LETTEREN, Gebrek bij aan menig oorspronkelijkheid dichter KAMERKOOR BEZIT VERMAARDHEID Zoltan Kodaly zeventig jaar r li -« ïrf5ii°&gKS!Jr Co/a D rie poëtische begrippen D' Propaganda voor het boek onder de kinderen Een goed initiatief in A^rdam^ KbtmCek del £etteieti Bundels van Albert Besnard, Den Brabander, Wil Abeleven en Henr. Mooy Hei levenswerk van Felix de Nobel Elke dag repetitie Jeugdbibliotheek in de hoofdstad Den Brabander en Debrof Twee dichteressen DE GESCHIEDENIS VERHEUGD. WAT IS MOOIER Het tribunaal van de Beeldende Kunst Mede-ontdekker van de Hongaarse volksmuziek Tournee van Bal/et Jooss IK WIL MOEDER ZIJN Vier nieuwe Prisma's ZATERDAG 18 DECEMBER 1952 EEN VAN DE HEILZAAMSTE uitwerkingen van de jongste experimenten op het gebied van de dichtkunst is mogelyk, dat zij in breder kring lezers heb ben wakker geschud en hen opnieuw hebben leren kijken naar wat er eigenlijk 6taat. De moderne, experimentele dichtkunst eist de open, onbevangen inzet van onze persoonlijkheid; men moet actief bezig zijn met de geest om de dichter te kunnen volgen en hij dwingt ons, ons duidelijk rekenschap te geven van het geen we lezen. Hij moge dan al eens volkomen onbegrijpelijk blijven voor ons en dus zijn doel missen hij vervalt tenminste niet gauw in de gemakzuchtige fout van de versleten beeldspraak, het cliché en de rhetoriek, waaronder we dan ver staan: de ijdele woordenpraal met begrippen, zo geijkt dat ze in feite niets meer zeggen. Het is werkelijk opvallend, hoeveel men als lezer over zijn kantje laat gaan zonder zich te verzetten wanneer de dichter werkt met de begrippen „hart", „ziel", „bloed", „liefde", met het woord „God" of andere begrippen die op de meest vage manier met hoofdletters geschreven worden om er een hogere of religieuze waarde aan te geven. Vaak blijkt dit alles niets dan schal en schijn waardoor de aandachtige lezer niet wordt geïmponeerd, terwijl de waarlij/, godsdienstige mens meestal dadelijk aanvoelt wanneer Gods Naam op uiterst lichtvaardige wijze gebruikt is in een gedicht. men regels van een ontstellende lelijk heid aantreft: ,',De vrouwen ruiken evenals het gras ncfg pénétrant wan neer zij zijn geveld./Zij zijn der eeuw koe een gewild gewas,/die ze vermaalt met traag en dom gewelf", (pag. 7) naast prachtige als deze (uit „Onlust") NEMEN we nu eens die drie poëti sche begrippen: de stoffelijke „hart" en „bloed" en het onstoffe lijke „ziel". Hoe zeer deze woorden cliché (versleten beeldspraak) gewor den zijn, kan men bij menig dichter op merken, maar het springt extra in het oog in de bundel „Doem en Dorst" van Albert Besnard. Deze dichter neemt b.v. op het gelaat van zijn geliefde een glimlach waar, „die de wildheid van zijn bloed drinkt" en hij is het zelf die in de glans van de maan de „ziel van zijn geliefde drinkt" (pag. 27), waarvan hij overigens en begrijpelijk, ontsteld is, want een bladzij verder herhaalt hij tot tweemaal toe: „Ik was ontsteld toen ik uw ziel indronk". Nu zal mo gelijk iemand tegenwerpen: zo kan men veel poëzie belachelijk maken; de dichter heeft heus niet bedoeld, dat die ziel vloeibaar was het is bij wijze van spreken etc. etc. Inderdaad, maar men kan een dergelijke wijze van spre ken moeilijk beeldend of mooi noemen en men komt dat soort cliché's op elke bladzij tegen. Het wijst op armoede aan verbeeldingskracht. Het is onder meer de taak van een dichter, dat hij zijn werk een eigen vorm geeft, dat hij zelf zijn beelden schept of nieuwe inhoud geeft aan oude waarden. Dat hij oorspronkelijk is. Dergelijke rhe toriek is enkel gemakkelijke klink klank wsar mogelijk een' argeloos le zer even invliegt omdat het „het doet". Er valt 4 weinig van deze verzen te zeggen. ,Hët is goeddeels gedachten- poëzie niét een wijde kosmische en fi losofische achtergrond. Daar het on mogelijk is. een van de lange werken waarmee de bundel opent te citeren (dat overigens het beste werk is) volgt hier een van de sonnetten: Uw ziel heeft zinderend van de zon gedronken Het gouden bruin dat van uw ogen [welt. Uw stem heeft reeds haar werelden [verklonken Terwijl haar blos u van de wangen [smelt En in uw weemoed is het al geslonken Tot een kristal, dat de seconden telt, De stilte ligt in perspectief verzonken Een eeuwigheid, die van zichzelf [vertelt. Uw huid staat huiverend in de maan [te bleken Die tot uw hart haar doodse stralen [leidt En in uw schoot begint een ziel te [spreken Die voor dit licht nog warm geborgen [leit. Totdat oneindigheid voor haar gaat [breken Als zij haar wereld angstig openschreit Wie hierdoor getroffen wordt, zal in deze bundel veel schoons vinden, maar het moet ons van het hart, dat we er persoonlijk volkomen ongevoelig on der bliiven. Besnard is geen veelschrij ver: dit is zijn eerste bundel na „Op stand en Wroeging" uit 1925. DE BUNDELS „De Afwezigen" van Colai Debrot en „Recapitulatie" van Gerard den Brabander, doen dadelijk veel eigentijdser aan dan het wel erg van „voor-de-eerste-wereldoor- log-achtige" werk van Besnard. Niet temin laboreren ook zij hier en daar aan een andere kwaal, die thans ster ker dan ooit in het oog springt. Voor wie aan de term „Criterium-poëzie" genoeg heeft, is verdere uitleg over bodig. Deze dichtkunst is vaak te anec- dotisch, te zeer een cynisch verhaaltje of grapje op rijm. Een dichter is tegen woordig een doodgewoon mens. Hele- m-al geen „god" meer zoals ten dage van Kloos, en als hij zich in zijn „ivo ren toren" opsluit, en daar te veel „aan de wereld lijdt", dain dreigt hij in mo derne ogen gauw belachelijk te wor den. Daar was men in de Criterium- tijd ook bang voor en daarom werd men cynisch en soms ronduit grof. Toen kwamen we weer op hetzelfde terug, alleen op een lager plan: in plaats van de gecultiveerde geur van tube-rozen en andere uitzonderlijk heden snoven we nu de walm van reuzel in: De slager dik en ik de dunne klager. Waarom de slager steeds zo dik moet [zijn en alle dichters zo droefgeestig mager? „zuigt" Hen Brabander nog in dit bun- delHe pP ontgoocheling schiep overi gens vak weer een nieuw voetstuk, een ironisch bedoeld dan. „Dit is de recapitulatie van de eenzaamheid van een vorst, die, ongekend van zijn natie verteert aan zijn eigen dorst, zonder tederheid, zonder temnt-tie van een vriend en een vrouwenborst" begin* Den Brabander zijn bundel, waarin1 De spiegel, blind en door verdriet [verweerd, is tot zijn starre leegte weergekeerd. Een van hieronder: de sterkste verzen volgt ONTWAKEND IN DE KAMER VAN VINCENT Wat is den moeden flichter meer [vertrouwd dan 't eigen naakt in het eenzelvig [laken wanneer het bed van eenzaam [vurenhout te nacht den droom breekt van een [nijdig kraken? O morgenuren, mergelgrijs en koud; o lompe stoel, die, als een grimmig [baken, mijn halfverdronken broek nog [drijvend houdt; o mond, die niet weet hoe haar [kussen smaken! Misschien keek zij vannacht wel [om de deur en zag de klaproos in mijn haren [bloeien. maar is geschrokken van de felle [kleur waarmede zij zomers in het koren [broeien... O moordend hart, waaraan de vrouwen schroeien! Verder bevat dit boekje een goede vertaling van Robinsons „Luke Ha vergal" (zou er enig gedicht zo vaak in het Nederlands vertaald zijn?) en een kort berijmd Kaïukasisch epos, „Simson de Tweede". Debrots korte nieuwe bundel bevat verzen van dood en ontberen; het is wat sneu dat men tot de slotsom moet komen dat de enkele vertalingen uit het Curagao's pspimento en het Spaans (naar Pierre Lauffer en J. S. Corsen vooral) het oorspronkelijke werk van Debrot in zeggingskracht overtreffen. Als een van zijn ontroerendste eigen gedichten volgt hier: NOCTURNE De ogen wennen aan de lichten van [de nacht maar aan het harde leed elkander [toegebracht pas als de zijig-rappe dood is [ingetreden en ons bestaan teruggedeinsd is [naar 't verleden. Zij lag zo stil besloten in de zwarte [kist alsof zij mij doorzag of niets meer [van mij wist. DAT de beide dichteressen het laatst behandeld worden, komt niet voort uit een gebrek aan hoffelijkheid; eerder uit de overweging om het sym pathiekste voor het laatst te houden. Wil Abeleven-Labberton en Henriëtte Mooy leverden met hun bundels „Zo heb ik u beluisterd, mijn hart" en „Grijs en Blauw" twee ontwapenende vrouwelijk-gevoelige, uit liefde gebo ren werkjes. Zingt Wil Abeleven vooral van de liefde tot de man (en dan nog al in conventionele toon, ook zij schuwt geenszins de vaak gebruikte beelden) Henriëtte Mooy is het sterkst in haar rappe natuurschetsjes in heerlij ke, trillende toets, als bijv.: NACHTVOGELTJE Een zilv'ren sprenk'ling van geluid valt flonk'rend over het donker uit de nachtwind huivert op en stort door het bewegen van d' ingeslagen regen, die ruiselt zachtjes arop na drop van bladertop op bladertop. en 't zingen zwijgt, en langzaam zijgt al het ontroerde leven sluimerend er neven. ai, nog speelser, in „Houtduif" en „Sprinkhaan". Het is volkomen onbe grijpelijk hoe de dichteres er toe be sloten is, volkomen misgrepen als „De Gekooide Dichter" of b.v. „Raadsel achtig verlost" (de titels zeggen het al!) in dezelfde bundel op te nemen met het pittige „Pöppekast" en het bijna grootse EEN LIEFDE En 'k zag hoe zich die golf met kracht en macht verhief en hoog en hooger steeg en omhoog op den top en neeg en nederzeeg en in het niets verliep. Uit Wil Abelevens bundel hadden we graag „Zomer in December" geci teerd, dat, hoewel proza, van een ver rukkelijke, vrouwelijke eenvoud is. Maar het is twee bladzij's lang. Als een va<n haar beste kortere werkjes citeren we daarom: GEDRAGEN DOOR EEN WOLK, ZO LICHT Ik ben voortdurend met je samen. Niet alleen de uren van de dag Die ik turende verdromen mag, Maar ook de nacht brengt je mij nabij. Ik ben dan te gelukkig om te slapen, De sterren vallen, en wij mogen [rapen. Wij zijn dan te gelukkig om te slapen Van de vijf besproken bundels is die van Henriëtte Mooy ongetwijfeld de grootste aanwinst: haar rake toets in natuurgedichten voegt een bescheiden nieuw facet toe aan onze hedendaagse dichtkunst. HANS WARREN Abel Besnard: Doem en Dorst. J. M. Meulenhoff, Amsterdam. Gerard den Brabander: Recapitulatie, P. N. van Kampen Zn., Amster dam. Cola Debrot: De Afwezigen. J. M. Meulenhoff, Amsterdam. Wil AbelevenLabberton: Zo heb ik u beluisterd, mijn hart. L. J. C. Boucher, 's Gravenhage. Henriëtte Mooy: Grijs en Blauw. Wereldbibliotheek, Amsterdam. £EN DATUM in het Madriieense muziek leven Aldus schre ven de Spaanse kranten enthousiast na het eerste optreden van het Neder lands Kamerkoor in Ma drid enige weken geleden en eenstemmig zongen zij de lof van dit uitsteken de vocaal-ensemble. Wan neer men in dezelfde stijl wil blijven, zou men het jaar 1937 een „mijlpaal in het Nederlandse muziek leven" kunnen noemen, omdat toen de basis werd gelegd voor wat nu het Kamerkoor is. Sindsdien heeft dit selecte zangers- EEN van deze geïnteresseerden is bij voorbeeld Francis Poulenc, die elk jaar enige tijd in Nederland ver blijft en dan steeds een briefkaartje aan Felix de Nobel zendt met de mede deling, dat hij weer eens een paar re petities komt bijwonen. Onlangs com poneerde Poulenc vier kerstmotetten, waarvan hij het eerste aan het Neder lands Kamerkoor en zijn dirigent op droeg. Er bestaan in Europa maar weinig van dergelijke vakkoren: in Parijs kent men het „Ensemble Vocale Marcel Cou- raud", dat in nauwe relatie staat met de Franse omroep en in Engeland zijn de befaamde „BBC-Singers" beroemd geworden. Zij treden echter vrijwel uit sluitend voor de microfoon op en zijn bovendien slechts acht in getal. Het Kamerkoor telt thans zeventien leden en is sinds 1946 geheel zelfstandig, hoe wel de oorsprong ook hier bij de radio is gelegen. N 1937 gaf de V.A.R.A. aan Felix de Nobel opdracht een koortje op te richten voor de uitvoering van Bach- cantaten, waarbij dan de leden ook de soli konden verzorgen. Dit gebeurde en er werden inderdaad enkele Bach-wer- ken uitgevoerd. Toen deze concerten achter de rug waren, werd echter be sloten het koor niet te liquideren, maar te handhaven als a capella-ensemble. Aanvankelijk was er enig verloop on der de leden, doordat sommigen van hen na enige tijd koorpractijk uitslui tend als solist gingen optreden. Dit ver schijnsel behoort thans evenwel tot het verleden, vooral ook omdat de finan ciële basis hechter is geworden: op de begroting van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen is voor dit jaar een bij drage voor het koor uitgetrokken. DEZER DAGEN hadden we een ge- gesprek met Felix de Nobel, de man, die onvermoeid bezig is om zijn mensen tot grote artistieke presta tie te brengen, en hij toonde zich zeer verheugd over deze overheidssteun: „U moet niet verge'ten, dat we elke morgen repeteren zoals een beroeps gezelschap behoort te doen. Daardoor zijn mijn mensen bijna niet in staat om nog ander werk te verrichten. Dit dagelijks studeren stelt ons echter in gezelschap onder leiding dernen terugvindt. Vrij- van Felix de Nobel grote wel alle belangrijke wer- vermaardheid in binnen- en buitenland verworven, zo zelfs, dat het in Ne derland eenvoudig niet ken voor a capellakoor, die in deze jaren, ver schenen, werden door Fe lix de Nobel en de zijnen meer is weg te denken. In de loop der jaren werd een uitgebreid repertoire opgebouwd, waarin men naast do grootmeesters uit het verleden ook de mo- uitgevoerd, zodat liet geen wonder is, dat de heden daagse toondichters de verrichtingen van het koor met belangstelling volgen. staat om een groot repertoire op te bouwen." De Nobel noemde enkele namen en werken: „Van Sweelinck zingen we een tachtig psalmen en van Palestrina alle Hoogliedmotetten. Voor de KRO zijn we bezig met een Mcmteverdi- cyclus en voor de NCRV voeren we Heinrich Schütz uit.In Madrid heb ben we de mis van Strawinsky gezom gen en onlangs op een jeugdconcert in Roosendaal onder meer negro-spin- tuals. Een gesprek met De Nobel betekent tevens een „reis" langs Europese hoofd steden en radio-studio's, want hij en zijn zangers worden overal gevraagd: „Voor de BBC hebben we veel ge zongen, trouwens ook voor de Italiaan se en de Franse radio. In Frankfurt gaven we concerten, evenals in Parijs en Madrid. Ondertussen zijn er al weer uitnodigingen binnen, o.a. voor München." Maar het binnenland vindt De Nobel toch niet het belangrijkste; „Als de regeringssteun een feit wordt, dan kunnen we meer in ons eigen land doen. Dan blijven we niet in de centra, maar trekken we door stad en land. In deze geest werken we al enige tijd. maar we willen het op nog breder basis doen." E GEEST onder de mensen Is bui tengewoon plezierig", vertelde De Nohel verder, „en dat is daarom zo prettig, omdat er hijzonder veel van hen gevraagd wordt. Soms stappen we President van het tribunaal is mr. E. Straat. Aangeklaagd worden de beeld houwers Maillol, Zadkin en Ittman. Als corpora delicti worden enkele hunner werken (o.a. Verwoeste stad) geëxposeerd. Getuigen k charge: de aanwezigen in de zaal. Getuigen k decharge: Jos de Gruyter, drs Hans Redeker, Cephas Stauthamer en J. M. M. van Dantzig. Dit tribunaal der beeldende kun sten houdt zitting in het ICC-paviljoen Vondelpark op Maandagavond 15 De cember a.s. 's morgens vroeg om zeven uur in de bus en zijn pas 's nachts om drie uur in Amsterdam terug. Tussendoor heb ben we dan gerepeteerd, gereisd, ge concerteerd, gegeten en nog eens ge concerteerd. Ik heb de indruk, dat de leden in dit werk een grote artis tieke bevrediging vinden. Trouwens wat is er mooier dan zang?" Zo spreekt de man. die de schoon heid van de menselijke stem nog altijd het perfectste instrument weet te gebruiken in de onvergankelijke muziek van Bach, Schütz, van de vroe ge Nederlanders, van de anonieme volksdichters, kortom in de vocale kunst van alle tijden. Reeds van zijn jeugd af had hij hiervoor belangstel ling en mede dank zij deze interesse is hij thans de bekwame leider van een uniek, prachtig-zingend beroepskoor, dat het buitenland ons benijdt. U regenachtige ochtend beklommen terdam onl met mej. Daane, O leeszaalgebouw aan hoofdstad een onderhoud te hebben hoofd van de jeugdbibliotheek in kj„dcrbock van nu en het werk over de onlangs gehouden expositie „Het g nsteUing die ik op verzoek van SIt mej. Daane verricht. „Kijk", «ei «de bracM wel veel werk mee, maar de Amsterdamse Ouderraad mee hielp i"" tesamen met het congres als U bedenkt dat de grote tentoonstell ng d e jaren lult !^kbeneJeugd" werd'tentoonstelling was". U wel begrepen dat dit een Dt»c DE TENTOONSTELLING van 1950 is dan ook min of meer blijvend en reist door het land. Belangstel lende scholen, die deze zelf zouden willen houden, kunnen hiervoor een aanvraag doen bij mej. A. E. van Put" ten Drijber, Nassau Odexstraat 52, Den Haag. Al pratende kwamen wij tot het onderwerp, dat mej. Daane zo»na aan het hart ligt: de jeugdleeszalen. De Stichting voor Openbare Jeugdleeszalen en Bibliotheken werd in 1949 opgericht. In drie jaar tijds opende de stichting twee nieuwe leeszalen terwijl ook de jeugdleeszaal van het Nut .aan de Wijde Steeg te Amsterdam onder beheer van de stichting kwam. In deze jeugdlees zalen wordt door een goed geschoolde staf het Amsterdamse kind in contact gebracht met het goede kinderboek. Hier wordt het geleerd hoe met het boek om te gaan en het te waarderen, hoe het boek hem tot steun kan zijn bij zijn problemen en moeilijkheden, bij zijn hobby's en studies. Er zijn tal loze manieren om het kind te leren het boek, dat het voor een bepaald onder werp nodig heeft, zelf te zoeken. Een nieuw hulpmiddel hierbij is het door mej. Bijlsma ontworpen ganzenbord, dat als nieuwtje voor de Kerstvacantie wordt bewaard. Overigens heeft mej. Daane voor deze kerstvacantie nog ve le verrassingen in petto. Er worden dan verhalen verteld, voorgelezen, boeken- hersengymnastiek gedaan, zowel voor de kleintjes als voor de groteren met twee echte Mieke's en twee groepen kinderen. Dat de vragen, die gesteld worden ook voor kinderen, die niet deze leezalen bezoeken, goed te beant woorden zijn, bewees het antwoord van een achtjarig meisje, dat, toen wij haar zo'n hersengymnastiekvraag voorlegden: Liszt geldt voor velen als de Hon gaarse componist bij uitstek. Geen misvatting is hardnekkiger gebleken dan deze geen is ook zuiverder een misvatting. Want Liszt heeft zich b(j z(jn uitgebreide studie van de muziek in zijn vaderland vergist in zijn uit gangspunt: hij zag voor Hongaars aan, wat in feite Zigeunermuziek was. Het is gebleken, dat er tussen beide maar zeer weinig verwantschap bestaat. Het was aan musici als Bela Bartok en Zoltan Kodaly beschoren, het oor spronkelijke Hongaarse volkslied te ontdekken. Beiden hebben de melo- dieënrijkdom van hun volk gebruikt in hun muziek. Bartok was meer de mo derne vernieuwer, de man, die voort durend nieuwe wegen zocht en zijn persoonlijke impulsen vaak zwaarder liet wegen dan de inspiratie, die van de volksmuziek uitging, Kodaly daarente gen is dichter bij de bron gebleven. We mogen hem thans even in de be langstelling plaatsen, nu hij Dinsdag a.s. zeventig jaar wordt. Hij is geboren in Kesckemet en promoveerde aan de universiteit te Boedapest; het onder werp van zijn proefschrift was „Het Hongaarse Volkslied", een bewijs, hoe-1 zeer hem deze materie heeft bezigge houden. Duizenden volksliederen heeft hij verzameld, talloze bewerkt. In zijn muziek heeft Kodaly de in vloed van Debussy ondergaan. Dat geeft aan zijn werk overeenkomstig zijn persoonlijke structuur overigens een zekere verstilling, maar tegelijkertijd een verfijnde muzikaliteit, die het heel veel minder bewogen doet zijn dan het oeuvre van zijn vriend Bartok, maar anderzijds de expressiviteit ervan ten goede komt. Kodaly is misschien ten onrechte op de achtergrond gedrongen door de roep van genialiteit, die Bartok heeft ver worven. In elk geval verdient hij de aandacht als de man, die voor de mu ziek van zijn land zeer grote betekenis heeft. Wat hij heeft geschapen heeft mede geleid tot een muzikale renaissan ce in Hongarije, welke dit land op mu zikaal gebied een waardige plaats in de wereld heeft verzekerd. Voor het begin van een tournee van drie maanden door Engeland en een langdurig optreden in Parijs zal het Dallet Jooss (impresario Ernst Krauss) gedurende de gehele maand Januari'53 m ons land voorstellingen geven pn naast enkele der beroemde een reeks nieuwe en nieuwste balletten laten ulf" a!1(;reerste uitvoering van „Nachttrein ballet van Kurt Jooss muziek van Alexandre Tansman cos- tumes van Robert Pudlich. Het ballet bestaat in 1953 20 jaar. „IK WIL MOEDER ZIJN", dat bij Schoonderbeek in Laren het licht zag is de brief aan een ongeboren kind. De Amerikaanse schryfstcr Karen McKin- he®ft in de V S- destijds de aandacht op zich gevestigd door de manier waar- op ze een uiterst delicaat gegeven be handelde. Het boek is de geschiedenis van een jo„ge vrouw, die door een ongeluk haar man en het nog ongebo- cn kind aan de dood moet prijsgeven. Na het eerste grote verdriet groeit in haar weer de hunkering naar een kind- de verpersoonlijking van haar mans ■dealen. Trouwen wil ze echter niet zulks om verheven motieven. Dan vindt hu,p van da moderne wetenschap n overgave en doorvoeld schreef Ka „Wie bleef er met zijn baard In het prikkeldraad hangen?", prompt ant woordde: Daantje! (Roggeveen: de Baard van Daantje). Al deze dingen zijn bedoeld als een prikkel tot lezen, immers de beste manier om het kind bij het boek te brengen is samen ple zier te hebben in het boek. Het goed uitgegeven kinderboek heeft mejuf frouw Daane's speciale aandacht. Als voorbeeld van een aesthetisch verant woord boek nam zij enkele boeken van de uitgeverij 'Van Breda uit de boeken kast, die er inderdaad fris en aantrek kelijk uitzien in hun mooie omslag en met hun uitstekende illustraties: zoals b.v. Maria Poppins (van P. L. Travers), de volmaakte gouvernante van de fa milie Banks, die met haar glimmend zwarte haren en doordringende ogen een unieke figuur in kinderland is. En dart Peter Pan! van dezelfde ^uitgeefster, het verhaal van de enige jbrigen. die nooit oud wordt en op nimmerland al lerlei spannende avonturen beleeft. Van dit klassieke Engelse kinderboek maak te Walt Disney een film. Verder is „De kleine vuurtoren", een boekengids, die met de uiterste zorg is samengesteld, een goede leiddraad bij het kopen van kinderboeken. Alleen de allerbeste boeken worden hierin vermeld. Naast lezen BEHALVE LEZEN worden in de jeugdleeszalen ook nog andere din gen gedaan, zoals het verzorgen van een terrarium, dat veel belangstelling trekt, en verder worden bloembollen onder glas getrokken. Hierbij wordt een bloembollenschrift aangelegd; plaatjes van bolgewassen zijn ingeplakt en ge probeerd wordt nu de namen en bij zonderheden op te zoeken en bij te schrijven. Naar aanleiding van verhalen maken de kinderen tekeningen, zij schrijven critieken over pas geschreven boeken, zij organiseren tentoonstellingen op grond van gegevens, die zij in boeken vinden, o m. over schepen (met ma teriaal van het Scheepvaartmuseum), over Amsterdam, over vogels, gevolgd door een excursie naar het Bosplan enz. In een boekenclub van ongeveer twaalf jongens en meisjes wordt verder leven dig gediscussieerd. Het gelezene wordt geprezen en gelaakt. Wanneer wjj dus straks in de vacan- tle onze kinderen een dagje Amsterdam aanbieden, kunnen wij als een welkome variatie op Artis of de roltrappen van de Bijenkorf eens een middagje bij mej. Daane en haar staf in een van haar jeugdleeszalen gaan luisteren. Zjj be loofde ons bytijds haar leerstprogram- ma mede te delen zodat vele kinderen daarvan kunnen profiteren. Alle kinde ren uit Noord-Holland zyn welkom! HENDRINE JN DE BEKENDE goedkope reeks ,„Lnama"boeken zÜn vier nieuwe titeis ncn" £'s meest belangwekkende we de herdruk van „Kees "e he? „v,an Theo Thijssen noemen, verhaal van het Jorda- s.Bakels- diie in een arm L™?Sr0e!'' Het is een gaaf en ont- wai-mp i V«J aaI' doorstraald van de bet^?nd koeStert.ke dC Schrijver V°°r bfünnint» 'S verschenen „De hemel mijn van T& <Heavens' my destination) gevalW, ht01 Wilder' waarin de lot" BA R«»V,beac.hreven worden van Geor- man riii relz,ger in schoolboeken, de zifn ho! c°nsequent wil leven volgens dol mail maakt de mensen kan ^f„h ls °Precht en iedere lezer guur i Jan deze merkwaardige fi- Het dprrf1JI\> av°nturen spiegelen. i-cizeL» 1 boek is »,,e' «cv»! van de een uitstek0"8?*1".! van M'chael Innes. bovendien detective-story, maar verhaal prachti* en ontroerend overwint. 660 Jongen die zijn angst vraEen'0vn!„Wii!e!? we ,,w aandaeht mar Bergman h r°k" van Hjal* liikst piÜk f ls een allerwonder- dat i'r travi!iV 1 van een meisje en dan een op een feest verschynt Een heel "tarti^T °.pschudding wekt. geesteliikp h„„i omt ln beroering, ditie schreed er? en hoeders der tra torens Wat en schandaal van dê torens. Wat er allemaal ge- ditie srhree en hoeders torens, w?' schandaal beurt kon verklaren'dat^di t "vfv we kunnen we' u' Q«t Cllt hnpli- oor-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1952 | | pagina 8