ONTVANGEN:
OPRUIMING,
ADVERTENTIES.
E. J A 1T 3 Z £f 3z.
50 ja
Algemeen zegt mendat het blanketsel reeds bij de oudste volkeren als een
middel ter verhooging der schoonheid in gebruik was. Dit is ook waar; doch
men gebruikte dit middel oudtijds niet op dt manier als onze hedendaagsche
dames, namelijk met het doelom door kunst yte vergoeden hetgeen de natuur
aan uiterlijke bekoorlijkheid mogt hebben ontzegd; maar gelijk ook thans nog
op vele plaatsen vooral in het Oosten meer tot het naar willekeur beschilderen
van gelaat, armen en handen, omdat het bonte en vaalkleurige bij die volkeren
over het algemeen voor schoon werd gehouden en nog geldt. Het blanketsel is
dus van de Hebreërs afkomstig, en wordt als zoodanig ook in de H. S. ver
meld. Doch de Israëlitische vrouwen kenden alleenlijk een zwart blanketsel,
terwijl men zich heden ten dage ook van rood en wit bedient. Destijds blankette
men alleen de oogleden. Men leze slechts 2. Kon. 9: 30, Jerein. 430,
Ezech. 2340. Iedere vrouw van eenig aanzien of vermogen onder de oude
Jodenhad haar veeltijds hoogst kostbaar en sierlijk bewerkt blanket-toestel.
Geen enkele van haar toch wilde het non plus ultra der schoonheid missen,
waarvoor het in elkander loopen der wenkbraauwen boven den neus werd ge
houden, het welk de natuur echter aan zoovelen slechts uiterst zeldzaam had ge
schonken. Dus behielp men zich met zwart blanketsel. Bovendien blankette
men ook de randen der oogleden onder de pinkers, ten einde den sneeuw-wit-
ten oogappel des te beter, helderder, schitterender van tusschcn deszelfs git
zwarte lijsten te doen uitkomen. Hoe veel zeggend en rijk van zin! Het blan
ketsel bestond uit een zwartachtig poeder, slibium, in het Hebreeuwsch FucA
genaamd, dat met olie tot eene soort van brijachtige zelfstandigheid werd ge
maakt hetwelk men dan door middel van een penseel of een staatjewaar men
de even geslotene oogleden mede bestreek, aanwendde. Ook bevorderde die
oogenzalf de kracht van het gezigt. Niet onwaarschijnlijk bestond zij uit het
hedendaagsch antimonium, (spiesglas). Eene der dochteren van Job heette
Keren-happuchdat is in het Hollandsch: blanket-doos (Job. 42: 14). Thans
zou geene van onze dames dezen of dergelijken naam willen dragen: bij de oude
Hebreërs stond ook de kunst om zich te blanketten in ongelijk veel grooter
aanzien dan bij ons; maar werd ook, gelijk hierboven is aangetoond, op eene
veel meer zinrijke en veel beteekenende wijze beoefend. Rood geverwde koonen
op eenen lelie-blanken grond! Wat verhouding heeft dit toch tot het overige
gedeelte van het aangezigt! Hoe bclagchelijk toch! Het sterker toetsen der
gelaatstrekken, die uitdrukking en bekoorlijkheid aan hetzelve bijzetten, welk
eene meerdere werking kan dit, wel ten uitvoer gelegd, niet te weegbrengen!
En wie, die eenige aanspraak op verstand maaktzou willen beweren, dat eene
vrouw, en over het algemeen iedereen, niet naar het meer en beter en schooner
uitkomen van zijne leest zou mogen streven? Ons ligchaam is en blijft nu
een3 voor al de volledige eene helft van ons ik, en wel die, door welke dit alleen
een feitelijk deel van ons aanzijn vormtEn evenzeer als eene kortzigtige
dweeperij daarin louter eenen sluijer voor den onsterfelijken geest zietgetuigt het
van verdorvenheid, het voor een bloot voorwerp van zinnelijkheid en zinsbeko
ring te houden.
Men heeft de opmerking gemaakt, dat wanneer de uijen, die in den laten
herfst ingeoogst worden, eene dunne schil hebben, er een zachte winter op
handen is; en men daarentegen strenge koude te wachten heeft, wanneer de
3chil dik en taai is.
Men gaf zeker iemand eens den scheldnaam van koning der gekken. Gave
de hemeldat ik dit wareriep hij uitdan had geen vorst ter wereld zooveel
onderdanen als ik.
Om eene vrouw spoedig en van zeer nabij te leeren kennen, moet men
vooral niet veel met haar praten, maar haar stilzwijgend ongeveer een uur lang
gadeslaan; want vrouwen en meisje? zijn meer meester van hare woorden dan
van hare daden.
In het Badensche las men voor eenigen tijd allerlei zonderlinge berigtcn, ter
zake van eene nieuwe ingevoerde belasting op de honden.
Onder anderen, ontving zeker ambtenaar het navolgende:
HONDEN-BERIGT.
De geestelijke een hond; de doctor
een hond. Te zamendrie honden.
een hond; de schoolmeester,
Ondertrouwd
G. H. VAN DER BURGH
en
A. V L A M I N G.
-Nieuwediep20 Junij 1861.
Eenige kennisgeving
Voor de blijken van belangstelling, ontvangen bij de bevalling
zijner Eelitgenootebetuigt de Ondergeteekende zijn hartelij-
ken dank.
P. M. BRUTEL DE LA RIVIÈRE.
Niemoediep, 22 Junij 1861.
Eene partij zeer voordccllgc KLEEDJ1ESSTOFFEN,
van af 20 Cts., fijne JACCOMATS en BARRÈGES
van af 20 Cts.eene groote partij nieuwe gedrukte
en doorgewerkte OMSLAGDOEKEN.
Een assortiment nieuwe LAKE1M en BIIK§KIIV'GS,
/«WEKVESTE.V, COLS, SLIPS, EXQUISE DESSINS,
HEEREN FOULARDS, WITTE en GEKLEURDE PIOUÉ
en FLANELLE VOOR- en OVERHEMDEN,
NB. OPiH/lMfJVtr, tegen veel vermindertien prijs
van eene partij ZOMEJl-MJiNTEES en JWJLJV-
TMEEES; tevens eene partij Kleedjes van het
vorig saitsoen
Er wordt in den Burg gevraagd tegen Augustus, eene
KEUKENMEID, die een burgerpet kan koken, niet beneden
de 30 jaren.
Ontvangen eene partij beste LEIDSCHE BOTER.
Nieüwediep
Kruistoeg, L. N°. 4. J. D I T O.
De Ontyanger der Registratie en Domeinen te HELDERzal
in Julij of Augustus a. s.op nader aan te kondigen plaats, dag
en uur, in het openbaar aan den meest inschrijvende verpachten:
Het regt van WIERMAAIJEN in de Zuiderzeeom de eilanden
Wieringen TexelVlieland en Terschelling
Inmiddels zijn inlichtingen ten Kantore van gemelden Ontvanger
te bekomen.
De Ontvanger voornoemd
L. J. BOURICIUS.
Maandag, Dingsdag, Woensdag en Donderdag, groote oprui
ming van LAPPEN, KLEEDINGSTOEEENKATOENEN,
WITTE GOEDEREN, BUKSKINGS, enz.
Tevens worden tot veel verminderde prijzen opgeruimdde
nog voorhandene MANTELS, MANTILLESHOEDEN, MUT-
ZEN, ROBES cn MANTELSTOEFEN.
BI. D. SCHLIITER.
McJïiffvï'Oïiv/ JAHÜSE13J, JLA.VEHÜ
vraagt ten spoedigste eene bekwame DIENSTBODE.
JIEIMDIEP bij C. BAKKER gedrukt bij J. II. AllMLDI, tc AUSIEllDA.il.