LETTEREN, TO MARCEL MARCEAU, koning van het gebarenspel ïlieuüA ccHiceAt u-o-ob ihxWfi exi o-hktbl Geluiden in een film De Grafische" jubileert met arote collectie prenten Braak liggend terrein werd ontgonnen Schone uren in het Théatre Sarah Bernhardt te Parijs Waardig feestgeschenk aan het Nederlandse volk Van de bomen en het bos THANS MARCEL ALS BIP DE HARLEKIJN „Klop maar op 'n deur" MEESTERLIJK Departement steunt Nederlandse film Sterren stralen overal" ,Het laatste uur van Lex van Delden NIEUWE WEGEN (^ACTEURS MET EEN GEHOORAPPARAAT^) digend. We volgen de Pierrot op zijn zwerftocht door Montmartre, genieten van zijn schavuitenstreken en horen ten slotte voor het gerecht de onvermijde lijke doodstraf over hem uitspreken. Ontroerend is het tafereel als de guil lotine wordt opgericht en onze neerge slagen Pierrot naar het schavot wordt geleid. Dan roffelen de in bont ge kleurde uniformen gestoken tamboers de trommen en valt het mes. Maar.... en dat kan alleen een harle kijn gebeurenhet mes stopt in de val. Tot driemaal toe. De Pierrot mag het leven behouden en heel Mont- (Van een onzer redacteuren). TOEN het reusachtige doek voor het podium in het Theatre Sarah-Bernhardt, het wat sombere gebouw tussen de oude torens van de Notre- Dame en de grijze Tour St. Jacques in het hartje van Parijs, vernoemd naar een van Frankrijks meest betreurde actrices, voor de tiende maal werd gehaald, stond daar in de felle lichtbundel van een schijnwerper alleen nog de met een enkel gebaar dankende figuur van Marcel Marceau. De leden van zijn troep „de pantomimes", die tevoren de hulde van het publiek ontvingen, hadden zich nu terug getrokken. Zij gaven daarmede te kennen, dat de meeste dank toch diende te worden gebracht aan hun leider, aan „Bip", aan de Pierrot van Mont martre, aan de arme schrijver uit Gogols beroemde novelle „De Mantel". Vijf minuten later stonden we in de nacht van Parijs. Een lichte kilte huiverde over het plein, maar ons hart bleef verwarmd door de herinnering aan twee uren met Marcel Marceau, bewaarder en voortzetter van de fascinerende kunst van Jean Gaspard Debureau, de Severins en in be paalde mate van Charlie Chaplin, de gevierde koningen van het gebarenspel. HIER rust de man, die alles kon zeggen, zonder een enkel woord te spreken." Deze woorden staan ge beiteld op het graf van Jean Gas pard Debureau, die rust op het hier en daar deerlijk vervallen kerkhof Père Lachaise. Eens, in 't begin der negen tiende eeuw, werd hij verafgood door heel Parijs. Hij vierde er zijn triomphen in het Grand Theatre des Funambules. Als hij er speelde in „De Voddenraper" zaten Victor Hugo, George Sand, Alfred de Musset en Theophile Gautier op de voorste rijen en was het „schellinkje" gevuld met het volk van Parijs. Debureau had de mens bestu deerd in zijn houding, in zijn oog opslag, in de kilte van zijn gelaats trekken en in de onzegbaar zachte streling van een hand. Zo had hij ze leren kennen: de ontgoochelde, de berouwvolle, de begerige, de bluffer, maar ook de dromer, de idealist, de mens, waarin het on blusbare vuur van een grote liefde brandt. Hij herkende ze aan de taal van hun gebaren, een taal „die alles zegt, zonder dat er een enkel woord gesproken wordt". En hij, die het geluk en de wrede marteling van het leven beide, zelf zo diep had gevoeld, bracht alleen met het ge baar, de mens in zijn volle totaliteit op de planken. THANS doet Marcel Marceau het en ook zijn spel is niet voor misver staan vatbaar. Ook hij toont ons de humor, de desillusies en de glorie van het leven. Zuiver op de na bootsing afgestemd was het eerste num mer van het programma, dat wij in het Theatre Sarah Bernhardt zagen. Het bracht ons in de sfeer van de Parijse Zesdaagse. Er waren geen fietsers, er was geen baan, er waren geen gonzen de tribunes. En tóch zagen we ze zwoe gen de zes renners in hun kleurige truien. De eerste dag kalm en zonder angst voor verlies. De volgende dagen met steeds intenser inspanning. Ze bo gen zich over het stuur, stonden op de trappers, keken met 'n snelle blik naar hun concurrenten in de sprint. Ge had tenslotte dat triomphanteliike gezicht van de winnaar _ens moeten zien! Een pretentieloze doch kostelijke imitatie. MARCEL MARCEAU verscheen daarna alleen op het podium. Hij stond er als „Bip", een eigenlijk ondefinieerbare figuur, in een kleurig gestreept jak, een inge deukte hoge hoed op het donker krullende haar boven het witte yyzrcht. Zo toonde hij zijn creatie van de vermeende koning van de sport, die zijn (niet aanwezige) schaatsen onderbindt en wanhopige pogingen aanwendt om op de glad de ijzers vooruit te komen; de touw- trekker (zonder touw), waarbij hij afwisselend en op verbluffende wijze de man speelt met de enorme spieren, de trotse sterkste en de zielige, langzaam en wanhopig naar zijn verlies toeglijdende tegenstan der. DE Harlekijn is zonder twijfel een der klassieke figuren van het re pertoire der pantomimes. Een fi guur, die we ontmoetten bij De bureau, Rouffe, Severin en Jean Louis Brrrault. Zou Marcel Marceau hem dan vergeten? Het zon ondenkbaar zijn. De „Pierrot de Montmartre", die hij speelt met heel zijn troep en de inzet van kos telijke decors en costumes, is overwel- Dit nieuwe Cultuurserieboek is het gesprek van de dag Uw boekhanue- laar weet er meer van. Adv. I.M. MARCEL Marceau in zijn grappige „Bip"-creatie als „koning van de sport" voor de spiegel. martre: de bloemenmeisjes, de zwer vers, de aapjeskoetsier en de stam gasten van de café's verheugen zich als hij zijn lieve Pierrette weer in de ar men sluit. IN Gogols verhaal „De Mantel" is het opnieuw Marcel Marceau, die de hoofdfiguur speelt. Hij is de arme klerk, die naar de kleer maker gaat om zijn versleten jas te laten opknappen. In het atelier wordt zijn blik als hét ware betoverd door de warme weelde van een mantel. Jarenlang ploetert hij om het bedrag bijeen te sparen. Eindelijk kan hij zich gehuld in zijn kostbare bezit naar kan toor begeven. Zijn chef begroet hem met een handdruk, de collega's zien bewonderend tegen hem op. Tijdens een feest is de arme klerk 'n gevierd man, maar op de tocht naar huis komen de rovers, die hem zijn mantel ont nemen. De verslagen klerk is zijn glorie kwijt. Hij is weer de simpele mens en ntemand kijkt meer naar hem om. Een verhaal met diepe betekenis. De opvoering even meesterlijk als de novelle zelf maakte juist om dat er geen woord gesproken werd, door het gebaar van de kleermaker, die zijn denkbeeldige naald han teert, de over hun lessenaars gebo gen klerken en de wanhopige wor steling van de man met de rovers, een onvergetelijke indruk. Marcel Marceau speelt in Parijs, hij was ook in Londen, Edinburgh en Amsterdam. Misschien komt hij nog eens naar ons land. Verzuimt dan niet de kans hem en zijn troep te gaan zien!! Het departement van Onderwijs, Kun sten en Wetenschappen heeft steun toe gezegd aan de Cinetone studio's te Duivendrecht voor het vervaardigen van de Nederlandse speelfilm „Sterren stralen overal". Donderdag 16 Oetober beginnen daarvoor de binnenopnamen onder regie van Gerard Rutten en op 16 Januari hoopt men in Amsterdam de film ten doop te houden. In de film zullen o.a. optreden Johan Kaart. Peronne Hosang, Kitty Jansen, Guus Oster, Leo de Hartogh, Hans Kaart, Aaf en Herman Bouber. Hetty Blok, Herbert Joeks, Mathieu van Eijs- den, Jan Musch, Willy Walden en Piet Muyselaar. Cinetone heeft het plan in de toe komst ook tweetalige films te gaan ma ken. Als de plannen doorgaan zal ko mende zomer met de opnamen voor de eerste daarvan worden begonnen. De jonge violist Julian Olevesky zal op 11 en 13 Oetober in Amsterdam en Den Haag concerten geven. Hij zal aan de piano worden begeleid door Wolfgang Rose en speelt werken van Mozart, Bach, Bartok en St. Saëns. (Van onze muziekmedewerker) LIET laatste uur", aldus zou men met enige fantasie het harpconcert kunnen noemen, dat Lex van Delden schreef voor Phia Berghout en dat in Amsterdam en in Utrecht zijn première beleefde. Niet omdat deze compo sitie ook maar iets van een luguber detective verhaal zou hebben en evenmin omdat de toon dichter zich in zijn mu ziek doet kennen als een dreigend profeet, die met opgeheven arm onheils voorspellingen op zijn luisteraars afvuurt - voor dergelijke zwaarmoedige zaken is dit werk te speels, te luimig en geluk kig ook te muzikaal - doch uitsluitend omdat meer aan te doen heb ben!" Zo kon de compo nist een opgewekt oud en-nieuw vieren zonder de vele beslommeringen, die het schrijven van een dergelijk werk nu een maal met zich meebrengt. Van Delden kwam tot het plan om een concert voor harp te schrijven dank zij overleg met de harpiste Phia Berghout van het Concertgebouworkest, die het initiatief heeft geno- Van Delden het beëindig de in" het laatste uur van 1951: „Ik had er drie maanden aan geWerkt en ik wilde er in 1952 niet3 men om aan Nederlandse componisten te vragen of zij niet eens iets voor haar instrument wilden schrijven. VAN DELDEN, die evenals Willem van Otterloo en Hans Henke- mans aanvankelijk medicijnen studeerde, heeft dit werk niet geconcipieerd als een compositie voor harpsolo met orkestbegeleiding, doch als een concert voor harp en orkest. Behalve de harp zijn namelijk ook an dere instrumenten veelvuldig solistisch gebruikt. Daarmee is tevens reeds enigermate de stijl van het werk aan geduid, want het gelijktijdig optreden van verscheidene solo-instrumenten duidt immers op een zekere doorzich tigheid, op een moderne polyphonie, die men ook in andere composities van Van Delden aantreft. Wij hoorden het werk in de uitvoering van het Concertgebouworkest onder Eduard van Beinum en ons bleek daarbij, hoe goed de componist de vele mogelijkhe den van de harp heeft uitgebuit. Sinds de dagen van Koning David wordt dit speeltuig door het grote publiek min of meer beschouwd als een instrument, waarop uitsluitend „zoet-gevooisde melodijen" tot klin ken kunnen worden gebracht. Hoezeer deze opvatting ernaast is, heeft Van Delden in dit concert bewezen: hij heeft aan het instrument soms zeer kernachtige en rake motieven toebe deeld, die het er uitermate goed op doen. Ook op het terrein van de in strumentatie heeft Van Delden opmer kelijke dingen gedaan. In het slotdeel bijvoorbeeld speelt de harp samen met solo-trompet, een combinatie, die op het eerste „gehoor" verrassend klinkt. OF dit concert uiteindelijk tot de meesterwerken der muziek zal gaan behoren? Waarschijnlijk niet. Daarvoor is het teveel een luchtig speelstuk, dat niet bijzonder diep gaat, hetgeen overigens geen na deel behoeft te zijn. Belangrijk echter is, dat Van Delden met dit concert op nieuw heeft bewezen, dat de toondich ter zich niet behoort op te sluiten in zijn atelier, maar dat hij contact moet onderhouden met luisterrers en vooral ook met instrumentalisten. Pas dan óntstaat levende muziek. I len en de volslag len en de volslagen ePr. lijkheld van haar uitdruk, king veel nader moert staan. (Van onze redacteur beeldende kunsten). UET Is even pijnlijk als onrechtvaardig, dat dc gemiddelde Nederlander zeer weinig oog heeft voor de schoonheid van grafisch werk. Men ver kijkt zich over het alge meen op kleur en mate riaal van schilderijen. De ze suggereren een hogere waarde, in vergelijking tot het simpele spel van lijnen en tonen op een vel blank papier. Het schrij nende gemis van zelfs een minimum aan kunstzin nige opvoeding wreekt zich hier bitter. Het pijn lijke van de zaak is voor al gelegen in het bewijs van geestelijk onvermo gen, dat ons volk zichzelf door zijn gebrek aan in teresse voor deze intieme kunstvorm uitreikt. On rechtvaardig is dit gebrek, omdat men daardoor de waarde van dit werk en dusdoende de talenten dergenen, die er zich aan wijden, miskent. Nog meer dan de schilderkunst wordt de grafiek hierdoor een kunstvorm voor gees telijke fijnproevers, hoe wel zij in feite de gemid delde beschouwer door de eenvoud van haar midde- Ilet merkwaardigst ls deze afkeer van de gra- fiek, omdat zjj in feite d# oudste manier ls, om ge- drukte boeken van illus traties te voorzien. Het is nauwelijks meer dan een halve eeuw geleden, dat allerlei geschriften en verhalen werden ver. lucht met prenten, die in het blok waren gesneden of In staal gegraveerd. Aan de andere kant ont wikkelt de grafiek zich al sinds de middeleeuwen tot een eigen kunstvorm met zeer bijzondere mo. gelijkheden van expressie. En die groei is nog lang niet ten einde. HET is misschien daarom nog wel het meest toe te juichen, dat de „Grafi sche", de Vereniging tot Bevorde ring der Grafische Kunst in Nederland, haar veertigjarig bestaan viert met een tentoonstelling van werk harer leden een expositie, welke tevens een over zicht bedoelt te geven van de ontwikke ling in de afgelopen decennia. Het is een zeer omvangrijke collectie geworden. Voor ons gevoel zelfs al te uitgebreid, omdat elk van deze tweehonderd pren ten tezamen een hele vleugel van Amsterdams Stedelijk Museum vullend toch aandachtig en rustig bekijken vergt. Misschien zou zelfs bjj een scherpere selectie het niveau dezer verzameling nog hoger zijn komen te liggen. Nu bestaat bovendien het gevaar, dat men door de bomen het bos niet meer ziet. Want het gaat hier niet uitsluitend om de individuele prestaties het gaat dunkt ons ook om een overzicht van het gehele terrein, dat te gemakkelijker wordt verkregen, naarmate men er beter In slaagt, zich een wijze beper king op te leggen. Maar goed. Het ligt er nu eenmaal zo toe. En ons bezwaar tegen de omvang kan toch niet wegnemen, dat we deze collectie met blijdschap hebben gezien. Ze bewijst, dat onze etsers, graveurs en steendrukkers stuk voor stuk goed werk kunnen leveren. Of ze geheel en al op internationaal niveau staat zouden we niet willen beweren; de samenstelling van deze collectie is echter aanzienlijk minder eenzijdig dan die, welke enige maanden geleden als een toonbeeld van Nederlandse grafiek naar de Biennale in Venetië is gezonden. Abstracten zijn er maar weinigen onder, non-figuratié- ven in het geneel niet. Men mag ons rustig van persoonlijke voorkeur en zelfs van conservatisme beschuldigen, wanneer we biechten, dat we bij deze constatering een zucht van opluchting hebben geslaakt. Een enkel stuk van Van Kruiningen moge dan knap en zelfs mooi zijn een groot aantal stukken van die soort doet al gauw een gevoel van verveling en geprikkeldheid ont staan. VOOR ons zijn nog altijd prenten al» die van Kuno Brinks hoogtepun- ten van Nederlandse grafiek. Wil hebben verder diepe bewondering voor wat een Geoi g Rueter heeft gepresteerd en wjj constateren dankbaar, dat zijn talent zich in zijn zoon Pam heeft voort gezet. De humor van Wim Beuning moge hier en daar wat macaber zijn, zijn litho's hebben in elk geval vaart en zijn kundig ge maakt. Verder be- wijzen de hier aan wezige droge-naald etsen van de on langs gestorven Jo Bezaan, hoe groot het verlies is ge weest, dat de kunst door zijn heengaan heeft geleden. Ze vertonen 'n zuiver gevoel voor com positie en rhyth- me en bewijzen 'n grote kundigheid in het gebruik der vele mogelijkheden die deze kunst vorm biedt. De Alkmaarder J. M. Graadt v. Roggen is vertegenwoor digd met drie zijner beste stukken; deze handhaven zich in dit gezelschap zeer goed. Van de Fries Johannes Mulders, een man met een uitgesproken talen; voor de hout snede, drukken wij hierbij Kermis af, een zeer sprekend voorbeeld van zijn werk. De Bergense kunstenares Elisa- beth Reitsma—Valenga heeft eveneens een aantal zeer goede prenten ingezon den. D?t S. H. de Roos. de zeer be kende lettersnijrl t, in zijn jonge jaren 'n voortreffelijk lithograaf is geweest, be wijzen twee mooie drukjes, die in deze massa bijna ondergaan. M. C. Escher is bezig zichzelf te herhalen met zijn in tellectuele grapjes. Ze zijn knap, ver- bluffend knap zelfs, maar ze ontroeren geen moment. Geef ons dan maar liever het werk van een ras-graficus als J. M. Prange, voor wie een bizarre vorm toch steeds weer een middel blijkt om een van het gewone afwijkende schoonheid te scheppen, of dat van J. M. Nache- nius, die kleine, gevoelige landschapjes etste. Jan Strube veroorlooft zich in zijn aan Chabot herinnerende prenten een cynische humor. We zouden nog meer willen noemen. Maar uit de overvloed van prenten springen deze namen toch als de meest pregnante naar voren, hetgeen In ieder geval Iets zegt over de indruk, die het werk van deze artisten maakt. Over het geheel achten we deze collectie een waardig jubileumgeschenk aan ons volk. Va.n W. LEX VAN DELDEN het laatste uur VRIJWEL alle toondichterrs van deze eeuw hebben de harp schromelijk verwaarloosd, zodat er bijna niets behoorlijks op dit gebied bestond. In Nederland compo neerde Sem Dresden in 1919 een werk voor fluit en harp, maar sindsdien was er zo goed als niets verschenen. Phia Berghout heeft met haar initiatief in derdaad de Nederlandse toondichters wakker geschud, waardoor de laatste jaren een stroom van nieuwe harp- composities loskwam: Andriessen, Ba- dings, Flothuis, Van Delden, zij allen ontdekten de mogelijkheden van dit snareninstrument en begonnen er ijve rig muziek voor te dichten. Het begin van deze harp.renaissance valt eigen lijk samen met het jubileum van Rosa Spier, twee jaar geleden, toen Van Delden en Flothuis ter ere van de ju- bilaresse een suite voor twaalf harpen schreven, die allerwege insloeg Daarna kwam Phia Berghout met haar vraagen Van Delden's „Concer to r - arpa ed orchestra" is één van de .-sultaten. (Van onze filmmedewerker). FILMSPELERS, die nog over een uitstekend gehoor beschikken, zullen in de toekomst toch tot het dragen van een gehoorappa raat moeten overgaan. Als ze tenminste een rol hebben in een musical. Dit is een gevolg van de onlangs in Elstree, Engeland, uitgevonden „Silent Playback". Hier onder verstaat men in de wereld van de film het systeem waarbij voor een show- of muziekfilm bij voorbeeld eerst de muziek opgenomen wordt en daarna de beeldopna men geschieden. Tijdens die beeldopnamen wordt dan de muziek bij de betreffende scène door een grote luidspreker teruggespeeld, zo dat de acteur of actrice weet, waar precies de stem krachtiger of iets zachter^ moet klinken. Heeft nu tijdens die scène de regisseur een opmerking te maken, dan zal eerst dat overweldigende lawaai uit de luidspreker stop gezet dienen te wprden. „Sileht Playback heeft aan al deze omslag een eind gemaakt. Het is een gehoorapparaat, dat uit een uiterst klein draagbaar verster- kertje en een miniatuur koptelefoontje bestaat, die in kleding en kapsel absoluut voor het oog verborgen, de drager een mogelijkheid tot beter spel bieden. MATUURLIJK is deze uitvinding, waaraan geluidstechnici drie jaar ge werkt hebben'om de hoogste graad van perfectie te bereiken, niet alleen voor de muziekfilms van waarde. Een regis seur die bijvoorbeeld een volksmenigte, zoals er welhaast in iedere film voor komt, zijn instructies kenbaar wil ma ken, hoeft deze niet meer te schreeu wen. maar hij laat ze door een zender, die in verbinding staat met elk van de spelers, voorzien van gehoorapparaat, uitzenden. Ook de tapdansende acteur zal door middel van het gehoorapparaat beter contact met de regie hebben. LIEBT u bij het zien van een film u wel eens afgevraagd hoe ze toch aan al die geluiden komen? Er zijn er na tuurlijk veel, die werkelijk 'echt zijn, zoals bijvoorbeeld de dierengeluiden in het begin van de film African Queen maar in ieder geval moet ieder geluid echt klinken. En niet alleen echt klin ken, maar ook volkomen in het beeld passen. De straatgeluiden van een gro te stad in 1920 zouden absoluut niet ho ren bij een opname van een straatge beuren in 1950. En het schot van een M-l geweer, zoals dat in de film The Korean Story klinkt, is heel anders dan het schot uit Kirk Douglas' voorla der in The Big Sky. Altijd zijn er onder het publiek wel mensen, die precies die verschillen kun nen horen, en zij moeten niet het gevoel krijgen met een goedkoop trucje om de tuin te zijn geleid. Iedere grote film maatschappij houdt er dus haar gelui denbibliotheek en -experts op na. De laatsten zorgen dat de eerste op peil blijft. Een van die Hollywoodse archie ven, die 400.000 meter geluidsband telt (jaarlijks komt daar zo een 24.000 meter bij!), is in een catalogus van ongeveer zestig boeken samengevat. Dierentui nen, huilende babies. vogels, acetyleen- fakkels zijn er enkele rubrieken uit, om niet te vergeten de 45 pagina's, die een der delen wijdt aan „dieren". Wij stellen ons voor dat een leeuw, die niet op hft juiste moment tuil huilen, ook op het matje moet komen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1952 | | pagina 8