Tmjitenland. die voorgaf, haar plaatsbriefje verloren te hebben. Te Amsterdam aangekomen, begaf hij een man van 51jari- gen leeftijd zich met deze vrouw, die niet jong (ze is 34 jaren oud) en afschuwwekkend leelijk is, naar een ligt huis, 0111 aldaar den nacht met haar door te brengen. Zij beroofde hem van zijn gouden horologie en ketting, van zijne kostbaarheden en geld, waarmede zij door een opge schoven raam ontvlugtte. Eenigen tijd later, werd zij aan gehouden door denzelfden policie-dienaar A. en op denzelfden plek (buiten de Leidsche poort), als in 1858, het tijdstip harer tweede veroordeeling, terwijl de eerste in 1857 heeft plaats gehad, beide keeren door de arrondissements-regtbank. In 1858 had zij een arm dienstmeisje, dat naar Amsterdam kwam, om eene betrekking te zoeken, in een afgelegen kelder weten te lokken, en toen het meisje daar haar goed had nedergezet en haar naar eene voorgewende dienst was O O gevolgd, keerde de listige diefegge terug en roofde de ge- heele bezitting der dienstmeid. De advoc.-gener. hield eene krachtige, korte rede, waarin hij het hof wees op de hoogst ongunstige antecedenten der beschuldigde en hoe zij eene volleerde meesteresse was in de kunst van huichelen, veinzen, liegen en bedriegen. Hij maande verder den eersten getuige, haar op zoo on begrijpelijke wijze plotseling ontvlamden minnaar en dien zij, zóó ondankbaar, had bestolen, om beter laat dan nooit op zijn gevorderden leeftijd, van gedrag te ver anderen, en ook wijzer te worden, gesteld dat dit laatste mogelijk ware. Hij eindigde met eene tuchthuisstraf te requireren, voor den tijd van (i jaren. De ambtshalve optredende advocaat der beschuldigde, deed, met rondheid, van alle verdediging afstand; eene verdediging, welke hem de beschuldigde zelve, die zich niet ontzien had, zelfs haren advocaat, door allerlei val- sche opgaven, te misleiden, had onmogelijk gemaakt. Het is te hopen, dat het Hof, dat Vrijdag a. s. uit spraak zal doen, dit gevaarlijk schepsel, voor geen kor- teren dan den geëischten tijd, voor de maatschappij zal onschadelijk makendat de bedrogen minnezanger voor het vervolg zijn hart aan strenger banden moge leggen en dat menigeen zich zacht moge spiegelen aan zijn onplei- zierig avontuur. Zondag 11. is een boeren-hofstede, in de nabijheid der stad Hoorn, totaal afgebrand. Terwijl de bewoners daarvan bij een boer te gast waren brak des avonds, oin- s reeks half 12 ure, brand uit in een nieuw gebouwd en nog niet geheel voltooid huis, in de aan den Singel gelegen Veenenlaan, welke zoo spoedig de overhand kreeg, dat het gebouw reeds geheel was uitgebrand, eer er hulp op het afgelegen punt kwam opdagen. De brandweer, schutterij en het garnizoen waren weldra tegenwoordig, en het gelukte, met vereenigde krachten, den verderen loop van den brand te stuiten. Het afgebrande gebouw zou eerlang door een jong paar betrokken worden en was nog niet geassureerd. Uit 's Rage wordt verzekerd, dat de Tweede Kamer der Staten-Generaal vooreerst nog niet bijeenkomen zal, omdat de nieuwe regering eenigen tijd behoeft tot de bearbeiding der voordragten, die zij aan de goedkeuring der wetgevende magt wenscht te onderwerpen. Te Gorinchem heeft zekere II. H. zijn eigen dochter, nadat zij hem, in vertrouwen, een door haar gepleegden diefstal had medegedeeld, als diefegge aangeklaagd, tenge volge waarvan zij gearresteerd is. Den 13 dezer viel van een der schepen, die door een der stoombooten stroomopwaarts werden gesleept, ter hoogte van Amerstol, nabij Schoonhoven, een kind over boord; door den sterken stroom voortgestuwd, was het weldra buiten de magt des vaders het te redden. De Schoonhovensche stoomboot, die bij veel sneller vaart, en als een hoogst gelukkig toeval op eenigen afstand kwam opstoomen, was oorzaak van de redding des kinds. Dank en eere zij de equipage van die boot toegebragt; als door een toover- slag hare roeiboot te water gelaten, en door koene man nen bestuurd, mogt zij er in slagen het kind te redden. Uit Bandjermasin zijn de volgende tijdingen ontvangen, loopende tot 11 December 1861: De stand van zaken is nagenoeg onveranderd gebleven. In het Martapoerasche en in de Tanan-Laut werd de rust niet gestoord. Ook in het Alaische hebben bewegingen van geestdrijverij plaats gevonden, doch kapitein van der Heijden heeft de dweepers tot de vlugt genoodzaakt. Van de overige afdeelingen valt niets bijzonders te vermelden. Men schrijft van Segerie Oost-Indiëhet volgende Op den 22 Nov. 11. had, in den namiddag, een groot ontzagwekkend natuurtooneel alhier plaats. Ten 4 ure pakten in het Westen de wolken zich dreigend meer en meer te zamen, die de lucht een onheilspellend aanzien gaven en de gemoederen met vrees en schrik vervulden. Deze schrik bleek niet ongegrond; want reeds een half uur later ontlastten zich, uit de snel naderende wolken, stroomen van regen, vergezeld van een storm, zoo hevig, als volgens menschen geheugen nog niet op Segerie heeft gewoed. De hechtste huizen schudden op hunne grond vesten en werden door hunne bewoners verlaten, ten einde niet daaronder te worden verpletterd. Treurig was het aanzien van de schade en de verwoes tingen, die de storm had aangerigt; p. m. 25 huizen waren ingestort, het dak van een der gebouwen van het Gouver nementshuis, benevens een paallantaarn der redoute, wer den als een veertje in de lucht geslingerd. Gelukkig be daarde de storm, na een half uur gewoed te hebben, daar anders de gevolgen van schade en ongelukken niet te berekenen zouden zijn geweest. Men schrijft van Sumatra's westkust Den 11 Nov. 11. kwam weder eene prachtige mannetjes olifant uit de Padangsche Bovenlanden (Sejoenjeo), al hier aan. Ilonderde inlanders volgden het kolossale dier. Men rekent hem 8 a 9 voet hoog. Het heeft zijne slag tanden, hoewel naar en over elkander toegebogen. Toeval- T O O hg was zijn eerste bezitter te Padang; naauwelijks ziet deze hem, of hij loopt naar het dier toedit staat stil, be kijkt en beruikt hem, en, niettegenstaande er een paar jaren verloopen waren, sedert zij elkander gezien hadden, volgt het kolossale beest zijn ouden meester, verlaat zijne gelei ders, en toont zich zoo gedwee als een kind. Dezer dagen zal het aan boord van de Ned. brik Prinses Amelia, ge zagvoerder Groeneveld, worden overgebragt; wij hopen dat de Prinses Amelia dit prachtige dier goed en wel moge overbrengenhet zal een bepaald sieraad voor een onzer diergaarden zijn. Frankrijk heeft in den jongsten tijd bestendig de aan dacht op zich doen vestigen door de pogingen der rege ring, om den finantiëlen toestand des rijks te verbeteren. Die toestand was inderdaad zorgwekkend en eischte een man als de minister Fould, om het verloren evenwigt zoo goed mogelijk te herstellen. Wel is waar, zijn zijne voorstellen door de wetgevende magt goedgekeurd; maar men houdt het er voor, dat die toestemming meer een gevolg der noodzakelijkheid is geweest, dan een bewijs, dat die operatiën aanspraak konden maken op eene wel gemeende goedkeuring. Een der wetgevers beschouwde de voorgestelde middelen als een handelwijze, niet ongelijk aan die, waarvoor de bankier Mirès in handen der justi tie is geraakt. Op die wijze wordt de politieke overwin ning, door de regering behaald,eene moralenederlaaggeheeten. De expeditie, door de verbondene mogendheden naar Mexico ondernomen, schijnt reeds aanleiding te hebben ge geven tot onderhandelingen, omtrent de handhaving van rust en orde, door eene krachtige regering. De oostenrijksche regering wapent zich tegen de mo gelijkheid, dat zij door ernstige gebeurtenissen nog meer grondgebied zou verliezen, dan reeds in Italië het geval is geweest. Zij schijnt daarom het plan te hebben opge vat, om de niet duitsclie landen bij den Bond te doen inlijven, ten einde daardoor meer zekerheid te verkrijgen, die bezittingen ook door den Bond gewaarborgd en des noods verdedigd te zien. Gewis zou zulk een maatregel er veel toe kunnen bijdragen, om aan die regering eene vastheid te geven, die tractaten haar moeijelijk kunnen doen verwerven. In België staat de plantenkunde zoo hoog in aanzien, dat 's winters zelfs een cursus wordt gehouden, ter bevor dering van de kennis van het snoeijen en kweeken van vruchtboomen onder de hoveniers. Dat onderwijs wordt geregeld iederen Zondag van regeringswege gegeven in de vlaamsclie en in de franschc taal. De hoveniers, die aan genoemden cursus willen deelnemen, behoeven zich daartoe slechts bij den gouverneur der provincie aan te melden en hebben zelfs kosteloos vervoer op den staats-spoorweg. Dezer dagen is in Frankrijk een 98jarige dame overleden, die, uit hare elf gehuwde kinderen, eene na komelingschap achterlaat van 274 spruiten, uit vier ge slachten geboren zijnde. Al de leden dezer familie behooren tot den handelsstand of tot de industriëelen. Toen de ge noemde weduwe haar 80ste jaar had bereikt, heeft zij, tot viering daarvan, hare geheeie familie tot een diner uitge- noodigd, dat zij in eene gehuurde balzaal had besteld; ongerekend de kleinkinderen, bestond de tafel uit 189 gasten. Het feestmaal kostte haar drie maanden van haar klein inkomen, doch zij verheugde zich dit offer te kunnen brengen. De maire van het dorp bewees deze stammoeder de eer, aan dit familie-banket deel te namen en liet daar van een proces-verbaal opmaken door den ambtenaar van den burgerlijken stand. Nog slechts kort geleden, ging zij nog te voet naar hare kleindochter. Bij uitersten wil heeft zij verlangd, dat hare 5000 livres rente, gelijkelijk, onder

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1862 | | pagina 2