De „algemeen georiënteerde"
litteraire maandbladen
JAN SMETTERLIN
Bette Davis: een ster die niet gemaakt kon worden
Macht van haar spel zelfs
regisseurs te machtig
Grote verscheidenheid maakt
keuze moeilijk
Niemand kan twee
heren dienen
Revue der revues (2)
Nelly Burbach bij de
NederlandscheOpera
M
DE GIDS: GENIETEND
LIBERTINAGESPITS
MAATSTAF: CURIOSA
Succesvol pianist en beminlijk mens
vierde in Nederland eerste triomf
Andere spelers slechts
sprekend décor
JJE GROTE BLOEIPERIODE van het liberalisme is voorbij. Dit,
zal men zeggen,^ is een waarheid als een koe. Inderdaad. Maar
dan vergeet men één belangrijk feit: er is nog steeds een zeer
grote bevolkingsgroep nu ja: zéér grootalles is relatief!
die in de sfeer van het liberalisme geestelijk leeft, en daar be
hoort een zeker niet onaanzienlijk deel der intellectuelen, kunst-
gevoeligen en cultureel-belangstellenden onder: aandachtige lezers,
museumbezoekers en cursusgangers. En nu is het juist ook deze
groep waarvan de maandbladen het hebben moeten; abonneren
deze mensen zich al niet op véle periodieken een kostbare lief
hebberij trouwens dan zullen zij toch een goedgevulde, maar
met zorg gekozen leesportefeuille in huis willen hebben. Zij zijn
het die het beste van alle richtingen voorgezet wensen te krijgen
en voor die in getallen van de orde van abonné-aantallen
grote groep is het „algemeen georiënteerde" maandblad het aan
gewezen periodiek.
,,-PR WAS EEN TIJD" en daar
Ti hebben we op 't juiste moment
Potgieter opgeroepen! dat het een
ieder de vrijheid van denken en
kiezen latende liberalisme, het
„schijnbaar-richtingloze" dus, te
vensde meest vitale, de meest
enthousiasmerende èn: de „nieuwste"
richting was: geestes-historisch viel
dus toen het „algemene" tijdschrift
samen met het „gerichte" tijdschrift:
dat was toen in 1837 Potgieter zijn
„GIDS" oprichtte. Daarvoor ook vie
len toen formele en geestelijke ver
nieuwing samen, vorm en inhoud
werden (als op alle vernieuwende
momenten in de cultuur-historie)
één. Maar bovendien: het hoopvolle
§eloof in een nieuwe toekomst
rachten èn inhoud èn vorm op een
hoog niveau.
Zien wij naar het in mijn vorige
kroniek besproken „gerichte" tijd
schrift van thans, „Podium", dan
merken wij, dat ook daar wel vorm
en inhoud samenvallen, maar men
zou kunnen zeggen: in het (schijn
baar?) chaotische; immers negatief
en geenszins hoopvol staat de jonge
mens tegenover verleden, heden en
toekomst, en even negatief behandelt
hij zijn materiaal: het woord.
Moedwil, afkeer, wrok noemde ik
als kenmerken van zijn werk; maar
vergeten we vooral ook niet zijn
ernst, zijn agressiviteit, zijn vitali
teit „an sich". Alles voortspruitend
uit een eenzaamheidsbesef. Want
werkelijk: de „revolutie der eenza
men" is geenszins als in Prof.
Bouman's geruchtmakend boek van
die naam een monopolie der al of
niet op hol geslagen leiders: het is
de habitus van een zeer groot deel
der hedendaagse mensheid.
Maar „De Gids" zag een nieuwe
mensenwereld dagen en zijn libe
ralisme was niet passief maar actief.
Potgieter zocht de Katholieke Alber-
dingk Thijm en de orthodoxe Da
Costa aan te trekken maar dat
mislukte hem. De „Gids"-redactie
bleef terecht uit liberalen bestaan,
want anders is een dergelijk blad
ondenkbaar. Men moet immers goed
begrijpen: niemand kan twee heren
dienen, en het is in zichzelf onmo-
tegelijk „iedereen" tevreden
èn
te stellen èn de dogmatische rich
tingen, zij het Paus, Kerk of Partij.
Als ik goed ben ingelicht en daar
is alle kans op is de plotselinge
uittreding van een aantal leden uit
de redactie van „De Gids" midden
1952 aan een conflict te wijten bin
nen de al te heterogene leiding:
Jaap Romijn, Kelk, Kuypers, Fer-
dinand Langen, Gabriël Smit en
Werumeus Buning traden af, en het
maandblad (dat in 1953 zijn 115e
jaargang inging) staat nu onder re
dactie van: Anton van Duinkerken,
E. J. Dijksterhuis, B. A. van Gro
ningen, Emmy van Lokhorst, A. N.
Molenaar en Bert Voeten.
AVER HET GEHEEL GENOMEN
y bleef in feite „De Gids" ener
zijds het tijdschrift dat Potgieter be
doelde: alleen het niveau zou maat
staf zijn voor al of niet plaatsing.
Dat, nu politiek en sociaal liberalis
me schijnen afgedaan te hebben
(maarAmerika vecht niet ge
heel zonder succesanderzijds
het Potgieteriaans enthousiasme niet
kan worden opgebracht, spreekt van
zelf.
Ziet men echter de inhoud van een
paar dozijn nummers uit de laatste
twee jaar nog eens door, dan is het
geheeï zeer bevredigend: naast de
speciale zomernummers: „Amerika"
(1951), „De Tijd waarin wij leven"
(1952), „Engeland"-nummer (1953)
en het ontroerende en voortreffe
lijke dubbelnummer „In Memoriam
M. Niihoff" (1953) alle drie ook
afzonderlijk bij de uitgever van „De
Gids", de N.V. W. de Haan, Utrecht,
verschenen vinden we een keur
van poëzie, proza, toneel, essay, kri
tiek en beschouwingen van diverse
aard.
Ik noem slechts als toneel Engel-
irian's spel „Philomela"; de vertaling
van „Venus observed" („Venus be-
(AdvertenUe ing. Med.)
spied") van Christopher Frv; de ver
taling van Garcia Lorca's „De Bloed-
bruiloft"; „Odysseus weent", door
Jeanne van Schaïk-Willing.
Er is modern proza van Gerrit
Kouwenaar, Ferdinand Langen, W.
J. van der Molen, Hugo Claus, Theo
van der Wal. iets ouder werk van
de linksgeoriënteerde Theun de
Vries en veel ouder fijn werk over
Indonesië van Maria Dermoüt. De
bijdragen aan poëzie kwamen zowel
van de 70-jarige Keuls als van
de benjamin (of is hij al benjamin-
af?) onder onze dichters Lucebert;
men vindt er de 65-jarige Pierre
Kemp en de jeugdige Hans Andreus;
traditioneler en experimenteier ver
zen staan er op „liberale" wijze naast
elkaar: Achterberg, Emmy van Lok
horst, Kouwenaar, Mok, Marja, El-
burg, Clara Eggink, Voeten en Ver
hoeven. Zeer goede essays treft
men in dit maandblad aan, en
schrijft Staverman over Potgieter,
Dubois behandelt Hoornik, Den Bra
bander en Van Hattum; gaat Tiel-
rooy tot Victor Hugo terug. Lied
meier heeft 't over de .nieuwste
Sowjet-litteratuur. En er zou nog
zeer veel te noemen zijn uit de zo
afwisselende inhoud.
MAAR DIT ALLES nog eens over-
l'l ziende, vraagt men zich toch af,
waarom het voor de belangstellende
leek zo moeilijk wordt gemaakt te
kiezen. Want leg hier nu „LIBERTI
NAGE" naast, thans in z'n 6e levens-
A. ROLAND HOLST
Herinneringen aan Boutens
en Van Deyssel
jaar, tweemaandelijks verschijnend
en na uitgeversgeharrewar thans (en
wederom in dezelfde uitstekende
vorm) verzorgd door de „Stichting
Libertinage". Zoals we in „De Gids
talrijke bijdragen aantroffen van
„experimentelen" (Andreus, Luce
bert, Kouwenaar, Claus), waardoor
dus tenzij als geruchtmakende
stootbrigade „Podium" overbodig
lijkt, zo vinden we in „De Gids
eveneens genoeg bijdragen (ik denk
aan het Nijhoff-nummer. aan Du
bois' beschouwingen e.a.j die .best
in „Libertinage" konden verschijnen
en publiceert dit laatste weer din
gen (Mulisch, Hanlo, Vroman, Cam-
pert) die best in „Podium" konden
staan, èn werk als de „Herinnerin
gen aan Marsman" van Arthur Leh-
ning, de studie over „apartheidspo
litiek" van Josine W. L. Meyer en
de litteraire curiosa van 's Gravesan-
de over de prozaïst uit de Tachtiger
jaren, Van Groeningen, welke „De
Gids" evengoed opgenomen zou heb
ben.
Overziet men de inhoud van „Li
bertinage" van de laatste tijd, dan
zien we treffend proza van Harry
Mulisch, Jan van Gelder en P. Roos;
poëzie van diverse pluimage: Jan
van Nijlen en Remco Campert, Bloem
en Vroman, Vasalis en Hanlo; goede
studies van Van Galen Last, Veen-
stra, Wentinck, Jan van Gelder e.a.;
en als zeer bijzondere publicatie: de
ontroerende herinneringen aan Mars
man van diens jeugdvriend Arthur
Lehning. Zonder enige twijfel is
deze publicatie dè litteraire gebeur
tenis van dit jaar en met ongeduld
wacht ik de complete verschijning
in boekvorm van deze documenten
over een voor Nederland ongekend
vurige vriendschap-in-leven-en-kunst
af.
En als iemand nu kiezen moet tus
sen deze beide algemene litteraire
dschriften? Men kan zeggen, dat
e Gids" dan wat minder exclusief
is, natuurlijk doordat in de redactie
van „Libertinage" verschillende aan
merkelijk spitser, intellectualistischer
en strijdbaarder figuren zitting heb
ben: de intelligente Gomperts, de
snel-reagerende Elisabeth de Roos,
de gehaaide politicus (niét ..zonder
partij" helaas) Jacques de Kadt, de
venijnige Van Galen Last. Vergelijk
daarmee de gemoedelijke Van Duin
kerken en de vriendelijke Bert Voe
ten en Emmy van Lokhorst uit „de
Gids"-redactie en het verschil in
..totale sfeer" der beide bladen wordt
duidelijk. Hier kieze men dus naar
eigen geaardheid: vechtlustig of ge
nietend.
MAAR DAN is men nog niet klaar.
Immers „MAATSTAF" wacht nog
op een „schouw". De eerste num
mers van dit kleine, nieuwste
maandblad (onder de éénhoofdige
redactie van Bert Bakker) stonden
in het teken van Nijhoff, de vriend
van de redacteur en die ware hij
niet zo plotseling en al te vroeg
overleden „Maatstaf" zou hebben
helpen oprichten. Men vindt in dit
blad nu verscheidene in de nalaten
schap van Nijhoff gevonden schrif-
tueren: een lezing te Enschede gehou
den; een voordracht gehouden bij
het 100-jarig bestaan van 's dichters
stamhuis, de grote uitgeverij Nijhoff;
een gelegenheidsspel in 1948 bij de
troonswisseling geschreven en opge
voerd; een toneelfragment naar ge
gevens van Menander alles even
boeiend als meesterlijk. Er is een
vervolgroman „Venus in Balling
schap" van Mevrouw A. H. Nijhorf-
Wind, meer curieus dan belangrijk
(tot nu toe), terwijl in zo'n klein
blad een dergelijk vervolgverhaal
beter achterwege kon blijven. Er
werd een geheel nummer (het zes
de) aan Den Haag gewijd: werk van
Nijhoff, verzen van Achterberg op
de hofstad, proza van Bordewijk als
„reisgids" voor die plaats, en be
langrijke mededelingen over het in
ANTON VAN DUINKERKEN
geen Potgieteriaans enthousiasme
maar ook niet afgedaan
Den Haag te stichten Letterkundig
Museum, waarop ik uitvoerig terug
hoop te komen. Er zijn uitstekende
studies: o.a. van De Gruyter over
Van Gogh, van Jacq. den Haan
over de detective-roman, van Paul
Rodenko over een gedicht van Luce
bert de eerste „houtsnijdende"
opmerkingen die ik over dè expe
rimentelen las.
Er zijn telkens alleraardigste lit
teraire curiosa, zoals de herinnerin
gen van A. Roland Holst aan Bou
tens en Van Deyssel, en twee brie
ven aan laatstgenoemde van Jaco-
bus van Looy, waarin o.a. het be
zoek van de Franse dichter Verlaine
aan Amsterdam in 1892 wordt be
schreven en waar wij lezen: „En
Verlaine zei zoveel leuke dingen,
was niet gewichtig, als onze dichters,
die met lugubere ernst om hem heen
zaten, net karikaturen van Goden
bij dat enorme mens
En dan zijn er verzen van dichters
van alle generaties: A. Roland Holst,
Achterberg, Mok, Gilliams, Van der
Graft, Burssens, Aafjes, J. B. Char
les, Lucebert e.a. Men ziet ook
hier weer: het een en het ander
kon evengoed in „De Gids" staan
en omgekeerd.
De keuze? Wel, als men speciaal
houdt van litteraire curiosa, dan is
toch wel weer „Maatstaf" het aar
digst; het is uovendien „specialer"
dan „De Gids" omdat het allèèn het
gebied der letteren bestrijkt. In dat
opzicht verschilt het ook van „Li
bertinage", dat zich evenals „De
Gids" ook op het gebied van cultuur
in het algemeen begeeft, wat trou
wens „De Nieuwe Stem ook doet.
„Maatstaf" is voorts minder „spits"
dan „Libertinage".
Resten mij nog te uwer oriëntatie
te beschouwen de Vlaamse en Zuid-
Afrikaanse litteraire periodieken.
Daarover later nader.
W. L. M. E. VAN LEEUWEN.
f)E NEDERLANDSE sopraanzangeres
Nelly Burbach zal met ingang van
1 December a.s. vast verbonden zijn
aan de Nederlandsche Opera. Mevr.
Burbach, die geboren werd in Den
Haag, is nu woonachtig te De Bilt, en
sinds twee jaren lid van het Neder
lands Kamerkoor van Felix de Nobel.
Zij heeft haar muzikale opleiding ge
noten bij prof. Lohmann Martiensen
te Potsdam en van mevr. Ruth Horna.
Nelly Burbach stamt uit een muzi
kale familie; haar vader was trompet
tist; haar zuster Greetje is verbonden
aan de Opera te Oldenburg (Duits
land) en een broer is trompettist in
het U.S.O.
In de zomer van 1953 heeft zij ver
schillende malen in de Opera te Ol
denburg de rol van Constanze in de
„Entführung aus dem Serail" gezon
gen. Vermoedelijk zal zij bij de Neder
landsche Opera debuteren in de rol
van Koningin van de Nacht in de
„Zauberflöte".
DRECIES dertig jaar geleden speelde een Poolse jongeman zijn eerste piano-
concert in Nederland. Het was het begin van een grote carrière, die lien.i in
de volgende jaren over de gehele wereld voerde en in de meeste van die jaren
keerde hij enkele weken steevast terug naar Nederland, naar het publiek dat
hem na zijn eerste concert zo geestdriftig had toegejuicht.
Deze goede gewoonte heeft Jan Smeterlin ook dit jaar voortgezet en op het
ogenblik viert hij avond aan avond triomfen op de kleine recitalpodia, waarop
hij even graag gezien is als op het indrukwekkende orkest-podium.
Jan Smeterlin is een beminnelijk mens; dat ondervonden wij toen wij dezer
dagen een uurtje op zijn Haagse hotelkamer met hem hebben zitten praten. Hij
praat met even
veel hartelijkheid
over zijn kunst als
over de kleine ge
beurtenissen die
zijn leven hebben
begeleid.
„Ik weet niet
waarom" begint hij,
„maar het publiek
wil haast altijd
Chopin van mij
horen; misschien
omdat ik in Polen
ben geboren, waar
ik toch heus niets
aan kon doen. Wat
pianoconcerten be
treft, heb ik een
persoonlijke voor
keur voor 't tweede
pianoconcert van
Brahms, het vierde
van Beethoven en
voor practisch alle
pianoconcerten
van Mozart. Weet
u dat ik al op mijn
9e jaar in het pu
bliek een piano
concert van Mozart
speelde? Alsof het
zo maar niets was;
een mens denkt al
gauw dat hij iets
kan.
IJN OUDERS waren zo onmuzi-
l kaal als je maar kan denken en
mijn vader wilde van mijn piano
studie helemaal niets weten, „waar
om kies je niet een behoorlijk vak?
vroeg hij altijd. Hij was zelfs zo
dwars, dat hij al 75 was geworden
voor hij mij de eerste keer hoorde
speleni. Na afloop zei hij: „Ik heb
veel gemist" en dat maakte veel
goed.
Zoals gezegd ben, ik in Polen ge
boren in Bielsko, een klein plaats
je. Maar ik ben al in 1925 naar En
geland gegaan, want Polen is geen
land om carrière te maken; althans
niet als kunstenaar. Maar in de eer
ste wereldoorlog moest ik natuurlijk
in het Poolse leger; ik was bij de
cavalerie. Mijn eerste „echte" con
cert speelde ik daardoor pas in 1919
en in 1923 speelde ik voor de eerste
keer in Holland. Ik denk met warmte
aan de Nederlandse muziekcritici
terug die in die tijd door hun arti
kelen veel tot mijn carrière hebben
bijgedragen.
Het jaar na mijn eerste optreden
in Holland, ben ik in Parus met
een Engels meisje getrouwd. Wij wo
nen nu in een gezellig huisje aan de
buitenkant van Londen en mijn stu
deerkamer staat half in de tuin.
In 1930 heb ik de Engelse nationali
teit gekregen en ik ben daar nog
steeds erg blij mee, maar wü hebben
niet al die tijd in Engeland gewoond.
Van 1931 tot 1947 hebben wij eigen
lijk het grootste deel in Amerika
doorgebracht.
AMERIKA IS een machtig land;
cultureel staat het verre ten ach
ter bij Europa, maar dat neemt niet
weg, dat de mensen daar over het
algemeen toch erg veel van goede
muziek houden. Tenminste als
zij er tijd voor hebben. Want het
leven is ér in de grote steden adem
benemend snel. De mensen voelen
daar; niet de noodzaak van binnen
uit om naar concerten te gaan zoals
in Europa, maar ik ben ervan over
tuigd dat dit in de loop van de tijd
zal groeien. En ik zie de radio
hierbij als een waardevol hulpmid
del.
Ik wil niet zeggen dat de radio
de plaats kan innemen van het
beleven van een concert in de zaal;
verre van dat! Bij een uitzending
gebeurt er namelijk onderweg iets
met de muziek, ik weet niet wat
het is, maar het verliest iets van
zijn essentie en dat is bij het uit
zenden van gramofoonplaten in nog
sterkere mate het geval; want dan
is er helemaal niets levends meer
aan. Daarom is een zaalconcert met
tien misslagen toch altijd nog beter
dan een feilloze radio-uitzending.
ÏK HEB overigens op dat gebied al
heel wat meegemaakt. Ik heb con
certen voor televisie gegeven, waar
bij ik op een lichtgroene vleugel
moest spelen, omdat een zwarte een
te lelijke vlek zou geven in het
beeld. Ik mocht notabene niet eens
een wit overhemd aantrekken. Ook
dat moest een of ander raar kleur
tje hebben. Maar zover hebben zij
mij toch niet gekregen. Dat ze mè
schmink op het gezicht smeerden,
was al erg genoeg.
Het is mijn vaste overtuiging, dat
op de lange duur alle mensen al
leen nog maar goede muziek willen
horen. Het is ook grotendeels een
kwestie van opvoeding, opvoeding
moet op iets steunen. Er moet een
ondergrond zijn.
Ik bedoel dit: een jaar of wat ge
leden hadden wij in de zomermaan
den een meisje om te helpen in de
huishouding. Zij was 16 jaar en zij
gebruikte haar vacantie om er wat
b;j te verdienen. Zij studeerde na
melijk. Op zekere dag vroeg ik haar:
„Wat studeer je eigenlijk?" „O",
antwoordde ze uit de hoogte, „Frans
en Spaans". Ik zei toen dat ze best
wat uit mijn bibliotheek mocht le
nen als zij daar zin in had. Zij koos
een dik boek. Het heette „La Vie de
Jésus Christ". Maar ik zag dat ze
het de volgende dag al weer terug
zette. „Is het nog te moeilijk voor
je?" vroeg ik. „O nee, helemaal
niet', antwoordde ze. „Ik lees het
makkelijk genoeg. Ik vind het alleen
met de moeite waard!"
Ziet u, dat bedoel ik met „onder
grond".
(Van onze filmmedewerker)
ANDER DE weinig waarlijk grote vrouwelijke sterren, die
Hollywood telt, mag zeker wel Bette Davis gerekend wor
den. En zelfs in de kleine kring van talentvollen, neemt zij
nog een aparte plaats in. Deze positie dankt zij niet slechts
aan haar talent, maar tevens aan het feit, dat zij de waarde van
de verbeelding en technische bekwaamheid tot gelding heeft
gebracht in een „beroep" dat evengoed uitgeoefend kan wor
den met een slechts geringe dosis van deze attributen.
Enerzijds rijst de vraag of zij niet onbetwist aan de top
zou staan, als zij de laatste jaren meer films gemaakt zou heb
ben. Anderzijds kan men zich afvragen of niet juist haar terug
getrokkenheid haar spel ten goede is gekomen.
Voor er echter op deze vragen een antwoord overwógen zou
kunnen worden, is het nodig, dat men iets meer weet uit de
tijd, dat Bette Davis van het toneel op Broadway overstapte
naar de studio te Hollywood.
DAT WAS in 1930 en de studio
was die van de Warner Brot
hers, in die dagen een maat
schappij met,, positief vooruit-
trevenae ideeën.
Meer dan zestien jaar lang zal
Jette Davis vast aan haar con-
'ract met deze studio. En In al
He jaren heeft zij vrijwel in al
Ie vijftien films, die ij er maak
te, geen ander type uitgebeeld
jan een ongevaarlijk soort ver-
"Idster. Uit Iedere rol bleek weer
opnieuw dat haar karakter In
schreeuwende tegenspraak was
met het type dat ze vertolken
moest, en dat ze alles op alles
moest zetten, om de filmfeiter
een schijn van waarachtigheid t<
geven.
Toen zich echter andere produ
cers met haar gingen bemoeien
o.a. David Selznik, die haar de
Mildred-rol gaf in „Of Human
Bondage", bleek voor het eerst
op welk terrein men het talen
/an Bette Davis zoeken moest.
DETTE DAVIS viel volkomer
uit de toon vergeleken bij df
;terren van haar tijd. Die wer
den allemaal „ster gemaakt",
doch zij was het van nature.
Bette Davis bezat haar eigen
verbeeldingskracht, haar „fee-
ling" voor wat het „technisch"
wel of niet zou doen. Zoals zij
alle andere acteurs volkomen
overspeelde, duwde ze ook de
regisseur in een hoek. Zij was
geen van de straat opgepikte
amateur, die het zich wel even
geduldig kon laten uitleggen.
Sterke persoonlijkheden, zoals
o.a. regisseur John Huston, Ka-
zon of Wilder, konden dan ook
op den duur onmogelijk met haar
samen werken.
De bewijzen hiervan zijn te
vinden in haar films, die zeer
duidelijk succes werden. Voor
héér althans, want op de keper
beschouwd waren al deze films,
als „Old Acquaintance", „The
Corn is Green", „Deception",
„Winter Meeting", „June Bride",
en „All about Eve" als film een
mislukking.
Het was toneel waar de camera
opgezet was. De dialogen, het ge
sproken woord, was meer waarde
toegekend dan het beeld.
De macht van het spel der
hoofdacteurs kan een slechte
tekst nog omzetten in een fasci
nerend spel. Dit boeiende ligt
in de persoonlijkheid van de spe
ler. Een actrice als Bette Davis,
die de mogelijkheden ih zich
bergt, niettegenstaande allerlei
duidelijk aanwijsbare fouten, toch
een zo nauw contact met het pu
bliek tot stand te brengen, is
in feite dus meer „ster", dan de
anderen die deze benaming aan
oubliciteit of vorming door een
"egisseur te danken hebben.
[1AT BETTE DAVIS zich haar
f „macht" wel degelijk bewust
s geworden, blijkt uit het feit,
lat zij toen zij in 1947 meer kan
sen kreeg zelf haar scenario te
kiezen zij juist altijd die stuk
ken koos, die als film zwak zou
den zijn, maar die héér kracht
niet zouden aantasten.
Doch heeft zij eenmaal haar
keus gemaakt, dan geeft zij zich
ook volkomen aan haar rol. Met
haar temperament een verbazing
wekkende hoeveelheid energie
en nauwgezetheid kan zij zich
het wezen van de persoon, die zij
moet uitbeelden, eigen maken.
Het „herscheppen" is voor haar
belangrijker dan de uitvoering.
Want zou de uitvoering, het
globale resultaat dus, haar meer
ter harte gaan, dan zou zij de
andere acteurs meer in haar actie
moeten betrekken en ook reke
ning met hen moeten houden.
Daarom ook kiest zij de laatste
tijd zelf haar medespelers, die
door deze keus bij voorbaat ver
oordeeld zijn tot niet meer dan
sprekend décor te dienen.
TOCH MOET MEN een figuur
als Bette Davis niet van lou
ter egoïsme beschuldigen. Want
diverse malen heeft zij op dus
danige wijze met haar „macht"
eëxperimenteerd, dat zij grote
:anS liep hiervan een aanzien
lijk deel te verliezen. Want toen
zij na de reeks rollen als „ver
leidster" in „Of Human Bondage"
Mildred speelde, behield ze haar
blond-geverfd haar, de goedkope
kleren en het bleke gezicht met
donker omrande ogen en fel-af-
stekende mond. Nu echter maakte
zij bewust gebruik van deze ver
momming en liet ieder detail er
van meespelen. Doch doordat zij
b;j deze oude. bekende attributen
een speldoorleving kon voegen,
die (zij was toen 26 jaar) men
hoogstens over een jaar of tien
van haar had kunnen verwach
ten, won zij het pleit.
Bette Davis in haar laatste film
„The Star".
Sindsdien heeft zij het leeftijd-
loze element in haar spel sterk
geperfectioneerd. Zij kan een
jonge vrouw uitbeelden, die niet
tegenstaande haar verleden, jong
is en in hetzelfde jaar een film
maken waar zij geloofwaardig
ouder is dan in werkelijkheid!
Van et begin af aan is Bette
Davis een „ster" geweest in de
meest strikte zin. Zij kende haar
macht, heeft die ontroofd aan en
verdedigd tegen diverse nivel
lerende systemen. De verande
ringen, waartoe zij door diverse
ro'len gedwongen werd, waren
in wezen geen veranderingen
voor haar. Op mysterieuze wijze
bleef zij zich zelf. koos zij zich
zelf en beeldde zij steeds weer
zich zelf uit.