In de naturellenwijk van Pretoria „Moge afe regen in stromen op Uw edel hoofd neerkletteren'' ÜËS3 £le tode te-uyen, tuut 1952 GEVEN Sensatie in Portugal over synthetische benzine Een voortreffelijke woonplek D Naar hef Heilige Meer van Afrika (3) ,DAT BETALEN de blanke belastingbetalers, die in uw buitenlandse pers 7 wee vrouwen Waarom moest uitvinder de gevangenis in? Proces in plaats van succes Ter overdenking (Van onze correspondent in Kaapstad) pRETORlA heeft, zoals iedere stad in de Unie, zijn naturellenwijken. De grootste is ttendgeville en daar heb ik, in alle vrijheid pratend met blanke geleiders en zwarte bevolking, enige uren vertoefd. Overal waar wij gingen, werden wij omstuwd en aan gegaapt en vrolijk toegelachen door vrouwen en kinderenDe mannen bleven ietwat gereserveerd op de achtergrond, maar zij gaven, zodra zij werden aangesproken, op de meest welwillende (en vooral zéér wijdlopige) manier alle gewenste inlichtingen, Atteridgeville is door de blanken gebouwd voor de zwarten. Het ziet er uit als een eenvoudiger editie van de voor industrie-arbeiders gebouwde buitenwijken van Rotterdam echter met dien verstande, dat alle huis/es er een apart tuintje hebben en dat nergens een huis van twee verdiepingen wordt gevonden. Voor de tienduizend bewoners zijn niet alleen kerken en scholen gebouwd maar ook een zeer moderne kliniek, waar be handeling en medicijnen gratis worden verstrekt. Omdat de huishuren binnen het bereik van de naturellen moeten blijven, legt het stadsbestuur alléén reeds op Atteridgeville ieder \aar een bedrag van 800.000 gulden toe. nog maar al te vaak worden voorgesteld als uitbuiters", zei een blanke Pretoriaan. „Deze woonplek is ideaal, maar zij zou driemaal groter moeten zijn om alle toestromende naturellen onderdak te kunnen geven", zei één der zwarte leiders. Een vriendelijke verpleegster liet mij de statistieken zien van het kliniekwerk: t.b.c.-bestrijding, zuigelingenzorg, kraamhulp. Tandheelkun dige hulp en prae-natale controle. En schrikwekkende cijfers van venerische ziekten! Vijf dokters en een staf verpleegsters werken hier samen voor het heil der zwarte bevolking; het blanke stadsbestuur voteert de gelden. En de leiders der naturellen handhaven er zelf de orde en dat gaat uitstekend. 's Middags was ik er. als gast van het gemeentebestuur, getuige van, hoe de in paarse toga geklede burge meester van Pre. toria op het sport veld eeni vergade ring van naturel, len toesprak. Hij was met een staf van ambtenaren gekomen om uit een te zetten, dat een nieuwe woon buurt geopend zou worden, waarin de naturellen door een afbetalings. schema hun eigen huizen zouden kun nen verwerven. Honderden verte genwoordigers der zwarte bevolking zaten op de tribu. ne; een gramofoon- installatie speelde over een luidspre ker inheemse mu. ziek en zwarte po litieagenten ston den stram in de houding. De burgemeester de heer Visser, werd ingeleid door de onofficiële „bur gemeester" der naturellenwijken, een oudere, ver standige Bantoe, die kennelijk eer bied en gezag wist af te awingen. Hij zei tot zijn mensen: „Jullie bent hier gekomen om onze blanke vaders te zien. Wij begroe ten de heer burge meester onze op- pervader, met de oude stamgroet: „Moge de regen in stromen op uw edel hoofd neerklette ren!" Ik moet op dat ogenblik vreemd heb- ben opgekeken, want de stadsbouw meester boog zich tot mij over en ver duidelijkte: „Dat is de best zegewens, die zij hebben. In een droog land als Afrika is regen de rijkste gave des he. mels". Ik begreep het. Maar ik moest toch even glimlachen bij de gedachte, wat een Nederlandse burgemeester zou zeg gen. als zijn stedelingen hem toeriepen: „Moge de regen op uw schedel vallen met emmers tegelijk!" Enfin, 's lands wijs, 's lands eer. Daarom riepen de naturellen, toen de burgemeester zijn toespraak had gehou. den, in koor: „Poela! Poela!" Hetgeen overgezet zijnde beduidt: „Regen! Re gen!" Bantoe-moeder met haar kind. Deze vrouwen dragen om armen en henen tientallen strengen koperdraad, die met elkaar ongeveer vijf kilo wegen. Een orde nieuwe NA burgemeester Visser sprak de secretaris van naturcllcnzaken. de zendelingszoon dr Eiselen. Hü zei: „Wat hier gaat gebeuren zal van be. den af overal in de linie worden aange pakt. Wjj leiden thans uw zonen op tot timmerlieden en metselaars. Wij leiden uw zonen op tot politiemannen en kan. toorhouders. Uit eigen kracht zult gij in de toekomst, met ■mze hulp, uw woonplekken bouwen en besturen. Gü zult de eigenaars worden van de huizen, gij krijgt de zorg voor de kerken en de scholen. Toont u dat vertrouwen waar dig. Handhaaft de orde!" Onmiddellijk na dr Eiselen kwam weer de zwarte „burgemeester" voor de microfoon. Hij herinnerde er aan, dat een wijs man leerde: de grootste strijd moet de strijd met woorden zijn! „Wij hebben thans de kost gezien, die onze blanke vaders voor ons hebben uitgeschept en wij zijn verheugd. De Grote Kapitein heeft gesproken om het woord van de kapitein wordt een muur gebouwd, zodat het niet ver. strooid kan worden op de winden. Het woord staat: wij krijgen een nieuw dorp! Welnu: wij beloven onze vader* dat wij hunner goedheid waardig zul len betonen. Poela!" Toen onze auto's wegreden van het terrein stonden de honderden opgesteld langs de weg en wuifden verheugd. Bin nen twaalf maanden zullen er driedui zend nieuwe huizen word<~n gebouwd. Was het wonder, dat zelfs de kinderen met hun hoge stemmetjes meezongen, toen de ouderen het Bantoelied aanhie ven: „Grote Koning, redt het land"? Deze dag was een dag van goede bood- schao. Ik was blii, dat de burgemeester mij had uitgenodigd, dit bijzondere con. tact tussen blank en zwart met eigen ogen te aanschouwen. Bij de Mapoche's DE volgende ochtend reed ik naar de fraai beschilderde hutten van een groep Mapoche's, tien mijl buiten Pretoria. De Mapoche's zijn de enige leden van het grote Bantoevolk die blijk geven van kunstzinnigheid bij het bouwen hunner hutten. Weliswaar zijn die hut ten uiterst eenvoudig, maar de gevels zijn beschilderd met oeroude figuren, in heldere kleuren. De mannen dragen allen Europese kleding, maar de vrou wen en de kinderen zijn nog gekleed in de traditionele gevlochten hals., arm en beenbanden. En ook die banden zijn vrolijk gekleurd. De Mapoche-nederzetting buiten Pre toria omvat slechts vijftien hutten. De hoofdman heet „Speelman", maar hij was, toen ik ln gezelschap van de Pre. toriaanse „skakelbeampte", de heer H. P. H. Behrens, zijn erf betrad, niet thuis. Een zijner volwassen zonen zat met drie andere jonge kerels bier te drinken onder een afdak. Hij gaf ons met koninklijk gebaar toestemming om de vaderlijke woning binnen te gaan. Gebukt gingen we door het lage poortje. De hut was een rondavel, dat wil zeggen cirkelvormig gebouwd met een rond dak, dat in een punt eindigt. Vóór die rondavel staat een losse gevel, die in grijze, gele, rode en blauwe kleu ren beschilderd is. De hut had een doorsnede van onge veer vier meter. Er was niets te zien behalve een paar slaapmatten, wat ge. droogd vlees, een paar pompoenbast^n (die als drinkgerei worden gebruikt) en twee nieuwe fietsen met nikkelen vel gen! E VLOER bestond uit een nauw. keurig gladgestreken mengsel van klei en koemest: zij was zo hard als gewapend beton. Rondom het grote vertrek.liepen gangetjes: links voor de meisjes, rechts voor de jongens. De heer Behrens vertelde mij, dat de knderen in het ouderlijk huis blijven tot aan de pu. berteitsleeftijd. Dan gaan zij in aparte hutten, die achter het huis van de vader worden gebouwd. Omdat het hem bevreemde, dat er twee „ouder"-hutten naast elkaar ston den, vroeg hij een verklaring aan de zoon van „Speelman". Die verklaring was nogal simpel. „Mijn pa heeft twee vrouwen, mijnheer". Toen wij uit het schemerduister van de hut weer in het felle zonlicht traden, stonden er keurig uitgedoste vrouwen lilili? Twee Mapoche-kinderen, gefoto grafeerd voor de kunstig beschil derde hut van hun ouders, en naakte kinderen op ons te wachten. Zij staken begerig de handen uit en vroegen, om geld. Ik schudde mijn broekzakken leeg in ruil voor het voorrecht een paar foto's te mogen nemen. Zij waren het er allemaal mee eens, behalve een klein kereltje, dat zich krampachtig vastklemde op de rug van zijn broertje en dat met gro te, angstige ogen naar de camera keek. Een jonge vrouw verkocht me een kralensnoer en ze vroeg vijfmaal de winkelprijs. De Mapoche's, die zo dicht onder de rook van Pretoria leven, hebben de waarde van het geld terde ge leren beseffen! BEDRiEGER OF ECHTE UITVINDER? (Van een correspondent te Madrid) CEN JAAR GELEDEN geraakte het Iberische schiereiland in geestdrift, toen ^de kranten het bericht brachten, dat er in het Escorial een man woonde «e goud kon maken uit modder. Maar deze canard had geen lang leven. Nu er weer grote opwinding over een uitvinder en deze keer ziet het er naar ui, dat het enthousiasme niet zo gauw zal bedaren. De held van de dag ts tna daar begonnncn, waar de goudmakers eindigden, namelijk in de gevangenis. Hij zit al vier jaar in Lissabon voor zijn uitvinding, die men als bedrog De- schouwde en hij had nog veertien jaar voor de boeg. Doch zijn gevangenis directeur is een belangstellend man en als de bedrieger of echte uitvinder zijn vrijheid terugkrijgt, dan heeft hij dit in de eerste plaats te danken aan de leider van de gevangenis. rvE „bedrieger", Vicente Maestre y u Amat, is een 51-jarige Spanjaard, die uit de omgving van Alicante afkom stig is. Twintig jaar geleden heeft hij een methode uitgevonden om syntheti sche benzine te maken. Niemand toon de er belangstelling voor en zo kwam hij ten slotte in Lissabon terecht. Hier vond hij mensen, die er geld in wilden steken. Een fabriek werd opgericht; bij de opening was niemand minder dan de Portugese staatspresident, de inmiddels gestorven generaal Carmona, aanwezig. Het verwachte succes bleef echter uit en in plaats daarvan kwam er een proces wegens bedrog. De geldgevers voelden zich voor drie millioen escudos bedrogen, ze deden tenminste alsof en verklaarden, dat Amat's uitvinding zui ver zwendel was. Amat ging de gevan genis in, voor achttien jaar. Daar fabri ceerde hij al spoedig volgens een eigen methode lichtgas. In de volgende ge vangenis maakte hij lakken volgens eigen recept. Daar ze uitstekend waren, trok de wel wat verwarde, maar blijk baar toch niet dom uitgevallen arres tant de aandacht en de belangstellling van zijn gevangenisdirecteur. Deze speelde het klaar van het ministerie van justitie voor de gevangene toestemming te verkrijgen om te experimenteren en van het ministerie van Economische Za ken een bedrag los te krijgen van zes tien duizend escudos, om de experimen ten te financieren. In zijn cel werkte Amat dag en nacht, totdat de eerste druppels van zijn syn thetische benzine zich vermengden met zijn zweetdruppels. De gevangenisdi recteur nam de eerste proef; hij drup pelde de vloeistof in zijn aansteker en hij brandde. Toen stelde hij grootmoe dig zijn auto ter beschikking en ook hier bleek de vloeistof bruikbaar. De*» kundigen maakten analyses en knik» ten goedkeurend. Ten slotte reden en kele politie-auto's met Amat's benzine zonder een enkele storing een afstand van vijftig kolimeter. Wie zijn de tegenstanders? GINDS dit ogenblik is Vicente Maestre J y Amat de sensatie van Lissabon en niet minder van Madrid. Er is een aan vrage ingediend voor een revisieproces, zijn aanklagers zijn gearresteerd en duizenderlei geruchten zijn in omloop. Waarom moest de uitvinder in de ge» vangenis gezet worden? Het ontbreekt niet aan stemmen, die beweren, dat hier intrigues van zekere belangheb benden in het spel zijn, die door het patent van Amat hun belangen in ge vaar gebracht zagen en een revolutie op de benzinemarkt wilden voorkomen. Amat fabriceert zijn benzine uit bruinkool en maakt hierbij tevens ge bruik van afvalolie. Uit 53 kilo kool en 51 liter gebruikte zware olie verkreeg hij negen liter synthetische benzine. Vol gens rapporten van deskundigen is dit een bijzonder gunstig resultaat, dat tot dusver nog niet bereikt is. Men beeft uitgerekend, dat de lignieten onder de handen van Amat een tien maal zo hoge financiële opbrengst zullen afwerpen als tot nog toe. En daar Portugal zeer grote ligniet-voorraden heeft, zijn de Portugezen, de ijverigste rekenaars ter wereld, reeds begonnen hun winsten uit te rekenen. In Madrid draagt men sinds enige dagen het hoofd nog iets hoger dan anders, niet vanwege de veelbe sproken vriendschap met de Amerika nen, maar wegens de uitvinder Don Vicente Maestre y Amat. DE LEUGENAARS-CLUB „Burlington Liars Club" heeft het nieuwe jaar ingeluid met de bekroning van het beste leugenverhaal van 1952. De prijs werd toegekend aan een matroos, Harry Cummings genaamd, die bij de wedstrijd het volgende verhaal had verteld: „Het gebeurde verleden zomer. Ik lag rustig in mijn kooi, toen de deur open ging. Eerst dacht ik, dat het mijn kameraad was, die de kajuit met mij deelde. Maar hij was het niet; integendeel, ik zag twee reusachtige muggen, allebei twee meter lang, die op mij af kwamen, terwijl ik bevend van angst onder de dekens kroop. „Wat zullen we doen", hoorde ik de ene mug vragen, „eten we hem meteen op of zullen we hem inpakken en mee nemen?" „Laten we hem maar meteen opeten", ant woordde de ander, want als we hem mee naar huis nemen, dan komen de grote muggen en eten hem voor onze neuzen op!" De leugenaars-club is in 1929 in Burlington opgericht; het idee is afkomstig van een stadsredacteur van een blad in Milwaukee, die tijdens een Oudejaarsavondfeestje op zoek was naar een origineel bericht en een wedstrijd uit schreef. Er kwamen zoveel antwoorden binnen, dat men de club kon oprichten, die in de achterkamer van een winkelier in Burlington ten doop gehouden werd. Al gauw stroomden uit alle delen van de Verenigde Staten de inzendingen naar Burlington. Blijkbaar waren er dui zenden brave lieden, die de eerzucht hadden doorge fourneerde leugenaars te worden. In 1949 telde de club reeds honderdduizend leden in zes en dertig verschillen de landen. Bij het twintigjarig jubijeum, dat in dat jaar gevierd werd, hield de president, mr. Otis Hullet, een opmerkelijke rede, waarin hij erop wees, dat alle men sen de helft van hun leven besteden om de duistere realiteit te ontlopen, die de andere helft nu eenmaal is. De meesten slagen er nooit in hun doel te bereiken, door gebrek aan „coördinatie van hun pogingen". „Wij heb. ben", zo verklaarde hij triomfantelijk „een nieuwe sport in de strijd tegen de verveling uitgevonden, die reeds de beste records heeft behaald. NEMEN we bijvoorbeeld het verhaal dat alleen door een meester op dit gebied gevonden kon worden: In een bar vertelde een man dat hij zijn radio toestel thuis, zo scherp kon afstellen, dat hij op een goede dag bij het luisteren naar een zangkwartet aan een knop draaide en zodoende de tenor, die hem niet beviel, eenvoudig uitschakelde en op deze wijze een schitterend trio kreeg. In de achterkamer van Burlington worden thans nog dagelijks hele stapels inzendingen bekeken en geclassi ficeerd en de leiders van de club krijgen de prachtigste Münchhausen-verhalen te lezen, die men zich maar kan voorstellen. Zoals bijvoorbeeld dit: „Een kweker van watermeloenen in Zuid-Amerika heeft een methode uit. gevonden om zijn vruchten zo snel te doen groeien, dat zijn zoon, die juist een meloen wilde plukken, duizend meter ver weg geslingerd werd". Dit verhaal is overi gens afkomstig van een geestelijke, de Reverend Arthur Kirk uit Californië, die door zijn parochianen met deze prestatie hartelijk gelukgewenst werd. Toch heeft Kirk het nog niet tot „lid voor het leven" gebracht. Deze hoge onderscheiding wordt alleen voor de allerbeste prestaties toegekend en men moet daarvoor wel zo doorgewinterd zijn als de dagbladuitgever in Alabama, die beweerde, dat er in zijn staat geen enkele leugenaar te vinden was! Toen de club een zekere betekenis gekregen had, richt te men aan de betreffende autoriteiten het verzoek om officiële inschrijving. Het antwoord luidde: „Is dit nu ernstig gemeend of is het weer één van jullie verdraaide bedriegerijen?" „Dat is de mooiste erkenning, die we hadden kunnen wensen", verklaarde de voorzitter opgetogen. „En Hij ging tegenover de offerkist zitten en zag met aandacht, hoe de schare kopergeld wierp in de offer kist. En vele rijken wierpen er veel in. En er kwam een arme weduwe, die er twee koperstukjes in wierp, dat is een duit. En Hy riep Zijn discipelen en zei tot hen: „Voorwaar, Ik zeg u: de arme weduwe heeft het meeste in de offerkist geworpen van allen, die er iets in geworpen hebben van hun overvloed. Zij heeft van haar armoede er in geworpen, al wat zij had, haar ganse levensonderhoud". (Marcus 12:41-44.) WANNEER u dit leest, zal de vijftig millioen voor het Rampenfonds ver overschreden zijn. Ook rijst de stroom der gaven uit het buitenland al meer en meer. Het is hartverheffend, om dit alles te mogen meemaken, als antwoord op het verschrikkelijke, dat het water geweld heeft aangedaan aan tiendui zenden mensen. De nood heeft de men sen uitgedaagd tot het geven en er wordt gegeven. Dijken zijn weggevaagd, maar r.u zijn dan ook grenzen wegge vaagd. Grenzen tussen partijen en rich tingen. kerken en klassen, landen en volkeren. Er is in korte tijd met recht een Bond zonder Naam ontstaan, met als wapenspreuk Helpen en met een gironummer; 9575. De bewogenheid met het lot der getroffenen is niet blijven steken in meelevende woorden en ont roerde gemoederen, maar is gestold in klinkende munt en heeft gestalte aan genomen in de materiële hulp. We heb ben ervaren, dat geld een zeer geeste lijke zaak is. Dat is trouwens goed bij bels: het geestelijke is nooit zonder ge stalte. Nu vindt u hierboven een bijbelge deelte. dat ons even achter de coulis sen van onze persoonlijke instelling brengt. Het stelt ons niet voor de vraag: hoeveel wordt er gegeven? maar: hoe wordt er gegeven? Het stelt ons voor de vraag naar het gehalte, de in stelling van ons geven. Want dat is niet zonder meer op te maken uit de hoe veelheid der gaven, maar uit de hoe danigheid der gevers. De woordjes „veel" en „weinig" worden dan betrek kelijk. Jezus zat aandachtig te kijken naar de mensen, die hun gaven in de offer kist wierpen. Vele rijken wierpen er veel in. Dat is mooi. maar dat kan ook anders. Er zijn ook vele rijken, die per centsgewijze veel minder geven dan zij, die niet zo goed bij kas zijn. Naar ver houding geeft de arme trouwens altijd meer dan de rijke. Daar wordt ook veel over gesproken, als er met de lijst ge lopen wordt. En het is voor de niet- rijke óf een reden om ook weinig te geven, óf een reden om er zich stille tjes op te verhovaardigen als hij veel geeft. Maar als u het bijbelgedeelte goed leest, zult u zien. dat het Jezus niet gaat om meer of minder, naar verhou ding De arme weduwe wierp maar een klein bedragje in de offerkist. Jezus zegt echter, dat zij er het meeste in heeft geworpen van allen, die iets ge geven hebben. Niet naar verhouding, maar het meeste. Want allen hebben er in geworpen van hun overvloed, maar zij heeft van haar armoede er in gewor pen al wat zij had, neen, haar ganse levensonderhoud. Een arme weduwe waj iemand, die letterlijk van de hand in dé tand leefde, die de ene dag niet wist wat de volgende dag zou bren gen. Kijk, de getroffenen hebben alleen te maken met de hoeveelheid der gaven; er moet snel en grondig en overstelpend geholpen worden. En dat gebeurt ook. Wij hebben te maken met onze eigen hoedanigheid, met het ge halte van ons geven. Want wij verke ren constant in het gevaar, verliefd te worden op onze persoonlijke goedheid. En daaraan gaat een mens verloren. Daar kan geen mens tegen. Daar kan alleen onze critische God ons voor behoeden en uit verlossen. Hij brengt het arme weduwvrouwtje in ons mid den en daar staan we wat beteuterd bij te kijken. Misschien zult u zeggen: moeten we dan alles geven wat we hebben? Maar dat is toch onverantwoordelijk en on mogelijk? Dat staat er niet. Dat moet u trouwens zelf weten, wat u geeft Neen, Jezus telt zeer simpelweg het ge vende hart. Deze weduwe geeft het meeste: haar levensonderhoud. Ze zou die dag zonder meer honger hebben te Inden. Ze geeft werkelijk een stukje van haar leven. Zodoende wordt zij een getuige, een gelijkenis van Jezus Chris tus, die aan het kruis ook het enige wat hij bezat: het leven, heeft gegeven. Dat alles is vervelend, als wij in deze dagen niet ontevreden zijn over onszelf. We hadden indertijd toch zo'n behoef te om wat te doen? Wel, we hebben dat gedaan; het heeft ons opgelucht. We hadden indertijd een onbestemd schuldgevoel, omdat we voor de ram pen bewaard zijn gebleven. En we heb ben uit onze overvloed gegeven, grote bedragen of kleine bedragen, al om het even. En we hebben daarmee aan dat onbestemde gevoel het zwijgen opge legd. Maar deze betrekkelijke tevre denheid met onszelf past nu juist niet bij deze weken, die voor ons liggen: de Lijdenstijd. Het is een kwestie van geestelijke hygiëne in de omgang met ons zelf, of wij ons door Jezus willen laten zeggen, wat geven eigenlijk is. Hij heeft het recht om dat te doen, omdat Hij zich gegeven heeft, juist om ons van schuld te verlossen. Want daarvan verlossen we onszelf niet door deze of gene goede daad uit onze overvloed, daarvan kunnen we alleen verlost wor den door zijn wereld en tijden ornvat- tende offerdaad uit zijn armoede, opdat wij rijk worden in Hem. Dit stukje is geen aansporing om nog meer te geven (nog eens: dat moet u zelf weten en dat zal voorts wel nodig zyn), maar een aansporing tot zelf onderzoek, opdat we aan onszelf en aan God zullen toegeven, dat we arme men sen zijn. omdat we alleen maar uit onze overvloed kunnen geven. Opdat we onszelf aan God zullen overgeven, die ons onze armoedige „rijkdom" kan ver-geven, omdat Hij het meeste heeft gegeven: Zijn Zoon. Stompetoren. Ds F. KEJA.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1953 | | pagina 7