BUITENLAND. aueiuuisten iste kl. L. A. Walaardt Sacré, F. lv. Eugel- breclit, J. E. C. Coster van Voorhout, H. A. Sirks, W. ,J. H. de Kauter, E. H. E. van Woelderen, J. P. Hovy, 3,. C. Commys, M. Rochussen, P. M. Cochius, G. Eek, P. Crans, J. F. M. Lange en F. J. Stokhuijsen; tot off. van adm. 1ste kl. de off. van adm. 2de kl. O. Eschauzier en M. J. Duvelaer van Kampen; tot off. van adm. 2de kl. de off. van adm. ode kl. C. C. M. Bervoets, A. L. Thie- rens, G. H. Verboon en K. J. Adams; tot off. van adm. 3de kl. de adj.-adm. E. Canneman, H. L. F. Pisuisse, J. Beijer, W. K. Lenting, W. P. J. L. Stort, L. F. C. Seel- king en C. J. P. Furnée; tot adj.-adm. de scheepsklerken J. M. A. van Roggen, F. A. Frederiks, F. Bamberg en L. G. Sas; hebbende Z. M. zich voorbehouden om de adj.- adm. J. F. J. van Son en F. T. Courier dit Dubekart nader tot off. van adm. 3de kl. te bevorderen, met behoud hunner rangs-opvolging, nadat zij hier te lande zullen zijn teruggekeerd en het examen voor hunnen tegenwoordigen rang voldoende zullen hebben afgelegd, waartoe zij, ten gevolge hunner uitlandiglieid, buiten de mogelijkheid zijn geweest. Het transportschip de Heldin, bemand met 105 kop pen, waaronder 9 gevangenen, vertrok den 8 sten Jan. 1802 van Banjoewangie, in voortzetting zijner reis van Soerabaya naar Nederland. Tegen half Junij zal deze bodem denke lijk het vaderland bereiken. Het état-major is zamengestelcl als volgtkommandant, de kapt.-luit. ter zee P. Touten- hoofd, 1ste offic. de luit. ter zee 1ste kl. J. C. P. von Mühlen, de luits. ter zee 2de kl. J. Haakman, jhr. C. C. van der Wijck, II. J. van Broekhuyzen, J. C. Schotel en L. G. C. van Wachendorff van Rhijn; de adelborsten lste kl. M. F. Reeringh, P. C. Psbst, H. van Broekhuijzen en H. J. Borgerhoff van den Bergh en de offic. van gez. o o 3de kl. P. W. J. van den Broek. Als passagiers de luit. ter zee lste kl. G. W. C. Westenberg en de lste luit. ter mariniers W. E. van Bevervoorde. De gezondheid van état-major en équipage is uitmuntend. In den nacht van 24 op 25 Maart jl. zijn te Zaan dam, door middel van inklimming gestolen1 stel echte zwartgranaten koralen, bestaande uit drie strengen met gou den halven manen en slot met granaten steen, 1 paar con- tille gouden oorbellen met zwart granaten steenen, 1 stel witcornalijnen koralen, bestaande uit twee strengen, aan iedere streng 25 a 26 of 26 a27 stuks, waaronder 4 peren, met cantille gouden slot; 1 paar cantilli gouden oorbellen; 1 stel echte zwarte granaten koralen, bestaande uit twee strengen met vierkant cantille gouden slot1 paar gewerkte gouden oorknoppen met drie belletjes, 4 gouden ringen, 1 Fransch zilveren horologie; 1 geschalmde zilveren vestket- ting en dito sleutel, langwerpig nieuw model. Te Amsterdam bestaat het plan om eene school voor aanvullend onderwijs in de spraak op te rigten, waartoe de medewerking der ingezetenen dier stad ingeroepen wordt. De doofgeborenen zullen daarmede zeer gebaat zijn, ver mits zij nu hunne kennis langs den natuurlijken weg zullen kunnen vermeerderen, dewijl gewone kinderen in staat worden gesteld met hen te spreken. De ontwerper van het plan, de heer F. Yntes Kingrna, staat reeds gedurende eenige jaren aan het hoofd van zoodanige inrigting te Utrecht, en heeft, naar men verzekert, proefondervindelijk de doelmatigheid der methode bewezen. Algemeen was in den jongsten tijd de aandacht gevestigd op Garibaldi, die door geheel Italië heen een geestdrift heeft verwekt en versterkt, die bij keizer Napoleon eene ernstige bezorgdheid heeft verwekt. En ook zal in andere landen, voornamelijk in Oostenrijkdie opwekking van den italiaanschen volksgeest wel zorg baren en tot het nemen van gepaste maatregelen aansporen. Bovendien is, naar Garibaldi's wensch, het leger van het Zuiden met het ge regelde italiaansche leger vereenigd. Dit heeft sympathie verwekt in aller hart en het laat zich aanzien, dat er nu heel gemakkelijk een hevige strijd kan ontstaan. De pruissische regering laat niets onbeproefd, om op de verkiezingen te werken, en die ten haren voorcleele te doen uitloopen. Acht hoofdambtenaren aan het pruissisch mini sterie zijn onder anderen - naar men verzekert, belast met het rondreizen der verschillende provinciën, ten einde de verschillende regerings-beamten geheel en al op de hoogte te brengen, nopens de bedoelingen der regering. Van den anderen kant doet echter ook de liberale partij haar voordeel met den tusschentijd voor de verkiezingen, om door welgeschreven artikelen in de liberale bladen, de verstandige en onbevooroordeelde kiezers op de hoogte te brengen, vanwaar zij den strijd over regerings begingelen in zijn aard en gevolgen kunnen overzien, beoordeelen en en daarnaar eene keuzo doen. Gedurende de debatten in de belgische kamer der volksvertegenwoordigers, over het openbaar en bijzonder onderwijs, werd door den afgevaardigde Guillery, die voor gesteld had den onderwijzers hoogere jaarwedden te verlee- nen, o. a. het volgende gezegd: «Een brusselsch commis sionair, wien ik vroeg wat de conducteurs van wagens verdienden, heeft mij geantwoord, dat zij gemiddeld een inkomen hadden van 1100 francs, waarvan 990 vast trac- tement. Een geleider van karrevrachten heeft dus 1100 frs. zoo hij aan het hoofd stond eener openbare school, zou hij echter 860 fr. genieten. En toch, de onderwijzer der jeugd is in werkelijkheid de man, die den grootsten invloed uit oefent op de toekomst der natie." Ten blijke dat het onderwijs in België nog lang niet is, wat het behoorde te zijn, en dat het daarom zeer te bejam meren is, dat het voorstel van genoemden afgevaardigde niet is aangenomen, wordt door een der liberale bladen in België het volgende medegedeeld: «Wij zijn nog verre verwijderd van een goeden staat van het onderwijs. De cijfers der statistiek zijn te dezen aanzien van eene treurige welsprekendheid. In 1842 waren er op 43,000 miliciens 18,475 die volstrekt niet konden lezen; thans, na twintig jaren arbeideps is het contingent der onkunde nog, dat men 13,633 man telt, die volslagen onbekwaam zijn om te lezen of te schrijven. In de provincie Oost-Vlaanderen waren in 1860 van 7457 miliciens 3152 niet instaat om blijken te geven, dat zij onderwijs hadden genoten. En dit is nu wat de jongens betreft; wat zouden wij van het on derwijs der meisjes hebben mede te deelen!" In de Rue du Temple te Parijs wonen op de vierde verdieping een schoenlapper en zijne vrouw. Op zekeren dag kwam een persoon, die zeer nederig gekleed was, een kamertje bewonen, dat naast het hunne was; hij heette Bernard. De man was zeer afgetrokken, en daar de schoen lapper en zijn vrouw meenden, dat hij armoedig was, wil den zij hem ondersteunen en wist de vrouw, onder voor wendsel, dat hij hare soep eens moest proeven, hem de helft van haar middagmaal te doen nuttigen. Op zekeren dag stelde Bernard haar voor, om zijn middagmaal geregeld bij haar te gebruiken, tegen betaling van 100 frs. in de maand, hetgeen de vrouw te veel vond, waarop Bernard antwoordde: «Welnu, dan betaal ik 50 frs. voor het eten, en de overige 50 frs. zijn voor de keukenmeid." Op zekeren dag ontving Bernard een brief, geadresseerd aan den heer X..., zich noemende Bernard. Hij verbleekte, brak den brief open en wierp dien dadelijk na het lezen in het vuur. Weinige oogenblikken later ging hij uit en kwam des avonds niet te huis. Den volgenden dag ontving de schoenlapper een brief met het postmerk Senlis, aldus luidendeBrave vrienden, gij hebt den sleutel van mijne kamer, treedt er binnen en gij zult in eene lade een paket vinden, dat voor u is bestemd; het bevat tien bankbilletten ieder van 1000 francs. Zij zijn voor u, deze brief magtigt u ze te behouden. Er zijn vrouwen, die engelen, maar ook vrouwen, die monsters zijn. Om mij van een band te be vrijden, die mij zeer doet lijden, om elke nieuwe zwakheid te vermijden, moet ik eene verre reis doen, en verre weg als banneling gaan leven. Het spijt mij u te moeten ver laten, ik blijf u echter dankbaar voor uwe zorgen. Beschik over mijne meubelen. Met de 10,000 francs kunt gij naar goedvinden handelen. Vaartwel, denkt dikwijls aan mij en voedt uw kind goed op." De schoenlapper en zijne vrouw waren bevreesd, dat Bernard een zelfmoord had begaan en hebben te Senlis on derzoek gedaan, doch niets hieromtrent kunnen ontdekken. De advocaat Lardière te Lyon, die voor een moor denaar gepleit, ter dier gelegenheid krachtig en nadrukkelijk zich tegen den doodstraf verklaard en daarbij woorden van den beroemden Victor Hugo aangehaald had, heeft van dezen schrijver vanDe laatste dagen van een ter dood veroordeelde," zijn photograpisch portret ontvangen, waarbij de woorden waren gevoegdAan den heer Lardière, Victor Hugo; Gelukwensching wegens edelmoedige welsprekendheid." In de omstreken van Sainte Foy heeft het volgende ongeluk plaats gehad: Het is onder de landlieden aldaar de gewoonte, dat men aan jonggehuwden op den huwe lijksdag te middernacht eene uijensoep, tourrin genaamd, brengt; dit had ook dezer dagen plaats. Uit eene aardig heid had men eenige druppels opium in de soep gedaan, om het jonge paar te doen slapen. Toen het den volgenden dag zeer laat werd, eer er in de woning der jonggehuwden eenig teeken werd gegeven, dat zij ontwaakt waren, werd men ongerust. De deur der woning werd opengebroken en men vond twee lijken. De justitie doet onderzoek. In eene dezer dagen te Cambridge gehouden meeting van de «Bijbelvrienden" werd het volgende medegedeeld: «De zielenherder van Osborne bezocht onlangs een ouden zieken man v.in zijn kerspel. Toen hij aan de sponde van

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1862 | | pagina 2