opgerukt om den pruissisclien Koning niet zijn behoud ge luk te wensclien. Ook op liet leven van den ex-koning van Napels is een aanslag beproefd en verijdeld. Men maakt te Manchester zich gereed tot liet houden eener ten toonstelling van telegrafische werktuigen. IION DSDOLHKID. In liet Mttsee des Sciences van 1860 vindt men eene belangrijke verhandeling, in welke de verschijnselen worden opgegeven onder welke de watervrees zich het eerst bij honden vertoont: eene ver handeling van evenveel belang voor iederen bezitter van deze dieren, als voor de geheele maatschappij. Gedurende eenige uren verstopt de hond zich in zijn leger, Hij toont geene neiging tot bijten en gehoorzaamt zelfs nog, hoezeer traag, de stem die hem roept. Hij is, als het ware, in zich zelve teruggetrokken en houdt gewoonlijk den kop tusschen zijne borst en voorpooten verborgen. Kort daarna wórdt hij onrustig; hij zoekt eene nieuwe plaats op om zich neder te leggen, verlaat die weder, en zoekt eene andere op dan legt hij zich weder op zijn oorspronkelijk leger neder, waar hij zich voortdurend onrustig gevoelt en nooit eene ligging vindt, waarin hij zich gemakkelijk gevoelt. Van uit zijn leger ziet hij met eene vreemde uitdrukking in het rond met éenen dreigen den en onheilspeilenden blik. Hij wendt zich van het eene lid van liet huisgezin tot het andere, als ware het dat hij van ieder eenig middel verlangde tegen den ondragelijken toestand in welken hij zich bevindt. Een hoogleeraar aan de veeartsenijkundige school te AJfort ver meldt met hijzonderen nadruk, dat de honden ook nog na liet uit breken van de eerste verschijnselen tier ziekte, eene volkomene onderwerping en gehoorzaamheid aan den dag leggen, en in den aanvang weinig neiging hebben 0111 hunnen meester of andere per sonen te bijten. Hij zegt dikwijls gezien te hebben, dat dergelijke honden in zijn instituut gebragt werden door lieden, die den aard hunner ziekten niet kenden, en gedurende een aanmerkelijk tijdsver loop in het midden der leerlingen verbleven en door dezen aange raakt, en gestreeld werden, zonder dat zij iemand ecuig letsel deden. Het hoofdzakelijk verschijnsel van beginnende watervrees bij houden is dus onrust. olgens de waarnemingen van eenen anderen hoog leeraar loopt een hond, die onder den invloed der ziekte komt, onophoudelijk van het eene einde van het vertrek naar het andere. Hij schikt zijn leger met zijne pooten in orde, snuift het met zijnen bek weer uiteen, stapelt het tot eenen hoop op, tracht zich op dezen met de borst lieer te vleijen, springt dan weder plotseling op en werpt alles in de rondte weg. Wanneer men eenen zoodanigen hond in een hok opsluit, blijft hij geen oogenblik in rust, maar wendt zich zonder ophouden van den eenen hoek naar den anderen. Is hij vrij, dan schijnt hij iets te zoeken dat verloren gegaan is, snuf felt in alle hoeken van het vertrek en vertoont eene onvermoeidheid, welke nergens rust vindt. Wanneer men op deze kenteekenen let. en het tweede tijdperk der ziekte, dat in hetwelk het dier bijt en in zijne onrust eene aanval lende houding aanneemt, niet afwacht-, maar de honden die ze ver- t.oonen opsluit of afmaakt, dan zal men het gevaar voor overplanting van watervrees op menschen en dieren grootelijks verminderen. He schrijver voegt er nog de volgende niet minder belangrijke mededeeling bijde beet van getergde of in angst, verkeerende hon den, kan, al zijn deze ook niet aan watervrees lijdende, bij den'ge betenen watervrees ten gevolge hebben. Daarom is het altijd geraden zicli uit de nabijheid van dergelijke honden te houden en zelfs de aanraking of nabijheid van onbekende honden zooveel mogelijk te vermijden, terwijl eene goed gehandhaafde, wet, met strenge straf bepaling op het plagen van honden in deze van het grootste belang is te achten. Deze wenken overnemende, dachten wij onwillekeurig aan het- af schuwelijke plagen en jagen van honden voor zware broodwagens als anderzints gespannen. ®»U II Vervolg rem No. 57). Halfluid las de jonge werkman het navolgende //Ter zake van een na den slag van Salamanca aan de oevers van den Douro begraven schat, heeft men zich onlangs tot de Spaansche regering gewend. Eene tot de eerste divisie behoorende en met de wacht over ettelijke caissons belaste compagnie schijnt van het le gercorps afgesneden en door zoodanige overmagt omsingeld te zijn geworden, dat alle verdere tegenweer onmogelijk was. Ziende dat- er geen kans bestond, om zich door de vijanden heen te slaan, maakte de bevelvoerende officier zich den invallenden nacht ten nutte, om de caissons door eenige zijner meest vertrouwde soldaten te laten begraven, en gelastte zijne kleine bende vervolgens, zich overal heen te verspreiden, ten einde alzoo ieder van hen zijn geluk zou kunnen beproeven om door de vijandelijke liniën heen te ontsnappen, en den vijand nopens den verborgen schat zooveel mogelijk van het spoor af te brengen. Enkelen van hen mogten hunne pogingen met den gewenschten uitslag bekroond zien, en keerden weer bij hunne divisie terugdoch de officier en de manschappen, die de plek wisten, waai de caissons begraven waren, kwamen allen 0111 het leven." /,Die caissons nu bevatten, naar men stellig verzekert, de krijgs- kas van het legercorps ter somma van omstreeks drie milluiencn Karei keek den invalide met vonkelende oogen aan, toen hij aan het einde van dit berigt was gekomen. //Behoordet gij misschien ook tot, die compagnie, oom?" riep hij eensklaps uit. ffDit deed ik," was het antwoord van Vincent. „Weet gij zeker, dat die schat daar ter plaatse nog bewaard ligt?" z/Ik was een van hen, die door den kapitein met de berging be last werden, en de eenige, die aan de vijandelijke kogels ontkwam." Dan zoudt gij zeker wel de noodige aanwijzingen tot het vinden van dien schat weten te geven?" hernam Karei levendig. ,/l les te gemakkelijker, omdat de kapitein ons de rigting van twee heuvels en eene rots als herkenningsteeken had doen nemen, ik maak mij sterk, de plek terstond te zullen herkennen, zoo zeker als ik de plaats van mijn ledikant in deze kamer ken." „Maar dan is uwe fortuin immers gemaakt, oom!"riep Karei van zijne stoel opspringende, met verheffing van stem, „waarom hebt gij dan niet. gesproken? Het Bransehe gouvernement zon im mers al uwe voorstellen gereedelijk aangenomen hebben?" „Misschien," hernam Vincent: „maar het zou toch in allen ge valle vruchteloos zijn geweest." „Waarom?.... hoe dat?" „Spanje heeft de gevraagde magtiging geweigerd. Zie maar wat er een weinig vroeger vermeld staat." Dit zeggende, reikte hij onzen jongen werkman een ander dagblad toe, daar werkelijk in te lezen stond, dat het aanzoek betrekkelijk de navorsching van den door de Eranschen, in het jaar 1812 aan de oevers van den Douro begraven schat door de regering van Madrid van de hand gewezen was." „Maar wat behoefte bestaat er aan vergunning daartoe?" merkte Karei op. „Waarom is het noodig een officieel onderzoek te be proeven, dat men zonder veel ophef of gedruisch te maken locli doen kan?.... Is men maar eens op de plaats zelve en heeft men den grond in zijn bezit weten te krijgen, wie zou ons dan beletten, te graven, wie ook zelfs van verre op het vermoeden van de ontdekking der vondst geraken?" „Dertig jaren lang en dat wil wel wat zeggen, heb ik er al over nagedacht," hernam de oude krijgsman; „maar van waard noodige gelden voor de reis en den koop te krijgen?" „Zou men zich tot dat einde niet tot rijker lieden dan wij kunnen wenden, en hen in het geheim inwijden?" „Maar dan het middel om er hun geloof aan ie doen slaan, of, ingeval dit eens zoo mogt wezen, misbruik van vertrouwen te voor komen? Of als het toeval den goeden uitslag eens deed mislukken Wanneer eens, even als in de fabel, die ge. onlangs uwe nicht voor laast, op het oogenblik, als het. op een deelen zal gaan, de leeuw den gansehen buit voor zich behield? Dan zou men, buiten de ver- moeijenissen van de reis en de onzekerheid van niet slagen, de koe ten en ellenden van een proces moeten kunnen dragen. Waartoe zou dat dienen? Is liet korte poosje levens, dat mij nog overschiet, zóóveel zorgen en bekommernissen waard? Voort met de millioenen, die men moet. gaan zoeken! Ik heb 2(10 francs pensioen, en die som. gevoegd bij mijne riddersoldij, is, dank zij de goede zorg van mijne lieve nicht! toereikende voor mijne dagclijksehe behoeften en mijne tabak. Met al het. overige, steek ik even als vroeger met een pe kton kozakken, den gek. „Derhalve zoudt gij die gelegenheid laten voorbijgaan?" hernam Karei met koortsachtige levendigheid: „gij zoudt dus den schat wei geren. „Wat mij aangaat, wel zekerantwoordde de oude man„maar voor u is dat iets anders. Ik heb daar zoo even van u gehoord, dat gij ambitieus zijt en het 11 weinig of geene moeite zou kosten, om tot het gezelschap der milliouairs toe te treden. Welaan, breng de som, die wij tot de reis noodig hebben bijeen, dan wil ik met u gaan." „Is het mogelijk, gij?" „Zie maar '2000 francs ik u borg voor den schat, waar?" „Dat gaat aan, oom!" riep Karei, met verheffing van stem. „Maar voegde hij er, zich bezinnende, onthutst bij: „hoe 011 vanwaar zooveel geld bijeen te krijgen? Dat zal ik nooit kunnen! „Werk met vlijt en moed, jongenlief! en breng mij geregeld uw weekloon, dan beloof ik u, dat gij er komen zult. „Bedenk eens, oom! het loon van ons, werklieden, beteckent te weinig, om er iets belangrijks van te kunnen overhouden." „Dat is mijne zaak." „Hoeveel jaren zou ik er wel toe noodig hebben?" „Zoo straks hebt gij reeds 18 jaren geboden, met een oog en eene hand op den koop toe." „O ja, als ik zeker van mijne zaak was? „Om een schat te verkrijgen?Dat zweer ik u bij de schim van den kleinen korporaal." Dat was een duren eed van onzen ouden krijgsman, weshalve Karei de zaak nu wel als van zeer ernstigen aard moest beschou wen. Vincent moedigde hem op nieuw aan, door hem te herhalen, dat hij zijn toekomst zelf in handen had: zoodat de jongman, vast besloten om het uiterste te beproeven, vertrok en zich ter ruste begaf. De vertrouwelijke mededeelingen van zijn oom hadden echter al te grootschc verwachtingen bij hem gaande gemaakt, dan dat hij zou kunnen slapen. In eene koortsachtige spanning bragt hij den nacht door, al peinzende op middelen, om de benoodigde som eer der te verkrijgen, en het besteden van zijne toekomstige rijkdommen bij zichzelven schikkende, terwijl hij al de hersenschimmen, die hij zieli tot hiertoe had voorgespiegeld, de een vóór de andere 11a. als daadwerkelijkheid en wezenlijkheid in zijne gedachten doorliep. 'errolg h ie ma AMECDÖTE Uil HET LEVEfê VALG3D WELLÜÜGTQN. In zijne jongelingsjaren had Wellington eens tot. laat in den nacht eene. vrij luidruchtige partij bijgewoond, en eindelijk gelegen heid gevonden om zich te verwijderen. Te huis gekomen, was hij vast in slaap geraakt. Een der leden van het gezelschap, zijne af wezigheid bespeurende, greep eene pistool en schoot die, na er bijeen te krijgen, en voor dat geld sta Dat gaat nog al aan, dunkt me. niet

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1861 | | pagina 3