Zaankanters zoeken naar 7 5 millioen aan goud Aanval op het wrak van het Duitse schip „Renate De voorgeschiedenis Werk tor en als een drijvend eiland Cacaoboter, kisten goud, zilver en juwelen SCHAT WERD 'sNACHTS AAN BOORD GEBRACHT r IJzer- en betonconstructie van 26 meter hoogte Engelsen beschoten convooi Het goud is nog aanwezig Deserteur Wolf vertelt jBegin ener romance! Het fatale vertrek Ondergedoken in Westzaan la*- VERNUFTIGE BERGINGSMETHODE Moderne ,,golddiggers" ZATERDAG 9 JANUARI 1964 JUDENS DE VORIGE WERELDOORLOG, om pre. cies te zijn in de nacht van 16 op 17 Juli 1917, vertrok uit de Waalhaven te Rotterdam een convooi van 16 schepen. Dicht langs de kust varend kwam men tot Egmond, waar Engelse torpedojagers het vuur op de schepen openden en het convooi uit elkaar joegen. Enige schepen werden in brand ge schoten en als prijs door de Engelsen op sleeptouw genomen, terwijl de twee laatste schepen van het con vooi, de „Josina" en de „Renate Leonhardt", na de steven te hebben gewend, onder Bergen aan Zee aan de grond liepen. Is dit nu zo bijzonder zult U zich afvragen, stran dingen doen zich zo veel voor? Het bijzondere echter is, dat de „Renate Leon hardt" een enorme goudschat aan boord had, waar- van de Engelsen vermoedelijk op de hoogte zijn ge weest. En hoewel de „Renate" weer vlot gekomen is en naar IJmuiden gesleept, is het de dans toch niet ontsprongen, want toen het schip eind Augustus op eigen kracht weer uitvoer, werd het onder Den Hel der opnieuw onder vuur genomen. Ditmaal was het goed raak, want binnen enkele minuten zonk het schip, dat naast de kostbare lading van 454 kistjes goud, zilver en juwelen, geladen was met 800 ton cacaoboter en een schijnlading van 60 ton cokes. Reeds eerder zijn pogingen aangewend de goud- en zilverschat ter waarde van ongeveer vijf en zeventig millioen aan de zee te ontrukken, doch zonder suc ces. Deze zomer zal echter een nieuwe poging worden gedaan, waarvoor een grootscheeps plan is ontworpen. Een plan dat grote kans van slagen heeft. Of men dan zo zeker is van de aanwezigheid van het goud zult U zich afvragen. Leest U verder wat één der opvarenden van de „Renate" ons hierover dezer dagen vertelde. pjET WAS EIND 1917. Nog woedden de oor logsstormen over een groot deel van Europa. De „Renate Leonhardt", een Duits stoomschip van 1500 ton, had zijn deel van het oorlogsge weld reeds te pakken, doch nog meer zou vol gen. Pas hersteld van een flinke schade voer het opnieuw uit, do oh één lid der bemanning ont brak. Stoker George Paul Wolf was niet aan boord, 's Avonds, enkele uren voordat de „Renate Leonhardt" voor de laatste maal het ruime sop zou kiezen, ver dween hij. Desertie met behulp van enkele ka meraden, die het zelfde plan koesterden, doch terwille van hun echt genoten aan boord ble- 'ven. Sommigen zouden hur vrouwen nimmer weerzien Wij hebben de heer Wolf eens opgezocht. Niets Wees er op, dat we in het perceel Plancius- straat 38 te IJmuiden mensen zouden aantref fen, die reeds veel heb ben meegemaakt. Het was 1916. Duitse troepen waren in een verbitterd gevecht ge wikkeld met de Russi sche strijdkrachten, die toen nog niet aan de opstand tegen het Cza- ren-regime toe waren. De 27-jarige Wolf werd opgeroepen en eveneens naar het front gezonden. Nieuwe prooi voor de kanonnen. Spoedig raak te hij gewond aan armen, handen en rug. Dat is zijn herinnering aan de gevechten. Hersteld kreeg hij de keus: varen of vechten, en als oud-zeeman koos hij het eerste, mede om dat het front hem niet bijster toelachte. Maar korte tijd later deser teerde hij van de „Re nate", want de vrijheid lonkte! Hij had de goede tijd gekozen, want de vol gende dag werd de „Re nate" getorpedeerd en velen vonden een zee mansgraf in de golven. Het lieve leven lachte de heer Wolf toe, hij vond een echtgenote, zijn dochter groeide op, en werk was ook steeds te vinden. Maar plots stortte alles ineen. De door machts waanzin bevangen Adolf Hitier opende de tweede wereldoorlog en Wolf, die er niet in was ge slaagd om zijn natura lisatie (in 1938 aange vraagd) op tijd in orde te krijgen, moest we derom in dienst. Zolang hij in Nederland bleef, ver van alle krijgsru moer ging het nog, doch toen men hem in 1944 naar het front wilde zen den, nam hij opnieuw een besluit: desertie! Zwervend van het ene onderduikadres naar het andere, kwam hij de oorlog door, steeds de wetenschap voor ogen, dat eenmaal ontdekt, de kogel zijn lot was. Maar desondanks heeft hij er nooit spijt van gehad. Nu is hij inmiddels 65 jaar, tot Nederlander ge naturaliseerd, weet zijn dochter getrouwd en heeft slechts één vurige wens. Dat de toekomst hem met rust zal laten \VE SCHRIJVEN 1917. De 27-jarige George Paul Wolf had juist de keus gemaakt om het varen te ris keren, liever dan nogmaals naar het front te gaan. Een korte reis met de „Halmstadt" naar de Oostzee was net achter de rug en hij had opdracht ge kregen zich aan boord van de „Renate Leonhardt" te begeven. Voorlopig ge beurde er niets en bleef het schip in Hamburg liggen, doch op een goede dag werd het anker gelicht en koers gezet naar Rotterdam om te laden. De reis verliep voorspoedig en zonder dat er iets was voorgevallen werd de Ne derlandse Rijnhaven bereikt. Veertien dagen lang heeft men hier gelegen. Eerst in een zalig nietsdoen, totdat de eerste lading aan boord kwam. Een flinke partij cacaoboter, waarvan beweerd wordt, dat zij nu nog goed is. Onmogelijk is het niet, want in 1937 is bij Egmond een partij aangespoeld, die op de poreuse buiten kant na, nog in prima conditie ver keerde. Tot zover dus niets bijzonders, doch op een nacht, enkele dagen vóór het vertrek, kon Wolf de slaap maar niet te pakken krijgen. Hij verliet het voor onder om zich aan dek wat te vertre den in de hoop dat Klaas Vaak hem hierbij een handje zou helpen. Het is er echter niet van gekomen, want aan dek heerste grote bedrijvig heid, al verliep alles in stilte, zodat het wel iets van een schimmenspel weg had. Ijverig zwoegden de offi cieren op en neer om zonder hulp van de lier een lading aan boord te bren gen. Ach, de stoker wilde natuurlijk wel eens weten waarom de hoge Pie- 71JN DESERTIE heeft voor de heer Wolf ook haar goede zijde gehad. Ook al schreef de rederij hem, dat zijn gage pas uitbetaald zou worden nadat hij zijn straf als desterteur had uitgezeten, zo dat dit geld voor hem verloren ging. Het was in VelsenNoord, waar hij in 1917 onderdook. De vrouw waar hij in huis kwum hield nog enkele kostgangers, doch dit be lette niet, dat haar dochter bij een ander voor dag en nacht in dienst was. Zodoende kende Wolf de dochter niet. Toen hij op zekere dag in con tact kwam met deze dochter zei men tegen hem „Dat kan je vrouw nog wel eens worden." Een profetie, welke inderdaad is uit gekomen. De eerste stoker van de „Renate", August, die de wacht van Wolf overnam. Toen het schip bij Den Helder werd getorpedeerd vond hij een graf in de golven. ten met dit voor hen zo ongewone werk bezig waren. Alsof er niets aan de hand was richtte hü dus zijn schre den naar de plaats waar het nijvr-e nachtvolk zich uitsloofde. Ver kwam hij niet, want zodra hij het arbeids terrein naderde, trad één der stuur lieden op hem toe en gelastte hem naar het vooronder terug te keren. Pottenkijkers had men niet nodig! De nieuwsgierigheid van de stoker was echter opgewekt, want het enige wat hij had kunnen zien was, dat niets anders dan kleine kistjes in het ruim werden geladen en hij wilde zo graag meer weten. Tenslotte was het de tweede ma chinist die hem op de hoogte bracht. Als goede vriend vertelde deze in het geheim omdat hij nu eenmaal al wat had gezien dat er 454 kistjes met goud aan boord waren gebracht, alsmede wat zilver, een kistje edelstenen en een pakje met waardevolle papieren. De volgende dag werd verder geladen met cacaoboter, ter- wijl tot slot als camouflage een deklading cokes werd ingenomen. Alles was loen klaar voor het ver trek. ALS DIEVEN in de nacht zo ver lieten Zondag 15 Juli zestien Duitse schepen de Rotterdamse haven om in convooi koers te zetten ngar het Duit se vaderland. Onder in de buik van de „Renate Leonardt" de kostbare lading. Zwart geschilderd waren alle schepen, uit angst voor een Engelse ontdekking. Rustig voer men onder bescherming van het nachtelijk duister langs de Hollandse kust. Maar ter hoogte van Bergen naderden plotseling aan de einder enkele rookpluimen. Steeds dichter kwamen zij. „Boem"een schot weerklonk. De Engelse torpedojagers sommeer den het convooi om b\j te draaien, on danks de territoriale wateren. Wolf snelde uit het ruim naar boven, doch de kapitein gaf geen krimp. Op volle kracht liet hij doorvaren en vaardigde de order uit „Nooit mag dit schip in Engelse handen vallen". Ook de an dere schepen voeren verder. De vijandelijke torpedojagers lieten het er niet hij zitten; het werd nu me nens. Met grof geschut werd het on verdedigde convooi onder vuur geno men. Twee schepen kregen spoedig voldoende voltreffers en verdwenen naar de bodem der zee, één raakte in brand en dreef weerloos op de golven. Een radeloze bemanning aan boord. Slechts enkele schepen wisten veilig weg te komen, doch hierbij was niet de „Renate Leonhardt". Want al voer kapitein Mehtling alsof er geen vuiltje aan de lucht was, een treffer mid scheeps, gevolgd door één achter in het schip waren voldoende om het vol met water te doen lopen, zodat niets anders overbleef dan het maar aan de grond te zetten Wolf zal het nooit vergeten. Het be hoorde tot zijn taak om in geval van nood mede de boten te laten vieren en hij was op zijn post, verlangend het snel watermakende schip te verlaten. Plotseling een nieuwe klap. Wederom was de Renate getroffen al was de granaat niet in de romp gedrongen. Wolf voelde zijn maat, de machinest op hem leunen en zei: Sahiet op man, we hebben haast". Maar zijn woorden werden nimmer verstaan, want een splinter in het voorhoofd had de le vensdraad van de man afgesneden. De boten werden toch gestreken en zo belandde men 's Maandagsochtends tussen 7 en 8 uur op het Bergense strand. Na een paar uur vroeg kapitein Mehtling dan ook aan Wolf of hij mee terugging aan boord, doch deze voelde er niets voor en kwam hier rond voor uit, waarop de 'kapitein antwoordde, dat hij dan de anderen ook niet be hoefde te vragen. Alleen de officieren gingen toen terug, terwijl de rest van de 17 koppen tellende bemanning over land naar IJmuiden reisde om het schip op te wachten, dat binnenge sleept werd door een Hollandse sleper. Deze oude foto toont ons George Paul Wolf in de tijd dat hij pas begon te varen. Vier dagen wachtte men in het Koning Willemshuis, voordat de boot de slui zen binnenvoer, doch zodra zij binnen was, ging alles weer terug aan boord. Lange tijd lag men te IJmuiden binnen de sluizen en steeds was de bemanning aan boord. Daarom acht de heer Wolf het ook zeer onwaarschijnlijk, dat de kostbare lading van boord is gehaald, want dan had men het beslist moeten merken. Immers de deklast cokes heeft steeds op het dek gelegen en om in het betreffende ruim te komen had dan de cokes opzij ge haald moeten worden. Dit is zelfs tijdens de reparatiewerkzaam heden nooit geschied! Na geruime tijd in IJmuiden te heb ben doorgebracht werd de „Renate" naar Amsterdam gesleept, waar in een dok de schuit werd hersteld en ver volgens lag men enige tijd in de Hout haven. Hier vandaan vertrok men weer naar IJmuiden en wederom lag men enige weken aan de mond van het Noordzeekanaal. J-JET WACHTEN begon de bemanning te vervelen. Maar het vertrek over de gevaarlijke zee, zo kort na de hache lijke redding, lokte ook niet en vele leden der equipage overwogen het plan om te „drossen". Langzamerhand rijpte in ieders brein de gedachte, dat het met de „Renate" niet helemaal pluis was. Maar midscheeps zweeg men nog steeds. Ongeduldig geworden en vast besloten niet meer mee te gaan, wendde Wolf zich tenslotte tot de tweede machinist met de vraag wan- UVVWSA. ZOALS WIJ reeds vertelden,be sloot de heer Wolf in 1944 an dermaal te deserteren, daar hij er niets voor voelde om onder het hakenkruis aan het front te staan. Een moedig besluit, want het risico was groot, terwijl bij ontdekking slechts één straf hem wachtte. Door door de kogel! Op vele adressen heeft hij toen ondergedoken gezeten, want kans op ontdekking en voedselgebrek dreven hem van de ene plaats naar de andere. Ook in Westzaan is hij geweest. Vijf weken werd hem onderdak verleend door de familie Kok aan de Middel. Toen was het ook hier niet meer veilig en trok hij naar Heemskerk. UET PLAN de goud schat van de „Renate Leonhardt" te bergen, dateert niet van vandaag of gisteren. Reeds in 1937 rijpte dit plan. Toen spoelde tijdens een zware storm aan het strand bij Egmond een zeshonderd ton cacao boter aan. Strandjutters wisten te vertellen dat deze cacaoboter afkom stig moest zijn van de „Cokesboot", die in 1917 nabij Den Helder in de grond was geboord. De „Cokesboot", die een grote partij cacaoboter aan boord had was eerst bij Camperduin aan de grond gelopen tijdens een beschieting. De Eg- monder P. Groen, die aan boord van de „Co kesboot" was geweest toen deze bij Camper duin aan de grond zat, had bij z'n speurtocht door de ruimen ontdekt dat de cokeslading maar camouflage was. Het schip zat tjokvol cacao boter en daarnaast had hij een groot aantal met bandijzer beslagen hou ten kistjes gezien. De heer P. Visser uit Wijde Wormer, die in 1937 aan de kust nabij Camperduin werkzaam was bij het afschieten van pantserplaten van een in de eerste wereld oorlog gestrande Engel se kruiser hoorde deze verhalen met interesse aan. Hij informeerde ver der en kwam er na lang speuren achter dat de „Cokesboot" het Duitse schip „Renate Leon hardt" moest zijn, welk schip in 1917 in het Mo lengat was getorpedeerd. Aan boord zou zich een millioenenschat aan goud moeten bevinden. De heer Visser kwam in con tact met de Helderse vletterman G. de Vries, die indertijd de „Renate Leonhardt" in de diepte had zien verdwijnen. De ze wist zo ongeveer nog de plaats waar het ge zonken schip moest lig gen. Met een sleeplijn tussen twee botters werd de omgeving afgezocht en spoedig had nien suc ces De lijn liep vast op een diepte van ongeveer 21 meter. Na peilingen bleek het obstakel een deel te zijn van de mast van de „Renate Leon hardt." Met een speciale Siemensboor werden bo ringen verricht. Aan het boorwerk bleven sporen van cacaoboter kleven. De boringen tijdens deze proefvaart vonden plaats in Augustus 1939. Alvorens van de plek te vertrekken waar men het wrak had ontdekt werd een boei uitgezet. Het gunstige resultaat van de boringen had tot gevolg, dat men zich in verbinding stelde met de Billiton-Maatschappij, van welke Maatschappij terzelfdertijd de tinbag germolen „Karimata" na bij Texel op zoek was naar de goudschat van de „Lutine". Het onder zoek. bij de „Lutine" le verde echter geen tast baar resultaat op, met als gevolg dat de „Kari mata" met stille trom vertrok, zich geen zier van de „Renate Leon hardt" aantrekkend. Daarop kwam de oor log, die alle verdere plannen op de lange baan schoof. Na de be vrijding werden door de heer Visser en de ver dere initiatiefnemers on- middellijk nieuwe plan nen gemaakt. De uitge zette boei was echter door de Duitsers wegge haald en het duurde tot eind 1947 eer het „expe ditie-terrein" door de Marine van mijnen was gezuiverd. Inmiddels was contact opgenomen met de assuradeuren van het schip, die vanuit Duits land een verklaring stuurden waaruit viel op te maken, dat de „Rena te Leonhardt" geladen moest zijn met 454 kistjes goud, 800 ton cacaoboter, enkele kisten geld, run» en cokes. Dacht men er eerst aan met behulp van een duiker een poging te doen om de schat aan de zeebodem te ontrukken, men kwam hiervan ge deeltelijk terug, gezien de diepte van 22 meter. Er werd een duikboei vervaardigd, waardoor het werk van de duiker werd vergemakkelijkt. Met een dergelijke duik- kooi was het in de Mid dellandse zee gelukt het goud te bergen uit de „Egypt", welk wrak op de diepte van 125 meter De geconstrueerde duik- kooi voldeed echter niet aan de gestelde ver wachtingen, zodat van het duiken niets kwam. Wel riep men nog de hulp in van een bekend wichelroedeloper uit U- trecht, die de positie van het schip als juist aan gaf en die tevens de aanwezigheid van goud constateerde. Met behulp van dyna miet heeft men nog ge tracht de luiken van het wrak te laten springen, opdat de lading vrij zou komen, maar ook dit gelukte niet. De Intiatiefnemers heb ben toen het plan laten rusten en zijn op nieu we mogelijkheden gaan zinnen. Nieuwe plan nen werden uitgewerkt en het resultaat is, dat komende zomer een grootscheepse poging zal worden ondernomen om de millioenen-goudschat aan de zee te ontwor stelen. neer men vertrok. Verrassend was het antwoord, want „Vanavond, maai mondje dioht, je mag het eigenlijk niet weten" kreeg hij te horen. Het besluit was gauw genomen. Zijn plunje werd gepakt en zijn collega's vertelde hij hoe het er voor stond. Hij ging van boord, doch zij bleven, want vrouw en kinderen wachtten in Duits land de terugkeer van echtgenoot en vader. Maar wel waren allen bereid hun kameraad te helpen. Matroos B. Richlefs Jr. uit Bremerhafen bracht hem naar de wal en vergezelde hem naar zijn kosthuis. Van hem ook heeft hij het verdere verloop van de reis ge hoord, want tot 1943 correspondeerden zij regelmatig. Toen hield het op en bieek Richlefs het slachtoffer van één der vele bombardementen op Bremen te zijn geworden. Een andere stoker, August, nam Wolf's wacht over, doch van hem heeft hij nooit meer iets ver nomen, want met de „Renate" ver dween deze kameraad in de golven. Mogelijk rust hij nog steeds in de in gewanden van het schip, zodat het lang niet buitengesloten is, dat de toe komstige schatgravers nog lugubere vondsten zullen doen indien zij een maal met hun arbeid zijn aangevan gen. \yOLF WAS DUS van boord gestapt en nog dezelfde nacht verliet de „Renate Leonhardt" de veilige IJmui- dense haven om nooit haar bestem- Matroos B. Richlefs Jr uit Bremer haven, die de heer Wolf naar de wal bracht bij zijn desertie van de „Renate Leonhardt"Tijdens een bombardement van Bremen in 1943 verloor Richlefs het leven. de hoop de Hamburgse thuishaven te bereiken en haar kostbare zending aan het vaderland af te leveren. Het is nooit zover gekomen. Een goed ge richte torpedo maakte ter hoogte van ming te bereiken. Geheel alleen, zon-(Den Helder een reddeloos wrak van der een enkele verdediging zocht zjj fhet eens zo trotse schil). Snel zonk het de grote gevaarlijke Noordzee op, in ALS DE ZAANKANTERS succes hebben met hun poging om tot in de ruimen van de „Renate Leonhardt" door te dringen, wacht hun daar een goud- en zilverschat van ongeveer 75 millioen. De moeite van het proberen waard zult U met ons eens zijn. Eenvoudig zal de onder neming dan ook zeer zeker niet zijn. Enige jaren is men reeds met plannen bezig. Gezien de stroming in het Molengat, de ligging van het wrak op 21 meter diepte onder een laag vaste klei is met dui kers niets te beginnen, zodat naar een andere mogelijkheid moest wor den gezocht. En deze mogelijkheid denkt men thans gevonden te hebben in de vorm van een werkput, welke ontworpen is door de heer P. Visser uit Wijde Wormer, één der initiatiefnemers van het bergings plan. Het Waterloopkundig Instituut te Delft heeft het plan van de heer Visser bestudeerd en er z'n goedkeuring aan gehecht, zodat de Coöp. Bergingsvereniging, waarvan de heer Visser voorzitter is, de plannen zo mogelijk nog dit jaar tot uitvoering wil brengen. J7IND JANUARI wordt bij de firma M. Hogeveen in de Oostzijde te Zaandam een begin gemaakt met de bouw van de werkput, waarmede men zonder tegenslag in drie maanden hoopt klaar te komen. Voor financie ring van deze bouw en de verdere berging ruw geschat een drie ton heeft de Bergingsvereniging buiten lands kapitaal moeten aantrekken. De bouwput, een enorm gevaarte van 26 meter hoogte, wordt een ijzer en betonconstructie van 970 ton, met een waterverplaatsing van 1170 ton. De put een type staande ketel heeft van onderen een doorsnede van 10 meter, waarin een werkkamer is gebouwd van 8 bij 8 meter. Dit i> het hart van de put, van waaruit de aan val op het goud wordt ondernomen. Boven deze werkkamer zitten ka mers, welke men vol kan laten lopen met water, om zodoende het hele ge val tot de bodem der zee te laten zakken. Daar er 21 m water boven het wrak staat, steekt nog zo'n 4 a 5 meter van de werkput boven het water uit. Gevaar voor omslaan schijnt er niet bij te zijn. Ook niet van onder graving door de golfslag. Er wordt daartoe aan alle kanten een uitsteken de rand van 4.50 meter gemaakt, wel ke rand een eventueel uitgespoelde geul gemakkelijk zal overbruggen. Onder deze rand zitten ijzeren ringen met pennen, die door het gewicht van de put in de harde kleilaag worden gedrukt, waardoor het hele geval ste vig verankerd staat. Staat de werkput eenmaal op de afgepeilde plaats dan moet het vol gens ingewijden verder kinderwerk zijn. Via een koker klimmen de schatgra vers in de werkkamer, waar met be hulp van compressoren verse lucht wordt aangevoerd. Met spoed wordt dan een gat ge. maakt in de bodem van de werk. kamer, van waaruit men een ijze ren koker laat zakken. Deze koker moet precies uitkomen boven een luik van de „Renate", waaronder het goud moet zitten. Eerdere pei lingen hebben precies aangegeven waar zich dat luik van 2 bij 2 meter bevindt. Om tot dit luik te komen moet men eerst door een laag van 3.50 meter vaste klei en vervolgens door een laag losse slib van drie meter, welke zich op het dek van het wrak bevindt. Naar schatting moet daarna onge veer 17 m3 grond verwijderd worden, waartoe men een klein happertje mee naar de zeebodem neemt. In enkele uren tijd denkt men deze grond verwijderd te hebben, waarbij eventueel grondwater, dat men overi gens niet verwacht, wordt wegge pompt. De grond kan men zo nodig in kisten in de werkkamer bergen, of desnoods omhoog takelen. Het gaat er dan nog om het tweede luik los te krijgen, waarna de langezochte goudschat als het ware voor het grijpen ligt. Vier- honderd vier en vijftig kistjes goud, kisten met zilver en een kistje juwelen, alles tezamen voor een waarde van ongeveer vijf en zeven tig millioen. het eens zo trotse schip. Snel zonk het naar de bodem der zee, en slechts een deel van de 16 leden der bemanning kon worden gered. Onder de geredden bevond zich één vrouw, zodat moet worden aangeno men dat de tweede vrouw die aan boord was, eveneens een graf in de golven heeft gevonden. Er waren na melijk twee vrouwen aan boord, de kokkin en de stewardess, doch welke van de twee gered is heeft Wolf niet vernomen. Daar beide vrouwen altijd midscheeps vertoefden moeten zij zeer waarschijnlijk op de hoogte zijn ge weest van de lading evenals van de herkomst van het goud. Eén der vrou wen heeft -hierover gesproken met de Helderse vletterman De Vries. Men heeft wel eens verteld, dat het goud bij de Nederlandse Bank vandaan zou komen, doch hierover is nooit iets uitgelekt, terwijl zo'n slordige 75 millioen nu niet een bedrag is dat men zo maar even uit zijn vestzakje haalt. Mogelijk, dat de nieuwe poging hierover uit sluitsel geeft, want behalve het goud, zilver en edelgesteente moet er ook een pakje met belangrijke waardepapieren aan boord zijn. Zo zijn we dus aan het slot geko men van de belevenissen van de „Re nate Leonhardt", die door een Engelse torpedo voor goed van de zeeën ver dween. Voordat wij echter de heer Wolf en zijn echtgenote verlieten heb ben wij nog één vraag gesteld, die ons ten zeerste interesseerde. Namelijk of het goud vooropgesteld natuur lijk dat het inderdaad aan boord is gebracht nog aanwezig zou zijn. En het antwoord was voor de volle 100% enthousiast. Letterlijk zei onze gastheer: „Wanneer ik zelf duizenden guldens zou hebben gehad, dan had ik beslist mijn laatste cent gebruikt om zelf een poging te wagen. Nu heb ik volstaan met een klein aan deel in de onderneming van de heer Visser. Of het lukt weet ik natuurlijk niet, maar dat het eruit is geloof ik nooit!"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1954 | | pagina 9