Roman vanMarnix Gijover
de heksenketel Amerika
SNODDAS troubadour van
Zweedse volksparken
de
De reis om de wereld
De vleespotten van Egypte
Augustus: de oogst woidt weer geborgen
W.LJI.E.V.
Vissersjongen zingt vele millioenen
bijeen
Probleem-roman
Een kort verhaal
door
Gerth van Zanten
Snoddas nordgren, visser, zo
ZATERDAG 15 AUGUSTUS
EIGENLIJK is het wel een heel domtne vraag, welke wij allen ge
neigd zijn te stellen aan iemand die na korter of langer verblijf aldaar
thans weer voor ons staat: „Hoe is Amerika nu in werkelijkheid?" of
Wat vind je nu van Rusland?" Op so'n moment verliest de vrager wel
beschouwd alle verhoudingen uit het oog, een geval, verwant aan wat
Cyriel Buysse eens zo aardig vertelde: op zijn geliefde „rijwiel" (in die
jaren 1900 nog een verrassend nieuwtjewilde hij van zijn woonplaats
Nevele (bij Gent) naar Parijs gaan, en in een klein Vlaams dorpje
vroeg hij aan een dorpeling domweg „of dit de route naar Parijs was":
een verbaasde blik was uiteraard vrijwel het enige antwoord
flIAT IS AMERIKA? Een heksen
ketel van de wonderlijkste tegen
stellingen, oneindig in uitgestrekt
heid en mogelijkheden, maar waar
binnen toch weer de eenvoudige
jongen in de ver van elkaar ver
wijderde nederzettingen zijn Main-
street het hart en het beste deel
van de wereld meent te zijn pre
cies als een boerejongen uit Twente
of Brabant. En wat is Rusland? Een
onbenaderbare zwijgende sphinx,_ge
zien van op een afstand, met tien
tallen nationaliteiten en talen, alle
klimaten, enorme openbare werken
en universiteiten, maar ook met
sloppen en onbewoonbaar verklaar
de huisjes precies als hier in Ne
derland.
De domme vraag „Hoe is Ame
rika" is in wezen niet te beantwoor
den. Halen wij terecht of ten on
rechte onze schouders op, wanneer
er over Amerikaanse cultuur ge
sproken wordt? Een oud-minister,
kenner en minnaar onzer cultuur
schreef mij vlak na de oorlog: „Maar
weten wij wel precies wat cultuur
is?" In zijn laatste boek trachtte Hui-
zinga vergeefs het begrip te om
schrijven. In de Verenigde Staten
werd mij eens ironisch toegevoegd:
„Natuurlijk, wij' Amerikanen heb
ben geen „cultuur", wy hebben al
leen maar dollars, maar ging het
sarcastisch verder als Uw ge
roemde Europese cultuur in de mod
der geraakt is, kunnen wij onze
duizenden jonge mannen geven en
opofferen, om Uw zogenaamde cul-
JDOOR.
tuur te redden". Dat was bitter waar,
hoewel eenzijdig. Maar: wie Nor
man Mailers roman over de oorlog
in het Verre Oosten las en zich daar
uit de ingelaste „voorgeschiedenis
van elk der bij de expeditie betrok
ken militairen herinnert, zal een
weinig verheffend beeld hebben be
houden van het Amerikaanse leven.
Maar is dit algemeen geldig? Een
thans hier vertoevende filmspeler
uit Hollywood vertelde me, dat de
Amerikaan geenszins matenalis-
tischer is dan de Hqllander wat
natuurlijk niet zo héél veel zegt
En ook: hoe men „daar" er graag
300 km. heen en een gelijke afstand
terug voor over heeft om een goede
toneelvoorstelling elders te .gaan
zien, terwijl een publiek van 30.000
mensen de grote concerten bijwoont.
En nog: hoe een ieder zich inspande
de nood van Februari in Nederland
te helpen lenigen, al wisten velen
nauwelijks waar de ramp had plaats
Sehad én dacht men misschien wel
at „Holland" de hoofdstad van
Brussel was.
Amerika: het land van kauw
gom en cola-cola, van jazz en dan
cings, van dansende huurvrouwen
en cocktailparty, van hysterische bij
eenkomsten en van het systeem van
„dating" (het uitvragen van meis
jes), van platvloerse nuttigheidswijs
begeerte. oppervlakkige best-sellers,
het land waar alles te koop is en
waar iemand die een groter woning
laat bouwen heel zijn vroeger bezit,
huis met meubels en al tot de kin-
derledikantjes en het speelgoed toe
kalm verkoopt. Maar: de grootfabri:
kant die mij dit laatste vertelde (hu
woont de helft van het jaar in Ame
rika), deed mij ook het verhaal van
een inzameling aan een groot diner
ten bate van een te stichten museum
voor schone kunsten: nauwelijks had
de tafelpraeses zijn mededeling ge
daan of een der aanzittenden sprong
op en zegde100.000 dollar toe.
Amerika: het land waarvan. Den
Doolaard in „Kleine mensen m de
grote wereld" vertelde, met de ge
raffineerde vervolging van wie maar
even verdacht wordt van „commu
nisme", bijvoorbeeld omdat hh de
wereldvrede predikt. Maarook het
land, waar aan de universiteiten een
Vrije geest van doceren heerst, waar
van men zich in Europa geen voor
stelling kan maken. En dit laatste
is dan een van de dingen, die Mar-
nix Gijsen ons in zijn roman „De
Vleespotten van Egypte" meedeelt.
MARNIX GIJSEN (pseudoniem van
Prof Dr. J. Albert Goris), de
thans 54-jarige Vlaming, die om
streeks 1925 al enige tijd. m Amerika
studeerde (hij schreef in 1927 .een
boekje: „Ontdek Amerika") en sinds
1940 als directeur van de Belgische
Voorlichtingsdienst in New-York
woont, is een der beste hedendaagse
Nederlandse romanciers en prozaïs
ten. Hij schreef (sinds 1919) ge
dichten, welke in een definitieve en
vermeerderde editie in 1948 wer
den herdrukt in „Het Huis titel
ook van ziin eerste bundel van 1925.
Maar sterk op de voorgrond trad hy
plotseling na 1948. door een reeks
kleine, voortreffelijke romans
voortreffelijk zowel van taal en
positie als van probleemverbeelding
van welke het meest bekend
werd „Joachim van Babyion dat
sinds 194814 drukken beleefde
(het behandelt op wijs-sarcastische
manier het kuisheidsprobleem), maar
onder welke vooral ook „Klaaglied
om Agnes" (1951) melancholische
herdenking van een jeugdliefde
te prijzen is. Trouwens: ook het bit
terzoete „Telemachus op het dorp"
(1948) over de eigen beklemde
jeugd, „De man van overmorgen"
(1949) en „Goed en kwaad" (1950)
verdienen onze volle belangstelling.
Thans, met „De Vleespotten van
Egypte" (1952), heeft hij een boeien
de en buitengemeen interessante
„sotternij" (zoals hij zelf dit werk
betitelt) aan zijn reeks kleine mees
terwerken toegevoegd.
Al zijn romans zijn „probleem
romans", afrekening met de eigen
gespleten aard, verhalen die door
ideeën gedragen worden. Historicus
van professie, wijsgeer van aanleg,
kunstenaar bij de gratie der Muzen,
was hij bestemd tot het scheppen
van deze soort litteratuur. En in
deze laatste roman is het probleem
''/yMf/'m
i 'i'.t
U-*
Sif #»S
-
jé
flip?
MARNIX GIJSEN
van de „Europeaan" in „Amerika" de
inzet van het werk. Maar men denke
nu niet met een louter beschouwend
boek te maken te hebben: Gijsen
weet zijn ideeën te verbeelden in
levende personen en hij verzuimt
niet voor een boeiende geschiedenis
te zorgen, dus: een „roman" te ma
ken van wat hij te zeggen heeft.
rfEE personen zijn het in deze ro
man, die „reageren" op Amerika,
twee tegenpolen, afsplitsingen bei
den van Gijsen's eigen wezen:, de
jonge net gepromoveerde historicus
Dr. Robijns, van eenvoudige afkomst,
in gelovige en nogal klein-burger-
lijke traditie opgevoed, en de iets
1 jongere laatste telg van een oud
adellijk geslacht, Baron Andreas van
Bever, geestig erudiet spotter. Op
verzoek van de oude Barones van
Bever chaperoneert Robijns Andreas
op een reis door de Verenigde Sta
ten Door twee polaire figuren te
confronteren met een rijk gevariëer-
de reeks aspecten van het leven in
Amerika, kreeg Gijsen de kans elk
facet zowel fel kritisch als nadruk
kelijk prijzend te vermelden. Bijzon
der interessant is het te zien, hoe
„vrij" een decadent aristocraat als
Andreas komt te staan tegenover de
„nieuwe" wereld: de Europese cul
tuur is voor hém „voorbij" en hij
sleept het verleden niet meer als
„ballast" mee. Maar de „gebonden"
burger Robijns kan niet aarden in
een land waar historie en belange
loos philosoferen niet gewichtig wor
den genomen en waar de ethiek
practisch en het denken pragmatisch
is ingesteld. Andreas genezen van
zijn zelfmoordplannen door zijn con
tact met een groots stuk Amerikaan
se natuur begint in dat land met
vreugde een nieuw bestaan met een
gezond, ongecompliceerd, jong en
bekoorlijk meisje van de „nieuwe
wereld"; Robiins, hoewel getroffen
door verscheidene prachtige instel
lingen, musea, bibliotheken e.d.t kan
„Europa" niet vergeten en repatriëert,
al weet hij dat hij zich hier noch
daar meer geheel thuis zal gevoelen
en wel eens aan de „vleespotten van
Egypte (Amerika)" zal terugdenken.
Het is een voortreffelijke roman,
maar wat is „Europa"? Een vraag
als: „Wat is Amerika?" Dit boek
stemt tot nadenken. Immers: zijn
„wij" aan deze kant van de Oceaan
niet hard bezig vele der kwade kan
ten van Amerika over te nemen,
zonder de deugden er van te kun
nen verwerkelijken? Vereenzelvigt
Robijns Europa niet al te uitsluitend
met wat leeft in de kleine kring
van kunstenaars, kunstminnenden en
intellectuelen? Is er reden „Ameri
ka" te zeggen wanneer schoolkinde
ren over een Venus van Rubens be
weren: „A very fat lady, she ought
to diet?" Men kan Nederlandse
schoolkinderen óók leuke dingen
horen zeggen op tentoonstellingen!
Is het weer speciaal Amerikaans
wanneer de bekoorlijke Vivian (die
later Andreas in het huwelijk zal
slepen) zegt: „Wat is er zo bijzonder
verheffend in het schouwspel dat de
oude Goethe bood, de Olympiër die
zo vlug mogelijk van zijn Olympus
afdaalde, wanneer er ergens een
groen blaadje te knabbelen was?" Ik
heb even bekoorlijke meisjes even
nuchtere opmerkingen over de „gro
ten der aarde" heel wat dichter bij
huis horen maken.
De wereld is bezig zeer snel te
veranderen en stellig wordt ze meer
zakelijk en nuchter. Robijns prijst
het publiek in de musea overzee,
vol aandacht ook voor het modern
ste: „Nergens hoorde ik, zelfs bij
de gewaagdste modernisten, het pu
bliek hooghartig grinneken of in
lachen uitbarsten, zoals bij ons zon
der twijfel het geval zou geweest
zijn."
Europa moge dan traditie hebben
het zit ook vol vooroordelen. Hef
grote probleem is hoe de eerste op
levenwekkende manier te behouden
zonder de laatste als doodgewicht te
blijven torsen. Of ook: hoe de „na
tuur" te herwinnen zonder de „cul
tuur" te verliezen, d.w.z. het beste
van „Amerika" te veroveren, zonder
het edelste van „Europa" op te ge
ven. Het lijkt me soms dat men in
Europa bezig is precies het tegenge
stelde te doen
Dit is het diepste probleem van
Marnix Gijsen's boek. En hem, de
scepticus, stemt het bijna onoplos
bare daarvan uiteindelijk melancho
lisch. Wat zijn roman te ontroeren
der maakt.
FEL heeft de zon de aarde geblakerd. Zeer tot vreugde van mensen-met-vacantie en diegenen, die van dit
met vacantie-zijn van de ander moeten leven. Ook de landbouwer heeft deze onverwachte warmte met
vreugde begroet. Werd de hooibouw door veel neerslag sterk bemoeilijkt, het rijpen en drogen van het
graan wordt door het warme weer op gunstige wijze beïnvloed. Zonne-energie wordt omgezet in voedsel
voor de mens. Hoe schoon zijn de graanvelden nu de rijke oogst wordt binnengebrachtGoud zijn de
akkersblauw is de lucht en zongebruind de werkers op het veld. Een beeldwijds en boeiend en oorzaak
dankbaarheid nu de goede aarde weer in zo ruime mate vrucht voortbracht
van
N EEN GROOT VOLKSPARK in Midden-Zweden staan duizenden mensen geduldig te wachten. Het
eeft de hele dag geregend. Het veld is nat. Een groene Studebaker sportcabriolet glijdt door de ingang.
De man achter het stuur springt eruit en trekt de linker achterdeur open. Een jongeman kruipt uit
een reisdeken. Slaperig, de haren in de war, komt hij tevoorschijn. Binnen een seconde is hij omsingeld.
Jonge meisjes en oude tantes smeken hem om zijn autogram. „Hej Snoddas", roept men. Hejzegt hij.
Dan komt de chauffeur naar voren en zegt: ,£chiet op, jonge, we moeten nog verder". Het volk wordt
uitbundig, als Snoddas, een beetje stijfjes, op het podium staat, met de harmonikaspeler naast zich. De
chauffeur, die in werkelijkheid Snoddasmanager Torsten Adenby is, presenteert zijn beschermeling:
Zoals jullie zien is Snoddas nog altijd dezelfde Snoddas, nog altijd de oude, eenvoudige Snoddas. Het vorige
jaar heeft hij 170.000 kilometer tussen 474 volksparken afgelegd. Dit jaar nemen we maar 260, want Snod
das moet tijd vrijmaken voor de film. Ja, hij is nu ook filmster. Toe maar, Snoddas. Snoddas doet een
stap naar voren en zegt „Ik zal nu eerst mooie Anna voor jullie zingen!"
HIJ brengt het, beweert men, recht- roomtaarten, stuurt een bouquet
streeks in de harten van vier tot bloemen en een „ik. maak het best"-
telegram naar zijn jeugdige verloof
de. 's Avonds staat de sportcabriolet
tachtig jaar. Vrouwen glimlachen
weekjes door de tranen heen, en dan
komt nummer twee: „Houthakkers
liefde". Als het applaus weer be
daard is, zegt Snoddas laconiek: ,,Nu
zing ik Charlie Truck voor jullie".
Met „Kindertehuis" en „De haven
der liefde" wordt het repertoire be
sloten. Ondertussen regelt Adenby
de financiële zijde met de directeur
van het volkspark, die grif ongeveer
600 kronen uitbetaalt. Daarna haast
hij zich om Snoddaskaarten aan het
publiek te verkopen. Hij raakt een
paar honderd tegen 50 cent per stuk
kwijt. Toegejuicht door de menigte
stappen Snoddas, Adenby en de har
monikaspeler weer in de Studebaker.
In razende vaart gaat het naar het
volgende volkspark en dan nog naar
een derde, als het niet te laat wordt.
De volgende morgen is Snoddas al
vroeg bij de pinken. Een nieuw pro
gram wacht. Hij zingt gratis in een
tehuis voor ouden van dagen, trac-
teert het plaatselijke ziekenhuis op
weer in twee of drie parken gepar
keerd. De triomftocht is in Mei be
gonnen. Ze duurt tot October. Vol
gens ruwe schatting heeft Snoddas
dan een brutoinkomst van een paar
ton gemaakt. Daarbij komen dan nog
de inkomsten van Snoddaskaarten
Snoddaswaren, filmcontracten, re
clames en andere bronnen, die de
uitgerekende manager heeft aange
boord.
Als een meteoor
wordt Snoddas in de hotels inge
schreven. Alle Zweden kennen de
zes-en-twintig jarige vissersknaap,
die in het bedachtzame, doodnucn-
tere en slechtlachse Zweden een na
tionaal verschijnsel is geworden. Hij
heeft het publiek betoverd met zijn
haderia's. Een goed jaar geleden was
hij nog een gewone dorpsjongen, die
hard voor zijn kostje moest werken.
Na zijn ontdekking is Snoddas, snel
J-JIJ WAS een vreemde man, die Bentinck.
Wij waren beiden in Genua aan boord gestapt
van de GALLIACCHI, een vrachtschip van
Griekse makelij, met een twaalftal passa
giers als levende vracht. Eerlijk gezegd had
ik niets bijzonders aan hem gemerkt, tnaar
wij waren nog geen uur onderweg, toen ik al
merkte dat de andere passagiers nieuwsgie
rig naar hem keken, over hem fluisterden en
kennelijk! roddelden. Bentinck stond
in zijn eentje op een hoek van het dek tegen
de railing geleund. Wie hem aankeek, be
greep waarom er zoveel aandacht aan hem
besteed werd: hij praatte in zichzelf.
Ik had later dikwijls de gelegenheid hem va-
uit een ligstoel gade te slaan. Hij balde zijn vuist,
schreeuwde, liep met grote passen over het dek,
liet zijn stem wegzakken tot een onverstaan
baar gemompel en sloop tenslotte schichtig weg.
Ik brandde om Bentinck een verklaring te vra
gen over zijn vreemde gedrag.en die kans
kwam eerder dan ik had durven hopen.
Op een morgen zag ik hem weer op zijn ge
wone plaatsje staan, afwezig en in zichzelf pra
tend. Ik liep haastig op hem toe, mijn foto-toe
stel in de aanslag.
Ik vroeg: „Mag ik een foto vin u maken?"
Bentinck keek even verbaasd, maar hij her
stelde zich snel en op een bijna vlotte manier
gaf hij zijn toestemming. Een beetje achteloos
tegen een cabine geleund, zijn pijp In de mond,
keek hij dromerig uit over de zee. Ik bedankte
hem. Wij praatten over algemeenheden, tot Ben
tinck plotseling zei: „Ik maak een reis om de
wereld". Zijn vrouw en hij hadden meer dan
twintig jaar voor zo'n reis gespaard.
„Het was haar idee", zei hij. „Ik geloof, dat
zij er zich bij had neergelegd twintig jaar in
een kruidenierswinkel te moeten staan, als zij
dan maar wist, dat zij met de wereldreis een
nieuw leven zou beginnen. Het was als het ware
haar voorwaarde om met mij, een kruidenier,
te trouwen?.
„Dat moet een hele beslissing voor uw vrouw
zijn geweest", zei ik. „Zij heeft zeker een sterke
wil?"
Glimlachend antwoordde hij: „Wat zij in haar
hoofd heeft.... Wilt u eens een foto van haar
zien?"
Toen ik knikte, greep hij in zijn binnenzak.
Uit een oude portefeuille diepte hij een gekreu
keld kiekje op. Ik zag een vrouw van middel
bare leeftijd, gekleed in een sportief mantel
pakje, met een uitzonderlijk grote hoed op. De
hoed deed me denken aan het bovenste deel van
een bijenkorf, op een gramofoonplaat geplakt,
met hier en daar een veer als garnering.
„Zij heeft op dit kiekje de kleren aan, die zij
op reis zou hebben gedragen", mompelde Ben
tinck. „Zij kreeg ze een week voordat we zou
den vertrekken".
„Maar meneer Bentinck". viel ik hem in de
rede. „Mag ik u vragen, waarom uw vrouw niet
met u is meegegaan?"
„Ach!", zei hij, weer met die starre blik over
zee. „We hadden alles voor elkaar, toen Trudy
het nodig vond nog een keer naar Amsterdam
te gaan, om bij het reisbureau nog een en an
der te controleren. Het werd later dan zij dacht.
Zij miste de laatste trein naar huis. Zij vond het
zonde van het geld om naar een hotel te gaan
en bleef de hele nacht op in een wachthokje
van de bussen. Zij vatte kou. Toen zij thuis
kwam, had zij een gecompliceerde longontste
king en binnen vier dagen was zij overleden".
„Wat ontzettend!", rieip ik uit de grond van
mijn hart.
„Ja, dat was heel erg. Ik zie haar nog op bed
liggen. De eerste dagen was zij erg opstandig.
Maar tegen het einde van de derde dag was zij
plotseling veranderd. „Luister, Eduard", zei zij
kalm. „Ik zal niet mee kunnen gaan op reis. Maar
beloof me, dat jij wèl zult gaan, precies dezelfde
route, die we samen hebben bedacht. Denk erom,
dat je je niet laat afzetten! Onthoud goed wat
Je hebt gezien, want je moet me alles vertellen,
als we elkaar later terugzien".
„Meneer, zij zei dat zo kalm, alsof zy me de
bestelling van een goede klant doorgaf. Ik kon
het niet uithouden, werkelijk niet...."
Nadat wij zwijgend een paar passen heen en
weer hadden gelopen, greep Bentinck mij plot
seling bij de mouw en fluisterde: „Maar wat ik
toen niet heb begrepen, misschien had zij dat
toen ook nog niet bedachtdat zij de hele
reis met mij mee wilde maken". Hij merkte, dat
ik kennelijk in de war was gebracht. „Ieder
uur, iedere minuut is zij bij me", vervolgde hij.
„Zij wijkt geen moment van mijn zijde, om het
eens deftig te zeggen. Nu ook, zij zit naast mij
en zij luistert naar ons. Zij praat met mij. Ik
geef haar antwoord. Ik bedoel niet dat haar
zou kunnen horen praten, maar ik wel. Als zy
iets tegen mij wil zeggen, dan lukt haar dat
ook, dan hoor ik haar woorden hier!"
Hij gaf een paar fikse tikken tegen zijn voor
hoofd.
„Gisteren hadden we nog een meningsverschil.
Ik geloof zelfs, dat ik hard geschreeuwd heb en
mijn vuist gebald".
Bentinck keek schuldbewust over zijn linker
schouder. „Is dat niet zo, Trudy? Heb ik me
niet teveel laten gaan?"
Ik begon werkelijk kippenvel te krijgen. Ter
wijl ik stond te bedenken, hoe ik hem met goed
fatsoen kon achterlaten, luidde de gong voor de
lunch. Ik stak opgelucht mijn hand uit en schud
de de zijne hartelijk. Mijn ergernis had plaats
gemaakt voor sympathie, zij het dan ook sym
pathie vermengd met medelijden. Maar wat kon
ik doen? Bentinck zou zijn hallucinaties houden
zolang zijn reis om de wereld zou duren. Over
Bentinck is dan ook niet veel meer te vertel
len. Ik heb de man, na mijn ontscheping in
Port Said, nooit meer gezien.
Terug in Holland was ik een paar weken bezig
myn reis-materiaal uit te werken. Een prettig
onderdeel was het ontwikkelen van de foto's
die ik onderweg had gemaakt. De prentjes aaii
boord van de GALLIACHI waren zonder uit
zonde, ing goed gelukt. Vooral die van Ben
tinck, tegen de cabine geleund, was bijzonder
scherp. Hij had zijn pijp Ln de mond en keek
dromerig uit over zee. Naast hem stond een
vrouwelijke passagier. Zij had in de lens geke
ken met een zelfverzekeru eid, die men niet
dikwijls tegenkomt en omdat ik mij niet kon
herinneren wie zij geweest kon zijn, keek ik
scherper toe. Mijn rug werd als ijs van de kou
de rillingen. De vrouw was van middelbare
leeftijd, gekleed in een sportief mantelpakje
Op het hoofd droeg zij een uitzonderlijk grote
hoed, precies het bovenste gedeelte van een
bijenkorf, op een gramofoonplaat geplakt, met
hier en daar een veer als garnering.
als een meteoor, opgekomen. De be
roemde en populaire liedjeszangers
heeft hij, wat nubliekrecoras betreft,
ver acnter zich gelaten. Torsten
Adenby heeft hem tijdig opgevan
gen, van hem een enorme reclame
stunt gemaakt tot in het aller
dwaaste zelfs en een Snoddasbusi-
ness van de bovenste plank opgezet.
Snoddas heeft voor meer dan drie
millioen Zweden gezongen, één keer
voor 60000 tegelijk. De gemiddelde
prijs van de toegangsbiljetten is on
geveer twee kronen. Dat betekent
dus een omzet van zes millioen kro
nen. De Snoddasbeurs heeft echter
een veel grotere omzet gehad. Er is
voor een bedrag van een half mil
lioen kronen aan gramofoonplaten
verkocht. Tien percent kwam Snod
das toe. De Snoddasia vonden een
koopgraag publiek. De warenhuizen
en winkels verkopen reeds Snoddas-
doeken, Snoddasoverhemden, Snod-
dasspiegeltjes, -kammen, -jassen,
houten Snoddasjes, Snoddashondjes,
Snoddasworst, Snoddasolifantjes enz.
Een ondernemende firma heeft zelfs
een Snoddastentoonstelling op touw
gezet, maar dat is een mislukking
geworden. De Zweedse filmindustrie
heeft direct een stuk of drie Snod-
dasfilms op stapel gezet, de ene naar
het Snoddasboek van Adenby, dat
reeds tot een bedrag van zes millioen
kronen is verkocht.
Het vorige jaar was de Snoddas-
psychose hysterisch. Deze is er nog,
maar iets meer gedempt. Adenby
voorspelt, dat Snoadas minstens vijf
ja.-r Zwedens volksparkartist num-
toer een zal blijven. Voor het komen
de jaar zijn reeds een paar honderd
bestellingen binnengekomen by de
„Haderia N.V.
Villa en Volkswagen voor vader
SN°^AS is nogal scheutig. Hij
heeft tientallen sportclubs uit fi
nanciële. moeilijkheden gered. Hij
VnUrc Zljn vader een villa en een
olkswagentje cadeau gedaan Hii en
Adenby hebben in Zuid-Zweden een
boerdery gekocht. Het vorige iaar
min "vfuu6" Volkswagen begon
nen, nU hebben ze een Studebalcer.
Dat is wel nodig, want de autorepa-
•jsnrm i_waren tot een bedrag van
omdat ÖS opKel°P.en. Dat Tcwam
ztohtll riln mS 20 wild en onvoor
zichtig reed. Nu mag hi van de baas
Fse emkn«thChteruhet St"Ur zitten. Hij
1ILÏ kostbaar, hoewel gedekt door
fantastisch hoge verzekeringen
Heel wat Zweden vinden het Snod-
cuf haH htt eitje te Kek- Een criti"
cus had het onlangs over Snoddas
de beschermheilige der dilléttanten"
met als onderkop „Beschouwing over
een merkwaardige Zweedse massa-
Ef hïï? ,ZTedse toeristen, die fn
len dat »ai! zijn K.eweest, vertel-
nni'hanld EOmmige restaurants
dFs nid v^rcenaa0p,. "Elösserliebo,
das Lied von Snoddas". Een dirigeni
had doodleuk gezegd: .Uw landée-
noter vinden het altijd prettig als we
juhie volkslied spelen.
ken van8iiiddie-noeal te.ru«totrok-
"auw nit w en dle niet zo
verlegen ak hit e stappcn. worden
kimt 7b Besprek op Snoddas
Komt. Ze zeggen, dat hi; eieenliik
Fo'het'FSd" ka"' maar a,s ze hem
podium zien. eenvoudig onee-
kinnd gen enT^el,en hem horen aan
kondigen. „Ik zal eerst Mooie Anna
voo. jullie zingen", luisteren ze stil
okarfeEt kl?nnnaar lett dat ze zelf
niet kunnen: van harte zingen.
H,