Het britsche fregat Lutine AD 7ERTB1TTIEIT. 75 goed overm en brielsch. 73 a 74 tl. 72, 74, 75 zw. 70 a 74 fla!ikee 70 a 73. Kanariezaad f 19 a 20. SCHIEDAM 17 Aug Moutwijn fl7^. Genever f 23J, amst. proef f24. FEUILLETON- ran 32 stukken, onder bevel van kapitein Shynen, werd geladen met goud en zilver iu baren en gemunt geld, volgens de waarschijnlijk eenigzins overdreven opgave van dien tijd ter waarde van 20 milioen.eu nederlandsch doch volgens engelsche opgave ter waarde van slechts 3 millioen neder landsch Het schip zeilde den 6 Oct. 1799 van Plijmouth, bestemd voor Hamburgmaar geraakte door slecht weder van den koers en strande in deo nacht van den 7den Oct' op de buitengronden van het Vlie, ongeveer 10900 el van de Urandaris op Terschelling en 6000 el van het vuur van Vlieland. De bemanning kwam om, met uitzondering van een matroos, die zieh op Vlieland redde. Van Junij 1800 tot Nov. loOl is men er in ge slaagd de volgende waarden op te visscben 58 baren goud, te zamen wegende 640 pond 23 lood. 35 zilver, 1758 8 41697 zilver spaansche matten 212 dito halve. 179 gouden spaansche matten. 20 dito halve. 24 dito kwart. 18 dito achtste. 28 dito zestiende. 81 dubbele louisen. 138 enkele dito. 4 guinjes 2 dito halve Nadat de bergloonen ten bedrage van der waarde, daarvan betaald wa renis het overige naar 's Gravenhage vervoerd en aan de munt te Dordrecht verwerkt. De geheele opbrengst beliep in nederlandsche munt '669245 welke ten bate van 's lands kas kwamen. Den 14 Oct. 1814 werd door den heer Eschauzier, opperstrandvonder van Terschelling, uit de Lutine ge haald 1 gouden spaansche mat8 louis d'or en 8 zilveren spaansche mat ten. Aan den heer Eschauzier werd in 1821 door den Koning vergunning verleend om uitsluitend naar het wrak te visscben, tegen genot van de halve waarde van het te bergen goedwaarvan de wederhelft ten bate van 's rijks schatkist zou komen. Genoemde heer Eschauzier rigtte eene maat schappij op, kocht een duikerklok en begon den 2lsten Julij 1822 op het wrak te duiken. Deze maatschappij heeft in 1821 en 1822 te zamen uit gegeven /'5550O, zonder er in te slagen den verzonken schat op te halen. De aandacht van de britsche Lloijd werd op deze zaak gevestigd; deze had de schade, door de schipbreuk geleden, vergoed en verzocht, gesteund door het engelsche gouvernement, om de te redden goederen. De neder landsche regering erkende dit regt niet en betoogde, dat de lading van het in tijd van oorlog op de vijandelijke kust gestrandde schip goede prijs was en blijven moest, maar uit aanmerking der billijkheid werd het voor 's rijks schatkist bestemde aandeel in de te redden lading aan Engeland afgestaan die het op de Lloijd overdroeg. Na dien tijd zijn verschillende aanvragen bij de regering ingekomen om, onder zekere voorwaarden te mogen visschen op het wrak. Te gelijk deed de commissie van aandeelhouders weder pogingen, om het schip magtig te wordenwaardoor zij zich met de heeren van Geuns en comp. te Haarlem vereenigde. Hierdoor ontstond eene beraadslaging tusschen de departemen ten van marine, justitie, binnenlandsche zaken en den gouverneur van Noordhollandwaardoor men tot het besluit is gekomendat het wrak der Lutine moet geacht worden op de buitengronden te liggen, zoodat arti kel 550 van het in 1838 ingevoerde wetboek van koophandel hier van toepassing is, en alzoo een ieder bevoegd naar het wrak te visscben, mits hij het geredde bij den bevoegden ambtenaar overbrenge, tegen genot van het bergloon De uitsluitende concessie tot visschen, in den tijd aan den heer Eschauzier verleenden door dezen aan de maatschappij overgedragen is alzoo vervallen. Om moeijelijkheden te voorkomen, werd besloten, dat de helft van hetgeen gevonden mogt worden aan Lloijd zal worden afgestaan. In 1857 werd het wrak van het cand bevrijd, waaronder het bedolven was geweest, en de kans gunstig om te visschen. Er verscheen eene oproeping om de oude aandeelhouders der maatschappij bijeen te doen komenen men besloot nogmaals het visschen te beproeven. Men was gelukkiger, dan de vorige maal en döor middel van duikers slaagde men er in om in den loop van 1857 het volgende uit het wrak te redden: 8482 zilveren spaansche matten. 46 dito halve. 78 dito kwart. 10 dito achste. 4 dito zestiende. 10 gonden dubloenen. 7 dito kwart. 2 dito achtsten. 2 dubbele louis d'or. 37 enkele dito. 1 guinje. 2 zilveren fransche kroonen. In den loop van den zomer van 1858 is men wederom met visschen begonnen en is er tot primo Julij uitgehaald: 31 gouden staven, wegende 171,88 ned. pond. 62 zilveren 1561 866 zilveren spaansche matten. 5 dito halve. 12 dito kwart. 5 gouden dubloenen. 3 dito kwart. 1 dubbele louis d'or. 8 enkele dito. 1 guinje. In de laatste helft van Junij heeft men niet kunnen duiken, door de harde noordweste winden. Het duiken kan niet geschieden, dan bij eene effen zee met weinig wind, een zachte zuide of ooste wind is het beste. Alleen cp het tijdstip van stilstroom tusschen hoog en laag water, dat aldaar zeer kort is, kan men zich zonder gevaar in het wrak aflaten dalen. Y Bevallen van eene DOCHTER G. M. C. STRAAT MAN, geliefde Echtgenoote van Helder 15 Augustus 1858. F. STEEMAN. Jen kantore van de Heeren IIOÖGLANT 6 van HERWERDEN alhier wordt verlangd, om tegen primo September aanstaande in dienst te treden, een BEDIENDE, geschikt tot het waarnemen der Schepen bij binnenkomst tevens Engelsch en Fransch sprekende. Men adressere zich in persoon.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1858 | | pagina 3