Bij Henry Moore wordt de mens tot natuurvorm ontmenselijkt Rechter Thomas ROSEMARY 1900 - voltooid verleden? eerste stap op weg naar nationale filmproductie van het materiaal gaat overheersen Aard Come On-a My Housebracht wereldfaam Kondigt laatste werk van Britse beeldhouwer ommekeer aan? Invloed op jongeren Scenario naar boek van Francois Pauwels PT O OIV Th! V* Nieuwe stralende ster vuv/vii J-J J. [aan vocale firmament) Licht spraakgebrek gaf charmante stem een enorme populariteit is onmiskenbaar Half September in circulatie 99 Een complimen t van Bing Crosby Suggestieve expositie in Museum-Fodor Uitgangspunt is niet rechtvaardig ttSISSPv" ZATERDAG 27 JTTNI 1953 (Van onze redacteur beeldende kunsten ENIGE JAREN GELEDEN HEB IK voor het eerst kennis gemaakt met het werk van de Engelse beeld houwer Henry Moore. Dat was in de zomer van 1949, toen in Sonsbeek te Arnhem voor de eerste maal een grote internationale expositie werd gehouden. Op de top van een lage heuvel, midden op een groot, door bomen omgeven grasveld, stond een groepje van drie wonderlijke gestalten: een soort lompe vrouwen figuren met zeer kleine, weinig gedetailleerde koppen. Het was, alsof ze daar samen naar een bepaald punt aan de hemel stonden te staren. „Luchtalarm noemde een jonge kunstenaar de groep. Daarmee maakte hij de houding dezer gestalten verklaarbaar. Hij leverde als het ware in één woord een verhaal tje, dat een aanknopingspunt voor de vaak weinig getrainde fantasie van vele bezoekers bood. Men her- kende een gespannen afwachten, een wat angstig staren naar een punt, vanwaar vliegtuiggeronk hoorbaar was. Toch deed hij dat is me sindsdien duidelijk geworden Moore met deze uitleg onrecht. Want hij gaf daarmee deze groep een gedachteninhoud, die de maker er zelf niet had ingelegd. Moore is name- lijk in zijn werk helemaal niet psychologisch, evenmin trouwens litterair. Voor hem spreekt alleen de vorm, al zal men in die vormentaal hier en daar bepaalde motieven kunnen herkennen. Bracht enige jaren geleden het Stedelijk Museum te Amsterdam een grote expositie van zijn werk, thans komt Museum Boymans te Rotterdam met een kleine maar zeer gevarieerde collectie sculpturen en tekeningen. Het is een groep geworden, die volkomen duidelijk maakt, waar in dit werk de problemen liggen. DE WIJZE, WAAROP MOORE de menselijke gestalte geeft men zie de hierbij afgebeelde familiegroep, die voor zijn werkwijze en zijn opvattin gen volkomen representatief is is slechts verklaarbaar uit zijn opvat ting, dat de mens een vorm in de na tuur is, zoals een boomstam of een kristal, een mineraal dat zijn. Het doet er voor hem nauwelijks toe, of hö de menselijke gestalte dan wel een andere vorm als uitgangspunt neemt. Beide kunnen voor hem in gelijke mate aanleiding zijn voor het schep pen van een werk, omdat hij geen wezenlijk verschil erkent. Zo is het méér dan een gedachtenspelletje, ja in feite een volkomen juiste interpre tatie van zyn gedachtengang, dat in Boymans naast een liggende gestalte een knoestige boomtak van overeen komstige vorm een plaats heeft gekre gen. Zij lopen bij hem immers in el kaar over! Dusdoende komt Moore echter voor zeer gevaarlijke consequenties te staan. In feite immers betekent deze visie de ontmenselijking van de men selijke gestalte. Want deze is in werkelijkheid niet slechts vorm, dus uiterlijke verschijning, maar ook en zelfs in de eerste plaats voertuig en expressie-middel van de geest, van die zelfde geest, die Moore tot zijn schep pingen drijft. Overigens ontkent hij deze niet; hjj negeert hem, omdat hij hem niet interesseert. Wie zo de mens en het mineraal als vormen of als werkingen van de natuur op één lijn stelt, moet tot de conclusie komen, dat de aard van het materiaal belangrijker is dan het ding, dat men ervan wil maken. Die zal zijn concepties laten afhangen van de steensoort, die hij gebruikt, en niet omgekeerd de grondstof onder geschikt maken aan wat er uiteinde lijk uit te voorschijn moet komen. Die zal dus het materiaal zoveel mogelijk onaangetast laten, opdat het eigen karakter ervan zo sterk mogelijk spreke. DAARMEE ZIJN IN ENKELE woor den de twee voornaamste aspecten van Moore's werk geschetst: de ontmense lijking van de menselijke vorm en het primaat van het materiaal. Daarbij dient nadrukkelijk te wor den gesteld, dat de term „ontmenselij king' allerminst een te groot woord is. Want dit proces is in de ten toon gestel de tekeningen van Moore met ontstel lende duidelijkheid te volgen. De beeld houwer heeft namelijk tijdens de Blitz, de Duitse luchtaanvallen op Londen in 1940—1941, in opdracht van de Britse regering tekeningen gemaakt van het leven in de schuilkelders. Er zijn met name in zijn schetsboek aangrijpende prenten te vinden, waarin met scherp psychologisch inzicht en met een groot kleurgevoel de reacties van de Londe- naren worden uitgebeeld. Het is, alsof deze mijnwerkerszoon hier op bekend terrein is. Maar telkens weer kan men Moore er op betrappen, dat hij afglijdt in de richting van de vormen, die zijn geest bezighouden. Zij „worden" als het ware uit de menselijke gestalten, die hij heeft waargenomen. Groepen sla- penden worden tot een golvende zee van vormeloze vormen. Inderdaad gaat het hier om een „worden", niet om een „zijn". Verwonderlijk is het dan ook aller minst, dat bij hem ook vormen zonder herkenbare zin ontstaan. Zij „worden" ook in de natuur immers voortdurend en zonder ophouden. Zoals het water binnendringt in steen en deze aantast en doorboort en uitholt, zo laat hij als het ware de omringende ruimte op zijn materiaal inwerken en dit doordringen. Op deze wijze ontstaan zijn volkomen vrije vormen, abstracte scheppingen die slechts moeten worden- verstaan als uitdrukkingen van zijn ruimtebesef. IN ZIJN LAATSTE WERKEN heeft Moore echter veel van zichzelf weer sproken. Hij is gekomen tot spichtige, skeletachtige bouwsels, die met zijn voorafgaande ontwikkeling weinig ge meen schijnen te hebben; de innerlijke noodzaak hiervan is veel minder dui delijk dan b.v. die van de familiegroep, die hierbij is gereproduceerd. Ze doen TON VAN DUINHOVEN meldt zich niet hierbij vergeleken bepaald zwak aan. In dit opzicht schijnen we bij Moore voor een kritiek punt te staan. Hoe zeer immers ook zijn opvattingen aan gaande menselijke vorm en materiaal een ontkenning zijn van hetgeen ons in twintig eeuwen Europese cultuur is voorgehouden voor de artistieke uit werking ervan kan men respect en be wondering voelen. Zo groot is immers zjjn begrip voor ruimtewerking, dat zijn sculpturen het in de open lucht voor treffelijk „doen". Ik bewaar persoon lijk onuitwisbare indrukken aan de grootsheid, waarmee de drie gestalten in Sonsbeek hun heuvel beheersten. Ook andere stukken hebben een on miskenbare monumentaliteit door hun voortreffelijke massawerking. Dat de afmetingen daarbij van weinig belang zijn, bewijst de familiegroep; deze is nog geen veertig centimeter hoog! Moore geldt als een groot vernieuwer op het gebied van de beeldhouwkunst. Zijn invloed op vele hedendaagse jonge beeldhouwers is onmiskenbaar, al is het getal zijner leerlingen zeer gering. Zijn opvattingen werken echter in wijde kring door en dragen op deze' wijze bij tot de „choc des opinions", waaruit nieuwe en zuivere expressie mogelijkheden moeten groeien. Maar ook zonder dat is hij ik zou haast zeggen: ondanks zijn opvattingen een boeiende verschijning en een kun stenaar van formaat Van W. VOOR HET EERST HEEFT de «gering rechtstreeks financiële steun aan de Nederlandse speelfilm. Zij heeft namelijk aan de pas-opgericlite Nat Filmproductie-Maatschappij een subsidie verstrekt ter grootte van een derde van het aandelenkapitaal dezer N.V.. De Nationale Filmproductie-Maatschappij is gevormd door een combinatie ^an bioscoop-exploitanten, eigenaars van tal van theaters, met het doel te komen tot een permanente filmproductie in Nederland. Tot nu toe werd, althans m de jaren na de oorlog, in Nederland slechts nu en dan, incidenteel, een film gep' - duceerd. Die film kost 1% tot 3)4 ton per stuk. Het risico van de vervaardiging ener Nederlandse film bleek uitermate groot: in het gunstigste geval kon de ex ploitatie de kosten der productie juist dekken. Het is duidelijk, dat op die basis geen continu-werkende industrie kon worden opgebouwd. De nieuwe productie-onderneming heeft laten nagaan, hoeveel een film mag kosten opdat een gezonde basis kan worden verkregen voor de verdere opbouw van een Nederlandse film-industrie en daarmee pakte zij het probleem dus pre cies van een andere zijde aan dan tot nu toe was gebeurd. Bij haar betekeningen kwam zij natuurlijk tot een belangrijk lager bedrag dan men tot nu toe aan de productie van een film ten koste had gelegd. Vervolgens heeft zij de mannen van het vak, de technici, nauwkeurig laten nagaan of het mogelijk was voor een der gelijk bedrag films te maken. Het resultaat is, dat half Juni onder leiding van regisseur Walter Smith de productie van de eerste film begint: Rechter Tho mas, naar het gelijknamige boek van Framjois Pauwels. Als er op deze film winst wordt gemaakt zal die niet worden uitgekeerd, maar bestemd voor de uitbrei ding der productie. DE NATIONALE Filmproductie-Maat schappij streeft ernaar, dit jaar één film te maken, het volgend jaar twee en daarna drie a vier per jaar. Mocht ook een andere Nederlandse onderne ming films willen produceren, dan zal men streven naar co-ordinatie: het gaat erom, een Nederlandse filmindu strie te bouwen, niet om te concurre ren. Door het feit, dat de maatschappij gevormd wordt door bioscoopexploitan ten is reeds bij voorbaat een afzetge bied voor de film verzekerd in de vol gende plaatsen, waar deze exploitanten theaters bezitten: Amsterdam. Rotter dam, Den Haag, Utrecht, Groningen, Haarlem, Eindhoven, Leiden, Hilver sum, Amersfoort en Apeldoorn. De exploitanten hebben zich in verbin ding gesteld met velen hunner colle- voor (Van een bijzondere medewerker) IN DIE WERELD VOL VERRASSINGEN der Amerikaanse lichte muziek, is vorig jaar een nieuwe ster aan het vocale firmament gerezen: Rosemary Clooney. Eén gramofoonplaat bracht haar uit de schemerige gelederen van de tweede rang met één slag in de schijn werper van de volle openbaarheid; één gramofoonplaat waarvan in een minimum van tijd meer dan een millioen exemplaren werden verkocht: de plaat met de Armenisch-Amerikaanse calypso getiteld „Come on-a My House", een vreemd liedje met een vreemdere begeleiding van clavecimbel. Sindsdien is de stem van de 25-jarige Rosemary aan het leger van meestal jeugdige platenverzamelaars, even vertrouwd geworden als de stem van Ftanklin D. Roosevelt dat was voor hun ouders. Volgens opera-standaard gemeten, is Rosemary Clooney muzikaal net zo ongeoefend als een roodborstje. Zij heeft zich nooit druk gemaakt met het leren noten lezen (..Ik kan wel zeggen of het liedje omhoog gaat of omlaag, maar ik weet niet hoeveel"Aan het „opwarmen van haar stem doet ze helemaal niet („Wat heb ik om op te warmen?") Maar met de na-oorlogse generatie van zangeresjes, met inbegrip van tijdgenoten als Patti Page, Peggy Lee, ]oni James, Jo Stafford en Doris Day, heeft ze dit gemeen, dat ze weet hoe zij een liedje moet „brengen". ALS ZIJ OP DE microfoon toestapt, verbergt zij haar hoestballetje in de handpalm, geeft een teken aan de controlekamer en doet haar mond open. Als het liedje vrolijk is glundert haar hele gezicht en haar mager lichaam deint mee op de maat; haar glimlach is zowel te horen als te zien. Als de tekst droevig is, krijgt haar gezicht een uitdrukking van een klein ver dwaald meisje. Zo gauw het lied uit is, gaat het hoestballetje terug in haar mond en gaat ze op zoek naar limonade. De Clooney-stem staat bekend als ro- buuts en fris. Zij kan een langzaam lied je met een verbazingwekkende gelijk matigheid zingen, maar zij is net zo zeker in een snel rhythme. Daarenboven heeft haar stem, als ge volg van haar kaakstructuur, een vaag gebrek dat merkwaardigerwijs als voor deel werkt: zij lispelt namelijk een beet je. Een woord als „kiss" komt er on geveer uit als „klsh" en „caress" als ,,caresh". Evenais Bing Crosby zijn enorm succes toeschrijft aan een gebrek in zijn stembanden, waardoor hij vrij wel niet te imiteren is, heeft ook Rose mary Glooney iets zó karakteristieks in haar stem, dat geen van haar rivalen haar kan nadoen. In het „liedjesbedrijf", waarin een karakteristieke stem meer waard is dan een zuivere hoge C, is haar stem on middellijk te herkennen. Maar zij heeft geen zaal-stem, daarom maakt zij in Broadway-shows geen kans; evenmin als Dinah Shore en een half dozijn an dere microfoon-getrouwen in dit tijd perk der electronische vocalisten. Maar zolang er gramofoonplaten worden ge maakt, is haar succes verzekerd. ROSEMARY CLOONEY KOMT uit een historisch „balladengebied". Ze werd op 23 Mei 1928 geboren als dochter van een huisschilder in het Amerikaanse dorp Maysville in de staat Kentucky. Drie jaar later kwam haar zuster Betty en twee jaar daarna een broer Nichlas. FAMILIEGROEP van de Engelse beeldhouwer Henry Moore, die zijn werkwijze en zijn opvattingen representatief is. ga's, zodat de film ook overal elders in Nederland in vertoning zal komen. Bovendien zijn de vertoningsrechten nu reeds aan België verkocht. Ook toont men belangstelling van Duitse zij de; zelfs heeft een Duitse filmprodu cent al aangeboden voor een volgende film tot een co-productie te komen. MEN HEEFT GEZOCHT naar een stof, die in de eerste plaats voor Ne derland en eventueel ook voor Indone sië en Westindië geschikt is. maar die verkoop naar andere landen toch niet uitsluit. In de roman van Francois Pauwels, die een zeer menselijk pro- ROSEMARY CLOONEY Botch-a-Me Nadat haar ouders van elkaar geschei den waren, ging Rosemary van familie lid naar familielid en van stad naar stad en zij heeft sindsdien nog nergens rustig gewoond. Toen zij opgroeiden, waren Rosemary en haar zuster Betty altijd bij elkaar en bijna altijd zingend. Het bekvechten wie van beiden de me lodie zou nemen en wie de harmonie, begon meestal 's morgens voor achten al in de badkamer en ging door tot bij school. Toen Rosemary 17 jaar was, trad zij met haar zusje voor het eerst op voor de radio in Cincinnati en het werd een bescheiden succes. Voor 20 dollar per week moesten zjj altijd voor het radiostation beschik baar zijn om van alles en nog wat te zingen. Toen kwam op zekere dag de bandleider Tony Pastor in Cincinnati op zoek naar een nieuwe zangeres. De Ciooney-zusjes, heerlijk zwemmend in een plaatselijk zwembad, toen de oproep kwam, renden eruit en zongen een auditie met kletsnatte haren rond hun gezichten geplakt, maar hun stemmen déden het. SINDSDIEN GINGEN zij samen het moeilijke pad der „showbusiness" met Rosemary altijd een beetje op de voor grond omdat haar stem op de juiste hoogte lag Betty zingt drie tonen lager. In 1946 maakte zij haar eerste gra mofoonplaat, maar het succes dat haar in één slag beroemd maakte, kwam vorig jaar met die vreemde plaat „Come On-a My House", sinds dien gevolgd door „hits" ais „Half as Huch", „Botch-a-Me" en „Too Old to Cut the Mustard" die zij samen met Mariene Dietrich zong. Toen kwam ook de film: „The Stars are Singing" met Lauritz Melchior en „Here Come the Girls" met Bob Hope. Rosemary Clooney is als een meteoor gerezen aan het uitspansel der lichte Muze, maar het 25-jarige meisje weet, dat het op die hoogte moeilijk is om lang te verblijven. Daar om werkt ze nu zo hard mogelijk, leeft voorzichtig onder het wakend oog van een oom en is trots op wat Bing Crosby van haar zei. Hij maakte een omweg van zijn ei gen studio naar de hare dezer dagen: ,,Ik wou je alleen maar even komen zeggen", zei Bing, „dat ik je de beste zangeres in ons vak vind". Zij is maar wat blij niet dat getuigschrift en voegt eraan toe: „Voor femme fatale ben ik gelukkig niet in de wieg gelegd". (Van onze redacteur beeldende kunsten) IS DE ARTISTIEKE productie van onze schilders omtrent de eeuwwisseling inderdaad „voltooid verleden", zoals de fervente aanhangers van de Ecole de Paris en met deze verwante groepen ons proberen te suggereren? Of zit er tus sen al die stukken, die thans vergeten in de kelders van de musea staan maar toen werden bewonderd, nog werk dat waarde heeft? Dat is de vraag, die de directie van de Amsterdamse Gemeente musea heeft beziggehouden. Zij heeft daarop de zalen van Fodor gevuld met een collectie, die inderdaad nogal sug gestief van opstelling is, maar die toch niet geheel rechtvaardig van uitgangs punt moet worden genoemd. Wanneer men namelijk tussen de beste Fransen een Gauguin, een De- gas, een Lautrec en de beste Neder landers uit diezelfde tijd, zoals Breitner en Suze Robertson, een aantal van de mindere goden hangt, komen dezen er slecht af. De vergelijking valt dan sterk in hun nadeel uit. Wil daarmee bewezen zijn, da', een H. W. Mesdag een slecht schilder was? Hij heeft dan toch maar de atmosfeer van de zee weergegeven als weinig anderen. Een evenknie van Breitner was hij niet, dat is waar. Maar is dat altijd bepaald nodig? De theater-effecten en het archaise- rende van een Laurens Alma Tadema liggen ons allerminst. Maar bezie zijn werk critisch; let op zijn verfbehande- ling, en ervaar, dat deze figuur toch een smaakvol schilder is geweest, die onze hedendaagse nieuw-realisten in techniek en kleurgevoel overtreft. Aan de andere kant: wanneer men het knap-geschilderde, maar weezoete Kerstplaatje van Camille Breton ziet, vraagt men zich in verbijstering af, hoe een Vincent van Gogh voor deze schil der in extase heeft kunnen geraken, zo iets aanvaardt geen critisch mens van heden meerMaar ook Vincent was een kind van zijn tijd en vergiste zich dus, al kunnen we nog heel veel aan vaarden van wat zijn broer en hij in dertijd bijeen hebben gebracht. Over de schilderijen is dus nog me ningsverschil mogelijk, over de exem pelen van beeldhouwwerk zal stellig iedereen het eens zijn: bloemzoele kitsch. Wat hier althans ter afronding van het artistieke beeld dier dagen aan sculptuur is opgesteld, is volkomen vals van sentiment en alleen maar ambach telijk verantwoord. Stellen dus jonkheer Sandberg en zijn staf de vraag „1900 voltooid ver leden?" dap geven wij niet als hjj een volkomen bevestigend antwoord, maar dan blijft er voor ons de vraag bestaan, of er onder deze meer en meer verge ten groten niet toch nog schilders schui len, die iets te zeggen hebben. Schift men het onechte uit, dan blijft er nog wel een zekere dosis oprecht kunste naarsschap over die veel vergoedt Van W. PIET BRON gebroken carrière I bleem behandelt, meende men die stof te hebben gevonden, in welke overtui ging men versterkt werd toen bij de eerste besprekingen met de auteur bleek, dat de verfilmingsrechten reeds gekocht waren door een Belgische film maatschappij: daaruit bleek immers dat ook het buitenland .belangstelling voor deze stof had. De Belgische maatschap pij heeft de verfilmingsrechten overge daan aan de nieuwe Nederlandse on derneming. Zoals hierboven reeds ge meld werd zal de film ook in België in vertoning komen. Rechter Thomas vertelt de geschie denis van een bejaarde rechter, die zich bijzonder interesseert voor een jonge gevangene, Joop, onder andere| omdat die op zijn verongelukte zoon lijkt. De jongeman breekt uit en vindt voor één nacht onderdak hij de rech ter, op voorwaarde dat hij zich de vol gende dag bij de politie zal melden. Daarmee maakt rechter Thomas een plotseling einde aan zijn carrière, want Joop meldt zich niet maar wordt later gearresteerd. Deze story, hier uiteraard slechts zeer summier weergegeven, leent zich voor verfilming omdat zij zeer afwis selend is en men haar vooral in beel den kan vertellen. Bovendien stelt zij geen bijzonder hoge eisen wat de decors betreft. Piet Bron zal de titelrol spelen; de jonge acteur Ton van Duinhoven is ge kozeni voor de rol van de jongeman. Ida Wasserman speelt diens moeder. Henk van Buuren zijn vader en Rinl van Slingelandt zijn zusje. Voorts spe- o a- mede Bob de Lange. Henri Eerens, Johan Valk en Max Croiset. DE FILM ZAL WORDEN GEMAAKT m de Profiltistudio's in Den Haag, dia zeer goed geoutilleerd zijn doch ge ringe afmetingen hebben, hetgeen men echter voor een film van dit karakter niet bezwaarlnk acht. De studio-onna- men zijn op 22 Juni begonnen en duren circa vier weken; voor de buiten opnamen rekent men circa twee weken Door uitermate zorgvuldige voorberei dingen en efficiente werkwijze zal men ervoor zorgdragen, dat geen dure draai- dagen verloren gaan. Omveer half September hoopt men gen inr Ji as( in. ™rtonin& te hren- Fr ;„n R e steden tegelijkertijd. Er zullen ongeveer 6 a 7 eopieën in vertoning komen. De DLS-Film te Am- Iasten!'n "Ch met de distributie be- De regisseur. Walter Smith, die vele "ren werkzaam is geweest bij Polv- Ifjrf f i a' twee sPeelf'lms vervaar digd. de komische film „Twee Weken on de h Huisknecht' voo den' voor het zuivelbedrijf „In Eigen Haiïï voorts regisseerde hij verschei dene kleinere films. Als camaraman zal Piet Buis optreden, met wens werk men o.a. in „De Dijk is Dicht" Kunnen kennismaken. De Nationale Filmproductie-Maat schappij waarvan de heer J B Ugrs president-commissaris is en de lieer c Barnstijn directeur, is reeds bezig^mft

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1953 | | pagina 9