GEKETEND AAN GODTHAB's ROTSEN
De Ver. Staten ontdeden zich van
ongewenste gast
Over een fjord levend van kabeljauw
Zuid-Afrika heeft geld nodig
Mike Spinella chef van Maffia
lè
Het ware geluk
Hoe kan men steen
en ijs liefhebben"
Goed geclamoufleerd
D
Onder Groenlanders en Eskimo's (14)
Verhoogde belastingen
met rente terug!
De man met de 365 costuums
Wet van de Omerta
Racket in de haven
Met een tandenborstel
Ter overdenking
ZATERDAG 15 AUGUSTUS 1953
Als de netten worden opgehaald,
blijkt de fjord haar buit prijs
gegeven te hebben. Duizenden
kabeljauwen blinken en schitteren
in het vreemde witte licht van de
nacht.
MEN heeft in de granieten jungle van Groenland
niet langer dan anderhalve week nodig om te
leren, dat zelfs de meest solide belofte niets
anders is dan een vaagheid, die net zo snel ver
waait met de wind als het pluis van uitgebloeide
paardebloemen. De Tikerak, het schip dat ons
naar het Zuiden zou brengen, ging niet naar het
Zuiden. Eerst was er, op het laatste ogenblik,
tóch weer te veel ijs. En daarna, toen dat ijs op
drift scheen te komen, kwam de Jobstijding, dat
er in de kolonie Julianahab, een der voorposten
aan de Zuidkust, geen zout meer was. 80 ton zout
dienden dus met de Tikerak verzonden te worden.
Dat was een goed ding, waarmee men vrede kan
hebben. Maar dat zout was er nog niet! Ofschoon
het iedere dag kon komen. Misschien morgen
misschien overmorgen. Imarak.
Dit wachten was bepaald onaangenaam, om het
zacht te zeggen. Godthab kenden wij en Godthab
kende ons intussen. Iedere Deen en al flink wat
Groenlanders zeggen ons, in het voorbijgaan,
vriendelijk gociedag. Er schijnen er te zijn, onder
de Groenlanders, die menen dat we ons hier voor
goed gevestigd hebben. Een sympathieke gedachte
van hun kant, maar aan ons vreet de onrust. Om
dat we wèg willen, wèg van deze stenen puist
(terminologie Van der Zee), wèg van deze grauwe
klip, die we van binnen en van buiten kennen.
In die dagen moest ik vaak denken aan dat be
kende verhaal van Conrad, "Youth", „Jeugd". Hij
beschrijft daarin een jong zeeman die haast heeft
en weg wil. Telkens als hij bijna weg is komt er
wat tussen. En zo leert hij wat geduld is. Ik hoop
niet, lezers, dat wij in de komende weken al te
veel geduld moeten Ieren.
V
DE STEMMING lijdt er (nog) niet
onder. Dit leven hier is zo nieuw,
t.o vreemd, zo vol ook van onver
wachte gebeurtenissen, dat de dagen
die we wachtend doorbrengen, ge
vuld zijn met ervaringen en vreem
de ontmoetingen. Het weer is rede
lijk goed; dat wil zeggen, gerekend
naar Groenlandse maatstaf. De tem
peratuur beweegt zich om het vries
punt en dat betekent, dat het pittig
koud is. Ook al omdat er vrij veel
wind staat. Een schrale, harde wind,
die komt aangewaaid van de IJskap.
Van morgen spraken we samen
over Holland, over zich op terrasjes
zonnende mensen, over zwemmen en
zulk soort dingen. Na dat gesprek
«rtor Kn+oro rlilr.
gingen we op zoek naar betere, dik
kere wanten, en naar een muts, ge
voerd met muskusossen-haar. Die
kou'"staat" ons maar matig aan. We
zijn namelijk nog niet helemaal ge
acclimatiseerd. Daar komt bij, dat er
op Tikerak matig, zéér matig, ge
stookt wordt. Men vergeet daar ook
nog al eens de verwarming bij te zet
ten. Warm water was er alleen de
eerste dag, daarna niet meer. Ook de
radio is overleden. Een aardig schip
overigens. Wat klein, met haar vier
honderd en zoveel ton. Ze heeft ook
een veelbelovende bijnaam, waarop
we ons nu al verheugen als we
straks buitengaats zullen komen. Een
variatie op de naam Tikerak: „Tiger
Rag"
Vanwege de beweging, die ze bui
tengaats pleegt te maken. Een koste
lijk vooruitzicht!
DEZE wachtperiode heeft natuurlijk
ook weer haar goede zijde. We
krijgen de kans de fjorden in te
gaan en iets te zien van de jacht
achter de kabeljauw. Deze tochten
maken we aan boord van een hyper
wankel motorbootje, dat met een
man of zes volbezet is. Het was geen
best weer, ofschoon alleen wij dit
schenen te vinden. In Holland meent
men wellicht, dat fjorden iets zijn
als smalle kanalen tussen twee hoge
rotswanden. Wat die rotsmuren be
treft klopt dit wel. Maar de breedte
is soms een, soms twee kilometer,
en er zijn er die aanzienlijk breder
zijn. En in die fjorden kan een be
hoorlijk stuk ruw water staan.
Dat stond er, tijdens onze tochten.
Het werd een bar koude en natte
zaak, maar we zagen een wonder
baarlijke visvangst. Een vangst, die
mij deed denken aan het Bijbelse
verhaal, waarin het net scheurde.
Dit net scheurde niet, maar het was
loodzwaar van kabeljauw. Een onge
looflijke hoeveelheid vis, die ais een
levende hoeveelheid schuim boven
kwam. Duizenden en duizenden ka
beljauwen, die binnenboord gehaald
en tegelijk gekopt werden.
Dit alles vond plaats in het vreem
de, witte licht van de nacht, met
zwijgende Groenlanders en op een
dansend, springend scheepje. De zee
rondom ons leefde van vis. Duizen
den en duizenden kilo's waren in
dat enorme net vereend. En er
waren méér netten, die hier uit
stonden aan het uiteinde van deze
fjord.
T\E ANDERE DAG zaten we tegen
over de kapitein van de Tikerak.
Hij is zeeman tot in z'n vingertop
pen. Een kwart eeuw lang kruiste
hij langs de kust van dit eiland, dat
hij beter kent dan zijn huiskamer
in Kopenhagen. Een man van weinig
woorden. Te weinig, naar onze
smaak. Ieder antwoord, dat hij geeft
op een vraag, wordt langdurig over
wogen. Zelden ontmoette ik een man
die zó economisch met woorden om
ging.
Ik vraag hem of hij wel eens eer
der Hollanders op Groenland ont
moet heeft. Nee, aat heeft hij nooit.
Eenmaal, jaren geleden, een weten
schappelijk onderzoeker aan de Oost
kust. Hiér, aan de Westkust, waren
geen Hollanders, bij z'n weten.
Of hij van Groenland houdt, vraag
ik hem. Men verwacht van iemand
als een zeeman, die z'n halve leven
hier doorbracht, een bevestigend
antwoord.
Hij zwijgt en ziet Van der Zee en
mij peinzend aan. Dan begint het
oude, grijze hoofd langzaam heen en
weer te gaan. Ontkennend.
Opnieuw vraag ik: „Houdt U van
dit land, kapitein?"
En dan komt het antwoord: „Nee,
ik houd er niet van. ik haat het".
Als hij dan ziet, dat wij het niet
begrijpen, komt er achteraan, op een
bittere, haast verbeten toon: „Hoe
kan een mens iets liefhebben, dat.
alleen bestaat uit steen en ijs
Gelooft u mij lezers, dit antwoord
- -y- v
v WÊ HH
klonk niet plezierig. Er zat een
hoeveelheid spijt, teleurstelling en
heimwee in van een kwart eeuw
lang. We hebben het gesprek niet
voortgezet. De kapitein ging naar z'n
hut. Wij vertrokken naar de onze.
Er was geen verwarming en de kraan
deed het niet meer. In het bed (6
decimeter breed, smal en dïis warm)
was het niet warm. We legden er
onze jassen overheen. Toen was het
nog aan de kille kant. We hadden
behoefte aan alles, maar zeer spe
ciaal aan hete koffie, een hartige
hap en wat aanspraak in onze moe
dertaal.. Niets van dat alles gewerd
ons. De Tikerak deinde heel zacht-
Ons schip, de „Tikerak" (400 ton),
Codthdb binnenstomend.
jes in het fjordwater. Van der Zee
zuchtte onder me, in de beneden-
kooi. Ik zuchtte mee. Toen gromde
hij naar boven: „Je hoeft niet in de
maat te zuchten' In de stilte daarna
hebben we gebeden dat het zout
voor Julianahab snel zal komen.
Het kwam niét snel. Natuurlijk
niet. Niets komt snel in dit land,
behalve de beloften, die nooit in
vervulling gaan. Opnieuw een dag.
Opnieuw een avond.
En toen kwam de Leviathan.
(Van onze correspondent ln Z.-Afrika)
QOM KLASIE HAVENGA, dc
Zuidafrikaanse minister van finan
ciën, heeft voor de twee-en-twintig-
ste keer in zijn lange ministeriële
loopbaan een begroting ingediend
en voor het eerst in al die jaren
heeft hij het volk geschokt door
wat hier beschouwd wordt als
drastische voorstellen. De prijs van
het brood wordt een stuiver hoger,
auto's worden gemiddeld zeshon
derd gulden duurder, de benzine
zal vijf cent per liter meer gaan
kosten en de „hereregte" (belastin
gen op het aankopen van onroe
rende goederen) zijn met één pro
cent verzwaard. En voorts is de in
komstenbelasting verhoogd met on
geveer tien procent. Dat betekent,
dat een echtpaar met drie kinde
ren bij een jaarlijks inkomen van
8000 gulden thans 180 gulden per
jaar aan de fiscus moet offeren.
Van inkomens die 20.000 gulden
per jaar bedragen eist minister
(Van een correspondent te Rome)
IJE STATIGE MAN, die onlangs op het vliegveld Ciampino bij Rome uit het
u zojuist uit Amerika aangekomen vliegtuig stapte, had naar zijn uiterlijk te
oordelen best een gewichtige persoonlijkheid kunnen zijn, als de brillont aan
de pink van zijn linkerhand niet net iets te groot was geweest om een werke
lijke gentleman te kunnen sieren. Als men wat nauwkeuriger keek, dan kon
men aan de onberispelijk geklede verschijning met zijn markante Romeinse
gelaatstrekken nog enkele andere opvallende dingen opmerken, die tot voor
zichtigheid maanden: de ijskoude, boosaardige ogen bijvoorbeeld. De journalisten,
die hun indrukken over de nieuw-aangekomene uitwisselden, herkenden aan
dergelijke kentekenen, dat dit een van die tegen wil en dank terugkerende
emigranten was, die de smeltkroes Amerika weer heeft uitgespuwd.
Michele Spinella zo heette de reiziger met zijn voortreffelijk zittend
vierhonderd-dollar-costuum en de protserige solitair; 58 jaar geleden op Sicilië
geboren moest de weg van zo velen van zijn landgenoten gaan, die door de
FBI, de federale criminele politie van de V.S., als lid van de Maffia geïdentifi
ceerd en uitgewezen werd De autoriteiten aan de andere zijde van de
Atlantische Oceaan hopen, dat ze op deze wijze eindelijk kunnen afrekenen met
de gangsterplaag. Al moeten ze de intussen genaturaliseerde immigranten uit
het oude Europa en vooral uit Italië, die in de onderwereld een buitengewoon
onroemvolle rol spelen, wel behouden, ze maken onverbiddelijk gebruik van de
mogelijkheid om de nog overgebleven niet-Amerikanen weer naar hun vader
land terug te sturen.
HET was niet eenvoudig om te be
wijzen, dat Michele, alias Mike
Spinella, tot de wereld van de mis
daad behoorde, want het gangster
wezen is naar men weet, handig ge
noeg om naar buiten de schijn van
goed-burgerlijke bezigheden te be
waren. Van Spinella zegt men. dat
hij in zijn prachtige huis te Washing
ton 365 elegante costuums van de
beste kleermaker in zijn klerenkas
ten had hangen en enkele honderden
paren schoenen erbij. Zijn ondergoed
wordt speciaal voor hem in Tokio
gemaakt, van de beste zijde natuur
lijk Dergelijke luxe diende niet al
leen ter bevrediging van zyn genot
zucht, waaraan hij immers geen ma
teriële grenzen behoefde te stellen,
maar ook ter camouflage. En ca
mouflage had Spinella werkelijk wel
nodig want hij was een van de
chefs van die geheime misdaadmaat-
schappii. die nu eens syndicaat
dan weer „consertium genoemd
wordt, maar in ieder geval de nieu
we Amerikaanse uitgave van de Si-
ciliaanse Maffia is.
E COMMISSARIS voor de bestry-
ig van de handel in verdoven
de middelen bij het ministerie van
Financiën, H. J. Ansliger, beschouwt
Spinella als een van de toonaange
vende „bosses" van deze lucratieve
handelsbranche. Een onomstotelijk
bewijs kon niet tegen hem geleverd
worden, hoewel een van de beste
speurneuzen van de federale politie,
Chanes Siragusa, erin geslaagd was
een hele troep handlangers, allemaal
zonder uitzondering Sicilianen, te
arresteren en hun deelneming aan
de handel in verdovende middelen
te bewijzen. Maar ze hielden alle
maal hun mond; ook in de gevange
nis hield de wet van de „Omerta",
het onvoorwaardelijk zwijgen, hun
lippen vergezeld. Zó kon .jboss'' Spi
nella zich ongemoeid verder wijden
aan zijn zaken, de paardenrennen
bezoeken, zich bii baseball matches
vertonen en in zijn loge in de Metro
politan Opera zitten dutten. Het kon
hem weinig schelen, dat politie en
fiscus zich voor de bronnen van zijn
inkomsten interesseerden; zijn advo
caten wezen alle bezwaren glim
lachend van de hand. Natuurlijk, Mr.
Spinella verdiende zeer veel geld,
genoeg om een zo verkwistend leven
te leiden: hij speculeerde nu een
maal en sloot weddenschappen af
steeds met groot succes en hij was
ook deelgenoot in verschillende on
dernemingen, kortom, hij was een
zakenman van formaat, die wel graag
een beetje groot deed en daarmee de
philisters ergerde, maar in de grond
toch een voorbeeldig staatsburger
en een punctueel belastingbetaler.
gNKELE maanden geleden werd op
het bureau van de procureur-
generaal te Washington, Grane
een dossier gedeponeerd, dat
werkzaamheden betrof van een
„racket", een misdadigersorganisatie,
in de haven van Jersey City. Hon
derdduizenden dollars verhuisden
uit de zakken van de reders en
scheepsmakelaars in die van de mis
dadigers en wel op een hoogst een
voudige manier. De gangsters had
den een onderorganisatie van de vak
vereniging, de I.L.A., International
Longshoremen's Association, in hun
hana gekregen, waarin de mannen
georganiseerd zijn, die de kranen
bedienen, benevens de havenarbei
ders, die voor het lossen van de
vrachten moeten zorgen. Het lossen
van schepen werd steeds afhankelijk
gemaakt van een extra premie, die
aan de leiders van de vakverenigin
gen betaald moest worden. In geval
van een weigering werd er meteen
gestaakt, waardoor de ondernemers
ae grootste schade leden. Ze gaven
dan ook meestal aan de chantage
toe en betaalden al mopperend de
gevraagde bedragen; de leiders van
de I.L.A., Giantomasi en Pasquale
Ferrone, incasseerden astronomische
sommen. Ze deinsden er niet voor
terug hun eigen landgenoten te
brandschatten, bijvoorbeeld een sta
king uit te roepen bij de aankomst
van een schip met citroenen uit
Italië, als de ontvanger niet op het
laatste ogenblik 10.000 dollar op
tafel had gelegd om zijn citroenen
voor bederf te bewaren. De arresta
tie van Ferrone en Giantomasi en
andere stromannen bracht de procu
reur-generaal tot de overtuiging, dat
de eigenlijke aanvoerder van de
„racket" niemand anders was dan
Spinella, wiens mensen zelfs voor-
Advertentie Ing. Med.)
Havenga onder deze omstandighe
den tien procent. En dit is voor
Zuid-Afrika een ongekend hoge be
lasting.
Maar: alle belastingbetalers krij
gen de bedragen, die zij thans méér
gaan betalen dan in vorige jaren,
over vijf jaren geheel terug met
nog vier procent rente bovendien
Want de minister beschouwt de
verhoogde belasting niet als belas
ting, maar als een lening, die het
tolk aan de regering verschaft. Een
lening met een looptijd van vijf
jaar, vier procent rente dragend.
VERMOEDELIJK is dit wel de meest
vriendelijke belasting, die nog ooit
een minister van financiën heeft inge
voerd. Maar het door lange welvaarts
perioden verwende volk van Zuid-
Afrika schreeuwt niettemin moord en
brand. En de parlementaire oppositie
bevecht de maatregelen tot het uiterste
Men weet, dat het land voor zijn
fantastische ontwikkeling enorme ka
pitalen nodig heeft, maar men is niet
van harte bereid, de daarvoor nodige
offers te brengen, zelfs niet al komen
die offers crver vijf jaar met rente
terug.
Voor wie gewend is geweest aan de
drukkende belastingen in het na
oorlogse Europa is de politieke agitatie
tegen minister Havenga's begroting een
bijna komisch schouwspel. In dit rijke
land met zijn hoge salarissen en zijn
overvloed aan consumptiegoederen
zijn de belastingen nog altijd veel lager
dan elders. En nu de regering bij wijze
van terug te betalen belastinggelden
een lening vraagt teneinde het wel
vaartspeil te handhaven door voort
gaande industrialisatie), nu zucht het
verwende volk van Zuid-Afrika alsof
het 't grootste onrecht ter wereld te
verduren krijgt.
Maar de regering-Malan, in welker
gelederen oom Klasie Havenga een ge
zaghebbende positie inneemt, denkt er
niet aan om de voorgestelde maatre
gelen terug te nemen. Men heeft 114
millioen gulden extra nodig voor de
uitvoering van „kapitaalwerke" en dat
bedrag moet er komen, goedschiks of
kwaadschiks. Minister Havenga is een
conservatief financier; hij is nog altijd
een aanhanger van de simpele maar
degelijke theorie, dat het huishoud
boekje van de staat moet kloppen. Hij
heeft in zijn nieuwe begroting veilig
heidshalve zelfs een overschot van vijf
millioen gecalculeerd.
En hij is er, gezien de gunstige
reacties uit het buitenland, in ieder
geval in geslaagd om door deze begro
ting aan te tonen, dat de Unie nog
altijd een land is, waar buitenlands
kapitaal niet alleen welkom, maar ook
veilig en winstgevend is. En dat is,
voor een zo snel groeiend land als de
Unie van Zuid-Afrika, van eminent
belang.
schreven, welke havenarbeiders aan
genomen moesten worden, waarbij
alleen leden van de Maffia in aan
merking kwamen.
DITMAAL sloeg het openbaar gezag
bliksemsnel toe. Op een ochtend
drongen drie ambtenaren van de
federale politie de luxueuze woning
van Spinella te Washington binnen,
haalden de gangster uit zyn hemel
bed met de lakens van crêpe-de-
chine en gaven hem net voldoende
tijd om een van zijn 365 pakken uit
de kast en een tandenborstel uit de
badkamer te halen. Hij mocht geen
koffer pakken en kreeg geen toe
stemming om ook maar een enkel
telefoongesprek te voeren. Kort
daarna zat hij in een vliegtuig naar
Italië. De officiële reden van zijn
uitwijzing was verboden immi
gratie. Inderdaad was Spinella 30
jaar geleden zonder vergunning naar
Amerika geëmigreerd en had nooit
zijn Italiaanse nationaliteit opgege
ven. Overigens had hij een blanco
strafregister; weliswaar had hij in
1933 wegens moord terechtgestaan,
maar hij moest bij gebrek aan een
duidelijk bewijs vrijgesproken wor
den.
Zyn eerste woorden bij het verla
ten van het vliegtuig in Ciampino
waren een bittere klacht, dat hij
sinds twee dagen geen schoon over
hemd had kunnen aantrekken. Hij
vroeg naar een hemdenmaker
maar de winkels waren al dicht en
bovendien was de Italiaanse politie
niet genegen de ongewenste terug
gekeerde emigrant zo .maar naar
Rome te laten gaan. Spinella heeft
nu een verblijf in het kleine Sici-
liaanse dorp Marinea toegewezen ge
kregen. Inpewiiden zijn van mening,
dat hij zich daar niet zal laten be
graven.
O Here, mijn erfdeel en mijn beker.
Gijzelf bestendigt, wat het lot mij
toewees. Ps. 16:5.
U7E leven tegenwoordig in een fel
bewogen wereld. Die bewogenheid
manifesteert zich o.a. in een geweldige
oorlogstoerusting, zoals de wereld nog
nooit heeft aanschouwd. Niet minder
treft ons de felle strijd om een be
paald levensbeginsel tot heerschappij
te brengen. Dan denken we hier vooral
aan de worsteling die we aanduiden
als de strijd tussen „communisme" en
„democratie". Eveneens valt op te
merken een sterke voorliefde voor de
materiële dingen bij de individuen,
waaruit de neiging spreekt om het wel
en wee van eigen leven ook in eigen
hand te nemen. De gedachte, dat het
levensgeluk kan worden afgemeten
naar het dollarbezit is met graagte van
het Westen door ons overgenomen.
Dat heeft wellicht nog voedsel gegeven
aan de lust om te emigreren naar de
nieuwe wereld. Wie hier blijven, hech
ten overigens niet minder sterk aan
het stoffelijk goed.
Deze denkwereld nu is zeer sterk
verwijderd van wat door alle eeuwen
heen in de Heilige Schrift is verkon
digd.
We schreven hierboven een woord
uit Ps. 16. De dichter van dit lied
handelt hier ook over wereldbeschou
wingen. Op zekere dag trof hem de
emotie van de Palestijnse landbou
wers. In een of ander dorp had de
verloting plaats van het bouwland, dat
het gemeenschappelijk bezit van het
dorp was. Elke dorpsbewoner had
recht op een deel van dat land. Men
noemde dat zijn „erfdeel". De bruik
baarheid en vruchtbaarheid van dat
land was zeer verschillend. Het kon
gebeuren, dat bij de verloting aan
iemand een erfdeel werd toegewezen,
dat vol zat met doornen, onkruid en
stenen. Dan voorzag zo'n landman, dat
dit jaar voor hem sobere inkomsten
zou opleveren. Daarentegen was hij,
wien een vet en goed stuk land ten erf
deel was toegevallen blij, en gaf met
echt Oosterse luidruchtigheid zijn
blijdschap te kennen.
Zo was de jaarlijkse verloting van
het dorpsland de grote gebeurtenis,
die over het welzijn van de dorpelin
gen voor een geheel jaar besliste.
De dichter van Ps. 16 hoort en ziet
die drukte en hij merkt daarin op
het oppervlakkige en onjuiste levens
inzicht der dorpelingen. Dat was nu
precies, wat Christus eeuwen later zou
kwalificeren als „vertrouwen op de
dingen, die beneden zijn, wat de hei
denen doen". Immers een vette of
magere akker zegt niet alles. God is
machtig om op een schrale akker zo
veel te doen groeien, dat in alle nood-
durft behoorlijk kan worden voorzien.
Het is alweer naar een woord van
Jezus, dat het niet in de overvloed ge
legen is, dat iemand leeft uit zijn
goederen. Bovendien bij het bezit van
een vruchtbare akker kan men allerlei
rampspoed ondervinden, zodat de op
brengst teleurstelt. Zo dikwijls toch
gebeurt het in ons leven, dat onze be
rekeningen in het geheel niet kloppen
met de werkelijkheid.
De schrijver van Ps. 16 bréngt hier
een andere en betere levensbeschou
wing naar voren. Hij schrijft: O Here
mijn erfdeel en mijn beker.
Hjj blijft bij de zichtbare en tijde
lijke dingen niet staan, maar hij klimt
op tot de oorsprong aller dingen, tot
de Gever van alle goed. Dat is tot God
zelf.
Dat is van deze Psalmist maar niet
een individuele opvatting, die even
veel of even weinig waard is, als het
levensinzicht dier Palestijnse boeren.
Die waren met hun wijsheid telkens
bedrogen uitgekomen. Dat kan bij de
opvatting van deze dichter niet. Hij
noemt hier speciaal de Naam van
Israels God. de HERE, de Verbonds-
God van Israël. Door een sterke arm
heeft God Zijn volk wonderlijk gehol
pen, geleid en bewaard in alle omstan
digheden. Hij heeft Israël door een
krachtige arm uitgeleid uit de slaver
nij van Egypte. Veertig jaar heeft Hij
dat volk in het leven gehouden in de
woestijn, in een woeste en huilende
wildernis, zo staat er. Aan God alleen
heeft Israël het te danken dat het
erfgenaam is geworden van een geze
gend land, vloeiend van melk en honig.
Nimmer heeft God het vertrouwen van
zijn volk teleurgesteld.
Daaraan denkt de dichter als hij
zegt: O Here mijn erfdeel en mijn
beker. In God bezit hij alles. Hij be
hoeft zich dan geen zorgen meer te
maken over denkbeeldige moeilijkhe
den, die meestal niet komen. De Here
zorgt er voor. dat Zijn volk steeds ont
vangt, wat er nodig is. Dat mag dan
niet altijd zijn. wat de mensen graag
willen, want Gods bepalingen voeren
ons wel eens langs onbegrijpelijke
wegen, maar het is steeds zo, dat we
bij de uitkomst het goddelijk beleid
moeten bewonderen.
Daarbij: God bestendigt ook wat het
lot hem toewijst. Daarmee wil de
dichter uitdrukken, dat God Zijn be
loften houdt en nooit Zijn volk in de
steek laat.
Het blijkt niet, dat deze dichter een
bevoorrecht man is geweest in stoffe
lijk opzicht, maar wel was hij in gees
telijk opzicht rijk. Hij is dankbaar voor
alles, wat de Here hem gaf. Dat
blijkt als hij zegt in de volgende
woorden: De snoeren vielen mij in
liefelijke dreven, ja, mijn erfdeel be
koort mij. Ps. 16 6.
Zijn erfdeel is echter niet een stuk
grond, maar God zelf, zijn Vader, die
alles bestuurt en beter 'en met meer
tederheid zorgt voor zijn volk, dan
een moeder doet voor de vrucht van
haar schoot. Deze dichter voelt zich
een rijk man. Hij staat boven de ijdele
zorg die het geluk van zovelen ver
woest. Hij stelt zich kinderlijk onder
de leiding van zijn hemelsen Vader.
Als ge let op de geestelijke structuur,
waarop we wezen in het begin van
deze meditatie, dan ziet ge, dat deze
levensvisie vreemd is aan het nu
levend geslacht. Toch is dit woord van
Ps. 16 niet maar een woord voor de
Palestijnse landman van 25 eeuwen
gelèden. dit is een eeuwige onver
anderlijke waarheid, die ook vandaag
nog haar volle waarde bezit. Dit is
wat we allen moeten bezitten om wer
kelijk gelukkig te zijn.
Theorieën, menselijke wijsheid, we
reldbeschouwingen of dollars, maken
ook nu niet gélukkig, maar alleen de
eeuwige waarheid: O Here mijn erf
deel en mijn beker.
F.