Roman vanMarnix Gijover de heksenketel Amerika SNODDAS troubadour van Zweedse volksparken de De reis om de wereld De vleespotten van Egypte Augustus: de oogst woidt weer geborgen W.LJI.E.V. Vissersjongen zingt vele millioenen bijeen Probleem-roman Een kort verhaal door Gerth van Zanten Snoddas nordgren, visser, zo ZATERDAG 15 AUGUSTUS EIGENLIJK is het wel een heel domtne vraag, welke wij allen ge neigd zijn te stellen aan iemand die na korter of langer verblijf aldaar thans weer voor ons staat: „Hoe is Amerika nu in werkelijkheid?" of Wat vind je nu van Rusland?" Op so'n moment verliest de vrager wel beschouwd alle verhoudingen uit het oog, een geval, verwant aan wat Cyriel Buysse eens zo aardig vertelde: op zijn geliefde „rijwiel" (in die jaren 1900 nog een verrassend nieuwtjewilde hij van zijn woonplaats Nevele (bij Gent) naar Parijs gaan, en in een klein Vlaams dorpje vroeg hij aan een dorpeling domweg „of dit de route naar Parijs was": een verbaasde blik was uiteraard vrijwel het enige antwoord flIAT IS AMERIKA? Een heksen ketel van de wonderlijkste tegen stellingen, oneindig in uitgestrekt heid en mogelijkheden, maar waar binnen toch weer de eenvoudige jongen in de ver van elkaar ver wijderde nederzettingen zijn Main- street het hart en het beste deel van de wereld meent te zijn pre cies als een boerejongen uit Twente of Brabant. En wat is Rusland? Een onbenaderbare zwijgende sphinx,_ge zien van op een afstand, met tien tallen nationaliteiten en talen, alle klimaten, enorme openbare werken en universiteiten, maar ook met sloppen en onbewoonbaar verklaar de huisjes precies als hier in Ne derland. De domme vraag „Hoe is Ame rika" is in wezen niet te beantwoor den. Halen wij terecht of ten on rechte onze schouders op, wanneer er over Amerikaanse cultuur ge sproken wordt? Een oud-minister, kenner en minnaar onzer cultuur schreef mij vlak na de oorlog: „Maar weten wij wel precies wat cultuur is?" In zijn laatste boek trachtte Hui- zinga vergeefs het begrip te om schrijven. In de Verenigde Staten werd mij eens ironisch toegevoegd: „Natuurlijk, wij' Amerikanen heb ben geen „cultuur", wy hebben al leen maar dollars, maar ging het sarcastisch verder als Uw ge roemde Europese cultuur in de mod der geraakt is, kunnen wij onze duizenden jonge mannen geven en opofferen, om Uw zogenaamde cul- JDOOR. tuur te redden". Dat was bitter waar, hoewel eenzijdig. Maar: wie Nor man Mailers roman over de oorlog in het Verre Oosten las en zich daar uit de ingelaste „voorgeschiedenis van elk der bij de expeditie betrok ken militairen herinnert, zal een weinig verheffend beeld hebben be houden van het Amerikaanse leven. Maar is dit algemeen geldig? Een thans hier vertoevende filmspeler uit Hollywood vertelde me, dat de Amerikaan geenszins matenalis- tischer is dan de Hqllander wat natuurlijk niet zo héél veel zegt En ook: hoe men „daar" er graag 300 km. heen en een gelijke afstand terug voor over heeft om een goede toneelvoorstelling elders te .gaan zien, terwijl een publiek van 30.000 mensen de grote concerten bijwoont. En nog: hoe een ieder zich inspande de nood van Februari in Nederland te helpen lenigen, al wisten velen nauwelijks waar de ramp had plaats Sehad én dacht men misschien wel at „Holland" de hoofdstad van Brussel was. Amerika: het land van kauw gom en cola-cola, van jazz en dan cings, van dansende huurvrouwen en cocktailparty, van hysterische bij eenkomsten en van het systeem van „dating" (het uitvragen van meis jes), van platvloerse nuttigheidswijs begeerte. oppervlakkige best-sellers, het land waar alles te koop is en waar iemand die een groter woning laat bouwen heel zijn vroeger bezit, huis met meubels en al tot de kin- derledikantjes en het speelgoed toe kalm verkoopt. Maar: de grootfabri: kant die mij dit laatste vertelde (hu woont de helft van het jaar in Ame rika), deed mij ook het verhaal van een inzameling aan een groot diner ten bate van een te stichten museum voor schone kunsten: nauwelijks had de tafelpraeses zijn mededeling ge daan of een der aanzittenden sprong op en zegde100.000 dollar toe. Amerika: het land waarvan. Den Doolaard in „Kleine mensen m de grote wereld" vertelde, met de ge raffineerde vervolging van wie maar even verdacht wordt van „commu nisme", bijvoorbeeld omdat hh de wereldvrede predikt. Maarook het land, waar aan de universiteiten een Vrije geest van doceren heerst, waar van men zich in Europa geen voor stelling kan maken. En dit laatste is dan een van de dingen, die Mar- nix Gijsen ons in zijn roman „De Vleespotten van Egypte" meedeelt. MARNIX GIJSEN (pseudoniem van Prof Dr. J. Albert Goris), de thans 54-jarige Vlaming, die om streeks 1925 al enige tijd. m Amerika studeerde (hij schreef in 1927 .een boekje: „Ontdek Amerika") en sinds 1940 als directeur van de Belgische Voorlichtingsdienst in New-York woont, is een der beste hedendaagse Nederlandse romanciers en prozaïs ten. Hij schreef (sinds 1919) ge dichten, welke in een definitieve en vermeerderde editie in 1948 wer den herdrukt in „Het Huis titel ook van ziin eerste bundel van 1925. Maar sterk op de voorgrond trad hy plotseling na 1948. door een reeks kleine, voortreffelijke romans voortreffelijk zowel van taal en positie als van probleemverbeelding van welke het meest bekend werd „Joachim van Babyion dat sinds 194814 drukken beleefde (het behandelt op wijs-sarcastische manier het kuisheidsprobleem), maar onder welke vooral ook „Klaaglied om Agnes" (1951) melancholische herdenking van een jeugdliefde te prijzen is. Trouwens: ook het bit terzoete „Telemachus op het dorp" (1948) over de eigen beklemde jeugd, „De man van overmorgen" (1949) en „Goed en kwaad" (1950) verdienen onze volle belangstelling. Thans, met „De Vleespotten van Egypte" (1952), heeft hij een boeien de en buitengemeen interessante „sotternij" (zoals hij zelf dit werk betitelt) aan zijn reeks kleine mees terwerken toegevoegd. Al zijn romans zijn „probleem romans", afrekening met de eigen gespleten aard, verhalen die door ideeën gedragen worden. Historicus van professie, wijsgeer van aanleg, kunstenaar bij de gratie der Muzen, was hij bestemd tot het scheppen van deze soort litteratuur. En in deze laatste roman is het probleem ''/yMf/'m i 'i'.t U-* Sif #»S - jé flip? MARNIX GIJSEN van de „Europeaan" in „Amerika" de inzet van het werk. Maar men denke nu niet met een louter beschouwend boek te maken te hebben: Gijsen weet zijn ideeën te verbeelden in levende personen en hij verzuimt niet voor een boeiende geschiedenis te zorgen, dus: een „roman" te ma ken van wat hij te zeggen heeft. rfEE personen zijn het in deze ro man, die „reageren" op Amerika, twee tegenpolen, afsplitsingen bei den van Gijsen's eigen wezen:, de jonge net gepromoveerde historicus Dr. Robijns, van eenvoudige afkomst, in gelovige en nogal klein-burger- lijke traditie opgevoed, en de iets 1 jongere laatste telg van een oud adellijk geslacht, Baron Andreas van Bever, geestig erudiet spotter. Op verzoek van de oude Barones van Bever chaperoneert Robijns Andreas op een reis door de Verenigde Sta ten Door twee polaire figuren te confronteren met een rijk gevariëer- de reeks aspecten van het leven in Amerika, kreeg Gijsen de kans elk facet zowel fel kritisch als nadruk kelijk prijzend te vermelden. Bijzon der interessant is het te zien, hoe „vrij" een decadent aristocraat als Andreas komt te staan tegenover de „nieuwe" wereld: de Europese cul tuur is voor hém „voorbij" en hij sleept het verleden niet meer als „ballast" mee. Maar de „gebonden" burger Robijns kan niet aarden in een land waar historie en belange loos philosoferen niet gewichtig wor den genomen en waar de ethiek practisch en het denken pragmatisch is ingesteld. Andreas genezen van zijn zelfmoordplannen door zijn con tact met een groots stuk Amerikaan se natuur begint in dat land met vreugde een nieuw bestaan met een gezond, ongecompliceerd, jong en bekoorlijk meisje van de „nieuwe wereld"; Robiins, hoewel getroffen door verscheidene prachtige instel lingen, musea, bibliotheken e.d.t kan „Europa" niet vergeten en repatriëert, al weet hij dat hij zich hier noch daar meer geheel thuis zal gevoelen en wel eens aan de „vleespotten van Egypte (Amerika)" zal terugdenken. Het is een voortreffelijke roman, maar wat is „Europa"? Een vraag als: „Wat is Amerika?" Dit boek stemt tot nadenken. Immers: zijn „wij" aan deze kant van de Oceaan niet hard bezig vele der kwade kan ten van Amerika over te nemen, zonder de deugden er van te kun nen verwerkelijken? Vereenzelvigt Robijns Europa niet al te uitsluitend met wat leeft in de kleine kring van kunstenaars, kunstminnenden en intellectuelen? Is er reden „Ameri ka" te zeggen wanneer schoolkinde ren over een Venus van Rubens be weren: „A very fat lady, she ought to diet?" Men kan Nederlandse schoolkinderen óók leuke dingen horen zeggen op tentoonstellingen! Is het weer speciaal Amerikaans wanneer de bekoorlijke Vivian (die later Andreas in het huwelijk zal slepen) zegt: „Wat is er zo bijzonder verheffend in het schouwspel dat de oude Goethe bood, de Olympiër die zo vlug mogelijk van zijn Olympus afdaalde, wanneer er ergens een groen blaadje te knabbelen was?" Ik heb even bekoorlijke meisjes even nuchtere opmerkingen over de „gro ten der aarde" heel wat dichter bij huis horen maken. De wereld is bezig zeer snel te veranderen en stellig wordt ze meer zakelijk en nuchter. Robijns prijst het publiek in de musea overzee, vol aandacht ook voor het modern ste: „Nergens hoorde ik, zelfs bij de gewaagdste modernisten, het pu bliek hooghartig grinneken of in lachen uitbarsten, zoals bij ons zon der twijfel het geval zou geweest zijn." Europa moge dan traditie hebben het zit ook vol vooroordelen. Hef grote probleem is hoe de eerste op levenwekkende manier te behouden zonder de laatste als doodgewicht te blijven torsen. Of ook: hoe de „na tuur" te herwinnen zonder de „cul tuur" te verliezen, d.w.z. het beste van „Amerika" te veroveren, zonder het edelste van „Europa" op te ge ven. Het lijkt me soms dat men in Europa bezig is precies het tegenge stelde te doen Dit is het diepste probleem van Marnix Gijsen's boek. En hem, de scepticus, stemt het bijna onoplos bare daarvan uiteindelijk melancho lisch. Wat zijn roman te ontroeren der maakt. FEL heeft de zon de aarde geblakerd. Zeer tot vreugde van mensen-met-vacantie en diegenen, die van dit met vacantie-zijn van de ander moeten leven. Ook de landbouwer heeft deze onverwachte warmte met vreugde begroet. Werd de hooibouw door veel neerslag sterk bemoeilijkt, het rijpen en drogen van het graan wordt door het warme weer op gunstige wijze beïnvloed. Zonne-energie wordt omgezet in voedsel voor de mens. Hoe schoon zijn de graanvelden nu de rijke oogst wordt binnengebrachtGoud zijn de akkersblauw is de lucht en zongebruind de werkers op het veld. Een beeldwijds en boeiend en oorzaak dankbaarheid nu de goede aarde weer in zo ruime mate vrucht voortbracht van N EEN GROOT VOLKSPARK in Midden-Zweden staan duizenden mensen geduldig te wachten. Het eeft de hele dag geregend. Het veld is nat. Een groene Studebaker sportcabriolet glijdt door de ingang. De man achter het stuur springt eruit en trekt de linker achterdeur open. Een jongeman kruipt uit een reisdeken. Slaperig, de haren in de war, komt hij tevoorschijn. Binnen een seconde is hij omsingeld. Jonge meisjes en oude tantes smeken hem om zijn autogram. „Hej Snoddas", roept men. Hejzegt hij. Dan komt de chauffeur naar voren en zegt: ,£chiet op, jonge, we moeten nog verder". Het volk wordt uitbundig, als Snoddas, een beetje stijfjes, op het podium staat, met de harmonikaspeler naast zich. De chauffeur, die in werkelijkheid Snoddasmanager Torsten Adenby is, presenteert zijn beschermeling: Zoals jullie zien is Snoddas nog altijd dezelfde Snoddas, nog altijd de oude, eenvoudige Snoddas. Het vorige jaar heeft hij 170.000 kilometer tussen 474 volksparken afgelegd. Dit jaar nemen we maar 260, want Snod das moet tijd vrijmaken voor de film. Ja, hij is nu ook filmster. Toe maar, Snoddas. Snoddas doet een stap naar voren en zegt „Ik zal nu eerst mooie Anna voor jullie zingen!" HIJ brengt het, beweert men, recht- roomtaarten, stuurt een bouquet streeks in de harten van vier tot bloemen en een „ik. maak het best"- telegram naar zijn jeugdige verloof de. 's Avonds staat de sportcabriolet tachtig jaar. Vrouwen glimlachen weekjes door de tranen heen, en dan komt nummer twee: „Houthakkers liefde". Als het applaus weer be daard is, zegt Snoddas laconiek: ,,Nu zing ik Charlie Truck voor jullie". Met „Kindertehuis" en „De haven der liefde" wordt het repertoire be sloten. Ondertussen regelt Adenby de financiële zijde met de directeur van het volkspark, die grif ongeveer 600 kronen uitbetaalt. Daarna haast hij zich om Snoddaskaarten aan het publiek te verkopen. Hij raakt een paar honderd tegen 50 cent per stuk kwijt. Toegejuicht door de menigte stappen Snoddas, Adenby en de har monikaspeler weer in de Studebaker. In razende vaart gaat het naar het volgende volkspark en dan nog naar een derde, als het niet te laat wordt. De volgende morgen is Snoddas al vroeg bij de pinken. Een nieuw pro gram wacht. Hij zingt gratis in een tehuis voor ouden van dagen, trac- teert het plaatselijke ziekenhuis op weer in twee of drie parken gepar keerd. De triomftocht is in Mei be gonnen. Ze duurt tot October. Vol gens ruwe schatting heeft Snoddas dan een brutoinkomst van een paar ton gemaakt. Daarbij komen dan nog de inkomsten van Snoddaskaarten Snoddaswaren, filmcontracten, re clames en andere bronnen, die de uitgerekende manager heeft aange boord. Als een meteoor wordt Snoddas in de hotels inge schreven. Alle Zweden kennen de zes-en-twintig jarige vissersknaap, die in het bedachtzame, doodnucn- tere en slechtlachse Zweden een na tionaal verschijnsel is geworden. Hij heeft het publiek betoverd met zijn haderia's. Een goed jaar geleden was hij nog een gewone dorpsjongen, die hard voor zijn kostje moest werken. Na zijn ontdekking is Snoddas, snel J-JIJ WAS een vreemde man, die Bentinck. Wij waren beiden in Genua aan boord gestapt van de GALLIACCHI, een vrachtschip van Griekse makelij, met een twaalftal passa giers als levende vracht. Eerlijk gezegd had ik niets bijzonders aan hem gemerkt, tnaar wij waren nog geen uur onderweg, toen ik al merkte dat de andere passagiers nieuwsgie rig naar hem keken, over hem fluisterden en kennelijk! roddelden. Bentinck stond in zijn eentje op een hoek van het dek tegen de railing geleund. Wie hem aankeek, be greep waarom er zoveel aandacht aan hem besteed werd: hij praatte in zichzelf. Ik had later dikwijls de gelegenheid hem va- uit een ligstoel gade te slaan. Hij balde zijn vuist, schreeuwde, liep met grote passen over het dek, liet zijn stem wegzakken tot een onverstaan baar gemompel en sloop tenslotte schichtig weg. Ik brandde om Bentinck een verklaring te vra gen over zijn vreemde gedrag.en die kans kwam eerder dan ik had durven hopen. Op een morgen zag ik hem weer op zijn ge wone plaatsje staan, afwezig en in zichzelf pra tend. Ik liep haastig op hem toe, mijn foto-toe stel in de aanslag. Ik vroeg: „Mag ik een foto vin u maken?" Bentinck keek even verbaasd, maar hij her stelde zich snel en op een bijna vlotte manier gaf hij zijn toestemming. Een beetje achteloos tegen een cabine geleund, zijn pijp In de mond, keek hij dromerig uit over de zee. Ik bedankte hem. Wij praatten over algemeenheden, tot Ben tinck plotseling zei: „Ik maak een reis om de wereld". Zijn vrouw en hij hadden meer dan twintig jaar voor zo'n reis gespaard. „Het was haar idee", zei hij. „Ik geloof, dat zij er zich bij had neergelegd twintig jaar in een kruidenierswinkel te moeten staan, als zij dan maar wist, dat zij met de wereldreis een nieuw leven zou beginnen. Het was als het ware haar voorwaarde om met mij, een kruidenier, te trouwen?. „Dat moet een hele beslissing voor uw vrouw zijn geweest", zei ik. „Zij heeft zeker een sterke wil?" Glimlachend antwoordde hij: „Wat zij in haar hoofd heeft.... Wilt u eens een foto van haar zien?" Toen ik knikte, greep hij in zijn binnenzak. Uit een oude portefeuille diepte hij een gekreu keld kiekje op. Ik zag een vrouw van middel bare leeftijd, gekleed in een sportief mantel pakje, met een uitzonderlijk grote hoed op. De hoed deed me denken aan het bovenste deel van een bijenkorf, op een gramofoonplaat geplakt, met hier en daar een veer als garnering. „Zij heeft op dit kiekje de kleren aan, die zij op reis zou hebben gedragen", mompelde Ben tinck. „Zij kreeg ze een week voordat we zou den vertrekken". „Maar meneer Bentinck". viel ik hem in de rede. „Mag ik u vragen, waarom uw vrouw niet met u is meegegaan?" „Ach!", zei hij, weer met die starre blik over zee. „We hadden alles voor elkaar, toen Trudy het nodig vond nog een keer naar Amsterdam te gaan, om bij het reisbureau nog een en an der te controleren. Het werd later dan zij dacht. Zij miste de laatste trein naar huis. Zij vond het zonde van het geld om naar een hotel te gaan en bleef de hele nacht op in een wachthokje van de bussen. Zij vatte kou. Toen zij thuis kwam, had zij een gecompliceerde longontste king en binnen vier dagen was zij overleden". „Wat ontzettend!", rieip ik uit de grond van mijn hart. „Ja, dat was heel erg. Ik zie haar nog op bed liggen. De eerste dagen was zij erg opstandig. Maar tegen het einde van de derde dag was zij plotseling veranderd. „Luister, Eduard", zei zij kalm. „Ik zal niet mee kunnen gaan op reis. Maar beloof me, dat jij wèl zult gaan, precies dezelfde route, die we samen hebben bedacht. Denk erom, dat je je niet laat afzetten! Onthoud goed wat Je hebt gezien, want je moet me alles vertellen, als we elkaar later terugzien". „Meneer, zij zei dat zo kalm, alsof zy me de bestelling van een goede klant doorgaf. Ik kon het niet uithouden, werkelijk niet...." Nadat wij zwijgend een paar passen heen en weer hadden gelopen, greep Bentinck mij plot seling bij de mouw en fluisterde: „Maar wat ik toen niet heb begrepen, misschien had zij dat toen ook nog niet bedachtdat zij de hele reis met mij mee wilde maken". Hij merkte, dat ik kennelijk in de war was gebracht. „Ieder uur, iedere minuut is zij bij me", vervolgde hij. „Zij wijkt geen moment van mijn zijde, om het eens deftig te zeggen. Nu ook, zij zit naast mij en zij luistert naar ons. Zij praat met mij. Ik geef haar antwoord. Ik bedoel niet dat haar zou kunnen horen praten, maar ik wel. Als zy iets tegen mij wil zeggen, dan lukt haar dat ook, dan hoor ik haar woorden hier!" Hij gaf een paar fikse tikken tegen zijn voor hoofd. „Gisteren hadden we nog een meningsverschil. Ik geloof zelfs, dat ik hard geschreeuwd heb en mijn vuist gebald". Bentinck keek schuldbewust over zijn linker schouder. „Is dat niet zo, Trudy? Heb ik me niet teveel laten gaan?" Ik begon werkelijk kippenvel te krijgen. Ter wijl ik stond te bedenken, hoe ik hem met goed fatsoen kon achterlaten, luidde de gong voor de lunch. Ik stak opgelucht mijn hand uit en schud de de zijne hartelijk. Mijn ergernis had plaats gemaakt voor sympathie, zij het dan ook sym pathie vermengd met medelijden. Maar wat kon ik doen? Bentinck zou zijn hallucinaties houden zolang zijn reis om de wereld zou duren. Over Bentinck is dan ook niet veel meer te vertel len. Ik heb de man, na mijn ontscheping in Port Said, nooit meer gezien. Terug in Holland was ik een paar weken bezig myn reis-materiaal uit te werken. Een prettig onderdeel was het ontwikkelen van de foto's die ik onderweg had gemaakt. De prentjes aaii boord van de GALLIACHI waren zonder uit zonde, ing goed gelukt. Vooral die van Ben tinck, tegen de cabine geleund, was bijzonder scherp. Hij had zijn pijp Ln de mond en keek dromerig uit over zee. Naast hem stond een vrouwelijke passagier. Zij had in de lens geke ken met een zelfverzekeru eid, die men niet dikwijls tegenkomt en omdat ik mij niet kon herinneren wie zij geweest kon zijn, keek ik scherper toe. Mijn rug werd als ijs van de kou de rillingen. De vrouw was van middelbare leeftijd, gekleed in een sportief mantelpakje Op het hoofd droeg zij een uitzonderlijk grote hoed, precies het bovenste gedeelte van een bijenkorf, op een gramofoonplaat geplakt, met hier en daar een veer als garnering. als een meteoor, opgekomen. De be roemde en populaire liedjeszangers heeft hij, wat nubliekrecoras betreft, ver acnter zich gelaten. Torsten Adenby heeft hem tijdig opgevan gen, van hem een enorme reclame stunt gemaakt tot in het aller dwaaste zelfs en een Snoddasbusi- ness van de bovenste plank opgezet. Snoddas heeft voor meer dan drie millioen Zweden gezongen, één keer voor 60000 tegelijk. De gemiddelde prijs van de toegangsbiljetten is on geveer twee kronen. Dat betekent dus een omzet van zes millioen kro nen. De Snoddasbeurs heeft echter een veel grotere omzet gehad. Er is voor een bedrag van een half mil lioen kronen aan gramofoonplaten verkocht. Tien percent kwam Snod das toe. De Snoddasia vonden een koopgraag publiek. De warenhuizen en winkels verkopen reeds Snoddas- doeken, Snoddasoverhemden, Snod- dasspiegeltjes, -kammen, -jassen, houten Snoddasjes, Snoddashondjes, Snoddasworst, Snoddasolifantjes enz. Een ondernemende firma heeft zelfs een Snoddastentoonstelling op touw gezet, maar dat is een mislukking geworden. De Zweedse filmindustrie heeft direct een stuk of drie Snod- dasfilms op stapel gezet, de ene naar het Snoddasboek van Adenby, dat reeds tot een bedrag van zes millioen kronen is verkocht. Het vorige jaar was de Snoddas- psychose hysterisch. Deze is er nog, maar iets meer gedempt. Adenby voorspelt, dat Snoadas minstens vijf ja.-r Zwedens volksparkartist num- toer een zal blijven. Voor het komen de jaar zijn reeds een paar honderd bestellingen binnengekomen by de „Haderia N.V. Villa en Volkswagen voor vader SN°^AS is nogal scheutig. Hij heeft tientallen sportclubs uit fi nanciële. moeilijkheden gered. Hij VnUrc Zljn vader een villa en een olkswagentje cadeau gedaan Hii en Adenby hebben in Zuid-Zweden een boerdery gekocht. Het vorige iaar min "vfuu6" Volkswagen begon nen, nU hebben ze een Studebalcer. Dat is wel nodig, want de autorepa- •jsnrm i_waren tot een bedrag van omdat ÖS opKel°P.en. Dat Tcwam ztohtll riln mS 20 wild en onvoor zichtig reed. Nu mag hi van de baas Fse emkn«thChteruhet St"Ur zitten. Hij 1ILÏ kostbaar, hoewel gedekt door fantastisch hoge verzekeringen Heel wat Zweden vinden het Snod- cuf haH htt eitje te Kek- Een criti" cus had het onlangs over Snoddas de beschermheilige der dilléttanten" met als onderkop „Beschouwing over een merkwaardige Zweedse massa- Ef hïï? ,ZTedse toeristen, die fn len dat »ai! zijn K.eweest, vertel- nni'hanld EOmmige restaurants dFs nid v^rcenaa0p,. "Elösserliebo, das Lied von Snoddas". Een dirigeni had doodleuk gezegd: .Uw landée- noter vinden het altijd prettig als we juhie volkslied spelen. ken van8iiiddie-noeal te.ru«totrok- "auw nit w en dle niet zo verlegen ak hit e stappcn. worden kimt 7b Besprek op Snoddas Komt. Ze zeggen, dat hi; eieenliik Fo'het'FSd" ka"' maar a,s ze hem podium zien. eenvoudig onee- kinnd gen enT^el,en hem horen aan kondigen. „Ik zal eerst Mooie Anna voo. jullie zingen", luisteren ze stil okarfeEt kl?nnnaar lett dat ze zelf niet kunnen: van harte zingen. H,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1953 | | pagina 10