Land van gieren, ezels, lemen hutten en pyramiden van apenootjes Noord en Zuid verdeeld over datum van Dominion-status Labour-partij heeft opnieuw zorgen "Te? Ji De olie bracht een ommekeer in Saoedi-Arabië KANO levert feiteljjk geen enkele ontspanning. De openlucht-bios coop brengt oud nieuws en het enige vermaak vindt men in de „club waar de bar en biljartzaal de be zoeker het in. vele opzichten weinig amusante leven in deze stad voor een ogenblik doen vergeten. Een rapport van de vakbonden over nationalisatie I' met Jhr dr J. C. MOLLERUS naar %r Handelaren in alles en nog wat mm !P 3' 'ff. A Air conditioning in moskee van Mekka ZATERDAG 12 SEPTEMBER 1953 g§§. KANO IN NIGERIA JF/V zo stond op Woensdagmiddag 22 Juli 1953 de K.L.M.-D.C. 6-kist Prinses Beatrixgereed om ons passagiers via Frankfort en Rome Afrikauiaarts te brengen. Van 5 Juni tot 21 Juli was ik via Den Haag bezig geweest mijn visum voor Nigeria te bemachtigen en eerst via een eindeloos heen en weer gelelegrafeer kwam dit op het laatste ogenblik los, zodat ik in pluats van op 19 Juli nog tiet de 22-Juli-verbinding kon halen. De reis verliep vlot, in Frankfort werd thee gedronken, in Rome gegeten en toen tve uil de Italiaan- se hoofdstad vertrokken, was het donker. Het was terwijl wij in de nachtelijke uren over de Sahara vlogen wat roezemoezig in het passagierscorps. Druk gesticulerende medereizigers hadden aanvankelijk wel enig bezwaar tegen het doven der lichten, enkele babies konden zich aan de voor hun vreemde om geving moeilijk aanpassen, maar op een zeker ogenblik wenste de steward ons wel-te-rusten, het licht ging uit. Velen hoopten op de nodige rust, maar deze kwam niet. Zelfs de ons verstrekte handige K.L.M.- sandalen en de plaid, dat mij werd toegereikt, konden de slaap niet bewerkstelligen, 't Was vier uur in de morgen toen het licht in de cabine weer ontstoken werd, een verfrissing volgde en daarna het bijeengaren van alle mogelijke dingen, die nog in tasjes of koffertjes geborgen moesten worden en natuurlijk de onafscheidelijke formulieren met vele gekke en niet-gekke vragen, die het touristenverkeer zeker niet bevorderen. Op een matje wordt de koopwaar uitgestald. REEDS een uur voor de aankomst begonnen we te dalen en toen onze gezagvoerder zijn kist voor het stationsgebouw in Kano tot staan had gebracht en de medicus of welke functie betrokkene bekleedde ons per flitspuit had besproeid, konden we ons naar de mannen-der-formaliteiten begeven, waarbij enige in Kano ge- stationneerde K.L.M.-ers zeer behulpzaam waren. Eerst om 7 uur 's morgens lag ik in bed in het in de stad gelegen Kano Railway Rest House. Het hotel bestaat uit een hoofdgebouw met eetzaal, bar, administratiegebouwen en de nodige zitjes, prac- tisch gesproken alle binnenshuis. Waarom geen zitjes buiten? Ik begreep het niet. Achter dit gebouw staan in eentonige rijen barakken, alle genummerd, ik woonde in blok 6, kamer 4. Alle kamers hebben twee bedden, die van klamboes zijn voorzien. Een eenvoudige wastafel, waarboven een glasplaat om iets op te zetten, ontbrak; een uiterst primitief bureautje zonder briefpapier en inkt, aan de muren geen enkele gelegenheid om iets op te hangen, een oer-eenvoudige klerenkast, die niet te sluiten was, electrisch licht, een grote fan in het midden, vóór de ramen muskietengaas en op het bureau twee glazen en een fles, waarin drinkwater is te vin den. De bediening is goed. behulpzame negers staan de gast ten dienste. Een eigen bad ontbreekt. In het hoofdgebouw worden de maaltijden gebruikt. Om circa half zeven 's morgens komt de be diende de kamer binnen, hij haalt de klamboe omhoog en deponeert die op een soort metalen raam, dat op het bed is bevestigd, welk raam ik tevens gebruikte als kapstok. De dag is begonnen. DE volgende morgen oriënteerde ik mij in Kano, waarbij ik zeer bij zondere medewerking ondervond van de heer De Jager van de K.L.M., Plaatsvervangend agent van Kano. Naast ons woonblok stond een enorme boom, waarschijnlijk reeds dood. In de kruin zaten geweldige nesten, waaromheen grotere en klei nere vogels vlogen. Alleen de gro teren interesseerden me, het waren gieren, de bekende aasvogels. Niet enkele, bij honderden zweven zij boven Kano. Zij vormen de gemeen tereiniging van deze stad op hun fjebied. Hoogvliegend in cirkelgang oeren ze, of er op de grond iets van hun gading te vinden is. Zodra ze iets ontdekken, schieten ze naar beneden en nuttigen hun maal. Maar ze hebben hulp, want naast de gie ren krioelt het in Kano van de hage dissen, prachtige blauwe mannetjes- dieren met een oranje kop en staart, terwijl de punt van de staart weer blauw is. Zij zijn de insectenverdel gers en verrichten nuttig werk. Maar er was nog een eenling, die mijn aandacht trok. Iedere dag weer ont- Sioette ik het diertje, tenslotte had- en we vriendschap gesloten. Het was een kleine groene papegaai, die bij de woonblokken huisde. Wanneer ik naar buiten kwam, vloog deze sierlijke vogel naar mij toe, pikte in Biijn schoenen en wanneer ik me niet verroerde, fladderde het naar boven en bleef op mijn schouder zit ten tot groot vermaak van de om standers. En nt ik het toch over de die renwereld heb, het ontbreken van kamelen en paarden viel mij op; zelfs in de oude stad op welk gedeelte van Kano ik nog terug: kom waren ook geen kamelen, zij waren weer terug naar de woestijn. De ezel is in dit hele gebied het lastdier, zowel voor de mens als voor de goederen; schapen, geiten en koeien ontbreken er niet. Wie in Kano palmenpracht denkt te vinden, vergist zich. Palmen zijn er zeer spaarzaam. De bougainville en de flamboyant zijn er bij massa's, maar bovenal is dit het gebied van de apenootjes. Torenhoge pyramiden uit de verte dacht ik aan de pyra miden van Gizeh bij Cairo be dekt met veelal groen gekleurde dek kleden, die bijeen gehouden worden door touwen, verzwaard met stenen, Wijzen op de enorme voorraden van deze nootjes. Het zijn de apenootjes- bergen. Deze opeenhopingen zijn een gevolg van het feit. dat het vervoer van Kano naar de kust (Lagos) per trein volkomen onvoldoende is om dit alles te brengen naar de plaats, waar de verlading dient te geschie den. KANO is het knooppunt van het noordelijk gedeelte van Nigeria, welk land een oppervlakte heeft zo groot als Frankrijk en Italië teza men. Noord-Nigeria is bewoond door de Haussa's. streng gelovige Mohamme danen, door Fulani's, een Mohamme daans herdersvolk en in de omge ving van het plateau van Jos door de Pagans, een bevolkingsgroep met een eigen godsdienst. Ik bracht een bezoek aan een Fulani-dorp. De woningen zijn van een soort bamboe met een rieten puntdak. Tweemaal in het jaar wor den de jongens tot man geslagen door een soort kastijding. Wie gilt, moet het volgend jaar de proef nog eens ondergaan. Bij menig oudere Fulani ziet men op zijn borst nog de gevolgen van een dergelijke kastij ding. Over het algemeen staan deze vol keren op een lagere trap van ont wikkeling, dan die, welke in Zuid- Nigeria wonen, de ïbo's en de Joru- ba^. Tussen de zuidelijke en noorde lijke bevolkingsgroepen van Nigeria bestaat verschil van mening over de vraag, wanneer dit land tot Domi nion van het Brits gemenebest ver klaard moet worden en dus ge schaard zou moeten worden naast Canada, Australië enz. De zuidelijke groepen staan op het standpunt, dat dit in 1956 zou moeten gebeuren, de noordelijke zijn van oordeel, dat dit na dit jaar zal moeten geschieden. Zou men al dus de visie van de noordelingen daartoe in 1956 overgaan, dan vreest men, dat de beste baanHes in het land zonder meer in handen zouden komen van zuiderlingen, gezien hun hoger beschavingspeil. Een voorbeeld van deze contro verse openbaarde zich, toen ik toe vallig op het vliegveld in Kano was, toen een missie yan Nigeria per vliegtuig naar Londen vertrok om over deze onafhankelijkheid te on derhandelen en een grote massa noorderlingen dit schouwspel kwam gadeslaan. Teneinde eventuele moei lijkheden te voorkomen, was er een gewapende macht bij de hand. Het min of meer primitieve van de noorderlingen komt vooral tot ff»W. m V.. 1 Twee Hausas uiting in hun huizenbouw. Deze hui zen worden gemaakt van het rode leem, dat mei de hand in de vorm van ballen wordt gedraaid. Deze ballen legt men daarna in de zon en zij vormen in wezen de bouw steen. Een ander gedeelte van het leem wordt met water vermengd en met de voeten uitgetreden. Dat is de metselspecie. Het bouwen zelf vor dert langzaam, ook al omdat alles handenarbeid is. De huizen worden door een muur omringd. De volko men waterdichte daken dezer huizen, die een ronde vorm hebben, steken vrij ver naar buiten, waardoor een soort waranda ontstaat. Europese families gaven mij een inzicht van de duurte van het leven. Dat geldt eigenlijk ten aanzien van alle levensbehoeften. De melk-in- blik, de kaas, het vlees, brood en de groente zijn naar Nederlandse be grippen zeer prijzig; de Engelse cou rant kost bijna 40 cent per stuk. Nie* ten onrechte werd mij meer dan eens medegedeeld, dat een lang durig verblijf in Kano, dus van jaren en jaren achtereen, velen on geschikt maakt om in het Euro pese milieu teruggekeerd zich weer aan te passen. De neger, die hier leeft van circa 2 shilling 1.per dag, is zo hij tot de noorderlingen behoort over het algemeen traag en niet al te werklustig. Zware lasten, die niet per vrachtauto vervoerd worden en daartoe behoren o.m. de zakken met apenoten, die naar het station van Kano gebracht worden wor den op grote platte wagens, voor zien van wielen met rubberbanden, geladen. Vooraan loopt de neger, die de stang van het geheel bedient, achteraan duwen drie of meer ne gers. Met gekromde ruggen, waar langs de 'transpiratie naar beneden loopt en met voorovergebogen hoofd, n gebouwd. Dit materiaal vindt men ter plaatse. Waar het in grote mas sa's werd weggegraven, zijn diepe putten te vinden, grote bassins ge vuld met water, stilstaand water zpals U begrijpen zult; de meest ge- eigende verblijfplaatsen voor de muskieten, die trouwens in Kano toch een belangrijke rol spelen en ons noodzaken dagelijks Paledrine of een soortgelijk middel te gebruiken. Treedt men deze woningen bin nen, dan is er feitelijk niets te zien. Er staat niets en er hangt niets. Hoogstens vindt men hier en daar een eenvoudig matje. Deze stad heeft een geweldige oppervlakte. De be woners zijn handelaren in alles en nog wat. De koopwaar ligt op de grond uitgespreid. Naast alle moge lijke textielwaren, vindt men er oude en nieuwe munten, een eind verder is de slagerswinkel, hompen vlees worden U op een schoteltje te koop aangeboden, terwijl zwermen vliegen van deze etenswaar nauwe lijks zijn weg te slaan. Een eind ver der treft U de grote en kleine al of niet gekleurde kalebassen, die als mand dienst doen .en waarin alle mogelijke goederen op het hoofd ge dragen worden en zo worden ver voerd. Ter afwisseling van deze goederen is een gedeelte van deze enorme markt ingenomen door uitstallingen van gevlochten hoeden, katoenen mutsjes en alle mogelijke andere hoofddeksels. De oud-ijzermarkt ont breekt niet. Uitstallingen van lege flessen en flesjes vormen een grote aantrek kelijkheid. Bij herhaling moet men uit de weg gaan voor geiten en schapen, die de door de bewoners gebaande weggetjes oversteken. Ge droogde kruiden verspreiden een fienetrante lucht; op een brede mat iggen naast elkander de gedroogde kop van een eend, de veren van een gier, alle mogelijke botten van gro tere en kleinere dieren, gedroogde zeepaardjes, in een fles geborgen hagedissen, de ruggewervels van voor mij niet te definieren dieren en alles wat in deze sfeer thuis be hoort. Welke handelswaarde daarin verscholen ligt, ontgaat mij. Druk gesticulerend benaderen de kooplui elkaar en aangezien men toch de tijd heeft, worden blijkbaar slechts na zeer lang wikken en wegen grote en kleine transacties afgesloten. Het schijnt, dat men al uiterst ge wiekst móet zijn om zich tenslotte niet te hebben laten bedotten. En deze „oude stad" is danhet grote en zeer oude karavaanstation. In be paalde gedeelten van het jaar ko men deze karavanen met hun kame len uit de Sahara naar deze omge ving om daar hun koopwaar van de hand te doen. i Binnen dit grote dorp staat het pa leis van de Emir in een op zichzelf weer ommuurde omgeving.^ Wan neer men door de vier in een lijn liggende poorten naar binnen kijkt, ziet men net paleis van deze „hoog ste" in de Mohammedaanse wereld staan< De nieuwe moskee, die nog maar kortgeleden is afgebouwd en twee fraaie torens heeft, past door haar bouwtrant zeker niet in deze omge ving. De oude stad trok mij zeer en dankzij deskundige leiding heb ik enige 'malen dit merkwaardige geheel mogen bewonderen. Ik zal die aanblik nooit vergeten. Op Dinsdag 28 Juli des morgens om half zeven vertrok ik per B.O.A.C. naar Lagos, een reis van twee en een half uur per vliegtuig, waarvoor men per trein volgens de dienstregeling drie dagen zou moeten reserveren, zonder de zekerheid te hebben er in die tijd werkelijk te zullen aankomen. WWf.r t. De „drummer" van Yoruba duwen zij op een steeds herhaalde kreet, die zij uitroepen op de wijze, waarop de telefoonkabels in onze straten worden gelegd. Dankzij het rhythme, hetwelk hun blijkbaar de kracht verschaft hun arbeid te ver richten, zwoegen zij dikwijls over eindeloze afstanden óm hun zending kwijt te raken. Hun kledij is zeer verschillend; men ziet de meest wonderlijke cos- tuums en vooral wonderlijke com binaties. Het eenvoudige korte witte hemd wisselt af met de lange ty pische gewaden, die tot op de enkcis reiken, maar daarnaast draagt de neger, die de Westerling wil naboot sen, in plaats van sandalen lage schoenen, hij is meer dan eens ge tooid met dé lange broek en menig maal mocht ik ook bij hem het Europese deukhoedje tegenkomen. Bij de negerinnen is het niet an ders. Een gesluierde vrouw ben ik echter in Kano niet tegengekomen. Maar de meest bonte kleuren naast helle, komen in de jakken, rokken en hoofddoeken bijna altijd voor. DE „oude stad" ligt buiten het ge wone Kano, buiten de omgeving, waar de handelshuizen zijn gevestigd en de kantoren en banken het stads beeld beheersen. Men trekt er per auto heen, de richting van de Sa hara uit, Afrika's grootste neger dorp tegemoet. Binnen deze om muurde samenleving wonen duizen den negers in hun hutten van leem (Van onze correspondent te Londen) QE heer Arthur Greenwood, harts tochtelijk voorvechter van de een heid in de Labour Partij, moet ten zeerste gedesillusioneerd zijn. In zijn functie van voorzitter van het Engelse socialistische partij-con gres kon hij een week geleden nog 'hopen, dat de gelederen van Labour eind deze maand in Margate ge sloten zouden worden en dat de conferentie in het teken van een heid en vergiffenis zou staan. Maar een paar dagen geleden is er een document gepubliceerd, dat als een zekere voorbode van een nieuwe interne strijd kan worden beschouwd. Het geschrift een interim rapport inzake nationali satie, is afkomstig van het TUC, het overkoepelend orgaan der En gelse socialistische vakverenigin gen, welke tezamen bijna tien mil- lioen leden tellen. Het rapport valt op door zijn reële en zakelijke ondertoon en ook door de afwezigheid van starre dogma's. Het geeft een overzicht van de industrieën, welke al reeds genationaliseerd zijn en concludeert o.m.. dat de genationaliseer de bedrijven „uit zekere veranderingen voordeel zouden kunnen trekken". Interessanter is echter het standpunt van het TUC ten aanzien van de voort zetting van het nationalisatie-experi ment. De raad der gezamenlijke Engel se vakbondsbestuurders meent name lijk, dat het staatsbedrijf geen panacee voor alles is en dat nieuwe nationalisa tie-projecten met de grootst mogelijke terughoudendheid bestudeerd moeten worden. „Het zou niet juist zijn te beweren", zegt het rapport letterlijk, „dat de pu blieke opinie momenteel gunstig tegen over nieuw openbaar eigendom staat". Te denken, dat deze of gene industrie genationaliseerd moet worden en te ge loven, dat men het socialisme op deze manier combineert met een oplossing van 's lands economische problemen is, aldus het TUC, gemakkelijker in theo rie dan in de practijk. Hoe langer het TUC het onderwerp bestudeerde, des te meer kwam het tot de conclusie, dat nationalisatie, onder de huidige omstandigheden, vol met voetangels en klemmen zit. Het advies, dat de vakbondbestuurders dan ook aan de Labour Party geven, komt op een allervoorzichtigste benadering der problemen neer en op de waarschu wing, dat nationalisatie als zodanig geen vooruitgang behoeft te betekenen. De opstellers van het rapport zijn na nauwkeurige bestudering der reeds ge nationaliseerde bedrijven (gas electri- citeit, spoorwegen, wegtransportwezen, kolen en staal) tot de overtuiging geko men, dat: 1. De herdistributie van inkomens als gevolg van nationalisatie onbelangrijk is gebleken. 2. Vroegere aandeelhouders slechts weinig rente hebben gederfd. 3. Nationalisatie de deur niet opent voor ongelimiteerde looneisen. Evenals de Labou,- Party eist het TUC de her-nationalisatie van de ijzer- en staal-industrie en die van het weg transportwezen (beide ongedaan ge maakt door de huidige conservatieve regering). Het gelooft tevens dat de wa tervoorziening genationaliseerd dient te worden terwijl het marktwezen en het voedseldistributie-apparaat „ge schikt" zouden zijn om door de staat overgenomen te worden. Maar verder dan de diensten en de basis-industrieën wenst het TUC voor lopig niet te gaan. Het spreekt zich on omwonden tegen de nationalisatie der luchtvaart-industrie uit en staat niet minder sceptisch tegenover staatsin menging in de chemische industrie, het bankwezen en de scheepsbouw. Een van zijn grote tegenwerpingen is. dat de concurrentie-kracht vermindert, in 't bijzonder gedurende de overdrachtspe riode. Het TUC, dat verder nationalisatie dus niet in principe bestrijdt, meent, dat er op 't moment belangrijker din gen aan de orde zijn. De economische en financiële toestand van het land b.v. acht het zorgwekkend en het gelooft, dat het noodzakelijk is de export met tenminste twintig procent te vergroten. Vermindering der importen met als gevolg grotere concentratie op de voed- sel-producerende industrieën binnens lands en een verhoging der kapitaals investeringen met ongeveer vijftien pro cent vindt het TUC van even groot belang. Een verlaging van de levensstandaard kan volgens het TUC alleen voorkomen worden, als aan bovenstaande voor waarden wordt voldaan. Slaagt men er niet in een en ander in praktijk te brengen, dan krijgt de Engelse arbeider het slechter, ongeacht de vraag of er genationaliseerd wordt of niet. Al deze gezichtspunten zijn geheel en al in strijd met die, welke vele Engelse socialisten er op na houden, in 't bij zonder degenen, welke door de plaat selijke afdelingen voor de partij-confe rentie in Margate zijn ingediend, laat dit al duidelijk zien. Niet minder dan dertig resoluties zijn namelijk aan het onderwerp nationali satie gewijd en de meeste hiervan kon den persoonlijk door Bevan zijn opge steld. Nergens vindt men enige critiek op de bestaande nationalisatie-vormen, zelfs niet op het onbevredigende werk van de Nationale Kolenraad. En alle resoluties adverteren de nationalisatie van andere industrieën, van bierbrou werijen tot slachthuizen toe. Dit is het dilemma, waarmee de ge desillusioneerde Arthur Greenwood in Margate geconfronteerd zal worden. Steunt hij de Bevanieten, dan haalt hij zich de toorn der vakverenigingen op de hals, welke 't grootste aandeel in de partijfondsen hebben. Steunt hij daar entegen het TUC, dan beledigt hij de Bevanieten, wier ideeën meer populair zijn dan men in de buitenwacht wel eens gelooft. BE VAN N slechts weinige andere landen der wereld heeft olie een opvallender wijziging gebracht in het uiterlijk voorkomen van het land dan in Saoedi-Arabië. Verlatenheid, troosteloosheid, achterlijkheid, geïsoleerdheid zijn niet langer de kenmerken van dit land. Er heerst welvaart en het voor uitzicht bestaat, dat gedurende tientallen jaren de welvaart meer en meer zal toenemen. De Bedouinen wier voorvaderen door de woestijn zwierven om in hun levensonderhoud te voorzien, hebben thans hun eigen huis, com pleet met radio en koelkast. Als gevolg van de Amerikaanse exploitatie der onlangs ontdekte oliereserves in Saoedie-Arabië vindt men thans overal industriële installaties op de plaatsen, waar vroeger slechts hier en daar een Bcdouinentent te vinden was en geitenkudden en kamelen rondliepen. pakten de kruiwagen op en droegen deze langs de pier. Dat was twintig jaar geleden. Sedertdien hebben de Be- douien geleerd kruiwagens voort te be wegen en niet te dragen, zij hebben ook geleerd locomotieven te besturen, en enorme vrachtwagens en tractors, de ze voertuigen te onderhouden, boorma chines te bedienen, chemische proeven te doen. brieven en zakenformulieren te tikken en ziekenhuisuitrusting te gebruiken. De sanitaire voorzieningen nemen voortdurend toe. het onderwijs wordt uitgebreid, er worden wegen aangelegd, electriciteitsleidingen en al le soorten van stedelijke verbeteringen. |N de nieuwe haven aan de Perzische Golf Damman vindt men een 11 km lange diepwaterpier, waar moderne tankschepen geladen worden met ruwe olie, die naar Europa en Amerika ver scheept wordt. Te Mekka wordt de Moskee van de profeet Mohammed, het der heilige van de Islam, voorzien van electriciteit en air conditioning. De Westelijke beschaving verovert meer en meer het woestijnrijk van de 73 jaar oude koning Abdel Aziz El Rahman Ibn Saoed. de enige nog over gebleven monarch omgeven door een pracht en praal, herinnerende aan de duizend en een nacht, die over zijn ze ven millioen Bedouinen regeert, streng volgens de eeuwen oude Islamwetten. Oudgediende van de Arabian Ameri can Oil Co (Aramco) weten nog te ver tellen over de aankomst van de eerste kruiwagen in Saoedi-Arabië. Twee Ara bieren. gekleed in de traditionele flad derende gewaden van kameelhaar. Deze zegeningen zijn grotendeels te danken aan de olie-industrie, waar van de invloed op het gehele Arabi sche schiereiland wordt gevoeld. Vele Bedouinen reizen over grote afstanden door de woestijn om in de oliegebieden te werken. Aan het einde van het vo rig jaar had de Aramco rechtstreeks meer dan 25.000 personen in dienst waarvan ongeveer 15.000 uit Saoedi- Arabië. Rovendien werken er nog on geveer 11.000 Saoedi Arabieren bij 190 firma's onder subcontract met de Aram- CO.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1953 | | pagina 9