6 "Wekte het eenigermate onzen naijver op dat onze "naburen, binnen een kort tijdsbestek, een aantal drooge //dokken hebben daargesteld, ten einde in de toenemende "behoeften van onzen tijd te voorzien, dan mogen wij "daarbij wel bedenken, hoeveel minder kunst het is, dit "in een vasten bodem te bewerkstelligen, dan in dieu wel- "achtigcn grond, welken wij rondom ons zien. "Welk oningewijde, die, een jaar geleden, hier de //worsteling met het water aanschouwde, durfde, hopen, "hier thans, zoo als wij, op droogen bodem te staan! "Slechts door talent en volharding kan zulk een werkvol- "bragt wordenwaarna een gepaste trots de plaats van den //naijver mag innemen. "Gelukkig dat 's lands flnantien gedoogden, de sommen "tot zulk een werk benoodigd, toe te staan; een werk //waaraan sedert geruimen tijd behoefte bestaat, en prij zenswaardig het bestuur in het algemeen, en in het bij zonder het hoofd van het departement van Marine, dat //daarvan zoo een nuttig gebruik maakte. //Het zijn evenwel gelden, Mie derzelver intrest opbren- "gen; want zonder voldoende dokken, geene oórlogs-Marine; //zonder oorlogs-Marine geene bescherming van handel en "koloniënde hartaders van het "Nederlandsch volksbestaan. "Ik acht mij gelukkig van zoovelen mijner tijdgenooten //overgebleven en in eene betrekking geplaatst te zijn, die //mij de eer doet te beurt vallen, den eersten steen te "mogen leggen van een werkvan zooveel belang voor *mijn wapen, van zooveel belang voor het Vaderland. "U, mijne Heeren, leden der dok commissie onder wier "leiding; U, mijnheer de Hoofd-Ingenieur en Ingenieur //onder wier bestuur dit werk geschiedt, zeg ik, uit naam //der Marinedank voor het talent en de zorg daaraan //gewijd; terwijl ikU, zoomede de Aannemers, geluk "wensch, dat gij alle moeijelijkheden zoover hebt weten //te overwinnen, om reeds nu den opbouw aan te kunnen //vangen. //De Goede God schenke U zegen op uwe verdere taak. "Wapenbroeders! Ik acht het een verblijdend teekcn //voor het welzijn onzer Marine, dat tot den opbouw van /-dit dok besloten isbrenge ieder onzer tot dat welzijn

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1859 | | pagina 10