Land van gieren, ezels, lemen hutten
en pyramiden van apenootjes
Noord en Zuid verdeeld over
datum van Dominion-status
Labour-partij heeft opnieuw zorgen
"Te? Ji
De olie bracht een ommekeer
in Saoedi-Arabië
KANO levert feiteljjk geen enkele
ontspanning. De openlucht-bios
coop brengt oud nieuws en het enige
vermaak vindt men in de „club
waar de bar en biljartzaal de be
zoeker het in. vele opzichten weinig
amusante leven in deze stad voor
een ogenblik doen vergeten.
Een rapport van de
vakbonden over
nationalisatie
I'
met
Jhr dr J. C. MOLLERUS
naar
%r
Handelaren in alles
en nog wat
mm !P
3' 'ff. A
Air conditioning in
moskee van Mekka
ZATERDAG 12 SEPTEMBER 1953
g§§.
KANO IN NIGERIA
JF/V zo stond op Woensdagmiddag 22 Juli 1953 de K.L.M.-D.C. 6-kist Prinses Beatrixgereed om ons
passagiers via Frankfort en Rome Afrikauiaarts te brengen. Van 5 Juni tot 21 Juli was ik via Den Haag
bezig geweest mijn visum voor Nigeria te bemachtigen en eerst via een eindeloos heen en weer gelelegrafeer
kwam dit op het laatste ogenblik los, zodat ik in pluats van op 19 Juli nog tiet de 22-Juli-verbinding kon
halen. De reis verliep vlot, in Frankfort werd thee gedronken, in Rome gegeten en toen tve uil de Italiaan-
se hoofdstad vertrokken, was het donker. Het was terwijl wij in de nachtelijke uren over de Sahara
vlogen wat roezemoezig in het passagierscorps. Druk gesticulerende medereizigers hadden aanvankelijk
wel enig bezwaar tegen het doven der lichten, enkele babies konden zich aan de voor hun vreemde om
geving moeilijk aanpassen, maar op een zeker ogenblik wenste de steward ons wel-te-rusten, het licht
ging uit. Velen hoopten op de nodige rust, maar deze kwam niet. Zelfs de ons verstrekte handige K.L.M.-
sandalen en de plaid, dat mij werd toegereikt, konden de slaap niet bewerkstelligen, 't Was vier uur in
de morgen toen het licht in de cabine weer ontstoken werd, een verfrissing volgde en daarna het bijeengaren
van alle mogelijke dingen, die nog in tasjes of koffertjes geborgen moesten worden en natuurlijk de
onafscheidelijke formulieren met vele gekke en niet-gekke vragen, die het touristenverkeer zeker niet
bevorderen.
Op een matje wordt de koopwaar uitgestald.
REEDS een uur voor de aankomst begonnen we te dalen en toen
onze gezagvoerder zijn kist voor het stationsgebouw in Kano tot
staan had gebracht en de medicus of welke functie betrokkene
bekleedde ons per flitspuit had besproeid, konden we ons naar
de mannen-der-formaliteiten begeven, waarbij enige in Kano ge-
stationneerde K.L.M.-ers zeer behulpzaam waren.
Eerst om 7 uur 's morgens lag ik in bed in het in de stad gelegen
Kano Railway Rest House. Het hotel bestaat uit een hoofdgebouw
met eetzaal, bar, administratiegebouwen en de nodige zitjes, prac-
tisch gesproken alle binnenshuis. Waarom geen zitjes buiten? Ik
begreep het niet. Achter dit gebouw staan in eentonige rijen
barakken, alle genummerd, ik woonde in blok 6, kamer 4. Alle
kamers hebben twee bedden, die van klamboes zijn voorzien. Een
eenvoudige wastafel, waarboven een glasplaat om iets op te zetten,
ontbrak; een uiterst primitief bureautje zonder briefpapier en inkt,
aan de muren geen enkele gelegenheid om iets op te hangen, een
oer-eenvoudige klerenkast, die niet te sluiten was, electrisch licht,
een grote fan in het midden, vóór de ramen muskietengaas en op
het bureau twee glazen en een fles, waarin drinkwater is te vin
den. De bediening is goed. behulpzame negers staan de gast ten
dienste. Een eigen bad ontbreekt. In het hoofdgebouw worden de
maaltijden gebruikt. Om circa half zeven 's morgens komt de be
diende de kamer binnen, hij haalt de klamboe omhoog en deponeert
die op een soort metalen raam, dat op het bed is bevestigd, welk
raam ik tevens gebruikte als kapstok. De dag is begonnen.
DE volgende morgen oriënteerde ik
mij in Kano, waarbij ik zeer bij
zondere medewerking ondervond van
de heer De Jager van de K.L.M.,
Plaatsvervangend agent van Kano.
Naast ons woonblok stond een
enorme boom, waarschijnlijk reeds
dood. In de kruin zaten geweldige
nesten, waaromheen grotere en klei
nere vogels vlogen. Alleen de gro
teren interesseerden me, het waren
gieren, de bekende aasvogels. Niet
enkele, bij honderden zweven zij
boven Kano. Zij vormen de gemeen
tereiniging van deze stad op hun
fjebied. Hoogvliegend in cirkelgang
oeren ze, of er op de grond iets
van hun gading te vinden is. Zodra
ze iets ontdekken, schieten ze naar
beneden en nuttigen hun maal. Maar
ze hebben hulp, want naast de gie
ren krioelt het in Kano van de hage
dissen, prachtige blauwe mannetjes-
dieren met een oranje kop en staart,
terwijl de punt van de staart weer
blauw is. Zij zijn de insectenverdel
gers en verrichten nuttig werk. Maar
er was nog een eenling, die mijn
aandacht trok. Iedere dag weer ont-
Sioette ik het diertje, tenslotte had-
en we vriendschap gesloten. Het
was een kleine groene papegaai, die
bij de woonblokken huisde. Wanneer
ik naar buiten kwam, vloog deze
sierlijke vogel naar mij toe, pikte in
Biijn schoenen en wanneer ik me
niet verroerde, fladderde het naar
boven en bleef op mijn schouder zit
ten tot groot vermaak van de om
standers.
En nt ik het toch over de die
renwereld heb, het ontbreken van
kamelen en paarden viel mij op;
zelfs in de oude stad op welk
gedeelte van Kano ik nog terug:
kom waren ook geen kamelen, zij
waren weer terug naar de woestijn.
De ezel is in dit hele gebied het
lastdier, zowel voor de mens als voor
de goederen; schapen, geiten en
koeien ontbreken er niet.
Wie in Kano palmenpracht denkt
te vinden, vergist zich. Palmen zijn
er zeer spaarzaam. De bougainville
en de flamboyant zijn er bij massa's,
maar bovenal is dit het gebied van
de apenootjes. Torenhoge pyramiden
uit de verte dacht ik aan de pyra
miden van Gizeh bij Cairo be
dekt met veelal groen gekleurde dek
kleden, die bijeen gehouden worden
door touwen, verzwaard met stenen,
Wijzen op de enorme voorraden van
deze nootjes. Het zijn de apenootjes-
bergen. Deze opeenhopingen zijn een
gevolg van het feit. dat het vervoer
van Kano naar de kust (Lagos) per
trein volkomen onvoldoende is om
dit alles te brengen naar de plaats,
waar de verlading dient te geschie
den.
KANO is het knooppunt van het
noordelijk gedeelte van Nigeria,
welk land een oppervlakte heeft zo
groot als Frankrijk en Italië teza
men.
Noord-Nigeria is bewoond door de
Haussa's. streng gelovige Mohamme
danen, door Fulani's, een Mohamme
daans herdersvolk en in de omge
ving van het plateau van Jos door
de Pagans, een bevolkingsgroep met
een eigen godsdienst.
Ik bracht een bezoek aan een
Fulani-dorp. De woningen zijn van
een soort bamboe met een rieten
puntdak. Tweemaal in het jaar wor
den de jongens tot man geslagen
door een soort kastijding. Wie gilt,
moet het volgend jaar de proef nog
eens ondergaan. Bij menig oudere
Fulani ziet men op zijn borst nog de
gevolgen van een dergelijke kastij
ding.
Over het algemeen staan deze vol
keren op een lagere trap van ont
wikkeling, dan die, welke in Zuid-
Nigeria wonen, de ïbo's en de Joru-
ba^.
Tussen de zuidelijke en noorde
lijke bevolkingsgroepen van Nigeria
bestaat verschil van mening over de
vraag, wanneer dit land tot Domi
nion van het Brits gemenebest ver
klaard moet worden en dus ge
schaard zou moeten worden naast
Canada, Australië enz.
De zuidelijke groepen staan op het
standpunt, dat dit in 1956 zou moeten
gebeuren, de noordelijke zijn van
oordeel, dat dit na dit jaar zal
moeten geschieden. Zou men al
dus de visie van de noordelingen
daartoe in 1956 overgaan, dan vreest
men, dat de beste baanHes in het
land zonder meer in handen zouden
komen van zuiderlingen, gezien hun
hoger beschavingspeil.
Een voorbeeld van deze contro
verse openbaarde zich, toen ik toe
vallig op het vliegveld in Kano was,
toen een missie yan Nigeria per
vliegtuig naar Londen vertrok om
over deze onafhankelijkheid te on
derhandelen en een grote massa
noorderlingen dit schouwspel kwam
gadeslaan. Teneinde eventuele moei
lijkheden te voorkomen, was er een
gewapende macht bij de hand.
Het min of meer primitieve van
de noorderlingen komt vooral tot
ff»W. m V.. 1
Twee Hausas
uiting in hun huizenbouw. Deze hui
zen worden gemaakt van het rode
leem, dat mei de hand in de vorm
van ballen wordt gedraaid. Deze
ballen legt men daarna in de zon
en zij vormen in wezen de bouw
steen. Een ander gedeelte van het
leem wordt met water vermengd en
met de voeten uitgetreden. Dat is de
metselspecie. Het bouwen zelf vor
dert langzaam, ook al omdat alles
handenarbeid is. De huizen worden
door een muur omringd. De volko
men waterdichte daken dezer huizen,
die een ronde vorm hebben, steken
vrij ver naar buiten, waardoor een
soort waranda ontstaat.
Europese families gaven mij een
inzicht van de duurte van het leven.
Dat geldt eigenlijk ten aanzien van
alle levensbehoeften. De melk-in-
blik, de kaas, het vlees, brood en de
groente zijn naar Nederlandse be
grippen zeer prijzig; de Engelse cou
rant kost bijna 40 cent per stuk.
Nie* ten onrechte werd mij meer
dan eens medegedeeld, dat een lang
durig verblijf in Kano, dus van
jaren en jaren achtereen, velen on
geschikt maakt om in het Euro
pese milieu teruggekeerd zich
weer aan te passen.
De neger, die hier leeft van circa
2 shilling 1.per dag, is zo
hij tot de noorderlingen behoort
over het algemeen traag en niet al
te werklustig. Zware lasten, die niet
per vrachtauto vervoerd worden
en daartoe behoren o.m. de zakken
met apenoten, die naar het station
van Kano gebracht worden wor
den op grote platte wagens, voor
zien van wielen met rubberbanden,
geladen. Vooraan loopt de neger, die
de stang van het geheel bedient,
achteraan duwen drie of meer ne
gers. Met gekromde ruggen, waar
langs de 'transpiratie naar beneden
loopt en met voorovergebogen hoofd,
n
gebouwd. Dit materiaal vindt men
ter plaatse. Waar het in grote mas
sa's werd weggegraven, zijn diepe
putten te vinden, grote bassins ge
vuld met water, stilstaand water
zpals U begrijpen zult; de meest ge-
eigende verblijfplaatsen voor de
muskieten, die trouwens in Kano
toch een belangrijke rol spelen en
ons noodzaken dagelijks Paledrine of
een soortgelijk middel te gebruiken.
Treedt men deze woningen bin
nen, dan is er feitelijk niets te zien.
Er staat niets en er hangt niets.
Hoogstens vindt men hier en daar
een eenvoudig matje. Deze stad heeft
een geweldige oppervlakte. De be
woners zijn handelaren in alles en
nog wat. De koopwaar ligt op de
grond uitgespreid. Naast alle moge
lijke textielwaren, vindt men er
oude en nieuwe munten, een eind
verder is de slagerswinkel, hompen
vlees worden U op een schoteltje te
koop aangeboden, terwijl zwermen
vliegen van deze etenswaar nauwe
lijks zijn weg te slaan. Een eind ver
der treft U de grote en kleine al of
niet gekleurde kalebassen, die als
mand dienst doen .en waarin alle
mogelijke goederen op het hoofd ge
dragen worden en zo worden ver
voerd.
Ter afwisseling van deze goederen
is een gedeelte van deze enorme
markt ingenomen door uitstallingen
van gevlochten hoeden, katoenen
mutsjes en alle mogelijke andere
hoofddeksels. De oud-ijzermarkt ont
breekt niet.
Uitstallingen van lege flessen en
flesjes vormen een grote aantrek
kelijkheid. Bij herhaling moet men
uit de weg gaan voor geiten en
schapen, die de door de bewoners
gebaande weggetjes oversteken. Ge
droogde kruiden verspreiden een
fienetrante lucht; op een brede mat
iggen naast elkander de gedroogde
kop van een eend, de veren van een
gier, alle mogelijke botten van gro
tere en kleinere dieren, gedroogde
zeepaardjes, in een fles geborgen
hagedissen, de ruggewervels van
voor mij niet te definieren dieren
en alles wat in deze sfeer thuis be
hoort. Welke handelswaarde daarin
verscholen ligt, ontgaat mij. Druk
gesticulerend benaderen de kooplui
elkaar en aangezien men toch de
tijd heeft, worden blijkbaar slechts
na zeer lang wikken en wegen grote
en kleine transacties afgesloten.
Het schijnt, dat men al uiterst ge
wiekst móet zijn om zich tenslotte
niet te hebben laten bedotten. En
deze „oude stad" is danhet grote
en zeer oude karavaanstation. In be
paalde gedeelten van het jaar ko
men deze karavanen met hun kame
len uit de Sahara naar deze omge
ving om daar hun koopwaar van de
hand te doen. i
Binnen dit grote dorp staat het pa
leis van de Emir in een op zichzelf
weer ommuurde omgeving.^ Wan
neer men door de vier in een lijn
liggende poorten naar binnen kijkt,
ziet men net paleis van deze „hoog
ste" in de Mohammedaanse wereld
staan<
De nieuwe moskee, die nog maar
kortgeleden is afgebouwd en twee
fraaie torens heeft, past door haar
bouwtrant zeker niet in deze omge
ving. De oude stad trok mij zeer
en dankzij deskundige leiding heb
ik enige 'malen dit merkwaardige
geheel mogen bewonderen. Ik zal
die aanblik nooit vergeten.
Op Dinsdag 28 Juli des morgens om
half zeven vertrok ik per B.O.A.C.
naar Lagos, een reis van twee en een
half uur per vliegtuig, waarvoor men
per trein volgens de dienstregeling
drie dagen zou moeten reserveren,
zonder de zekerheid te hebben er in
die tijd werkelijk te zullen aankomen.
WWf.r t.
De „drummer" van Yoruba
duwen zij op een steeds herhaalde
kreet, die zij uitroepen op de wijze,
waarop de telefoonkabels in onze
straten worden gelegd. Dankzij het
rhythme, hetwelk hun blijkbaar de
kracht verschaft hun arbeid te ver
richten, zwoegen zij dikwijls over
eindeloze afstanden óm hun zending
kwijt te raken.
Hun kledij is zeer verschillend;
men ziet de meest wonderlijke cos-
tuums en vooral wonderlijke com
binaties. Het eenvoudige korte witte
hemd wisselt af met de lange ty
pische gewaden, die tot op de enkcis
reiken, maar daarnaast draagt de
neger, die de Westerling wil naboot
sen, in plaats van sandalen lage
schoenen, hij is meer dan eens ge
tooid met dé lange broek en menig
maal mocht ik ook bij hem het
Europese deukhoedje tegenkomen.
Bij de negerinnen is het niet an
ders. Een gesluierde vrouw ben ik
echter in Kano niet tegengekomen.
Maar de meest bonte kleuren naast
helle, komen in de jakken, rokken
en hoofddoeken bijna altijd voor.
DE „oude stad" ligt buiten het ge
wone Kano, buiten de omgeving,
waar de handelshuizen zijn gevestigd
en de kantoren en banken het stads
beeld beheersen. Men trekt er per
auto heen, de richting van de Sa
hara uit, Afrika's grootste neger
dorp tegemoet. Binnen deze om
muurde samenleving wonen duizen
den negers in hun hutten van leem
(Van onze correspondent te Londen)
QE heer Arthur Greenwood, harts
tochtelijk voorvechter van de een
heid in de Labour Partij, moet ten
zeerste gedesillusioneerd zijn. In
zijn functie van voorzitter van het
Engelse socialistische partij-con
gres kon hij een week geleden nog
'hopen, dat de gelederen van Labour
eind deze maand in Margate ge
sloten zouden worden en dat de
conferentie in het teken van een
heid en vergiffenis zou staan. Maar
een paar dagen geleden is er een
document gepubliceerd, dat als
een zekere voorbode van een
nieuwe interne strijd kan worden
beschouwd. Het geschrift een
interim rapport inzake nationali
satie, is afkomstig van het TUC,
het overkoepelend orgaan der En
gelse socialistische vakverenigin
gen, welke tezamen bijna tien mil-
lioen leden tellen.
Het rapport valt op door zijn reële
en zakelijke ondertoon en ook door de
afwezigheid van starre dogma's. Het
geeft een overzicht van de industrieën,
welke al reeds genationaliseerd zijn en
concludeert o.m.. dat de genationaliseer
de bedrijven „uit zekere veranderingen
voordeel zouden kunnen trekken".
Interessanter is echter het standpunt
van het TUC ten aanzien van de voort
zetting van het nationalisatie-experi
ment. De raad der gezamenlijke Engel
se vakbondsbestuurders meent name
lijk, dat het staatsbedrijf geen panacee
voor alles is en dat nieuwe nationalisa
tie-projecten met de grootst mogelijke
terughoudendheid bestudeerd moeten
worden.
„Het zou niet juist zijn te beweren",
zegt het rapport letterlijk, „dat de pu
blieke opinie momenteel gunstig tegen
over nieuw openbaar eigendom staat".
Te denken, dat deze of gene industrie
genationaliseerd moet worden en te ge
loven, dat men het socialisme op deze
manier combineert met een oplossing
van 's lands economische problemen is,
aldus het TUC, gemakkelijker in theo
rie dan in de practijk.
Hoe langer het TUC het onderwerp
bestudeerde, des te meer kwam het tot
de conclusie, dat nationalisatie, onder
de huidige omstandigheden, vol met
voetangels en klemmen zit. Het advies,
dat de vakbondbestuurders dan ook
aan de Labour Party geven, komt op
een allervoorzichtigste benadering der
problemen neer en op de waarschu
wing, dat nationalisatie als zodanig geen
vooruitgang behoeft te betekenen.
De opstellers van het rapport zijn na
nauwkeurige bestudering der reeds ge
nationaliseerde bedrijven (gas electri-
citeit, spoorwegen, wegtransportwezen,
kolen en staal) tot de overtuiging geko
men, dat:
1. De herdistributie van inkomens als
gevolg van nationalisatie onbelangrijk
is gebleken.
2. Vroegere aandeelhouders slechts
weinig rente hebben gederfd.
3. Nationalisatie de deur niet opent
voor ongelimiteerde looneisen.
Evenals de Labou,- Party eist het TUC
de her-nationalisatie van de ijzer- en
staal-industrie en die van het weg
transportwezen (beide ongedaan ge
maakt door de huidige conservatieve
regering). Het gelooft tevens dat de wa
tervoorziening genationaliseerd dient
te worden terwijl het marktwezen en
het voedseldistributie-apparaat „ge
schikt" zouden zijn om door de staat
overgenomen te worden.
Maar verder dan de diensten en de
basis-industrieën wenst het TUC voor
lopig niet te gaan. Het spreekt zich on
omwonden tegen de nationalisatie der
luchtvaart-industrie uit en staat niet
minder sceptisch tegenover staatsin
menging in de chemische industrie, het
bankwezen en de scheepsbouw. Een van
zijn grote tegenwerpingen is. dat de
concurrentie-kracht vermindert, in 't
bijzonder gedurende de overdrachtspe
riode.
Het TUC, dat verder nationalisatie
dus niet in principe bestrijdt, meent,
dat er op 't moment belangrijker din
gen aan de orde zijn. De economische
en financiële toestand van het land b.v.
acht het zorgwekkend en het gelooft,
dat het noodzakelijk is de export met
tenminste twintig procent te vergroten.
Vermindering der importen met als
gevolg grotere concentratie op de voed-
sel-producerende industrieën binnens
lands en een verhoging der kapitaals
investeringen met ongeveer vijftien pro
cent vindt het TUC van even groot
belang.
Een verlaging van de levensstandaard
kan volgens het TUC alleen voorkomen
worden, als aan bovenstaande voor
waarden wordt voldaan. Slaagt men er
niet in een en ander in praktijk te
brengen, dan krijgt de Engelse arbeider
het slechter, ongeacht de vraag of er
genationaliseerd wordt of niet.
Al deze gezichtspunten zijn geheel en
al in strijd met die, welke vele Engelse
socialisten er op na houden, in 't bij
zonder degenen, welke door de plaat
selijke afdelingen voor de partij-confe
rentie in Margate zijn ingediend, laat
dit al duidelijk zien.
Niet minder dan dertig resoluties zijn
namelijk aan het onderwerp nationali
satie gewijd en de meeste hiervan kon
den persoonlijk door Bevan zijn opge
steld. Nergens vindt men enige critiek
op de bestaande nationalisatie-vormen,
zelfs niet op het onbevredigende werk
van de Nationale Kolenraad. En alle
resoluties adverteren de nationalisatie
van andere industrieën, van bierbrou
werijen tot slachthuizen toe.
Dit is het dilemma, waarmee de ge
desillusioneerde Arthur Greenwood in
Margate geconfronteerd zal worden.
Steunt hij de Bevanieten, dan haalt hij
zich de toorn der vakverenigingen op
de hals, welke 't grootste aandeel in de
partijfondsen hebben. Steunt hij daar
entegen het TUC, dan beledigt hij de
Bevanieten, wier ideeën meer populair
zijn dan men in de buitenwacht wel
eens gelooft.
BE VAN
N slechts weinige andere landen der wereld heeft olie een opvallender
wijziging gebracht in het uiterlijk voorkomen van het land dan in
Saoedi-Arabië. Verlatenheid, troosteloosheid, achterlijkheid, geïsoleerdheid
zijn niet langer de kenmerken van dit land. Er heerst welvaart en het voor
uitzicht bestaat, dat gedurende tientallen jaren de welvaart meer en meer
zal toenemen. De Bedouinen wier voorvaderen door de woestijn zwierven
om in hun levensonderhoud te voorzien, hebben thans hun eigen huis, com
pleet met radio en koelkast. Als gevolg van de Amerikaanse exploitatie der
onlangs ontdekte oliereserves in Saoedie-Arabië vindt men thans overal
industriële installaties op de plaatsen, waar vroeger slechts hier en daar
een Bcdouinentent te vinden was en geitenkudden en kamelen rondliepen.
pakten de kruiwagen op en droegen
deze langs de pier. Dat was twintig
jaar geleden. Sedertdien hebben de Be-
douien geleerd kruiwagens voort te be
wegen en niet te dragen, zij hebben ook
geleerd locomotieven te besturen, en
enorme vrachtwagens en tractors, de
ze voertuigen te onderhouden, boorma
chines te bedienen, chemische proeven
te doen. brieven en zakenformulieren
te tikken en ziekenhuisuitrusting te
gebruiken. De sanitaire voorzieningen
nemen voortdurend toe. het onderwijs
wordt uitgebreid, er worden wegen
aangelegd, electriciteitsleidingen en al
le soorten van stedelijke verbeteringen.
|N de nieuwe haven aan de Perzische
Golf Damman vindt men een 11
km lange diepwaterpier, waar moderne
tankschepen geladen worden met ruwe
olie, die naar Europa en Amerika ver
scheept wordt. Te Mekka wordt de
Moskee van de profeet Mohammed, het
der heilige van de Islam, voorzien van
electriciteit en air conditioning.
De Westelijke beschaving verovert
meer en meer het woestijnrijk van de
73 jaar oude koning Abdel Aziz El
Rahman Ibn Saoed. de enige nog over
gebleven monarch omgeven door een
pracht en praal, herinnerende aan de
duizend en een nacht, die over zijn ze
ven millioen Bedouinen regeert, streng
volgens de eeuwen oude Islamwetten.
Oudgediende van de Arabian Ameri
can Oil Co (Aramco) weten nog te ver
tellen over de aankomst van de eerste
kruiwagen in Saoedi-Arabië. Twee Ara
bieren. gekleed in de traditionele flad
derende gewaden van kameelhaar.
Deze zegeningen zijn grotendeels
te danken aan de olie-industrie, waar
van de invloed op het gehele Arabi
sche schiereiland wordt gevoeld. Vele
Bedouinen reizen over grote afstanden
door de woestijn om in de oliegebieden
te werken. Aan het einde van het vo
rig jaar had de Aramco rechtstreeks
meer dan 25.000 personen in dienst
waarvan ongeveer 15.000 uit Saoedi-
Arabië. Rovendien werken er nog on
geveer 11.000 Saoedi Arabieren bij 190
firma's onder subcontract met de Aram-
CO.