Koningin, een Kennemer Vrouwe PARIJS IN AMSTERDAM r De bloedslijn zette zich voort AMSTERDAMS PODIUM Een verheven nazaie van de Heren van Heemskerck hr£riSH£praC- Eerlijk oordeel Moeizaameinde JULIANA OP HET MATJE anthony van kampen. DIE ZATERDAGAVOND '^ZTileTnoTlan^T^ S}°ten Van Hollant hebben altijt Ohestaen zee" AMJZ^Z^Z.\1, bun cT}nen a!smede van versche Visch uyt de voorVomen vanlaLitnldeJero™^chnjver om de redenen van het veelvuldig bi Wonder i de stre,ek van Kennemerland. En zich meer in het HeeimkIrck lrhrr nUhe- ™e£ ,heLs£amslot van het riddermatige geslacht timZeren dat h^ L^ u •■Ko?mc\ Willem, Grave van Hollant dede an. 1250 heten Heer Cherit „L u i™ 9eU ,de Wcst Vriesen, daer hij eenen ghe- die Vrieten nuf» Heemskerc casteleyn af maecte, met condicien dat hij TekcVahZl an LT h°uden ™de' ende nimmermeer laten rusten, met West-Vrielen tZedZlï mann?n/nde sonde nieren, .om den overloop van de arave van HnllZtdoei endedaer voer soude hem die coninc van Hoornen, baenlu van Kemerlan"»9 C P°nden enie maeckte hem daertoe WA deze eerste Heer van Heemskerck regeerden nog vier generaties van zijn stam om in 1380 uit te sterven met de Kabeljauwsgezinde Heer Wouter van Heemskerck. Na diens dood ver viel de burcht aan Hertog Albrecht van Beyeren, ruwaard van Holland, die Floris van Alkemade belastte met het beheer van de bezitting. Acht jaren later, op 5 November 1398, verkocht hij aan een familielid uit een zijlinie der oude Heren „het huys tot Heems kerc mit allen sinen toebehoren als dunen, molen, swanen ende anders mit UET boek der Spreuken is een verza meling van wijze woorden, die voor iedere eeuw en in alle omstandighe den hun waarde en hun kracht behou den. Er zijn maar weinig Bijbelboeken, die zó los staan van hun milieu en van hun tijd; er zijn ook maar weinig Bijbelboeken die zó weinig van de theologie en zo véél van het eenvoudige, dagelijkse leven der men sen hebben te zeggen. Dat gans dit leven van mens tot mens gezet wordt onder het licht van de openbaring Gods in woord en wet behoeft geen betoog, maar zó sterk staat de ver houding van mens tot mens op de voorgrond, dat ge, al lezende, de naam Gods als vanzelfsprekend en als „natuurlijk" beschouwt. Let eens op zo'n woord, als ge bij voorbeeld vindt in het zestiende hoofd stuk: „Wie de goddeloze rechtvaar digt en de rechtvaardige verdoemt, zijn de Heere een gruwel". Gebeuren er zulke gruwelen niet iedere dag? Is het oneerlijke oordeel over anderen niet een vlotte gewoonte, een bijna vaste karaktertrek van velen gewor den? En toch: God zegt er van dat het een gruwel is! Dat is een zwaar woord. Maar in het kader van deze tekst uit Spreuken heeft dat woord betrekking op dingen, die de moderne mens zo gewoon zijn feworden als zijn radio en zijn sigaret. \j zijn een vast onderdeel geworden van het program onzer moderne, ef ficiënte, hyper-economische bescha ving. Zij worden in het handelsver keer „noodzakelijk" en in de politiek „wenselijk" genoemd en ze krijgen dan natuurlijk de fraaie, woorden van concurrentie, Real-politiek of actief opportunisme. Om hun gewaande noodzakelijkheid in de strijd om het bestaan en om hun veronderstelde wenselijkheid bij het schaakspel der politici hebben ze als het ware rechts geldigheid gekregen in het verkeer van mens tof mens en van volk tot volk. Men verdient er geld mee en ridderorden. Maar God zegt: het ls gruwelijk! „Wie de goddeloze rechtvaardigt" Dat wil zeggen: wie goed praat wat verkeerd is, wie steun verleent aan datgene wat in feite strijdig is met de normen van de eeuwige wet en afwij kend van richtlijnen, die het hoogste Gezag voor het leven der mensen heeft gesteld. Wie recht praat wat krom is, wie zijn geweten het zwijgen oplegt en méé draaft met degenen, die op slfjikse wegen van onrecht en ver drukking gaan d i e is een gruwel Geen zoete winsten en geen linten en kruisen gooien de waarheid omver. „Wie de rechtvaardige verdoemt" Het zelfde kwaad in een andere vorm. Hoe vaak wordt het oordeel over mensen niet geveld uit motieven, die oneerlijk, onbehoorlijk, onrechtvaar dig zijn? Hoe vaak wordt niet de ar me, de man zonder invloed in het on gelijk gesteld als het er om gaat bi) een man met geld, een man van aan zien in het gevlij te komen? Het geld dat stom is maakt dan recht wat krom is. Want als het gouden kalf tot „goa verheven wordt, dan wordt de schobber toegejuicht en de rechtvaardige krijgt een schop. Het is een gruwel, zegt God. Misschien laat dat woord u koud Maar weet dan dat ge, goddeloze steunend en rechtvaauuge vertrap pend, geweld bedrijft jïgms uw ziel en kanker kweekt in uw geweten. En: „met welk oordeel gij oordeelt, zult ge worden geoordeeld, en met welke maat gij meet zal u weder gemeten worden Gods molens malen soms met een slakkengang, maar ze malen bijzonder secuur. Krabben en peuteren maatct ae Hlllfi. kwaal steeds erger. De helder •1^1 vloeibare D.D.D. dringt diep 1111 Slclfl in de poriën door. zuivert, ont- smet en geneest de huid. geneesmiddel tegen tl wil bb huidaandoeningen (Advertentie, Ing. Med.) allen goeden ende renten den huze voirs, toebehoorende", waarmede een nieuwe stamvader van het oude ge slacht zijn intrede deed op het familie- goed. Deze Heer Gerrit van Heemskerck, Herbernzone, Ridder, kozen wij als uitgangspersoon van de hiernevens af gedrukte stamlijst, welke in rechte lijn voert naar onze Koningin en waar uit haar typisch Kennemer afkomst blijkt Gerrit's bewogen leven QERRIT had een bewogen leven. En de moeilijkheden deden zich reeds onmiddellijk voor toen de beheerder Van Heemskerck, Floris van Alke made, weigerde de heerlijkheid aan de nieuwe eigenaar over te dragen. De twist liep zo hoog, dat de rivalen elkander te lijf gingen toen zij met hun heer in 1399 op expeditie waren tegen de Friezen. Gerrit werd gewond maar herstelde. Een scheidsprake wees Heemskerck aan de wettige eigenaar toe en ten slotte gelukte het Gerrit. zijn bezittingen werkelijk te verwer ven. Hoewel niet altijd daadwerkelijk deel nemende aan de hevig woedende strijd tussen Hoeksen en Kabeljauwen, werd Gerrit toch dikwijls bij de moei lijkheden betrokken. Jacoba van Beye ren wist hem tijdelijk voor haar partij te winnen door aar hem de heerlijk heid Terschelling te verkopen. Toch gelukte het hem zijn pas verworven bezit te behouden en zelfs enigszins uit te breiden. Het laatst wordt hij ge noemd in 1429, Kort daarop moet hij in het buitenland gestorven zijn, daar zijn tweede vrouw Margaretha van Cralingen in 1432 als weduwe vermeld wordt. Hun enige dochter Clementia (Meyne), de erfgename van Heems kerck, was nog zeer jong, hetgeen te lezen valt uit een clausule van de op 25 Mei 1429 opgemaakte huwelijks voorwaarden met Heer Gysbrecht van Vianen, waarin laatstgenoemde zich verplicht „der joncvrou van Heems kerc an him sal nemen in siinre be- waringe ende sal se truwen tot horen mondigen dagen, also vroech als dat wesen mach na den rechte". Dit huwe lijk moet kort vóór 27 Juli 1432 hebben plaats gevonden, aangezien van die datum een testament ons bewaard is gebleven waarin Gys en Meyne ge zamenlijk als man en vrouw over hunne goederen beschikken. Meyne stierf omstreeks 1475 en haar echtge noot reeds in '58. Hij was ridder en raad van Hertog Philips de Goede van Bourgondië, tevens Graaf van Holland. De dochter Gerarda Maria van Vianen, die getrouwd was met de Heer van Zevenbergen, uit het Huis Stryen, overleed in 1465 vóór haar moeder, waardoor haar dochter Maria van Zevenbergen in 1476 Heemskerck be- erfde, in wier plaats haar vader op 19 Juli de leeneed aflegde. Haar huwelijk met Cornelis van Glymes was op niet onromantische wijze tot stand geko men. De knappe Maria had vele aan bidders, doch geen van hen was zo doortastend en vurig als Cornelis. Maar hoe hij haar ook vrijde, Maria's vader bleef zich halsstarrig verzetten tegen hun verbintenis. Toen besloot Glymes andere wegen te bewandelen. Van vrienden had hij vernomen dat zijn aangebedene met haar vader op een zekere dag langs een bepaalde weg van de jaarmarkt van Arrtwerpen zou terugkeren naar hun slot. Schielijk neemt de minnaar zijn maatregelen, stelt zijn mannen langs de weg op en wacht af. Inderdaad nadert de stoet vader Van Zevenbergen in een karos gezeten en zijn dochter elegant te paard naast de wagen. Plotseling springen de bewakers van de weg te voorschijn en houden de verschrikte reizigers aan. Ook Cornelis treedt thans naar voren en niet zodra ziet hij de oude Heer Arent. of hij valt op de knieën en zegt: „Heere van Zevenber gen. ic bidde U om die minne van Gode ende ter eeren van der heylighe passie ons Heeren, dat U gelieven wille my te gevene te hylike uwe doghter, die ic langen ti.it lief gehadt hebbe. ende is gelove u, dat ic u een goet ende getrouwe zoen wisen sal, ende bij alsoe ghy my die niet en geeft, zoe biddic u, dat mijn rat ende jonck voer- nemen u niet mishagen en wille ende dat ghy my dat vergheeft, want liefde my dwingen sal die te vuren met my". Algemene consternatie: Maria snikt, vader Arent tracht de uitbundige min naar te kalmeren, maar deze laat zich niet misleiden. Het gezelschap wordt beleefd 'doch dringend verzocht zijn reisplan te wijzigen en „vrijwillig" be geven allen zich onder Cornelis' ge leide naar de woning van een gemeen schappelijke oude vriend. Onderweg ♦raeht Heer Arent te ontsnappen, maar worr" gegrepen. Cornelis blijft zijn acfspirant schoonvader voorkomend maar oplettend behandelen en trekt zich niets aan van de belediging die de oude heer hem aandoet door zijn overval te vergelijken met een typi sche daad van Engelsen, de piraten dier dagen bij uitnemendheid. SCHOONVADER onder de hoede van vrienden achterlatende, voert Cor nelis zijn bruid, met een kamenier in een wagen met zich mede over Thie- nen naar Glymes, waar zij „zeer gue- ti lic ende hoffelic getracteert" worden. Na de bode te hebben weggezonden, daar zij Maria steeds opstookte hulp te roepen, wordt de reis vervolgd naar Braine l'Alleud, waar schaker en ge schaakte een groots onthaal wacht. Daags na aankomst huwt Maria „uyt vrijen en li beren toille" in tegenwoor digheid van een illuster gezelschap Jonker Cornelis van Glymes en Ber gen. Vader Van Zevenbergen en de procureur-generaal dagen de snode bruidegom voor de Grote Raad, die Cornelis tot verbanning en verbeurd verklaring zijner goederen veroordeelt. De gestrafte trekt er zich niets van aan en zijn gratie verzoek wordt in 1483 ingewilligd. Was het Kennemer erfgoed door deze huwelijken reeds naar Zuidelijke regionen van ons land verhuisd, zelfs noemde men het oude kasteel niet meer Heemskerck, doch het Huis van Sevenbergenhet zou zelfs naar het buitenland overgaan. Van 1529 tot 1560 was de zoon van Cornelis en Maria, ook Cornelis geheten. Heer van Heemskerck. Deze was sedert 1538 Bisschop van Luik. Hoewel hij de geestelijke stand later vaarwel zegde en trouwde, werden hem toch geen kinderen geboren, zodat de Kennemer erfenis kwam aan de zoon van zijn zuster, de vrouw van Louis de Ligne, Heer van Barbangon. Deze zoon Jean, door zijn huwelijk Graaf van Aren- berg geworden, onder welke naam hij beter bekend is gebleven, was Spaans Stadhouder in de Noordelijke provin cies. Hij sneuvelde bij Heiligerlee in 1568. toen hij de invallende Graaf Lo- dewijk van Nassau was tegemoet ge trokken. Zoals bekend vloeide in deze slag het eerste Nassau bloed voor de vrijheid van ons land, daar Oranjes broeder, graaf Adolf, het leven liet. Jean's zoon Charles, trouw aanhanger van de Spaanse Koning. Spaans Gou verneur van Gelderland, maakte van het Twaalf-jarig Bestand gebruik om zijn Noordnederlandse bezittingen van de hand te doen, daar hij door zijn politieke richting over deze toch maar met moeite kon beschikken. Zo ver kocht hij op 11 Juni 1610 zijn Kenne mer familiegoed voor f 135.000 aan Da niël van Hertaing, Heer van Mar- quette, een Henegouws edelman en officier in Staten Dienst. Bij octrooi van de Staten van Holland werd «het hem zelfs vergund de uit 1250 stam mende heerlijkheid voortaan het Huys te Marquette te noemen, onder welke naam het nog heden ten dage bekend staat. De weg van het bloed WAS hiermede de juridische erflijn van de oude Heren van Heems kerck verbroken, niet aldus hun bloedslijn! Immers de dochter van Charles, hem geboren uit zijn huwe lijk met Anna van Croy, Hertogin van Aerschot en Prinses van Chimay, Do- rothee, kreeg tot man een nazaat van de grote Graaf Lamoral van Egmond, die in het jaar 1568 als eerste slacht offer was gevallen van Alva's schrik bewind. Het is opnieuw een vrouw die het erfgoed overdraagt aan een ander geslacht, n.1. dat der Grafelijke en later zelfs in de Vorsten-stand ver heven Rijkspostmeesters van Thum en Taxis. En nog verder zou het Heems- kercker bloed zich verwijderen van zijn bron: Prinses Maria Augusta van Thurn en Taxis, dochter van de pracht- lievende Anselm, trouwde in het Zuid- Duitse Hertogen geslacht Württem- berg, welks Sophie Dorothee als vrouw van Keizer Paul I, Czarina van Rus land werd, onder de namen Maria Fedorowna. Maar het was hun dochter Anna, Neerlands tweede Koningin, die de Heemskerckse erfenis na een ver blijf van drie eeuwen in het buiten land, wederom terug bracht op der vaderen erf. Aldus kan Noordhollands bevolking in onze geliefde Koningin Juliana, de verheven nazate van de oorspronkelijke aloude Heren van Heemskerck, in waarheid mede eren haar echte Kenne mer Vrouwe, aan wie het onze courant een voorrecht is dit wel zeer merk waardige overzicht te mogen opdragen. GERRIT HERBERNzn, HEER v. HEEMSKERCK MARGARETHA v. CRALINGEN I CLEMENTIA Vr. v. HEEMSKERCK GYSBERT Hr. v. VIANEN I GERARDA v. VIANEN ARENT v. STRYEN, Hr. v. ZEVENBERGEN I MARIA Vr. v. ZEVENBERGEN en HEEMSKERCK CORNELIS v. GLYMES-BERGEN, Hr. v. GREVENBROECK I MARIA v. GLYMES-BERGEN LOUIS v. LIGNE, Hr. v. BARBANgON f JEAN v. LIGNE GF v. ARENBERG HEER v. HEEMSKERCK MARGARETHA v. d. MARCK, Gvn. v. ARENBERG 1 CHARLES v. LIGNE. Pr. v. ARENBElfG HEER v. HEEMSKERCK ANNA v. CROY, Htgn. v. AERSCHOT 1 DOROTHEE v. LIGNE, Prs. v. ARENBERG PHILIP LAMORAL Gf. v. HORNE-HOUTKERCKE I ANNA FRANCISCA Gvn. v. HORNE-HOUTKERCKE LAMORAL CLAUDIUS Gf. v. THURN en TAXIS I EUGEN Vst. v. THURN en TAXIS ANNA Prs. v. FüRSTENBERG-HEILIGENBERG I ANSELM Vst. v. THURN en TAXIS MARIA Prs. v. LOBKOWITZ MARIA AUGUSTA Prs. v. THURN en TAXIS KARL I Htg. v. WÜRTTEMBERG I FRIEDRICH Htg. v. WüRTTEMBERG DOROTHEE Prs. v. BRANDENBURG-SCHWEDT I SOPHIE DOROTHEE Prs. v. WüRTTEMBERG PAUL I PETROWITCH Kzr. v. RUSLAND r*r ANNA PAULOWNA Grt. Vtn. v. RUSLAND WILLEM II Kn. der NEDERLANDEN I WILLEM III Kg. der NEDERLANDEN EMMA Prs. v. WALDECK-PYRMONT I WILHELMINA, Kgn./Prs. der NEDERLANDEN HENDRIK Pr. d. NEDERL. Htg. v. MECKLENBURG I KONINGIN DER NEDERLANDEN PRINSES van ORANJE-NASSAU HERTOGIN van MECKLENBURG PRINSES van LIPPE-BIESTERFELD rjE bejaarde man, die terzake van diefstal voor de rechter trad, was een nieuweling in de misdaad en het viel hem tegen, dat was duidelijk. Hij beefde een beetje, zijn schouders zak ten af en zijn verweerde, stoppelige kop was gebogen. Dit was geen branie. Hij had twintig gulden uit een bak kerij gestolen en hij bekende vlot. Ja, hij had die briefjes Weggenomen toen de bakker even weg was. 't Geld lag daar zomaar. „U bent zevenenzestig jaar en u kwam nog nooit met de Justitie in aanraking", zei de rechter met een on dertoon van vriendelijkheid in zijn stem. „En nu deze diefstal, dat is toch wel héél erg." De man schoof wat met een voet heen en weer en zweeg. Hij boog het hoofd nog wat dieper. „Nu?" animeerde de rechter. Da oude weifelde nog even, als zocht hij naar woorden. Toen begon hij te pra ten, haperend en voorzichtig en met lange pauzen tussen de zinnen. ,,'t ls ergIk schaam me zo...„ As me vrouw dat nou 's had moete be- leveWe heb ben altijd netjes ge leefd, me vrouw en ik en al me kin- dersAltijd grootgebracht in 't goeie, edelachtbare, da's waarlijk waar. Toen moeder uit de tijd raakte wier 't tobbe, 'n Man alleen da's niksja moest eigenlijk maar liever gelijk heengaanDe een zegt zus en de ander zegt zo. Me oudste dochter zei: vader, doe de spulletjes weg en kom bij ons.... Goed bedoeld, rnaar 'k had 't nooit moeten doenMaar me jon gen zei 't ook. Dat ging een half jaar goed, zo gaat dat. De kinderende drukteToen ging ik naar me zoon. Maar me zoon is doodgereje op die on bewaakte overweg, een lieve, beste jongen meneer. Dat was in '42, dat heb'u wel geleze in de krant natuur lijk. Z'n vrouw is weer getrouwd, ik kon daar niet meer aarden, daar was geen plaats meer voor opa. Bij me oud ste dochter woonde toen d'r getrouwde jongen met z'n vrouw en kind, die kon geen eigen huis krijge. En me jongste dochter heb 'r zés, dat kon óók niet Toen woue ze me naar 't ouwe manne- huis hebbe, maar heus dat wou ik niet. 'k Wou vrij blijve, in zo'n huis ga je doodoch, ik weet nou niet wat beter is Het was heel stil geworden in het zaaltje. De officier speelde met een potlood, de rechter streek zachtjes langs zijn kin en op de tribune zou men een speld hebben kunnen horen pallen. „Nou ben ik sindsdien op 'n kamer tje, in pensjon zogezegd, voor Vijftien guldens in een week, eten, slapen, alles. Eerst dede me dochters wat bij de centen van Drees, maar dat wier minder, 't leven is zo duur en dan met al die kinders. Ik heb nog hier en daar gewerkt, maar dat gaat niet zo best meer, ik word een dagje ouwerTob ben, tobben „Ik begrijp uw moeilijkheden zei de rechter, „maar moeilijkheden zijn geen rechtvaardiging voor diefstal". „V heb gelijk", knikte de man, „dat weet ik van kindsbeen af. Altijd eer lijk door 't Iven gegaan.... Dat geld lag daar zo losik had 't in me zak vóór ik 't wisten 'k had het zo hard nodig voor me kamertje, 't was zo tob ben De officier had het niet gemakkelijk met zijn eis; hij begon ietwat onzeker aan het requisitoir en dat overkomt hem maar zelden. Officiers van Justi tie en rechters zijn óók mensen met een levend hart onder hun witte bef! Drie weken. De rechter maakte er een voorwaar delijke veroordeling van met een proeftijd van drie jaar; de bakker, die de aanklager was, knikte instemmend. Hij zag er, na het verhaal van de ouwe baas, een beetje geschrokken uit. Tot zijn zeventigste moet de grijsaard weer zo netjes leven als hij het zeven enzestig jaar heeft gedaan. Drie jaar verder spartelen met de centen van Drees en de ongeregelde bijdragen van zijn kinderen. Lukt het hem, dan blijft hij buiten de gevangenis. Vijftien gulden per Week is niet veel. Maar het is héél veel voor een arme, oude man, die niet in het gesticht wil en die vecht voor zón vrijheid. Of is dat beetje vrij heid teveel gevraagd aan het einde van een lang, arbeidzaam leven? KAREL QP het derde perron van het Centraal .Station stond de D-trein naar Parijs. Een employé van een bekende internationale reisorganisatie, in stijf blauw lakens uniform, drentelde er langs en keek elk geopend raampje van die trein binnen. Hier en daar legde hij een formulier of boekje neer. Hij deed dit met zichtbare liefde en zeer zorgvuldig, als gold het een uitermate belangwekkende bezigheM. Die D-trein zag er internationaal uit. Hij rook zelfs internationaal. De man, die er langs liep, was het ook. En zo waren de dames en heren, die er in zaten. In de drie, vier seconden, dat ik naar die trein stond te kijken, was ik de gelukkigste mens ter wereld. Ik wist, dat ik even later een der portieren zou openen en naar binnen gaan. Ik zou gaan zitten op een dier zwoel rood-fulpen fauteuils, met zo'n groen-wit bespreekbriefje er boven bengelend. Daarna zou die trein wegdeinen. Weg uit Amsterdam, dat stonk. Dat stoffig was, warm en ongastvrij. Want zo is Amsterdam in de zomer. I"\IE trein zou me naar Parijs bren- gen. Een paar uur later zou ik er weer slenteren langs de boulevards, in het onbeschrijflijke namiddaglicht, waarmee Parijs betoverd is. En ik zou zitten ergens op een klein terrasje, op een mager stoeltje, leunend tegen een dun, labiel tafeltje, achter een glas Pernod. Is er iets schoners denkbaar dan in de namiddag te leunen tegen zo'n tafeltje in Parijs? En zich midden in de wereld te weten? Want dat is deze stad: hart der wereld. Te zitten, zonder iemand te kennen en zonder door iemand gekend te worden. Een beetje dromen, een beetje fantaseren, een beetje spelen met illusies op dat wrakke, ijzeren stoeltje. Dromen over die andere keer, dat we hier waren, al weer jaren geleden. Voor het eerst in het Théatre des Champs Elysées, waar dat ballet van Igor Strawinsky ging. Nooit zullen we dat vergeten. Omdat we het zagen, toen we juist jong genoeg waren om nog tegelijk te kunnen juichen en wenen, en nog nét niet te oud om te weten, dat deze verrukkelijke minuten toch niet vast te houden waren. Parijs, op 23 jaar! Voor ons toen een naam en een begrip. Vol opwin ding, koorts en verrukking. Dat kleine journalistenkroegje, met die dodelijk vermoeide parlementaire courantiers, na een nacht vol politieke rumoer in de Senaat. Place Pigalle, met dat eta blissement vol zingende meisjes, van wie ik me niet precies meer weet te herinneren, wat me meer in hen boeide hun schoonheid, of die nachtdonker- getimbreerde altstemmen, waarmee ze hun chansons zongen. Die eerste nacht.... slapend in Quartier La tin, op de kamer van m'n vriend, de Ne derlandse schilder, die me gevraagd had om te komen. Maar toen ik kwam, was de kamer leeg, met alleen vier kale, volbekraste wanden, met nogal bizarre, wat de menselijke anaiomie aangaat (beiderlei kunne) onthullende tekeningen. Tegen de morgen, eindelijk, eindelijk, de vriend, 1'gèrement ému, lichtelijk zwevend, en zich uitputtend in aller- charmanste verontschuldigingen, om daarna te beginnen met het voorlezen van kwatrijnen van Omar Khayyam, waarvan !k dat ene nooit meer heb vergeten: Den beker vul, die 't heden zal genezen Van oude droefenis en nieuwe vrezen: Spreek niet van Morgen! Morgen kan ik bij De zevenduizend jaren van gisteren wezen. CN dan daarna, in 't aanrijpend mor- gengrauw, koffie met gebakken eieren. Met later wit brood en rode wijn. En uren slenteren langs de boe kenstalletjes. Leunen over Seine- bruggen en dwaze dingen zeggen (en nóg dwazer denkend). En overal de zon, als kostelijk tonicum voor onze ontvankelijke ziel. Dat alles waren wij aan 't herbele ven die ochtend, op het derde perron van het C.S. te Amsterdam. We roken de Pernod, we voelden dat wiebelende stoeltje op 't terras en we liepen in die zon. Drie, vier seconden lang. Maar in de vijfde seconde was daar de harde, droge stem: Moet u qpg mee?" Het was de conducteur. Ik keek hem aan, verward e/j onthuwt. En. „Nee", zei ik. En daarin lag hit ganse drarn. We zakten af naar de uitgang, afda lend trap na trap. Het was daar koel en klam en vochtig. En vol onheilspellend geluid. De vloedstroom der reizende mensheid nam ons mee, en zo bereik ten wij de stad. Het asfalt en de stop lichten, de trams en het kantoor. En zo begon de dag. Niet in Parijs, maar in Amsterdam. Tegen de avond pas schikten we ons in 't lot. We liepen voorbij een kleine, drukke straat. Vier kinderen waren er aan 't spelen. Met tollen. Elk kind had z'n eigen tol en was er blij mee bezig. Maar toen ik goed keek. zag ik dat het maar drie tollen waren. Het ene kind had er namelijk geen. hoewel het toch wel tolde. Waahnee? Met de kurk van een bolsfles. Die kruk draaide als een echte tol, en ik geloof niet dat 't kind wist, dat er verschil bestond tussen echte tollen en jenever-kurken t Draaide toch! Ja, er zijn kinderen met kurken als tollen, zoals er mensen zijn, die Parijs beleven moeten in Amsterdam. Er is geen reden tot droefenis en ontevreden heid. 't Is louter een kwestie van ver beeldingskracht. De rest van heel die dag was vol geluk!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1952 | | pagina 7