Zaankanters zoeken naar 7 5 millioen aan goud
Aanval op het wrak van het Duitse
schip „Renate
De voorgeschiedenis
Werk tor en als een drijvend eiland
Cacaoboter, kisten goud, zilver en juwelen
SCHAT WERD 'sNACHTS
AAN BOORD GEBRACHT
r
IJzer- en betonconstructie van
26 meter hoogte
Engelsen beschoten convooi
Het goud is nog
aanwezig
Deserteur Wolf
vertelt
jBegin ener romance!
Het fatale vertrek
Ondergedoken in
Westzaan
la*-
VERNUFTIGE BERGINGSMETHODE
Moderne ,,golddiggers"
ZATERDAG 9 JANUARI 1964
JUDENS DE VORIGE WERELDOORLOG, om pre.
cies te zijn in de nacht van 16 op 17 Juli 1917,
vertrok uit de Waalhaven te Rotterdam een convooi
van 16 schepen. Dicht langs de kust varend kwam
men tot Egmond, waar Engelse torpedojagers het
vuur op de schepen openden en het convooi uit
elkaar joegen. Enige schepen werden in brand ge
schoten en als prijs door de Engelsen op sleeptouw
genomen, terwijl de twee laatste schepen van het con
vooi, de „Josina" en de „Renate Leonhardt", na de
steven te hebben gewend, onder Bergen aan Zee aan
de grond liepen.
Is dit nu zo bijzonder zult U zich afvragen, stran
dingen doen zich zo veel voor?
Het bijzondere echter is, dat de „Renate Leon
hardt" een enorme goudschat aan boord had, waar-
van de Engelsen vermoedelijk op de hoogte zijn ge
weest. En hoewel de „Renate" weer vlot gekomen is
en naar IJmuiden gesleept, is het de dans toch niet
ontsprongen, want toen het schip eind Augustus op
eigen kracht weer uitvoer, werd het onder Den Hel
der opnieuw onder vuur genomen. Ditmaal was het
goed raak, want binnen enkele minuten zonk het
schip, dat naast de kostbare lading van 454 kistjes
goud, zilver en juwelen, geladen was met 800 ton
cacaoboter en een schijnlading van 60 ton cokes.
Reeds eerder zijn pogingen aangewend de goud- en
zilverschat ter waarde van ongeveer vijf en zeventig
millioen aan de zee te ontrukken, doch zonder suc
ces. Deze zomer zal echter een nieuwe poging worden
gedaan, waarvoor een grootscheeps plan is ontworpen.
Een plan dat grote kans van slagen heeft.
Of men dan zo zeker is van de aanwezigheid van
het goud zult U zich afvragen. Leest U verder wat
één der opvarenden van de „Renate" ons hierover
dezer dagen vertelde.
pjET WAS EIND 1917.
Nog woedden de oor
logsstormen over een
groot deel van Europa.
De „Renate Leonhardt",
een Duits stoomschip
van 1500 ton, had zijn
deel van het oorlogsge
weld reeds te pakken,
doch nog meer zou vol
gen. Pas hersteld van een
flinke schade voer het
opnieuw uit, do oh één
lid der bemanning ont
brak. Stoker George
Paul Wolf was niet aan
boord, 's Avonds, enkele
uren voordat de „Renate
Leonhardt" voor de
laatste maal het ruime
sop zou kiezen, ver
dween hij. Desertie met
behulp van enkele ka
meraden, die het zelfde
plan koesterden, doch
terwille van hun echt
genoten aan boord ble-
'ven. Sommigen zouden
hur vrouwen nimmer
weerzien
Wij hebben de heer
Wolf eens opgezocht.
Niets Wees er op, dat we
in het perceel Plancius-
straat 38 te IJmuiden
mensen zouden aantref
fen, die reeds veel heb
ben meegemaakt.
Het was 1916. Duitse
troepen waren in een
verbitterd gevecht ge
wikkeld met de Russi
sche strijdkrachten, die
toen nog niet aan de
opstand tegen het Cza-
ren-regime toe waren.
De 27-jarige Wolf werd
opgeroepen en eveneens
naar het front gezonden.
Nieuwe prooi voor de
kanonnen. Spoedig raak
te hij gewond aan armen,
handen en rug. Dat is
zijn herinnering aan de
gevechten.
Hersteld kreeg hij de
keus: varen of vechten,
en als oud-zeeman koos
hij het eerste, mede om
dat het front hem niet
bijster toelachte. Maar
korte tijd later deser
teerde hij van de „Re
nate", want de vrijheid
lonkte!
Hij had de goede tijd
gekozen, want de vol
gende dag werd de „Re
nate" getorpedeerd en
velen vonden een zee
mansgraf in de golven.
Het lieve leven lachte
de heer Wolf toe, hij
vond een echtgenote,
zijn dochter groeide op,
en werk was ook steeds
te vinden.
Maar plots stortte alles
ineen. De door machts
waanzin bevangen Adolf
Hitier opende de tweede
wereldoorlog en Wolf,
die er niet in was ge
slaagd om zijn natura
lisatie (in 1938 aange
vraagd) op tijd in orde
te krijgen, moest we
derom in dienst. Zolang
hij in Nederland bleef,
ver van alle krijgsru
moer ging het nog, doch
toen men hem in 1944
naar het front wilde zen
den, nam hij opnieuw
een besluit: desertie!
Zwervend van het ene
onderduikadres naar het
andere, kwam hij de
oorlog door, steeds de
wetenschap voor ogen,
dat eenmaal ontdekt, de
kogel zijn lot was. Maar
desondanks heeft hij er
nooit spijt van gehad.
Nu is hij inmiddels 65
jaar, tot Nederlander ge
naturaliseerd, weet zijn
dochter getrouwd en
heeft slechts één vurige
wens. Dat de toekomst
hem met rust zal laten
\VE SCHRIJVEN 1917. De 27-jarige
George Paul Wolf had juist de
keus gemaakt om het varen te ris
keren, liever dan nogmaals naar het
front te gaan. Een korte reis met de
„Halmstadt" naar de Oostzee was net
achter de rug en hij had opdracht ge
kregen zich aan boord van de „Renate
Leonhardt" te begeven. Voorlopig ge
beurde er niets en bleef het schip in
Hamburg liggen, doch op een goede
dag werd het anker gelicht en koers
gezet naar Rotterdam om te laden. De
reis verliep voorspoedig en zonder dat
er iets was voorgevallen werd de Ne
derlandse Rijnhaven bereikt.
Veertien dagen lang heeft men hier
gelegen. Eerst in een zalig nietsdoen,
totdat de eerste lading aan boord
kwam. Een flinke partij cacaoboter,
waarvan beweerd wordt, dat zij nu
nog goed is. Onmogelijk is het niet,
want in 1937 is bij Egmond een partij
aangespoeld, die op de poreuse buiten
kant na, nog in prima conditie ver
keerde.
Tot zover dus niets bijzonders, doch
op een nacht, enkele dagen vóór het
vertrek, kon Wolf de slaap maar niet
te pakken krijgen. Hij verliet het voor
onder om zich aan dek wat te vertre
den in de hoop dat Klaas Vaak hem
hierbij een handje zou helpen.
Het is er echter niet van gekomen,
want aan dek heerste grote bedrijvig
heid, al verliep alles in stilte, zodat
het wel iets van een schimmenspel
weg had. Ijverig zwoegden de offi
cieren op en neer om zonder hulp van
de lier een lading aan boord te bren
gen. Ach, de stoker wilde natuurlijk
wel eens weten waarom de hoge Pie-
71JN DESERTIE heeft voor de
heer Wolf ook haar goede zijde
gehad. Ook al schreef de rederij
hem, dat zijn gage pas uitbetaald
zou worden nadat hij zijn straf
als desterteur had uitgezeten, zo
dat dit geld voor hem verloren
ging.
Het was in VelsenNoord, waar
hij in 1917 onderdook. De vrouw
waar hij in huis kwum hield nog
enkele kostgangers, doch dit be
lette niet, dat haar dochter bij
een ander voor dag en nacht in
dienst was. Zodoende kende Wolf
de dochter niet.
Toen hij op zekere dag in con
tact kwam met deze dochter zei
men tegen hem „Dat kan je
vrouw nog wel eens worden." Een
profetie, welke inderdaad is uit
gekomen.
De eerste stoker van de „Renate",
August, die de wacht van Wolf
overnam. Toen het schip bij Den
Helder werd getorpedeerd vond hij
een graf in de golven.
ten met dit voor hen zo ongewone
werk bezig waren. Alsof er niets aan
de hand was richtte hü dus zijn schre
den naar de plaats waar het nijvr-e
nachtvolk zich uitsloofde. Ver kwam
hij niet, want zodra hij het arbeids
terrein naderde, trad één der stuur
lieden op hem toe en gelastte hem
naar het vooronder terug te keren.
Pottenkijkers had men niet nodig!
De nieuwsgierigheid van de stoker
was echter opgewekt, want het enige
wat hij had kunnen zien was, dat niets
anders dan kleine kistjes in het ruim
werden geladen en hij wilde zo graag
meer weten.
Tenslotte was het de tweede ma
chinist die hem op de hoogte
bracht. Als goede vriend vertelde
deze in het geheim omdat hij
nu eenmaal al wat had gezien
dat er 454 kistjes met goud aan
boord waren gebracht, alsmede
wat zilver, een kistje edelstenen
en een pakje met waardevolle
papieren. De volgende dag werd
verder geladen met cacaoboter, ter-
wijl tot slot als camouflage een
deklading cokes werd ingenomen.
Alles was loen klaar voor het ver
trek.
ALS DIEVEN in de nacht zo ver
lieten Zondag 15 Juli zestien Duitse
schepen de Rotterdamse haven om in
convooi koers te zetten ngar het Duit
se vaderland. Onder in de buik van de
„Renate Leonardt" de kostbare lading.
Zwart geschilderd waren alle schepen,
uit angst voor een Engelse ontdekking.
Rustig voer men onder bescherming
van het nachtelijk duister langs de
Hollandse kust. Maar ter hoogte van
Bergen naderden plotseling aan de
einder enkele rookpluimen. Steeds
dichter kwamen zij.
„Boem"een schot weerklonk.
De Engelse torpedojagers sommeer
den het convooi om b\j te draaien, on
danks de territoriale wateren. Wolf
snelde uit het ruim naar boven, doch
de kapitein gaf geen krimp. Op volle
kracht liet hij doorvaren en vaardigde
de order uit „Nooit mag dit schip in
Engelse handen vallen". Ook de an
dere schepen voeren verder.
De vijandelijke torpedojagers lieten
het er niet hij zitten; het werd nu me
nens. Met grof geschut werd het on
verdedigde convooi onder vuur geno
men. Twee schepen kregen spoedig
voldoende voltreffers en verdwenen
naar de bodem der zee, één raakte in
brand en dreef weerloos op de golven.
Een radeloze bemanning aan boord.
Slechts enkele schepen wisten veilig
weg te komen, doch hierbij was niet
de „Renate Leonhardt". Want al voer
kapitein Mehtling alsof er geen vuiltje
aan de lucht was, een treffer mid
scheeps, gevolgd door één achter in
het schip waren voldoende om het vol
met water te doen lopen, zodat niets
anders overbleef dan het maar aan de
grond te zetten
Wolf zal het nooit vergeten. Het be
hoorde tot zijn taak om in geval van
nood mede de boten te laten vieren
en hij was op zijn post, verlangend het
snel watermakende schip te verlaten.
Plotseling een nieuwe klap. Wederom
was de Renate getroffen al was de
granaat niet in de romp gedrongen.
Wolf voelde zijn maat, de machinest
op hem leunen en zei: Sahiet op man,
we hebben haast". Maar zijn woorden
werden nimmer verstaan, want een
splinter in het voorhoofd had de le
vensdraad van de man afgesneden.
De boten werden toch gestreken en
zo belandde men 's Maandagsochtends
tussen 7 en 8 uur op het Bergense
strand.
Na een paar uur vroeg kapitein
Mehtling dan ook aan Wolf of hij mee
terugging aan boord, doch deze voelde
er niets voor en kwam hier rond voor
uit, waarop de 'kapitein antwoordde,
dat hij dan de anderen ook niet be
hoefde te vragen. Alleen de officieren
gingen toen terug, terwijl de rest van
de 17 koppen tellende bemanning over
land naar IJmuiden reisde om het
schip op te wachten, dat binnenge
sleept werd door een Hollandse sleper.
Deze oude foto toont ons George
Paul Wolf in de tijd dat hij pas
begon te varen.
Vier dagen wachtte men in het Koning
Willemshuis, voordat de boot de slui
zen binnenvoer, doch zodra zij binnen
was, ging alles weer terug aan boord.
Lange tijd lag men te IJmuiden
binnen de sluizen en steeds was de
bemanning aan boord. Daarom
acht de heer Wolf het ook zeer
onwaarschijnlijk, dat de kostbare
lading van boord is gehaald, want
dan had men het beslist moeten
merken. Immers de deklast cokes
heeft steeds op het dek gelegen en
om in het betreffende ruim te
komen had dan de cokes opzij ge
haald moeten worden. Dit is zelfs
tijdens de reparatiewerkzaam
heden nooit geschied!
Na geruime tijd in IJmuiden te heb
ben doorgebracht werd de „Renate"
naar Amsterdam gesleept, waar in een
dok de schuit werd hersteld en ver
volgens lag men enige tijd in de Hout
haven. Hier vandaan vertrok men weer
naar IJmuiden en wederom lag men
enige weken aan de mond van het
Noordzeekanaal.
J-JET WACHTEN begon de bemanning
te vervelen. Maar het vertrek over
de gevaarlijke zee, zo kort na de hache
lijke redding, lokte ook niet en vele
leden der equipage overwogen het
plan om te „drossen". Langzamerhand
rijpte in ieders brein de gedachte, dat
het met de „Renate" niet helemaal
pluis was. Maar midscheeps zweeg
men nog steeds. Ongeduldig geworden
en vast besloten niet meer mee te gaan,
wendde Wolf zich tenslotte tot de
tweede machinist met de vraag wan-
UVVWSA.
ZOALS WIJ reeds vertelden,be
sloot de heer Wolf in 1944 an
dermaal te deserteren, daar hij er
niets voor voelde om onder het
hakenkruis aan het front te
staan. Een moedig besluit, want
het risico was groot, terwijl bij
ontdekking slechts één straf hem
wachtte. Door door de kogel!
Op vele adressen heeft hij toen
ondergedoken gezeten, want kans
op ontdekking en voedselgebrek
dreven hem van de ene plaats
naar de andere. Ook in Westzaan
is hij geweest. Vijf weken werd
hem onderdak verleend door de
familie Kok aan de Middel. Toen
was het ook hier niet meer veilig
en trok hij naar Heemskerk.
UET PLAN de goud
schat van de „Renate
Leonhardt" te bergen,
dateert niet van vandaag
of gisteren. Reeds in 1937
rijpte dit plan.
Toen spoelde tijdens
een zware storm aan het
strand bij Egmond een
zeshonderd ton cacao
boter aan. Strandjutters
wisten te vertellen dat
deze cacaoboter afkom
stig moest zijn van de
„Cokesboot", die in 1917
nabij Den Helder in de
grond was geboord. De
„Cokesboot", die een
grote partij cacaoboter
aan boord had was eerst
bij Camperduin aan de
grond gelopen tijdens
een beschieting. De Eg-
monder P. Groen, die
aan boord van de „Co
kesboot" was geweest
toen deze bij Camper
duin aan de grond zat,
had bij z'n speurtocht
door de ruimen ontdekt
dat de cokeslading maar
camouflage was. Het
schip zat tjokvol cacao
boter en daarnaast had
hij een groot aantal met
bandijzer beslagen hou
ten kistjes gezien.
De heer P. Visser uit
Wijde Wormer, die in
1937 aan de kust nabij
Camperduin werkzaam
was bij het afschieten
van pantserplaten van
een in de eerste wereld
oorlog gestrande Engel
se kruiser hoorde deze
verhalen met interesse
aan. Hij informeerde ver
der en kwam er na lang
speuren achter dat de
„Cokesboot" het Duitse
schip „Renate Leon
hardt" moest zijn, welk
schip in 1917 in het Mo
lengat was getorpedeerd.
Aan boord zou zich een
millioenenschat aan goud
moeten bevinden. De
heer Visser kwam in con
tact met de Helderse
vletterman G. de Vries,
die indertijd de „Renate
Leonhardt" in de diepte
had zien verdwijnen. De
ze wist zo ongeveer nog
de plaats waar het ge
zonken schip moest lig
gen. Met een sleeplijn
tussen twee botters werd
de omgeving afgezocht
en spoedig had nien suc
ces De lijn liep vast op
een diepte van ongeveer
21 meter. Na peilingen
bleek het obstakel een
deel te zijn van de mast
van de „Renate Leon
hardt." Met een speciale
Siemensboor werden bo
ringen verricht. Aan het
boorwerk bleven sporen
van cacaoboter kleven.
De boringen tijdens deze
proefvaart vonden plaats
in Augustus 1939.
Alvorens van de plek
te vertrekken waar men
het wrak had ontdekt
werd een boei uitgezet.
Het gunstige resultaat
van de boringen had tot
gevolg, dat men zich in
verbinding stelde met de
Billiton-Maatschappij,
van welke Maatschappij
terzelfdertijd de tinbag
germolen „Karimata" na
bij Texel op zoek was
naar de goudschat van
de „Lutine". Het onder
zoek. bij de „Lutine" le
verde echter geen tast
baar resultaat op, met
als gevolg dat de „Kari
mata" met stille trom
vertrok, zich geen zier
van de „Renate Leon
hardt" aantrekkend.
Daarop kwam de oor
log, die alle verdere
plannen op de lange
baan schoof. Na de be
vrijding werden door de
heer Visser en de ver
dere initiatiefnemers on-
middellijk nieuwe plan
nen gemaakt. De uitge
zette boei was echter
door de Duitsers wegge
haald en het duurde tot
eind 1947 eer het „expe
ditie-terrein" door de
Marine van mijnen was
gezuiverd. Inmiddels was
contact opgenomen met
de assuradeuren van het
schip, die vanuit Duits
land een verklaring
stuurden waaruit viel op
te maken, dat de „Rena
te Leonhardt" geladen
moest zijn met 454 kistjes
goud, 800 ton cacaoboter,
enkele kisten geld, run»
en cokes. Dacht men er
eerst aan met behulp van
een duiker een poging te
doen om de schat aan de
zeebodem te ontrukken,
men kwam hiervan ge
deeltelijk terug, gezien
de diepte van 22 meter.
Er werd een duikboei
vervaardigd, waardoor
het werk van de duiker
werd vergemakkelijkt.
Met een dergelijke duik-
kooi was het in de Mid
dellandse zee gelukt het
goud te bergen uit de
„Egypt", welk wrak op
de diepte van 125 meter
De geconstrueerde duik-
kooi voldeed echter niet
aan de gestelde ver
wachtingen, zodat van
het duiken niets kwam.
Wel riep men nog de
hulp in van een bekend
wichelroedeloper uit U-
trecht, die de positie van
het schip als juist aan
gaf en die tevens de
aanwezigheid van goud
constateerde.
Met behulp van dyna
miet heeft men nog ge
tracht de luiken van het
wrak te laten springen,
opdat de lading vrij zou
komen, maar ook dit
gelukte niet.
De Intiatiefnemers heb
ben toen het plan laten
rusten en zijn op nieu
we mogelijkheden gaan
zinnen. Nieuwe plan
nen werden uitgewerkt
en het resultaat is, dat
komende zomer een
grootscheepse poging zal
worden ondernomen om
de millioenen-goudschat
aan de zee te ontwor
stelen.
neer men vertrok. Verrassend was het
antwoord, want „Vanavond, maai
mondje dioht, je mag het eigenlijk
niet weten" kreeg hij te horen.
Het besluit was gauw genomen. Zijn
plunje werd gepakt en zijn collega's
vertelde hij hoe het er voor stond. Hij
ging van boord, doch zij bleven, want
vrouw en kinderen wachtten in Duits
land de terugkeer van echtgenoot en
vader. Maar wel waren allen bereid
hun kameraad te helpen. Matroos B.
Richlefs Jr. uit Bremerhafen bracht
hem naar de wal en vergezelde hem
naar zijn kosthuis. Van hem ook heeft
hij het verdere verloop van de reis ge
hoord, want tot 1943 correspondeerden
zij regelmatig. Toen hield het op en
bieek Richlefs het slachtoffer van één
der vele bombardementen op Bremen
te zijn geworden. Een andere stoker,
August, nam Wolf's wacht over, doch
van hem heeft hij nooit meer iets ver
nomen, want met de „Renate" ver
dween deze kameraad in de golven.
Mogelijk rust hij nog steeds in de in
gewanden van het schip, zodat het
lang niet buitengesloten is, dat de toe
komstige schatgravers nog lugubere
vondsten zullen doen indien zij een
maal met hun arbeid zijn aangevan
gen.
\yOLF WAS DUS van boord gestapt
en nog dezelfde nacht verliet de
„Renate Leonhardt" de veilige IJmui-
dense haven om nooit haar bestem-
Matroos B. Richlefs Jr uit Bremer
haven, die de heer Wolf naar de
wal bracht bij zijn desertie van de
„Renate Leonhardt"Tijdens een
bombardement van Bremen in 1943
verloor Richlefs het leven.
de hoop de Hamburgse thuishaven te
bereiken en haar kostbare zending aan
het vaderland af te leveren. Het is
nooit zover gekomen. Een goed ge
richte torpedo maakte ter hoogte van
ming te bereiken. Geheel alleen, zon-(Den Helder een reddeloos wrak van
der een enkele verdediging zocht zjj fhet eens zo trotse schil). Snel zonk het
de grote gevaarlijke Noordzee op, in
ALS DE ZAANKANTERS succes hebben met hun poging om tot in de
ruimen van de „Renate Leonhardt" door te dringen, wacht hun daar
een goud- en zilverschat van ongeveer 75 millioen. De moeite van het
proberen waard zult U met ons eens zijn. Eenvoudig zal de onder
neming dan ook zeer zeker niet zijn. Enige jaren is men reeds met
plannen bezig. Gezien de stroming in het Molengat, de ligging van
het wrak op 21 meter diepte onder een laag vaste klei is met dui
kers niets te beginnen, zodat naar een andere mogelijkheid moest wor
den gezocht. En deze mogelijkheid denkt men thans gevonden te
hebben in de vorm van een werkput, welke ontworpen is door de heer
P. Visser uit Wijde Wormer, één der initiatiefnemers van het bergings
plan. Het Waterloopkundig Instituut te Delft heeft het plan van de
heer Visser bestudeerd en er z'n goedkeuring aan gehecht, zodat de
Coöp. Bergingsvereniging, waarvan de heer Visser voorzitter is, de
plannen zo mogelijk nog dit jaar tot uitvoering wil brengen.
J7IND JANUARI wordt bij de firma
M. Hogeveen in de Oostzijde te
Zaandam een begin gemaakt met de
bouw van de werkput, waarmede men
zonder tegenslag in drie maanden
hoopt klaar te komen. Voor financie
ring van deze bouw en de verdere
berging ruw geschat een drie ton
heeft de Bergingsvereniging buiten
lands kapitaal moeten aantrekken.
De bouwput, een enorm gevaarte
van 26 meter hoogte, wordt een ijzer
en betonconstructie van 970 ton, met
een waterverplaatsing van 1170 ton.
De put een type staande ketel
heeft van onderen een doorsnede van
10 meter, waarin een werkkamer is
gebouwd van 8 bij 8 meter. Dit i> het
hart van de put, van waaruit de aan
val op het goud wordt ondernomen.
Boven deze werkkamer zitten ka
mers, welke men vol kan laten lopen
met water, om zodoende het hele ge
val tot de bodem der zee te laten
zakken.
Daar er 21 m water boven het wrak
staat, steekt nog zo'n 4 a 5 meter van
de werkput boven het water uit.
Gevaar voor omslaan schijnt er
niet bij te zijn. Ook niet van onder
graving door de golfslag. Er wordt
daartoe aan alle kanten een uitsteken
de rand van 4.50 meter gemaakt, wel
ke rand een eventueel uitgespoelde
geul gemakkelijk zal overbruggen.
Onder deze rand zitten ijzeren ringen
met pennen, die door het gewicht van
de put in de harde kleilaag worden
gedrukt, waardoor het hele geval ste
vig verankerd staat.
Staat de werkput eenmaal op de
afgepeilde plaats dan moet het vol
gens ingewijden verder kinderwerk
zijn.
Via een koker klimmen de schatgra
vers in de werkkamer, waar met be
hulp van compressoren verse lucht
wordt aangevoerd.
Met spoed wordt dan een gat ge.
maakt in de bodem van de werk.
kamer, van waaruit men een ijze
ren koker laat zakken. Deze koker
moet precies uitkomen boven een
luik van de „Renate", waaronder
het goud moet zitten. Eerdere pei
lingen hebben precies aangegeven
waar zich dat luik van 2 bij 2
meter bevindt.
Om tot dit luik te komen moet men
eerst door een laag van 3.50 meter
vaste klei en vervolgens door een
laag losse slib van drie meter, welke
zich op het dek van het wrak bevindt.
Naar schatting moet daarna onge
veer 17 m3 grond verwijderd worden,
waartoe men een klein happertje mee
naar de zeebodem neemt.
In enkele uren tijd denkt men deze
grond verwijderd te hebben, waarbij
eventueel grondwater, dat men overi
gens niet verwacht, wordt wegge
pompt. De grond kan men zo nodig
in kisten in de werkkamer bergen,
of desnoods omhoog takelen.
Het gaat er dan nog om het
tweede luik los te krijgen, waarna
de langezochte goudschat als het
ware voor het grijpen ligt. Vier-
honderd vier en vijftig kistjes goud,
kisten met zilver en een kistje
juwelen, alles tezamen voor een
waarde van ongeveer vijf en zeven
tig millioen.
het eens zo trotse schip. Snel zonk het
naar de bodem der zee, en slechts een
deel van de 16 leden der bemanning
kon worden gered.
Onder de geredden bevond zich één
vrouw, zodat moet worden aangeno
men dat de tweede vrouw die aan
boord was, eveneens een graf in de
golven heeft gevonden. Er waren na
melijk twee vrouwen aan boord, de
kokkin en de stewardess, doch welke
van de twee gered is heeft Wolf niet
vernomen. Daar beide vrouwen altijd
midscheeps vertoefden moeten zij zeer
waarschijnlijk op de hoogte zijn ge
weest van de lading evenals van de
herkomst van het goud. Eén der vrou
wen heeft -hierover gesproken met de
Helderse vletterman De Vries.
Men heeft wel eens verteld, dat
het goud bij de Nederlandse Bank
vandaan zou komen, doch hierover
is nooit iets uitgelekt, terwijl zo'n
slordige 75 millioen nu niet een
bedrag is dat men zo maar even
uit zijn vestzakje haalt. Mogelijk,
dat de nieuwe poging hierover uit
sluitsel geeft, want behalve het
goud, zilver en edelgesteente moet
er ook een pakje met belangrijke
waardepapieren aan boord zijn.
Zo zijn we dus aan het slot geko
men van de belevenissen van de „Re
nate Leonhardt", die door een Engelse
torpedo voor goed van de zeeën ver
dween. Voordat wij echter de heer
Wolf en zijn echtgenote verlieten heb
ben wij nog één vraag gesteld, die
ons ten zeerste interesseerde. Namelijk
of het goud vooropgesteld natuur
lijk dat het inderdaad aan boord is
gebracht nog aanwezig zou zijn.
En het antwoord was voor de volle
100% enthousiast. Letterlijk zei onze
gastheer:
„Wanneer ik zelf duizenden
guldens zou hebben gehad, dan had
ik beslist mijn laatste cent gebruikt
om zelf een poging te wagen. Nu
heb ik volstaan met een klein aan
deel in de onderneming van de
heer Visser. Of het lukt weet ik
natuurlijk niet, maar dat het eruit
is geloof ik nooit!"