kostbaarheden ermee in de hand ge- werkt Maar de zilverindustrie zal zich toch niet zonder verzet om hals laten brengen? Allicht niet. Het verzet is al be gonnen. De Federatie Goud en Zilver heeft al geadresseerd naar de ministers van Financiën en Economische Zaken. De Kamer van Koophandel in Gouda betuigde adhaesie met dit adres. Men heeft goede hoop, dat de noodkreet verstaan zal worden. QE ONTMOET van tijd tot tijd men sen, die tot barstens toe geladen schijnen met energie en die, naar het uiterlijk althans, bruisen van activi teit. Maar.... zij brengen bijna geen enkele taak tot een goed einde. Zij be ginnen aan tien dingen tegelijk, heb ben het altijd kolossaal druk, winden zich op van de vroege morgen tot de late avond en laten de meeste za ken, waaraan zij hun verbrokkelde aandacht gaven, half onafgedaan. Op hen is het goed-Nederlandse gezegde van toepassing, dat hardlopers dood- lopers zijn. Deze mensen bedoelen het allemaal ongetwijfeld heel goed. Zij zijn in het algemeen gulle, goedhartige, hulpvaar dige en alleszins welwillende lieden. Maar zij missen de rustige karakter kracht die van doorzetten en afmaken weet, zij missen de wil om, desnoods dwars door moeilijkheden en tegen slagen heen, met onverdroten ijver en besliste overgegevenheid te werken aan de taak, die hun werd toever trouwd. Met al hun overmatige drukte, hun gezwoeg en geploeter bereiken zij weinig meer dan zorg, moeite en ellende. De onbestendigheid van hun hart, die hen doet zijn als de woelige golven der zee, wordt vroeger of later hun noodlot. In de sfeer van het leven des geloofs treft ge dezelfde typen aan. Zulke mensen .zoeken kracht voor hun hart en rust voor hun ziel overal en op de meest dwaze plaatsen. Zij dwarrelen zonder ooit de echte „heilige twij fel" te kennen als de bladeren op de herfstwind, zij gaan van kerk tot kerk en van geloof tot geloof en meestal van afgod tot afgod. Zij zijn onbestendig van hart; zij zoeken in feite een god, die gemodelleerd dient te zijn naar hun beeld en hun gelij kenis. En zij aanvaarden niet, dat God de gans andere is, een verterend vuur en de eeuwige liefde tevens. Ook voor deze onbestendigen staat geschreven: Wie volharden zal tot het einde toe, die zal zalig worden. Het Christendom vraagt volhardende, rus tige overgave aan Hem, die gezegd heeft: Komt tot mij, allen die ver moeid en beladen zijt en ik zal u rust geven. Volhardend komen tot God, die in Christus een Vader is voor zijn kinderen, dót brengt de rust in een mensenleven, dat geeft stuur en rich ting aan zijn bestaan, dat kroont zijn werk met de glanzen van hemelse waardij. Volharding tot het einde! En het is God, die ook hierin het voorbeeld geeft, omdat Hij, naar de aard van zijn wezen, nooit laat varen het werk zijner handen. In Hem is geen onvolkomenheid, geen halfheid. Om Christus wil neemt Hij, hoe onvol komen ons geloof, onze hoop en onze liefde ook mogen zijn, de ganse gebro kenheid van ons bestaan in zijn han den en door zijn volharding is altoos het einde goed. UET is twee uur in de nacht. Onder het hard-gele maanlicht glanst het asfalt van de hoofdstraat. En het maanlicht glanst in de verduisterde etalages. Hier en daar stroomt het langs de hoge. rechte gevels van de winkelpanden. Het is het uur der grote rust. De stad haalt adem. Straks over een uur of vier, zullen de mensen weer komen. Tienduizend, honderdduizend. De straat inlopend en weer uitlopend. En de auto's de fietsen, de wagens. Als ik het hotel binnenloop, zit daar m'n oude vriend, de nachtportier. Hij staat achter z'n hoge balie ta praten met een paar mensen: Zweden. Ze hebben nog geen huis voor de nacht gevonden en dit hotel is vol. De portier belt met collega's van andere hotels. Ergens moeten in dit grote Amsterdam nog wel een paar kamers vrij zijn. Het is alleen maar de kunst er achter te komen waar. Daar z\jn de nachtportiers voor. r\E Zweden staan er een beetje be- dremmeld en timide bij. Ik ken nog al wat Zweden, maar die zijn nooit be dremmeld en timide. Dezen wél. Ze bezitten in dit ogenblik niets van hun zelfvertrouwen en vastberadenheid. Het lukt. De Zweden verdwijnen en ik hoor van de portier, dat hij nu al dertig mensen aan een kamer heeft geholpen, die nacht. Er komt opnieuw iemand binnen. Een heer. die er nogal moe en triest uitziet. Hij heeft al uren geleden z'n kamer besproken, maar als hij naar de lift loopt, komt hij terug en begint te gen ons te praten. Niet over bijzonder interessante onderwerpen. Over het weer, over de belastingen, over het nieuwe cabaret, dat ergens op het Leidseplein gaat, over de toenemende duurte van alle dingen. De portier knikt op alles ja en ik volg hem in dit bevestigen. Ik hoor de dingen van verre en denk aan heel andere zaken. Maar beleefdheidshalve kun je natuurlijk op z'n minst zo iemand gelijk geven. Het is te laat voor discussies. Ten slotte vertrekt de man. Zuch tend pakt hij z'n overjas en verdwijnt. En dan zijn we weer samen, de nacht portier en ik. We kennen elkaar al een hele tijd, maar hij zwijgt achter z'n ba lie en ik ervóór. We roken een cigaret en dat zwijgen heeft niets vreemds, ge spannens of geforceerds. En dan zegt hij ineens: Ja. ze wil len altijd praten, 's nachts, veel meer dan overdag." Ik vraag: „Waarom doen ze dat?" En de nachtportier zegt dan weer: „De mensen voelen zich 's nachts alleen. Ze zijn heel anders dan overdag, dat merk ik nu al een jaar of twintig, zo lang als ik hier werk." „Was je altijd nachtportier?" „Van die twintig was ik er achttien nachtportier. Ik heb heel wat mensen hier ontmoet, maar de meesten willen maar praten. Het is heel merkwaardig." f)E STILTE valt tussen ons in, maar dan gaat hij verder. „U zoudt het niet willen geloven, maar 's nachts zijn de mensen zoals ze werkelijk zijn. Over dag zijn ze anders, dan herken je ze niet. Maar 's nachts.ik zou u daar verhalen over kunnen vertellen, waar van u geen idee hebt. „Vertel er eens een paar". Hij lacht. „Nee, dat kan ik niet doen Beroepsgeheim meneer, en u schrijft toch, nietwaar? Maar het is waar, u denkt misschien, dat u de mensen goed kent, maar u vergist zich. Die leer je pas 's nachts kennen en vooral hier in een hotel". „UANDEN", filosofeerde Herman Kroon, zijn vingers haast wellustig buigend en strekkend", zijn als bloemen. Je hebt er, die bescheiden zijn als de Vergeet me Niet en weer andere doen denken aan de domme paarden- bloem, wonderlijke din gen. Ze strelen je, ze kunnen je slaan, ze bouw den een beschaving op en ze vernielen die weer. Ze liggen berustend in de schoot van een levens wijze, oude vrouw, of ze trekken krampachtig in de wanhoopHerman Kroon bezag zijn eigen hand; die sterk en man nelijk was; lange, artis tieke vingers, maar toch sterk en soepel. Hij legde zijn handen op de rood fluwelen rand van de loge. Het konden gebeeldhouw de handen zijn: zo rustig lagen ze op het rode fond. Een fraaie ring glansde zacht aan één der vingers. Herman Kroon keek er lang naar, met iets dro merigs in zijn blik. „Bloemen", dacht hij. „Net bloemen". Juist boven de iets gebruinde hand schitterde de streep fel wit van zijn overhemd en daarna kwam het zwart van zijn mouw. En onder die fraaie combinatie gloeide het rode fluweel. IJERMAN Kroon wierp een blik in de zaal, beneden hem. Dames en heren in avondtoilet zoch ten tussen de rijen naar hun plaatsen. Op het po dium waren de orkest leden reeds bezig met, het stemmen der instrumen ten. De onbestemde klan ken hadden voor de een zame man met de mooie handen, een bijzondere bekoring. „Het is geluid geworden verwachting", dacht Herman Kroon, die een wat dromerig, filoso fisch mens was. Hij tracht te de handen van de con certmeester te onder scheiden. Ze dansten in een fascinerend tempo over de zwarte toets van de viool. De cellist wreef zijn handen in met talk. Hij deed het zeer zorg vuldig, als gold het een rituele handwassing. Her man Kroon keek er ge boeid naar. De man in de loge had ge legenheid genoeg om de mensen op zijn gemak te observeren. Hij had deze loge geheel voor zichzelf afgehuurd. Het maakte hem ongeduldig, andere mensen naast zich te hebben. Dat had hij vanaf zijn jeugd reeds gehad. Hij hoorde niet bij de grote kudde, zoals ze nu samenhokte in de concert zaal. Mensen waren voor hem handen en hij had slechts zelden iemand in de ogen gekeken. Dat had hij ook niet nodig. r\E zaal was volgestroomd. u Een gekabbel en ge zoem van stemmen steeg op naar de loge, waar Herman Kroon zat. Hij had zijn aandacht weer be paald tot zijn eigen han den, die luchtig gevouwen waren. Plotseling echter werd de greep van zijn vingers vaster. Om de rand, die zijn loge van de naastgelegen scheidde, was een slanke hand versche nen. Ze lag daar als zó vanzelfsprekend, dat Her man Kroon even aan een droom dacht. Even later was de hand weer weg, doch de man in de loge had de vorm ervan vast in zijn brein geprent Het was een zeer fijne, elas tische hand geweest, met felrode nagels als bloed vlekken aan de vingers. Die nagels waren op zich zelf het beschouwen waard. Ze schenen zo feil loos als het mooiste ivoor en ze hadden sierlijke punten. Onder de door schijnende huid had Her man Kroon zeer dunne, vaagblauwe lijnen zien schemeren, die de albast- blanke hand, waaraan een kostbare platina ring, met een klein fortuin aan diamanten fonkelde, dat echt-levende gaven. Het was de hand van een ko ningsdochter. Een hand, zoals de man in de loge slechts zelden had aan schouwd. IJERMAN Kroon keek eerst op, toen het or kest de eerste maten van Beethovens negende sym- phonie liet horen. De zaal lichten waren half ge doofd, zodat de blik wel automatisch naar het or kest moest worden ge richt. Doch de eenzame man voelde zich thans niet bij de muziek. Zijn blik vestigde zich weer op die plaats op het rode fluweel, waar de dameshand ge legen had: de witte vlin der, die je altijd maar éven ziet. Intuïtief gleed Hermans hand over het rode fluweel. Hij keek zelf wat verwonderd naar dat spel. Daar streelde die hand de rode stof. Opeens was ze voorbij de rand van de loge. Daar tastte ze verder over het flu weel, tot ze plotseling iets koels voelde en iets heel milds. Plotseling was het weg. De vrouw in de andere loge had snel haar hand teruggetrokken. Nu lag Hermans hand ge opend omhoog, nog steeds in de andere loge. De vin gers schenen te vragen, te smeken. Ze spraken een subtiele, aandoenlijk schone taal zonder daar voor banale wcorden te moeten gebruiken. Nu lag de hand stil, vragend ge opend. Opeens was daar weer dat koele, milde van die andere hand. Het gleed één ogenblik over de hand van Herman Kroon. De vingers gingen door te smeken, heftiger nu. Her man voelde hoe vlak naast hem en toch onzichtbaar, een vrouw toegaf aan de drang van de liefde: dat spel van bloemen en vlinders. Ja, nu wist hij haar hand in de zijne. Zijn vingers liefkoosden haar hand in een harts tochtelijk bewegen. Nu be antwoordde ze het: mild en goed, omdat ze een wijze vrouw was. Hoe ontroerend was deze liefde. Twee handen lagen daar ineen gevouwen. Een sterke wat gebruinde mannenhand en de blanke, tengere hand van een jonge vrouw. De vingers van de mannenhand streelden de hare, minuut na minuut, ze betastten haar fraaie pols, waar ze de platina armband ont moetten, die vaardig, ar tistiek haast, werd losge maakt; even verfijnd gleed de kostbare ring van de slanke vinger. ALS speet het Herman Kroon, afscheid te moeten nemen, zo begrij pend, zo liefdevol, drukte hij die andere hand. Dan stond hij snel op en haastte zich door de ver laten wandelgangen naar buiten. De lokettist keek hem verbaasd na, vooral toen twee netgeklede he ren op Herman Kroon toeschoten en hem weer binnen het gebouw brach ten. „Haal maar 'ns uit, Herman", sprak één der heren, ,,'t Moet dan maar", zei de man, de platina armband te voorschijn halend, ,,'t Moest ook ééns mis gaan". Daar kwam ook de kostbare ring voor de dag. ,,'n Rustig gevoel", zei de andere heer. „Her man-met-de handjes" was altijd nogal glibberig". Twee stalen ringen sloten zich om de fraaie polsen van Herman Kroon. „Ik heb nooit van dit soort armbanden gehouden", zei hij ernstig. En hij keek verveeld naar de saaie, fantasieloze ringen, die brutaal onder het zwart van zijn mouwen uit kwamen. En dan gaat hij toch door met een paar voorbeelden te geven. Van men sen die overdag groot, voornaam en belangrijk zijn. Maar 's nachts, als za naar dit hotel komen, zijn ze helemaal niet meer zo groot, imposant en indruk wekkend. Volgens mijn vriend, de por tier. zijn ze dan „los", ze worden zich zelf en omdat het zo stil is en een zaam. proberen ze contact te krijgen. Deze portier is een goed psycholoog geworden in de twintig jaren, dat hij onder de mensen leefde. Hij zegt dat ze hem overdag niet zouden willen kennen. Maar 's nachts! „Dan zijn het m'n vrienden, meneer, en ze willen me alles vertellen, al hun geheimen, al hun zorgen, al hun moeilijkheden. Ik heb vroeger wel eens gedacht, dat men sen in goeden doen gelukkige mensen moesten zijn, maar ik weet nu wel be ter! Wat zijn er maar weinig van de mensen gelukkig, meneer! Daar ver- baas ik me ieder ogenblik over. En met geld heeft het niets te maken, volstrekt niets. Opnieuw wacht hij. Hij kijkt voor zich uit, met z'n mager, bleek gezicht en zegt dan, maar veel zachter: „Ze zijn 's nachts zo hulpeloos meneer. Net kinderen, al die grote mensen. Net kinderen, die maar willen praten, pra ten, praten. Over dingen van niets, als ze maar mogen praten. Ja.als u de mensen wilt leren kennen, dan moet u nachtportier worden. Iedereen vertelt u iets van z'n leven, van z'n geheimen, en ze nemen zo maar aan dat je daar met niemand anders over spreekt. Maar veel gelukkige mensen ontmoet je niet. Iedereen heeft wat dat z'n le ven vergalt". ALS WE zover zijn, begint de telefoon te ratelen. Hij neemt de hoorn van de haak en meldt zich. Hij wacht even, grijpt het grote boek met al die namen van al die mensen in zijn hotel eri meldt zich dan opnieuw: „Here the porter. Hij geeft een rad nummertje Engels weg en als hij klaar is. weet ik, dat er ergens in nachtelijk Amsterdam twee Amerikanen zijn, die iets te veel van de nationale drank bij uitstek van dit land genoten hebben en de nachtpor tier van hotel.... vragen hoe laat hij sluit. Hij heeft ze gezegd, dat hij nooit sluit. We roken onze cigaret uit. Dan zegt m'n vriend: „Ja, nou hebben ze drukte, maar als ik niet oppas, moe.t ik straks al hun mislukte liefdes-affaires aanho ren. En er is niets vervelenders dan dit, meneer. Wie dat ook overkomt, Amerikanen, of Zweden, of Hollanders, het lijkt allemaal bar veel op elkaar. Dat heb ik ook in twintig jaar ge leerd". Ik neem de lift, en onder het uit kleden overdenk ik de diepere zin van die laatste woorden. QM acht uur, bij het ontbijt, zie ik hem weer. Witter, grauwer, door groefder dan een paar uur geleden. En ouder. Hij is totaal anders dan die nacht. Ik vind hem matig belangwek kend. matig de moeite waard. We knik ken elkaar toe zonder een zweem van vertrouwen. Er liggen oceanen en con tinenten tussen hem en mij. Vreemd is dat. Nauwelijks zes uur geleden waren wij elkaar toch zeer nabij. Nu is het ochtendblad weer belang rijker. En m'n ontstemming over het droge brood. En daar zijn de zorg en angst voor heel wat, dat die dag zal komen. Er zyn daar twee portiers, die samen in één lichaam huizen. De ene leeft 's nachts, de andere in de morgen. De een ken ik en is mij sympathiek. De ander bleef me, na drie jaar contact, zo vreemd als de eerste de beste van de honderdduizend Amsterdammers, die me op straat voorbijgaan. ANTHONY VAN KAMPEN Televisie veroorzaakt De enorme opgang, die de televisie in Enngeland maakt, zal veel bioscoop eigenaars dwingen hun theaters te slui ten, aldus heeft de filmproducer Sm Alexander Korda verklaard. Hij zeide eenzelfde ontwikkeling te voorzien als in Amerika, waar reeds duizenden bioscoopmensen werkloos zijn gewor den. De filmstudio's zullen in de toekomst twee soorten films moeten maken: films die over de televisie worden ver- toond en films voor de theaters. Er is een kans, dat de drie-dimensionele film een groot deel van de theaters redt. De uitvinding van het halfronde projectiedoek. dat viermaal zo groot is als het gewone, biedt voor de drif- dimensionele film mogelijkheden, waar de televisie nog lang niet aan toe is.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1952 | | pagina 7