LETTEREN, Eerste Nederlandse beiaardschool komt in Amersfoort Ups en downs in de historie van onze klokmuziek Een jonge Amerikaan maakt studie van onze oude kerkorgels Bouwkundige vormde zichzelf tot persoonlijk kunstenaar Een orgel is net als een mens H' Specifieke kunst der lage landen Voorkeur voor het Barok-orgel Cor Wijker uit Egmond beeldt de Bijbel in eikenhout „Ik wil voor iedereen verstaanbaar zijn vtrvaïrdlgd. h<t rampgebled ZATERDAG 21 FEBRTTAM 1953 (Van een bijzondere medewerker) DE geschiedenis van het klokkenspel, zowel in de Noordelijke als de Zui delijke Nederlanden, is er een van ups and downs. Gelukkig mag het klokkenspel en tevens de klokkenmuziek zich in de laatste jaren in een sterk groeiende belangstelling verheugen. Hoe ging het ons ter harte toen de Duitse bezetters de zingende torens van de lage landen hun sonore bassen en hoge stemmetjes ontnamen en hoe verheugd mogen wij 'zijn, dat vele van die torens het geroofde of een nieuw carrillon terugkregen en opnieuw hun karakteris tieke geluiden over stad en land kunnen doen klinken. Misschien werd door die misdadige aanslag op onze carillons de belangstellingervoor nog ver groot. In elk geval zal het een grote stap vooruit zijn als dit voorjaar in Amers foort de eerste Nederlandse beiaard-school wordt geopend en men dus voor een volwaardige opleiding niet meer zal moeten besluiten tot het kostbare verblijf en lesnemen aan de beroemde beiaard-school van Mechelen. WANNEER Cor Wij- ker 's avonds om vijf uur de deur van het ge meentehuis in Egmond achter zich dicht trekt en naar huis wandelt, is hij geen bouwkundig opzichter meer. Hij schakelt zich om, wordt van gemeente-ambtenaar en wereldling, bewoner van een gans andere pla neet. Deze is bevolkt met al de figuren, die zijn sterk door de bijbel geinspireerde fantasie hem voortovert en die vragen om realisering in hout. Daar is Wijker zichzelf. Hij kan er vol- komen gelukkig zijn, al weet hij van de benau wende spanning, die de aanraking tussen beide gebieden van zijn leven kan veroorzaken. Aan de andere kant weet en erkent hij dankbaar, dat zijn gewone dagelijkse werk voorwaarde is voor de vrijheid daarna. „Als ik van dit werk zou moeten leven, zou ik niet kunnen maken wat ik nu inaak; ik zou mij voortdurend moeten af vragen, of mijn werk wel „verkoopbaar" is en dus rekening moeten houden met wat anderen van mï] verlangen", J_|ET is al bijna vijf en dertig jaar geleden, dat Cor Wijker bijwijze van vrijetijdsbesteding begon met het vor men van kleine sculpturen. Hij had het eerst gezocht in boetseren en schilde ren. Maar het kneden van de weke klei was hem te vrouwelijk er bestaat overigens nog een zeer gevoelig plas- tiekje uit die tijd en het werken met kleur lag hem ook al niet. Toen is hij met houtsnijden begonnen. In kleine stukjes eikenhout, aan het strand ge vonden of van vrienden gekregen of gekocht, sneed hij bijbelse taferelen en symbolische voorstellingen uit. De wei nige stukken, die er uit die tijd nog zijn, bewijzen, hoezeer hij aanvanke lijk heeft gezocht naar de juiste tech niek evenzeer als naar de meest spre kende vorm. Dat eerste werk is primi tief van vorm, precieus van bewerking en vaak met wat rood of blauw en goud gekleurd. Er is van dat oudere werk trouwens weinig meer over. Zeer veel is ver dwenen nadat de Duitsers hem en zijn gezin tijdens de bezetting uit huis had den gezet, tot meerdere glorie van hun Atlantikwall. Het is een bittere tijd ge weest, waaraan Wijker nog steeds met smart terugdenkt. Enkele zeer goede stukken hebben echter de storm der tijden overleefd. Zo een „Evacuatie", al vóór de oorlog ontslaan, waarin treffend de ellende aan zulk een mas sale gedwongen uittocht is uitgebeeld. Of een „Laatste Oordeel", met Christus als een strenge richter op de wolken, aan zijn ene zijde de uitverkorenen in een opperste verrukking, aan de andere zijde de wanhoop en de dramatische spanning van de neertuimelende ver doemden. Er is een „Kruisiging", waar in een bewegelijkheid en een spanning zijn verkregen, die waarlijk opvallend zijn. Er is een „Zondvloed" met al de schutterige bedrijvigheid van mensen die nog zoveel mogelijk willen redden uit het snel stijgende water. Het is een ondanks zichzelf actueel werk gewor den dat pas kortelings ontstaan tiad kunnen zijn. Uit deze korte opsomming blijkt al dat Wijker overwegend religieuze on derwerpen verbeeldt. Hij gaat uit van een bijbels verhaal, dat hij lang over denkt alvorens het uit het hout te hak ken, of geeft meer ln algemene zin uitbeeldingen van geloofswaarheden en spontaan, maar tegelijkertijd zo di rect van zegging en zo krachtig en stoet van vorm is, dat de beschouwer zich sterk aangesproken voelt. Men kan dit werk inderdaad in zekere zin modern noemen, wanneer men daaronder maar niet wil verstaan, dat er enige mode stroming zou zijn gevolgd. WIJKER heeft nooit de openbaarheid gezocht. Het heeft vele jaren ge duurd, voor hij werd „ontdekt" en wij hebben de indruk, dat hij er zich nog maar ternauwernood mee heeft ver zoend. Enige jaren geleden kreeg de buitenwereld voor het eerst iets van zijn werk te zien; er werd een tentoon stelling gehouden, waarin men een beeld poogde te geven van verleden en heden van Egmond aan Zee en daar was ook een hoekje ingeruimd voor zijn houtsnijwerk. Kenners vonden daar zijn werk. Er volgden tentoonstellingen in Den Haag, Amersfoort en Amsterdam, er kwamen kooplustigen, opdrachten. Voor ver koop van zijn werk heeft Wijker nooit veel gevoeld. In de oorlog moest het wel, vooral na de evacuatie; maar de maker van deze houtsculpturen heeft toch altijd het gevoel gehad dat hij met zijn werk iets van zichzelf ver kocht. Ook opdrachten zijn er sindsdien ge volgd. De eerste was het ontwerpen en versieren van een preekstoel in de klei ne Gereformeerde kerk te Egmond, een werk, dat hij geheel belangeloos heeft verricht. Daarop vroeg de Gerefor meerde kerk in Amsterdam-Noord voor haar nieuwe bedehuis van hem panelen voor de kansel en voor het doopvont. Hij greep alweer de gelegenheid dank baar aan, omdat hij aldus iets uit kon zeggen van het vele, dat zijn geloof voor hem betekent. Hij werd beloond met een langdurige autobustocht voor hem en zijn vrouw. Ook heeft hij ko ningin Juliana bü Haar bezoek aan de Wieringermeer een relief mogen aan bieden, symboliserend het begin van de schepping. „Ik ben te oud, om me door dit suc ces nog over het paard te laten tillen", zegt Wijker. „En bovendien ga ik vaak eens even naar zee. Als je daar voor die machtige watervlakte staat, voel je je wel weer zo klein...." Wijker heeft zichzelf gevormd. Hij werkte in zijn jeugd drie jaar als krul lenjongen bij een timmerman; dat was zijn enige vakopleiding, verder heeft hij zichzelf het vak met veel opletten en hard werken moeten leren. Dankt hij daaraan misschien zijn grote liefde voor het materiaal? Het zou een ver klaring kunnen zijn. Het is overigens geen probleem voor hem, wanneer hij in zijn „schuur" zoals hij beschei denlijk zijn kleine atelier noemt de OVER het wel en wee van de klok kenspelen in de Nederlanden valt veel te vertellen. Op de onlangs in Mexico-City gehouden Nederlandse tentoonstelling werd een uit twee-en- veertig klokken bestaand carillon be steld voor de president van de Mexi caanse republiek. Hij is niet het enige staatshoofd, dat een klokkenspel, ge goten in de lage landen, in eigendom verwierf. Toen koning Johan de Vijfde van Portugal in 1730 de Nederlanden bezocht, kwam hij zo onder de indruk van de torenmuziek, dat hij besloot een carillon te laten vervaardigen voor zijn paleis te Mafra. door de klokkengieter Willem Witlockx. De overlevering wil, dat 's konings schatbewaarder de vorst kwam waarschuwen, dat een dergelijke bestelling veel geld zou kosten, waarop de geprikkelde koning prompt twee carillons bestelde, elk van acht-en- veertig klokken! Nog altijd klinkt het geluid van deze carillons over Mafra, ofschoon het koningschap er reeds lang is afgeschaft. Doch ook naar ""antzig. St. Peters burg (Leningrad), Stockholm, Ham burg, Kopenhagen zelfs het (Spaanse Aranjuez leverden Nederlandse klok kengieters hun beroemde producten. De torenmuziek is echter iets speci fiek Nederlands (hetgeen ook geldt voor de vroegere Zuidelijke Nederlanden). De zang van de torens behoort bij de Nederlandse en Vlaamse steden. Ner gens klinken de metalen stemmen daar hoog in de lucht schoner en lieflijker dan in deze gewesten. HELAAS hebben twee wereldoor logen ernstige verliezen toege bracht aan hetgeen Nederland en België aan klokkenspelen bezaten, maar de nationale gieterijen zijn met behulp van de moderne techniek in staat nieuwe, uitstekende carillons te vervaardigen. Doch ernstiger nog dan wat door oorlogsgeweld of roof ver loren ging, is het verlies dat vooral in de achttiende en zelfs negentiende eeuw werd geleden toen de liefde voor de torenmuziek kenterde en tal van klokkenspelen werden gedemonteerd, verkocht of buiten Werking gesteld waarna de steeds knagende tand des tijds voor de rest van de ondergang zorgde... Ook het .vuur vergde tal van offers. Zo zag o.a. Hoorn zijn uit twee en dertig klokken bestaand ca rillon in 1839 door brand vernield. Purmerend volgde in 1870 het in 1795 door Haarlem gegeven slechte voor beeld. dat het fraaie klokkenspel van de Bakenessertoren had verkocht, ter wijl de veel bezongen klokken van Arnemuiden niet meer in het Zeeuwse stadje klinken, doch na verkoop ver huisden naar de torens van het Rijks museum in Amsterdam. Ernsiiqe verliezen Vele klokken werden tijdens de be zettingstijd door de Duitsers geroofd en versmolten, doch ook Spanjaarden en Fransen maakten zich ten tijde van hun overheersing dezer streken aan dit euvel schuldig. Meesterlijk was de vondst, waarmede Gerard Gommarus Haverals in 1793 het beroemde carillon van de St. Romboutstoren in Mechelen voor confiscatie door de Fransen wist te behoeden, toen hij hun de vraag stelde op welke wijze de roem van de Franse Republiek zou moeten worden verkondigd dan door het jubellied van de klokken, juist daar! Dit Mechelse carillon speelt nog steeds een zeer voor name rol in de torenmuziek en geldt nog altijd in meer of mindere mate als standaardtype voor de beiaard sedert meester Jef Deniin de beiaardmuziek ingrijpend verbeterde. De Denijns JEF DENIJN, geboren in 1862, zou aan vankelijk ingenieur worden, doch toen zijn vader, Adolf Denijn, die in 1849 beiaardier van de St. Rombouts toren was geworden, slecht van gezicht werd, moest de jonge Jef hem assiste ren. Deze kreeg daarbij zo'n liefde voor het vak van zijn vader, dat hij zijn ingenieursstudie opgaf en in 188} defi nitief de plaats van Jef Senior innam om op 1 Januari 1887, na het overlijden van zijn vader, officieel tot stadsbei- aardier van Mechelen te worden be noemd. Door zijn weergaloze virtuositeit slaagde hij er in de liefde voor de to renmuziek tot nieuwe bloei te wekken. Hij groeide uit tot de grootmeester van de beiaardkunst. De beiaardschool in Mechelen, opgericht in 1922, kwam tot ongekende bloei. Deniin trad tevens op als adviseur bij het restaureren van carillons. Hij gaf beiaardconcerten in Frankrijk, Engeland, Portugal, de Ver. Staten en Nederland (o.a. ook op de Waagtoren te Alkmaar). Hij stimuleer de de avondbespelingen, hij componeer de alle soorten van liederen, arran geerde studiereizen, kortom hij werd de grote pionier van de beiaardmuziek en deze kunst leed een groot verlies, toen Jozef Willem Frans Denijn op 2 October 1941 op 79-jarige leeftijd stierf. In zijn werk werd hij reeds jaren lang bijgestaan door zijn opvolger Staf Nees, de huidige bespeler van de St. Rombout, die er in slaagde Mechelen als bakermat van de moderne beiaard muziek te handhaven. De Mechelse beiaardschool was tot dusverre de enige, die gediplomeerde bespelers afleverde. Voor Nederlanders vergde de studie, met de daaraan ver bonden reis- en verblijfkosten echter een offer van minstens 2CÏ waar bij slechts voor enkele wekelijkse les- uren meermalen twee dagen afwezig, heid hier te lande noodzakelijk bleek. Natuurlijk bleef de mogelijkheid be staan om de aloude leerling-opleiding bü een geroutineerde beiaardier hier te lande te volgen, die meestal ook goe de resultaten afwierp. Toch zal Nederland zeer binnenkort een eigen beiaardschool rijk zijn. Op initiatief van het gemeentebestuur van Amersfoort en met subsidie van het Rijk zal in het a.s. voorjaar aldaar een school voor opleiding tot beiaardier worden geopend. Deze inriehting een unicum in ons land zal worden ge huisvest in de muziekschool, waarvan Karei Mengelberg directeur is. De voor velen te verre en te dure reis naar Mechelen zal daardoor zeker in eerste Instantie niet meer gemaakt behoeven te worden. Moge deze nieuwe school medewerken aan de verdere bloei van en nieuwe luister bijzetten aan de ty pisch oud-vaderlandse muziek, het lied van onze zo vertrouwde torens. Want Wijker is een diep religieus mens. beitel in het hout zet. Dan is er alleen Dat maakt, dat hij los staat van alle stromingen en zich daarvan zeer be wust verre houdt. „Het gaat er mij niet om, dat enkelen mijn werk verstaan. Het moet voor iedereen begrijpelijk zijn; iedereen moet er iets van meenemen", vindt hij. En zo heeft zyn werk zich ontwikkeld tot een uiting dia argeloos maar het verlangen, om zo zuiver mo gelijk uit te drukken wat hem heeft beziggehouden. In deze worsteling be leeft hy zyn opperste rükdom. De ontroering van de eenvoudigen van geest is hem daarbij een grotere voldoening dan de lof der deskundigen Van W Mr. Richard Hudson uit Califor- né'ê bespeelt hier het Nijkerk re orgel. Naast de jonge Ameri kaan de organist van Nijkerk, de heer H. Bouwman. 1ET PRACHTIGE ORGEL in de Ned. Herv. Kerk te Nijkerk, dat da teert uit de tweede helft der achttiende eeuw, zal wel nooit gedroomd hebben, dat nog eens een zoon van een heel ver land zich een lange reis zou getroosten om zijn vingers te laten glijden over de klavieren van dit fraaie, rijk gebeeldhouwde en onlangs geheel gerestaureerde Barok-instrument. En toch is dat dezer dagen het geval geweest. Op een prachtige morgen, toen heel het oude Nijkerk baadde in het zonlicht en in de straten het vertrouwde rumoer van een marktdag klonk, is mr Richard Hudson uit de Amerikaanse staat Californië, het trapje opgeklommen, dat toegang geeft tot het hart van het orgel, waarop enkele minuten tevoren de organist van dit vriendelijke stadje, de heer H. Bouwman, Bach's bekende koraal „O Mensch, bewein dein Sünde gross...." ten gehore had gebracht. BACH'S onsterfelijke koraalmuztek ruist, door het lege kerkgebouw waarin het zonlicht aan de talrijke kleurige kussens op de stoelen en banken een diepere tint geeft. Barok- orgels hebben nu eenmaal een machtig geluid met een grotere helderheid van stemmen. Wie dit orgel eenmaal heeft gehoord, begrijpt waarom organist Bouwman leerling van de bektnde AdiC. Schuurman zo'n grote liefde- heeft voor dit instrument. En het is door die verknochtheid, dat men de heer Bouwman vaak kan vmden op dat plaatsje achter de klavieren Hie ommuurd'' schijnen door glanzend hioUHT? w2aroP de ljjnen van het beeldhouwwerk een boeiend spel spe- Het orgel waaraan een lange en interessante historie is verbonden be gon het vorige jaar verzakkingen te vertonen. Restauratie bleek broodno- groot deel van het instru ment was een prooi van de houtworm geworden. In de loop der tijden wei den aan het orgel nogal eens merk waardige veranderingen aangebracht welke de kwaliteit er van niet ten 1kwamen. Kundige restaurateurs de firma Koch ui? Apeldoorn zgn aan het werk gegaan en thans is de resauratie van dit kostbare ge! vrtjwel voltooid. En het is misschfen wel mede daardoor, dat de hem Bouw man deze zonnige morgen zijn instru ment met zoveel toewfding bespfelt EN DAN STAAT daar boven aan dat trapje opeens die jonge Amert kaan. die zich bescheiHW- ~men- hoekje terugtrekt en wacht tot^'"1 der van een studentenuitwisseling tussen de Verenigde Staten en Neder land. In September is hij in de Lage Lsinden aangekomen en hij zal hier nog enkele maanden verblijven om een studie te maken van Nederlandse kerkorgels uit de zeventiende en acht tiende eeuw. Voor dat doel is hij al in Duitsland geweest en ook zal hfl neg andere Europese landen bezoeken. Over vele Nederlandse kerkorgels is hij enthousiast. Vooral over het in strument in de St. Laurenskerk in in Alkmaar kan hij bijna niet uit. En daarin staat hij niet alleen, want ook in ons land wordt dat orgel door velen geroemd. „Een orgel is net als een mens", zegt hij peinzend. „Elk instru ment heeft zijn eigen karakter Daarom is het voor hem zo aan trekkelijk, in de gelegenheid te zijn zovele Nederlandse orgels te bespelen. Ook in zijn hart neemt het Barokor- gel een grote plaats in. Voor de heer Bouman hem inviteert achter het klavier plaats te nemen. 'Tler^ mr Hudson nog even op, hoe dankbaar hij is voor de prettige ont vangst in alle steden, waar hii een or gel komt bespelen. „Ik was overal welkom en kon vlot studeren, dank zij de medewerking van predikanten, kosters en vele ande ren....", lacht hü. „Thanks a lot...-' HIJ VERGEET ALLES HIJ KLIMT OP de organistenplaats ussen stapels muziekboeken en on- .ii. V -spionnetje" en dan strelen Utn handen het klavier. In het mach- 'f® .,art van het orgel, dat aan de bo venzijde voorzien is van een bekroond uurwerk, begint het opeens te bruisen en te leven. Koralen van Bach parelen weer doof '.eKe kerkruimte, waarin alle ende stoeien oude grafzerken schijnen te gen 2" "Herzlich thut mich verlan- „nLe" ,0nge 100,1 van een jong volk Neriili 0pJ een oud 0,Kel in een hft R,ad RU speelt, hii W' t instrument dreunen en fluisteren- vereis er Zi'n tehele hart in. En M küü t een UUr lan<t alles; de e*e 'de kleurige kussens <>n de stoe- \l\, Ion' di' huilend wereld tegen- Lhtspeelt Bach. Kunstenaars op de bros De tentoonstelling van werken siaan door buitenlandse en Nederland; va» t »ncie. kunstenaars ten behoef in h ^t Nationaal Rampenfonds. th»h <n het Stedelijk Museum te Amster zal va" 25 Februari af te zien Rnt^Uüeum B°vmans te Rotterdam. N h!.i j,rn v°l«t een tournee door N' erland. De expositie te Amsterdam i?,? een zaal uitgebreid, waar o.a- iwee serie litho's te zien zijn. die H«n B».ven« en Theo Kurpershoek n«

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1953 | | pagina 8