BUITENLAND- zinnigheid, door het in een zak met haverkaf te smoren, het leven benomen. Den 23 dezer heeft binnen de gemeente Asten eene verschrikkelijke gebeurtenis plaats gehad. Eene 70jarige vrouw is, terwijl zij zich alleen te huis bevond, op eene gruwelijke wijze vermoord; de dader of daders, welke tot dusverre onbekend zijn, hebben vervolgens daar ten huize diefstal gepleegd. De regter-commissaris, vergezeld van den subsituut-officier van justitie en den subsituut-griffier hebben zich zoo spoedig mogelijk naar de plaats van den misdaad begeven. Een regeringstelegram, gedagteekend Buitenzorg 13 Februarij 1862, luidt: Hidayat bevindt zich te Martapoera. Verschillende resi- dentiën zijn overstroomd geweest." Wij lezen in eene der Javasche couranten, het vol gend berigt uit MadioenVan de weinige feestelijke dagen, die het eentoonig leven in de binnenlanden eenige afwisseling schenken, was de dag van 28 Sept. jl. een der genotrijkste. Het was dien dag openbaar examen in de gouvernements lagere school te Madioen. De goede ver- O o wachting, die men omtrent den nieuwen onderwijzer C. Over de Linden, die voor het eerst op deze plaats het openbaar examen zou houden, gekoesterd had, werd alle- zins bevredigd, daar het den tegenwoordig zijnde ouders de overtuiging schonk, dat het onderwijs hunner kinde ren, aan goede en bekwame handen is toevertrouwd. Des avonds vereenigde de jeugd zich in het daartoe op eene smaakvolle wijze versierde lokaal tot een kinderfeest, dat door de aanwezigheid der subcommissie van onderwijs en der ingezetenen van Madioen werd opgeluisterd, en tot aller genoegen afliep. Moge op elke plaats de harmonie tusschen ouders en onderwijzers en kinderen, zoo zijn als te Madioen, en moge de jeugd van elke plaats zich in zulk een onderwijzer verheugen, dan zullen de ouders in Neêrl. Oost-Indië zich gewis niet over het onderwijs be klagen." Gaarne nemen wij bovenstaand berigt in onze kolom men op, ons verblijdende in de hulde, die daarin aan een onzer vroegere plaatsgenooten, die alhier zijne opleiding ontving, wordt toegebragt. Een blik op Frankrijk overtuigt maar al te spoedig, dat daar thans op staatkundig gebied een sterke gisting heerscht en dat het ministerie niet die vastheid heeft, die zoo zeer noodig is om wel te regeren. Weder worden de geruchten van het bestaan eener ministeriële crisis herhaald en namen genoemd van ministers, die zullen aftreden en van mannen, die in het bewind zullen treden. Wel is waar, is het adres van antwoord op de troonrede, niettegenstaande de hevige aanvallen van Jules Favre, Piccard, Fouyer Quertier en andere leden van het Wetgevend Ligchaam aangenomen. Maar die overwinning der regering is slechts schijnbaar; want zij heeft in de gehouden redevoeringen en door den indruk, die deze op het publiek hebben gemaakt, werkelijk eene zedelijke nederlaag geleden. Uit Italië betreft het belangrijkste nieuws de weinige vast heid, die aan het ministerie Ratazzi wordt toegekend, en vooral de feestelijke ontvangst en het luisterrijk onthaal van generaal Garibaldi te Milaan. De gehoudene redevoeringen aldaar luiden wel eenigzins oorlogzuchtig; de gevoelens van Garibaldi over één eenig Italië zijn overigens algemeen bekend en evenzoo den grooten en geheel eenigen indruk, die zijne woorden op het volk te weeg brengen. De Pruissische regering verkondigt door hare organen, dat zij nu eens regt constitutioneel regeren zal. Zij ver bergt het niet, dat zij in hare plannen en voornemens slechts door één gevaarlijken vijand wordt gedwarsboomd en dat is de zoogenaamde vooruitgangspartij, die, zoo zeggen de organen der regering, alle instellingen, waarop het vader land is gegrondvest, gelijkelijk bedreigt. De behoudende partij juicht met de regering, in hare aanvankelijke zege praal, bij de ontbinding der kamer; maar welligt zal de stembus spoedig hare juichtoonen in sombere klagten over een ongunstigen uitslag veranderen. Eene rijk gekleede dame bevond zich dezer dagen te Parijs in eenen omnibus. Nevens haar zat eene kindermeid, die eenige oogenblikken te voren daarin was gekomen, na af scheid van hare zuster te hebben genomen, welke haar tot aan het rijtuig had vergezeld. De conducteur van het rijtuig verzocht aan de dienstmeid hare plaats te willen betalen; deze, in haren zak tastende, werd met droefheid gewaar dat haar geldbeursje was verdwenen. Ik had het zoo even nog," zeide zij, met tranen in de oogen, «en mijne zuster heeft mij 22 franken gegeven, welke ik er ingestoken heb." Wees niet bevreesd, mejufvrouw," zeide een jongeling, die alles gezien had, gij zult uw geldbeursje terug hebben." En zonder dat eene enkele beweging der- rijk gekleede dame hem kon ontsnappen, hield hij de oogen op haar gevestigd, tot aan de plaats Cadet, waar het rijtuig stil hield. Hij riep toen een agent van policie en zeide hem, dat het de dame was die het geldbeursje van de dienst meid had gestolen. Het werd werkelijk bij haar gevonden, en zij onmiddelijk aangehouden. Men leest in le Sport: Onder de merkwaardige episoden, die de laatste dagen van dit jagtsaizoen hebben opgeleverd, verdient het navolgende- feit vermelding. 's Morgens ten 10 ure kwamen een paar wachters aan de hoeve le Charmois, bij Brie, den pachter berigten, dat zij negen wilde zwijnen in een naburig kreupelbosch bijeen hadden gejaagd. De pachter, een onverschrokken jager en uitmuntend schutter, liet zich dit geen tweemaal zeggen, en ging, hoewel het hevig woei en er een geduchte slag regen viel, onmiddelijk naar de aangewezen plek op weg. Eerst na hen twee volle uren van alle kanten bestookt te hebben, gelukte het hem de dieren uit het kreupelbosch te drijven. Dadelijk werden er drie gedood, wegende 100 tot 120 pond. De anderen namen inmiddels de vlugt over de vlakte, en verspreidden zich weldra. Twee wierpen zich, om het dreigend gevaar te ontkomen, in een moe rassig water, romdom met digt ineengegroeid riet bewas sen. Dit tweetal werd door den pachter nagezet, doch hoewel hij bijna gelijktijdig met hen aan den oever was, gelukte het hem eerst na drie kwartier uurs rusteloos zoeken, waarbij hij zich tot aan het middenlijf te water begaf, hunne wijkplaats in slijk en riet te ontdekken. Daarop deden de dieren eene nieuwe poging om te ont komen, en hunnen schuilhoek verlatende, trachtten zij nu het water over te zwemmen. Maar aan den anderen oever wachtte hen een nieuw gevaar, dewijl zich aldaar eenige herders en arbeiders geposteerd hadden. Zij keerden terug en kwamen woedend regtstreeks op den pachter af, die echter inmiddels gelegenheid had gehad, zich op den aan val voor te bereiden. Hij heeft het dadelijk op het grootste dier gemunt, maar beide loopen van zijn geweer ketsen. Hij laat zich hierdoor niet afschrikken, maar werpt zich op zijne tegenpartij, grijpt haar met ijzeren vuist aan en het gelukt bem, na een hevige en allergevaarlijkste wor steling de bovenhand te behouden en de snuit van het dier onder water te drukken. In dien toestand bleef hij zoo lang, tot dat een der arbeiders van den anderen oever hem te hulp kwam en hem door middel van een lang touw, aan een stok bevestigd, een jagtmes kon toewerpen. Steeds den kop van het nog immer spartelende dier onder water trachtende te houden, gelukte het den pachter eene hand vrij te krijgen en het mes te grijpen. Hij brengt nu hoe wel niet zonder moeite, het dier eene snede in de hielen toe, en in de overtuiging de beide pezen te hebben door gesneden, sleept hij zijne buit met groote inspanning door het riet naar den oever. Daar, terwijl hij niets meer denkt te vreezen te hebben van een half verstikt en tot loopen onbekwaam gemaakt dier, laat hij het los; als ware het dier nog ongedeerd, werpt het zich nu in de hevigste woede op zijnen belager. Eene nieuwe worsteling begint, waarbij beide weder in het moeras te regt komen, en de onverschrokken jager, nu doodelijk vermoeid en door het moeras schier in de onmogelijkheid zich te verdedigen, zou er eindelijk nog het leven bij hebben ingeschoten, indien het niet van den oever gelukt ware een gunstig oogen- blik waar te nemen om het dier, zonder gevaar voor den jager, een doodelijk schot te geven. Eenige visschers ontdekten den IDden dezer in de omstreken van Arbois (depart. Jurain de rivier het lijk eener vrouw; het was dat van zekere vrouw Ramboz. ZiJ verwittigden de policie hiervan, en het lijk werd naar het hu is der ouders gebragt. Daar vertoonde zich een vreeselijk schouw spel. Op het bed lagen de ouders beiden vermoord; waar schijnlijk waren zij gedurende hun slaap omgebragt. Men vond twee brieven, waarvan de eene door vrouw Ramboz was gerigt aan haar man, die in de gevangenis zat; zij beleed daarin, dat zij hare ouders had omgebragt, en ver maakte hem al hare goederen. In de tweede, die aan den keizerlijken procureur was geadresseerd, maakte zij haar plan om zich te verdrinken bekend. Voor eenige dagen werd op den spoorweg tusschen Subkau en Czarlin een de rails passerend rijtuig door een van Peplin komenden locomotief overvallen en met de twee daarin zittende personen verpletterd. De ongelukkigen waren de katholieke pastoor uit Wischin en diens koetsier. In de nabijheid van Felsberg in Keurhessen is dezer dagen een vreeselijke moord begaan. Een landbouwer Sauer genaamd, tot de «vromen" behoorende, heeft zijn oom van het leven beroofd, ten einde zich van zijne na latenschap meester te maken. De bedrijver der misdaad, welke gepaard ging met ijsselijke omstandigheden, was ouderling der gemeente en door zijn slagtoffer opgevoed.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1862 | | pagina 2