Schilders zien de winter DRIE AMERSFOORTERS BOUWEN ZELF CLAVECIMBELS Een Nederlandse experimentele film in kleuren Van een prettig verhaal van Bauer tot een symbool ener obsessie van Chabot Harald Kreutzbergs dansen teken aan de wand Sanapirin N° 1 AL is er dan nog nooit een Nederlandse speel film in aanmerking ge komen om opgestuurd te worden naar een van de festivals, de laatste ja ren zijn er verschillen de documentaires ge weest, die buiten de grenzen niet alleen een goed figuur sloegen, maar er zelfs prijzen in de wacht sleepten. Waar om de succesvolle fil mers van het laatste genre nog nooit door de regering een opdracht en de middelen zijn gege ven om zich eens aan een speelfilm met inter nationale allure te wij den, blijft voorlopig een open vraag. Misschien is Oude instrumenten in museum werden Expressionistische dans haar einde nabij bestudeerd HET CLAVECIMBEL DE PIANO is tegenwoordig een van de meest verbreide muziekinstrumenten en dat is ook eigenlijk wel te be grijpen. Het instrument leent zich bij uitstek voor indivi dueel spel, in tegenstelling tot viool, fluit e.d., waarmede men al spoedig op ensemble- spel is aangewezen, terwijl de piano bovendien zeer ge schikt is als begeleidend in strument. De piano is echter nog maar een jonge telg uit de grote familie van de mu ziekinstrumenten, hoewel niet meer de jongste. Zij is pas tegen het einde van de 18de eeuw in de mode geko men en heeft daarmede haar voorganger, het clavecimbel, steeds meer naar de achter grond gedrongen. Het be langrijkste verschil tussen de piano en het clavecimbel is, dat de piano hamers heeft, die op de snaren slaan, wan neer men de toetsen indrukt, terwijl in dat geval bij het clavecimbel houten pennetjes langs de snaren tokkelen, ivaardoor dit instrument een geheel andere, fijnere klank heeft en ook een andere speeltechniek eist. Er be- staat een streven om vele oudere composities, die oor spronkelijk voor het clave cimbel waren geschreven, doch nu op de piano worden gespeeld, weer in de oude vorm op het oorspronkelijke instrument uit te voerenten- einde de specifieke schoon heid van deze muziek doen herleven. ZATERDAG 18 FEBRUARI 1954 (Van onze redacteur beeldende kunsten) QF BEKE1\DE SCHRIJVER Cornelis Veth bespreekt in een alleraardigst boekje over de Gezelligheid in de Nederlandse en Vlaamse schilderkunst" onder andere enkele winterlandschappen. Inderdaad kan men zich voorstellen, dat een kunstenaar wordt ge troffen door bepaalde aspecten, die een gevoel van behaaglijkheid, van genoegen geven. Het drukke ge- tvoel op een ijsbaan kan uitermate gezellig zijn. Een tuiniers binnenhuisje met een knappend haardvuur, zoals we dat op een boekverluchting van de vijf- tiende-eeuwse Vlaming Simon Bening aantreffen, is dat zonder mankeren. We mogen dan te voelen krij gen, dat ijs en sneeuw een zeker ongemak veroor zaken in feite is zulk een miniatuur een kleine, maar sprekende lofzang op de goedheid des levens, ook in de winter. Nuchtere realisten als zelfs vele Nederlandse kun stenaars zijn, hebben wij voor dit plezierige vaak een scherp oog gehad. Het is een onmogelijkheid, hier van in het korte bestek van dit artikel een overzicht te geven. We zouden dan bij de Primitieven kunnen beginnen en via de stomme schilder Van Kampen, Hendrik Averkamp en vele andere grote en kleine meesters tenslotte terecht komen bij de wat zoete, over-gepolijste romanticus A. Schelfhout. Maar dat voert te ver. Daarom volsta ik liever met het reproduceren van een weinig bekend schilderij het beeld namelijk dat de Harlinger meester I\icolaas Bauer ons heeft nagelaten van een hard rijderij voor vrouwen in Januari 1809 te Leeuwar den. Dit stuk nu heeft het typisch vertellende karak ter dat zo vele van die oudere realistische werken kenmerkt. Het is niet geschilderd om de typische atmosfeer van een mooie winterdag weer te geven, maar om het verhaal, om het voorval. We zien de beide rijdsters hard vechten om prijs en premie; de winnares heeft zich al opgericht. Keurmeesters zijn in actie met lijsten en een vlag, soldaten in Franse uniform houden met de blanke sabel een al te op dringerig gratis publiek op een afstand. Jongens vechten een meningsverschil uit. De hoge stadswal is zwart van de mensen. Kortom, het is een druk en feestelijk gedoe, waarvan niemand iets wil missen. Bauer heeft het er erg gezellig gevonden. Dat is aan zijn schilderij te merken. Hij laat het ons zien en voelen door de vermelding van al die bijzonder heden, die hij ons op een pittige, frisse manier voorzet. Dat is één kant van de winter: de gezelligheid. QMDAT Veth het alleen hierover moest hebben, kan men hem niet verwijten, dat hij andere kanten ver waarloosde: het vuil, het ongerief, de kou. Door deze te noemen komen we op het terrein, dat met name door de Impressionisten en hun tijdgenoten en geestelijke nazaten zo grondig is afge graasd: de uitdrukking van de atmos feer. Het is waar: ook onze oudere schilders haddien daar wel ge voel voor. Maar hun werk heeft vaak hoe natuurlijk het ook aan doet in het suggere ren van de werking van zon en wind iets opzet telijks, zeker in de schil derijen. Toch heeft Rembrandt, wiens landschappen zul ke uiterst persoonlijke verbeeldingen van eigen gemoedstoestand kun nen zijn, ons tekeningen nagelaten, waarin we als het ware de barre Noordooster over het dorre, verlaten land voelen zwiepen. Het is maar een simpel krab beltje van enkele tien tallen vierkante centi meters, dat prachtige winterlandschap uit het Brits Museum maar het overtreft in zijn uit drukkingskracht menig groot schilderij. Koud en guur is het hier. Men voelt in die weinige lijnen het ongemak en de narigheid. Maar kil en onbehaaglijk is het ook op dat kleine pa neel, dat hij in 1639 schilderde. Het toont nog niet de schilder in zijn volle, visionnaire kracht. Maar toch „vertelt" het niet, zoals het schilderij van Bauer. Rem brandt heft dit geval op uit het bij zondere en maakt het tot een symbool van ,,de winter" en van wat mensen daarvan ervaren. In zijn simpelheid bewijst het de grootheid van zijn maker. Pieter Brueghel had nog geen eeuw te voren heel wat meer nodig, om ons het orvplezierige en meer nog: de atmosfeer van de winter te laten voelen Maar zo kom ik tenslotte uit bij het Foto onder: Nicolaas Bauer vertelt hier op zijn wijze van de geneugten van de winter: een hardrijderij op de Leeuwarder stadsgracht in 1809. (Van een film medewerkster) men wat huiverig voor een werk van grote op zet, redenerend, dat wanneer een klein pro ject mislukt de klap al tijd kleiner is, dan wan neer een grote opdracht met een niet uit de bus komt! Doch in ieder geval is het plezierig te merken, dat zo nu en dan op be scheiden schaal tenmin ste nog iets gedaan wordt voor de Neder landse filmkunst. Nadat men eerst eens voorzich tig de kat uit de boom gekeken had en enig houvast meende te heb ben aan de successen die Herman v. d. Horst en Bert Haanstra met hun documentaires hadden behaald, werden er in 1952 twee Haagse fil mers, Mile Brumsteede en Piet van der Ham uitgenodigd om dr Vroom, toen nog verbon den aan het departement van O. K. en W., hun werk te tonen. De be doeling was adhter de bestaande „generatie" filmers een tweede aan te kweken, die eveneens op de Festivals de naam van Nederland zo niet aan de top zou brengen, dan toch in ieder geval zou hoog houden. Resultaat van de ken nismaking met de twee Haagse cineasten was opdracht om een scena rio voor een experimen tele speelfilm in te zen den. yOOR wie bekend is met de vinding rijkheid en de grote originaliteit van Mile Brumsteede die met zijn amateurfilms als „De cigaret", „De Blauwbilgorgel" en „Flosculus Fata- lis" diverse prijzen in de wacht sleep te zal het geen verrassing zijn, dat dat scenario er spoedig was en onder de titel „Voeten in het water" naar het ministerie werd gestuurd. Na een jaar in spanning te hebben gewacht, kregen de beide filmers het bericht, dat het gegeven voor hun experimen tele film was afgekeurd, omdat de re gering vreesde er moeilijkheden mee te zuilen krijgen in de medische- én sportwereld! Het verhaal opende na melijk met het beeld van een man, die in een film-journaal allerlei narigheid voorgezet krijgt en daarna een rol- bij de bestrijding van kou, koorts, griep en pijn. Koker 90 en 50 ct (Advertentie, Ing. Med.) prent over de Cóte d'Azure ziet. Als hij na afloop van de film door slecht weer naar huis gaat en daar zijn som bere kamer in komt, schildert hij op een van de muren van het vertrek de omtrekken van een raam. En als hij door dit fictieve raam naar buiten kijkt, ziet hij de Cóte d'Azure. Zo ont snapt hij aan de alledaagse grauwheid- Om het geheel nog echter te maken, gaat hij met zijn voeten in een bakje water zitten en droomt zo zijn dromen. Onderduikend in zijn voetbad komt hij boven in het water aan het strand van de Middellandse Zee. Maar ook daar raakt hij het leven niet kwijt. De at tributen van alle dag, zijn pantoffels en kamerjas, treft hij ook daar weer aan. En wat erger is: ook de explosie van de atoombom, die hij zo goed kent van zijn laatste bioscoopbezoek. Als hij goed rondkijkt ontwaart hij een man met een enorme voetbal. De man komt steeds dichterbij en de lont, die aan de achterzijde van de voetbal bevestigd is, brandt steeds verder op. Tot er een tweede explosie volgt en de man weer thuis zit. Mannen in witte jassen ko men hem daar bezoeken. En als na onderzoek blijkt, dat hij volkomen normaal is wordt hij toch opgesloten, omdat hij het geweld niet wil accep teren. Dit scenario deugde dus niet!. Maar er kwam een ander, en dat was vlugger in elkaar gezet dan goed gekeurd. Maar goedgekeurd werd het tenslotte! Ook ditmaal is het uitgangspunt weer de dreiging van de atoombom. Een jongeman leest ervan in de krant en verlangt dan terug naar gelukkiger jaren. Hij belandt in dit verlangen weer op de schoolbanken. En hoe lager de klas, des te gelukkiger is hij. Ten slotte verzeilt hij echter in de formu les, waaronder ook die van de atoom bom. De cijfers groeien over de ban ken heen en verstikken hem tenslotte. Na de aanschaf van de nodige ap paratuur en het experimenteren met gekleurd licht, geluidseffecten, filters, maskers en cellofaan zijn de eerste proefopnamen van „Het Geluk", zoals deze gekleurde experimentele film zal heten, onlangs klaar gekomen. Eerst daags beginnen de beide cineasten met de opnamen. Omdat de film in België ontwikkeld en afgewerkt moet worden, valt niet precies te zeggen wanneer zij gereed zal zijn. Op de foto boven: Mile Brum- stede (zittend) en Piet van der Ham aan de tructafel. (Van onze toneelmedewerker) IS-4DOR-4 DUNCAN, de beroemde Amerikaanse danseres, die kort na de eeuw-wisseling met haar ex pressionistische danskunst een revolutionaire reactie verwekte op het klassieke ballet, dat toen tot volkomen verstarring was geraakt, stierf in 1927 op 52-jarige leeftijd. Zij had het dansen reeds geruime tijd opgegeven en bepaalde zich tot haar Parijse dansschool. De Duitse expressionistische danser Harald Kreutzberg, die thans een tournee door ons land maakt, ziet echter in zijn 52 jaar geen bezwaar om nog regelmatig op te treden. Dit mag ons echter niet verleiden om onze natuurlijke bewondering voor deze enorme physieke prestatie als van zelfsprekend over te dragen op de artistieke prestatie en dit te meer ,niet, omdat Kreutzberg's dansen duidelijk een teken aan de wand zijn. Hij maakt ons ongewild voortdurend duidelijk, dat de expressionistische dans als waardevol uitdrukkingsmiddel blijkbaar zijn einde nabij is. En dat op een tijdstip, dat het ballet een nieuwe °P bloei vertoont, is ook in ons eigen land gelukkig. Wanneer wij zeggen, dat Kreutzberg's dansen, vóór de oor log krachtig en mannelijk, thans een sterk vrouwelijke inslag vertonen, vooral in de behaagzieke costuums, dan duiden wij slechts de buitenkant san van het fenomeen, dat zich hier manifesteert. In feite is hij van de pure dansly- riek, die, uitsluitend door middel van bewegingen, standen en gebaren, welke sterk contrasteren met de geijkte vor- mensspraak van het ballet, menselij ke gemoedsbewegingen probeert te vertolken, overgeschakeld naar het in hoofdzaak anecdotische. Door dansen als „Engel der verkondiging" en „En- Sel van het laatste oordeel", welke met een zekere preten'ie een uiterli.i- te zien; vooral door kleuren- en lijnen spel - kon deze overschakeling naar een gemakkelijker aansprekend genre niet worden gecamoufleerd. Leunt hij hierin aan .bij het picturale en docora- tieve, dat oog-strelend is maar weinig diepte bezit, in dansen als „De verlief de tuinman" en „Spaans tragedietje" nadert hij sterk de mimische kunsten: toneel eri pantomine, terwijl daarbij bovendien het costuum van aanvulling dikwijls tot hoofdzaak is geworden. Met het costuum permitteert hij zich bovendien vele speelse grapjes, welke met danskunst weinig te maken heb ben. Hij demonstreert daarbij een vindingrijkheid, welke een transforma- tie-artist in het variété hem zou kun nen benijden. Nu wij toch het woord variété gebruiken, overigens zonder geringschatting, kunnen wij de conclu sie moeilijk uit de weg gaan, dat een dans als „De verliefde tuinman" eigen lijk in het variété thuis behoort, of als men dat liever hoort: in het cabaret, zoals dat ook het geval is met veel Spaanse dansen, door echte of imitatie- Spanjaarden gepresenteerd. Een schijnbaar diep indringende dans als „Gesprek met de dood", waar in angst, bezwering, berusting om beurten optreden, grotendeels met ge bruik van toneelmatige middelen, en waarin Kreutzberg zich soms in ver twijfeling over de grond wentelt, staat met de danskunst slechts in een nog al ver verwijderd verband. Wij willen wel aannemen, dat de verandering in de stijl van Kreutz berg's danskunst mede is toe te schrij ven aan een door de natuur opgelegde beperking van bewegingsmogelijkheid en uithoudingsvermogen, doch zij mani festeert tegelijkertijd de nu langzamer hand wel aan de dag getreden ontoe reikendheid van de expressionistische danskunst als uitdrukkingsmiddel. On tegenzeglijk hoeft deze dansvorm, die er zelfs in zijn bloeitijd (Mary Wig man, Laban, later Kurt Jooss) niet in geslaagd is om het sterk aangevochten klassieke ballet te verdringen, een be vruchtende invloed gehad op de evo lutie van de traditionele kunstdans. Doch uit hetgeen Kreutzberg ons nu op zijn tournee liet zien. kan men moeilijk iets anders afleiden dan dat de expressionistische dans thans wel aan het eind gekomen schijnt van zijn, soms glorierijke, tocht door de wereld. Hij behoort tot het tijdperk van vóór de oorlog, waarin voor de kunst an dere maatstaven golden dan op het ogenblik. Wij menen, dat bewonderaars of aanhangers-uit-principe van de ex pressionistische dans zich moeilijk ke verhevenheid demonstreren in cos- aan deze conclusie zullen kunnen ont- tuum en houding - dikwijls fraai om trekken. laatste aspect, dat ik in dit korte bestek wil noemen. De jonge schilder Edgar Fernhout heeft al voor de oor log een reeks zeer verfijnde winter landschappen gemaakt. Hij overzag daarin als het ware van een hoog standpunt af een groot gebied en gaf het, nauwlettend geobserveerd en scherp gedeailleerd, in een zeer mooie grijze toon weer. Wat echter het scherpst opviel in deze grauwheid, was de totale verlatenheid. Ik heb nooit scherper gevoeld, hoe volkomen verloren een mens kan zijn in ons winterse land, dan in deze stukken Er was ogenschijnlijk niets bijzonders in die schilderijen: de boerderijen, de bomen, de sloten, de hekken, alles was gewoon, wat óvernauwkeurig geschil, derd maar niettemin En wat dan, wanneer de schilder deze elementen tot het uiterste wil „opdrijven" er desnoods de „din gen" die hij schildert voor vervormt? Dan zien we plotseling voor ons een onvergetelijk winterlandschap van Hendrik Chabot, een der Nederlandse expressionisten. Chabot doei in tegen stelling tot wie ik eerder noemde geen enkele poging meer, om een „natuur lijk"' beeld te geven. Hij werkt met zware tonen, die al dadelijk zijn doek een dreigende geladenheid geven. Nog sterker dan in Fernhouts landschap pen is hier het gevoel van verlaten heid; het nadert hier de obsessie. De huizen zijn hier eerder vijandig-ggslo ten dan uitnodigend-behaaglijk. Maar bepaald luguber wordt de sfeer door de boomgroep in het midden, die dra matisch, als in een wanhoopsgebaar, de takken naar de hemel opheft. We zijn hier verre van de behaaglijke ge zelligheid van onze realistisch vertel lende schilders. Het winterbeeld, dat ons hier wordt voorgezet, vervult ons eerder met ontzetting met diezelfde ontzetting en afkeer, waarmee Cha bot blijkens zijn gehele oeuvre deze wereld en het gedoe zijner medemen sen heeft gadegeslagen. Er is van het burgerlijk-prettige van een Bauer niets meer over. Het is waar hier zijn volkomen verschil lende figuren aan het woord, maar hun werk wortelt bovendien in volko men verschillende tijden en opvattin gen. Men moet daaraan bij zijn be schouwingen denken: de schilders ga ven weer, wat hun in de winter trof. elk van eigen gesteldheid uit en elk ook in het kader van het geestes leven hunner dagen. En zou dan een schilder, die een zuiver beeld van deze tijd en van zijn eigen houding daarin wil geven, anders kunnen werken dan Chabot het hier heeft gedaan VAN WIGCHEREN Van onze speciale verslaggever [EDER HEEFT ZO ZIJN EIGEN GENOEGENS om zijn vrije tijd te vullen. De een kruipt met een goed boek achter de warme kachel, een ander vindt intense vreugde in piano- of vioolspel, terwijl een derde op de lange winteravonden zaag en hamer ter hand neemt om een mooi stuk handwerk te vervaardigen. Zo hebben ook drie Amers- foorters de handen uit de mouwen gestoken en het resultaat is, dat zij binnenkort een gezamenlijk concert kunnen geven op drie eigenge- bouwde clavecimbels. Hoe zij er toe zijn gekomen? „Er is altijd wel iemand, die je voor is geweest",antwoordde de heer W. v.d. Wel, de initiatiefnemer, die zelf de instrumenten ontwierp. „Ik had horen vertellen over iemand, die zelf een clavichord had gemaakt. Dadeliik kwam de gedachte bij mij op het zelf ook eens te proberen, temeer toen het een betrekkelijk eenvoudig instrument bleek te zijn". He heer v. d. Wel heeft een uit voerige studie ge maakt, voordat hij het waagde zelf met de bouw van een clavichord te beginnen. In het Haagse Gemeente museum bekeek hij de klassieke kla vierinstrumenten van de fraaie Scheurleer-verza meling, die alle echter het be zwaar hadden, niet meer bespeelbaar te zijn.... Toch kon hij in het museupi voldoen de gegevens ver zamelen, die hij aanvulde met no tities uit de schaarse literatuur over dit onder werp. Daarna te kende hij zelf het eerste ontwerp, dat hij vervolgens in drie maanden tijds bouwde. (Het clavichord is een eenvoudiger instrument dan het cla- vecimbel. Het is kleiner en heeft door de wijze waarop de snaar in trilling wordt gebracht, een zwakkere toon). Toen het clavichord eenmaal gereed was, volgde een clavecimbel, ook naar eigen ontwerp. Alles maakte hij hier voor zelf, met inbegrip van de snaren en de minutieuse aanslagpennetjes, alle voorzien van een fijn veer-mecha- niekje, waarin alleen al uren van lief devol geduldwerk schuilen. Kostbaar instrument. ALS men een clavecimbel moet kopen, kost dat duizenden gul dens", vertelde de heer v. d. Wel, „Vandaar, dat er slechts weinigen zijn, die dit instrument bespelen. Degenen, die zich deze luxe kunnen permitte ren, brengen het al vrij spoedig tot het concertpodium, ook al zijn hun muzikale prestaties vaak maar middel matig. Om het clavecimbel goed te kunnen bespelen, is een intensieve studie nodig en grote muzikaliteit. Het is een moeilijk instrument". Inmiddels gleden zijn vingers reeds over de toetsen en klonken de heldere accoorden door de kamer „Een clave cimbel is een veel fijner instrument dan een piano", vervolgde hij, na een I en die, naast de muziek, nog vele an- kleine rustpauze. „Je kunt er veel meer 1 dere liefhebberijen heeft zo maakte Een clavecimbel is een fijn instru ment, veci fijner dan 'n piano. De dikste snaar van een clavecimbel is even dik als de dunste van een piano. Wanneer men verder be denkt, dat de totale spankracht op de snaren van een piano niet min der dan twintig ton bedraagt en dat dit bij een clavecimbel slechts een paar honderd kilo is, zal men begrijpen, dat een clavecimbel veel sneller ontstemd raakt. Als men een clavecimbel wil bespelen, moet men het instrument dan ook eerst op toon brencien. Hier ziet men de heer W. v. d. Wel bezig met het stemmen. uithalen". Ongemerkt verschoof hij een knopje en ineens veranderde het tim- te hij eens een foto van het maan-opper- viak met een eigengebouwde sterren kijker met zelfgeslepen lenzen heeft inmiddels navolging gekregen. Enkele vrienden toonden eveneens belangstel- - lmS voor. het clavecimbelspel en daar- bre. Zo demonstreerde hij de vele va- om ontwierp hij voor hen tekeningen, riaties, die met het clavecimbel moge lijk zijn. „Toch is dit nog een betrek kelijk eenvoudig instrument", vertelde hij. „Ik ben nu bezig met een ontwerp voor een instrument met een dubbel klavier, dat nog meer mogelijkheden biedt". Navolging. £)E heer v. d. Wel, die in het dagelijk se leven werkzaam is op bedrijfs organisatorisch terrein te Amsterdam De heer N. Keuris, die reclame-advi seur is, vordert al aardig met zijn in strument en hoopt het over een maand gereed te hebben. „Ik zal blij zijn, als het zover is verzucht hij. „Het is geen hobby meer, maar een ziekte We werken er soms aan tot drie uur in de nacht! Als dan ook de heer E. van Eijken, leraar heilgymnastiek, zijn cla vecimbel, dat eveneens door de heer hcJi l *W?r-d ontworPen, gereed heeft, is het trio volledig. Vol ver wachting ziet Nederland het eerste concert tegemoet!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1954 | | pagina 11