DE PRIJS VAN HET LEVEN.
noodig zijn ;ils honderden van nienschen dagelijks bezig zijn
om kasten uit te pakken en voorwerpen te rangschikken.
Een brandalarm werd half Maart veroorzaakt door de
onvoorzigtigheid van een loodgieter aan den stelling om
den ooster koepel. Het voorval is slechts in zoover van
belang geweest, als daardoor bleek hoe noodzakelijk het was
om onophoudelijk waakzaam te zijn.
In het hoofdgebouw zijn drie brandspuiten aanwezig met
een genoegzaam getal manschappen om ze te bedienen. In
de kunstgalerij is er één. Bij zoodanige hulpmiddelen en
eene aanzienlijke magt policie-dienaren (constables), onder
den hoofdman Mr. Durken, die dag en nacht door het ge
bouw patrouilleert, is weinig of niets voor brand te vreezen.
Immers er kan geen brand ontstaan of hij moet terstond
ontdekt, en, naar we gelooven, ook onmiddelijk gebluscht zijn.
Waar het Fransch van Eugéne Scribe.
(Vervolg van N°. 28/.
Den volgenden dag stond ik vroeg op en begaf mij naar liet
kasteel van den hertog van C...., een kolossaal gotliisch gebouw,
hetwelk ik bij eene andere gelegenheid niet eens opgemerkt zou hebben,
maar dat ik nu, ik moet het bekennen, bij de gedachte aan het
verhaal van den herbergier uit Het ivapen van Frankrijk, met
nieuwsgierige angstvalligheid beschouwde.
De knecht, tot wien ik mij wendde, antwoordde mij, dat hij
niet wist of zijn meester te spreken was, en bovenal of hij mij
wel zou kunnen ontvangen.
Ik noemde hem mijn naam, daarop vertrok hij, mij alleen in
eene soort van wapenkamer latende, die met alle mogelijke jagt-
wapenen en familie-portretten versierd was. Ik wachtte eenigen
tijd en men kwam niet. „De roem en de glorie van mijn loopbaan
beginnen dus in de wachtkamer," zeide ik in mij zeiven; en, onver
genoegde verzoeker die ik was, begon' het ongeduld zich van mij
meester te maken. Twee of driemalen had ik reeds alle familie
portretten en alle balken van den zolder geteld, toen ik in een
aangrenzend vertrek eenig gerucht hoorde. De deur er van was
niet goed gesloten en door den togt half open gewaaid. Ik
keek en zag een sierlijke kamer, door twee ramen en een glazen
deur verlicht en die het uitzigt op een prachtig park gaven.
Ik deed eenige stappen in dit departement en bleef staan op het ge-
zigt van een schouwspel, dat mij in 't eerst niet was in het oog gevallen.
Een man, met den rug naar de deur gekeerd, die ik was inge
treden, lag op een rustbank uitgestrekt; hij stond op en liep,
zonder mij op te merken, haastig naar het raam. De tranen
stroomden over zijne wangen, en zijn gelaat drukte een diepe wan
hoop uit. Vervolgens bleef hij eenigen tijd onbewegelijk met het
hoofd tusschen de handen zitten en begon hij met groote stappen
door de kamer te wandelen. Aldus gaande komt hij digt bij mij,
ziet mij en beeft. Ik zelf, wanhopend en verbluft over mijne on
voorzigtigheid, wil mij verwijderen en stamel eenige wqorden tot
mijne verontschuldiging. „Wie zijt. gij? wat wilt gij?" Vroeg hij
mij met eene forsche stem en mij bij den arm trekkende. „Ik
ben de ridder Bernard van Eoche-Bernard, ik kom van Bretagne.
....„Ik weet het, ik weet het, zeide hij mij en wierp zich in mijne
armen. Hij plaatste mij aan zijne zijde, en sprak met zooveel
geestdrift over mijnen vader en over mijne geheele familie, die hij
zoowel kende, dat ik mij stellig verbeeldde dat hij de heer van
het kasteel was.
„Gij zijt mijnheer vroeg ik hem. Hij stond op, zag mij
obtsteld aan; en antwoordde mij: „Die was ik, ik ben het niet
meer, ik ben niets meer." En mijne verwondering ziende, riep hij
uit, „geen woord meer, jongman, val mij niet in de rede.,, „Zoo
ik, mijnheer, zonder het te willen getuige van uwe smart ben ge
weest en zoo mijne toegenegenheid en mijne vrienschap u eenige
verligting kunnen aanbrengen. „Ja, ja gij hebt gelijk, niet dat
gij iets aan mijn lot kunt veranderen, maar gij zult ten minste
mijn laatste wil en begeerte vernemen, het is de eenige dienst, die
ik van u verlang."
Daarop ging hij de deur sluiten en zette zich neder nevens mij,
die bewogen en bevende naar zijne woorden hoorde. Zij hadden iets
zwaarmoedigs en plegtigs. Zijne wezenstrekken hadden bovenal eene
uitdrukking, zooals ik die bij niemand gezien had. Dit voorkomen,
dat ik met opmerkzaamheid beschouwde, scheen mij toe door het
noodlot geteekend te zijn, zijn wezen was bleek, zijne zwarte oogen
schoten lichtstralen uit, en in zijne trekken, hoewel door het lijden
verwrongen, vertoonden zich van tijd tot tijd een spotachtige en
helsche glimlach.
„Hetgeen ik u verhalen zal, zeide hij mij, zal uw verstand
doen verstommen. Gij twijfeltgij gelooft nietik zelf twijfel
dikwijls nog ik zou ten minste wenschen; maar de bewijzen zijn
daar, en in alles wat ons omringt, in mijn bewerktuiging zijn
zelf geheimenissen, waaraan wij ons moeten onderwerpen, zonder die
te begrijpen."
Hij toefde eene wijl, alsof hij zijne denkbeelden verzamelen
wilde, wreef zich vervolgens met de hand over het voorhoofd, en
vervolgde: „Ik ben in dit kasteel geboren en ik had twee broeders
aan de oudste zouden alle goederen en eer van dit huis ten deel vallen.
Ik had niets dan de mantel en de kleine kap van een abt te wachten
en intusschen was de zucht naar roem in mijn hoofd ontkiemd
zij deed mijn hart van verlangen kloppen. Ongelukkig door
mijne onbekendheid en begeerig naar vermaardheid, droomde ik
slechts van de middelen 0111 er toe te geraken, en dit denkbeeld
maakte mij ongevoelig voor alle vermaken en voor alle genoegens
van het leven. Het tegenwoordige was voor mij niets, ik bestond
slechts in de toekomst, en deze tockojlist vertoonde zicli aan mij
ónder het somberste voorkomen. Ik was omtrent 30 jaar en ik
was nog niets. Op dien tijd, stonden er aan alle zijde der hoofd
stad letterkundigen op van wien de roem zelfs tot in onze Provincie
doordrong. „Iia!" zeide ik dikwijls in mij zei ven, zoo ik ten
minste mij een naam in de letterkunde kon maken! dit ware toch
wezenlijk vermaardheid, en deze maakt toch enkel het geluk van het
leven uit." Tot vertrouweling in mijn verdriet, had ik een be
diende, een oude neger, die lang voor mijne geboorte op het kasteel
was; hij was stellig de oudste in het huis, want niemand herin
nerde zich, er hem te hebben" zien binnen komen. De landlieden
wilde zelfs weten, dat hij den Maarschalk Eabert gekend en bij
zijne begrafenis tegenwoordig was geweest.
Op dit oogenblik zag mijn ondervrager mij een beweging van
verrassing maken; hij hield op en vroeg mij wat mij scheelde,
„Niets," antwoorde ik hem; „maar, ondanks mij zelve, dacht ik
aan den zwarten man, waarvan onze waard ons den vorigen dag ver
haald had." M. v. C. vervolgde:. „Eens voor Jago, dit was
de naam des negers, staande, verviel ik in wanhoop over mijne
onbeduidenheid en over de weinige beteekenis mijner levens
dagen, ën riep ik uit: „ik zou 10 jarerj van mijn leven willen
geven, 0111 in den rang van onze eerste schrijvers geplaatst te
mogen worden. 10 Jaren, zeide hij koel tegen mij, het is veel;
dat is wel betaald, voor een nietige zaak; om het even, ik neem
uwe 10 jaren aan, ik neem ze; onthoud uwe belofte, ik zal de mijne
houden. Mijne verwondering zal ik u niet afschilderen, toen ik hem
zoo hoorde spreken. Ik dacht dat de jaren zijn verstand verzwakt
hadden; ik haalde mijne schouders op, glimlachte, en verliet eenige
dagen daarna het kasteel, om een reisje naar Parijs te ondernemen.
Daar gekomen, vond ik mij te midden van de Letterkundige
wereld gevoerd. Het voorbeeld dier mannen gaf mij moed; ik
kondigde verscheidene werken aan, waarvan ik u het succes maar
niet zal verhalen geheel Parijs haastte zich die te bewonderen;
de dagbladen weergalmden van mijnen lof; en gisteren, 0, jongman!
zoudt gij ze nog bewonderd hebben Hier brak eene nieuwe
nieuwe beweging van verwondering zijn verhaal af
Gij zijt dus mijn heer den hertog van C niet" riep
ik uit. - Neen, antwoorde hij koel. En ik zeide in mij zeiven
Een beroemd Letterkundige is het Marmontel? is het van
D'Alembert? is het Voltaire?--Mijn onbekende zuchtte; een glim
lach van spijt en verachting kwam over zijne lippen, en hij ver
volgde zijn verhaal. Deze letterkundige roemwelke ik zoo benijd
hadwas weldra onvoldoende voor zoo'11 vurig hart als het mijne.
Ik hoopte op de edelste voorspoeden ik zeide tegen Jagodie
mij naar Parijs was gevolgd en mij niet meer verliet: „er is geen
wezentlijke roem, dan die welke men onder de wapenen verkrijgt.
Wat is een letterkundige, een dichter? niets. Spreek mij van een
groot Kapitein, van een Generaal van het leger, ziedaar het lot
dat ik benijd, en voor een groote militaire vermaardheid gaf ik
nog 10 van de levensjaren, die mij overblijven. „Ik neem ze aan,
antwoordde mij Jago; „ik neem ze, zij behooren mij; vergeet dit
niet. Terwijl hij met groote stappen op en neder wandeldeen
met warmte en geestdrift sprakhad de verwondering mijne zinnen
verward; ik zeide tot mij zeiven:cwie toch is daar bij mij? Is
het Coigny? Is het Eichelieu? is het de Maarschalk van
Saxen? Na deze opgewondenheid, was mijn onbekende we
der tot zijnen verslagenheid vervallenen mij naderendezeide hij
met een somber voorkomen: Jago had waarheid gesproken; en
wanneer ik later van dezen ijdelen rook van militairen roem walg
de, verlangde ik naar het geen in deze wereld alleen wezenlijk is,
wanneer ik voor den prijs van vijf of zes jaren goed en rijkdommen
begeerde. Hij stond mij deze nogmaals toe. „Ja, jongeling,
ja, ik heb de voorspoed gekend en al mijne wenschen zien over
treffen. Landerijen, bosscheukasteelen; dezen morgen nog, was
alles in mijn magt; en zoo gij aan mij twijfelt, en zoo gij aan
Jago twijfelt. wacht, wacht. hij zal komen, en gij zult
door uwe eigene oogen zien; want het geen uwe en mijne rede
verwart is ongelukkiglijk maar altewaar.
Vervolg en slot hierna).
MAEKTBERIGTEN.
ALKMAAR, 7 April.
Vee. 1 Koe f 110, 59 Kalveren f 17 a 30, 31 Varkens 42 a 52 c. per X. p.
ROTTERDAM, 7 April.
Nieuwe Granen. Witte Zw. Tarwe 111 a 11,50, mimi. en afw. 18,75 a
110,50. Zw. Rogge 17,10 a S,20. Zw. Wintcr-Garst. 14,50 a 5,S0, Zotner-
14,40 a 5,50. Zw. lange Haver 13 a 3.50, korte f3,S0 a 4. Noordbr. Boek
weit 1225 a 228. Zw. kl. BI. Erwten 17,75 a 9,75. Zw, Bruine Boonenf 11
a 114, Witte 19,50 a 11,75,.Paardek. 1 7 a S. Nieuw Kanakiezaad f 6,75
a f9,50, jarig f 6 a S. Meekrap tot vorige en Vi,as tot onverand. prijzen.
SCHIEDAM, 8 April.
Jenever f 21,Amst. proef f 22,25. Movtwun f 15.50.
LONDEN, 7 April.
Heden waren ter VEF.-markt aangevoerd: 3030 Runderen. 23S30 Schapen,
101 Kalveren en 540 Varkens. De prijs der Runderen was 4 sh. 4 <1,, van
Schapen 5 sh. 0 d., van Kalveren 5 sh. 8 d. en van Varkens 5 sh. 2 d.
C A R G A L li S T.
Aangekomen van 29 April ter losplaats HELDER om aldaar te lossen,
de volgende schepen, gckomcu van:
NEWCASTLE. JLe/i.v,.T.Rrown. 3944 mudSteenkolen.v.Vlissingen&Stuart, te Amst.
NEWCASTLE. ffeojye.E.Rohinson. 123ch.Steenkolen. A.vauderI,eemv&:Zn.,tcRott.
NEWCASTLE. llcbc, D. Yallop. 132 ch. Steenkolen en 40 vaten Portland Cement.
K. de Goede, te Scliagerbrug.
NEWCASTLE. LadijMarij, AV.Wat.ers. 132 eb. Steenkolen. Wurfbain&C teAmst.
SUNDERLAND. H'orstc//, J.Ilill. 152 ch.Steenkolen. TiedemanAMijnssen.teAmst.
HARTLEPOOL. Voijar/er, W.Clousten. 122chSteenk. v.Vlissingen&Stuart,teAmst.
SEAHAM. Endcavour, R. Toylor. 126 ch. Steenkolen. Wurfbain C.,te Amst.
SEA11AM. William e«C(rtAfln'«e,R.Taylor.296tonsSteeuk.B.HagedoornS;Zn,teAmst.