Brand te Enschedé. vau don aanlog van den spoorweg LeidenWoerden aange hangen. Tengevolge van liet vertrek van den minister van Binnenl. Zaken naar Enschedé, is deze discussie den volgenden dag niet voortgezet. O O Z. M. heeft aan Jan Jans, zich schrijvende en noemen de Jouw Piers Bouma, gewezen hoofdonderwijzer te Oosterend op Texel, een pensioen verleend van 333 's jaars. Te Leiden is dezer dagen aan de stads-waag gewogen -i O O O een fraai gebouwde os, met hard voeder gemest, wegende 889 N. p. Het dier was aangefokt en gemest door de hoeren Gebr. van der Beek, in den Haarlemmermeerpolder, en werd gekocht door den vleeschhouwer van Izenburg O O te Leiden. Een onweder dat den 7den dezer boven de stad Har lingen en omstreken woedde, heeft weder droevige gevolgen na zich gesleept. De scliiltschuit Jonge Klaas, van schipper G. Iv. Brouwer, werd op zijne reis van Texel naar Harlingen, in de Boontjes tusschen Makhum en die stad, door eene windhoos overvallen, die den achtersteven onder water dom pelde, zoodat het schip eensklaps zonk. De schipper en zijn knecht zijn door schipper Timmer, van Texel, gered en te Harlingen aangebragt. Te Ommen is door een landbouwer bij den burger lijken stand aangifte gedaan van zijn 23ste kind, waarvan 18 in leven zijn. Jammerlijke berigten werden gisteren en heden alhier vernomen, betreffende den geweldigen brand, die de stad Enschedé heeft vernield. Wij deelen hieronder een en andere bijzonderheid betreffende die verschrikkelijke ramp mede, maar achten het niet ondienstig, eenige regelen, aan de be schrijving dier stad gewijd, vooraf te moeten zenden. Enschedé, een landstadje, telt 4 a 5000 inwoners. Het behoort tot dat gedeelte van Overijssel, dat gewoonlijk den naam van Twenthe draagt, en om zijne fabrieken be roemd is. Deze gemeente is zeer digt nabij de pruissische grenzen gelegen, vandaar, naar sommigen nieenen, den naam land- of eindscheiding. De stad was de voornaamste fabriekplaats van de geheele streek; de inrigtingen van nijverheid op grootc schaal trokken voor weinige da- een nof in hooge mate de belangstelling van Z. M. den O O O O koning. Vooral vond men hier bombazijn-fabrieken en eene groote katoenspinnerij. Op het stadhuis vond men de portretten van de heeren van Logchem, die, in de vorige eeuw, de eerste ondernemers waren der bombazijn-fabrieken, die zooveel welvaart hebben teweeg gebragt en sterk zijn toegenomen. De groote Jacobi-kerk, thans ook een prooi der vlammen, prijkte met een zeer hoogen toren, die verre in den omtrek zigtbaar was. Men vond hier ook eene Latijnsche school. Wel vindt men op eenigen afstand der stad een tak van het riviertje de Hegge, maar men heeft er volstrekt geene gemeenschap met eenig water, alles moet er van de landzijde worden aangevoerd. Hierdoor is het eenigzins te verklaren, dat men niet heeft kunnen slagen, om den brand te blusschen, daar het ongetwijfeld aan water ontbroken heeft. Pit de plaats des onheils zelve meldt men ons, onder dagtee- kening van den S dezer, het volgende: Gisteren middag te 1 ure brak alhier een zoo hevige brand uit in de Klanderstraat, dat alle toesnellende spuiten geen hulp hebben kunnen toebrengen. De wind was zoo hevig, dat te G ure de geheele stad met ge bouwen, kerken, scholen en fabrieken, zoo binnen als buiten de stad, in de aseh lag. De verwarring en de jammer, die er heerschen, zijn niet te be schrijven. Het is te hopen, dat de hulp, die moet ingeroepen worden, de ingezetenen eenigzins van het noodige zal voorzien. Men weet nog niet, hoevele menschcnlevens te betreuren zijn. Naar ik verneem zijn een zieke jongeling en een bejaard persoon verbrand. Een schrijven uit Almelo deelt het volgende dd. 8 Mei mede Gisteren avond tusschen 8 en 9 ure, verspreidde zich hier de mare, dat in den namiddag van dien dag een alles vernielende brand tc Enschedé was uitgebroken, en het grootste gedeelte van die stad had verwoest; geen wonder derhalve, dat men van hier onmiddellijk derwaarts snelde om luijp en bijstand te verleenen, maar heelaaste laat; alles, alles lag reeds in assche: kerken, scholen, stadhuis, postkantoor, benevens alle woningen der notabelen en der mingegoeden waren vernield. Overal ontwaarde men niets dan smeulende ruïnen, terwijl de geheele verwoeste stad was verlaten, liggende een groot gedeelte der inwoners met hunne gezinnen in de velden, rondom de nog gloeijende puinhopen, terwijl de meerverrao- genden een goed heenkomen zochten op hunne bezittingen in de na buurschap; schier allen misten have en goed, daar bijna geen tijd was overgeschoten om meer te redden dan hunne gezinnen. Niemand kan een flaauw denkbeeld geven van deze ramp, noch de gevolgen berekenen; intusschen ééue zaak staat vast, dat onmiddel lijk het ongelukkige Enschedé krachtdadig moet worden geholpen, want aan alle» is gebrek, er is niets voorhanden. Heden nacht zijn reeds wagens met brood en andere levensbe hoeften van hier en uit Oldenzaal, Hengelo en Borne afgezonden, en het is te hopen, dat niemand in Nederland, daartoe slechts eenigzins in staat, zal achterblijven, om het zijne tot opbeuring van Enschedé bij te brengen. De brand is ontstaan in eene kleine woning; de felle wind ver spreidde de vlammen zoo snel, dat aan geen beteugelen te denken viel. De Arnh. Cf. van den 10 dezer bevat nog de volgende bij zonderheden nopens deze uitgestrekte ramp Gisteren avond verspreidde zich het gerucht, dat er te Enschedé een hevige brand was uitgebarsten. Dat gerucht wordt helaas be vestigd en alles - wanneer althans het ons medegedeelde niet overdreven is doet vermoeden, dat de brand zoo verschrikkelijk is geweest, als men er in ons vaderland nog zelden een heeft beleefd. Gisteren middag ten half twaalf ure werd de brand het eerst ontdekt aan de oostzijde der stad, in de Gulanenstraat, in eene kleine woning. De hevige wind, die telkens van rigting veranderde en steeds in kracht toenam, verspreidde den brand spoedig en naar alle kanten. De vlammen werden met zulk eene kracht in de nabij gelegene straten door den wind voortgejaagd, dat zelfs de brand spuiten, die spoedig in werking waren, niet langer konden bediend worden en de brandweer zich moest redden, wilde zij niet zelve in het vuur omkomen. Verscheidene brandspuiten werden door de vlammen vernield. Intusschen nam de brand steeds toe, te meer, daar er aan geen blusschen bijna te denken viel, vooral ook uit gebrek aan water -alle grachten waren bijkans droog. Een ooggetuige, die de stad dezen nacht verliet, verhaalt, dat het vuur met zulk eene verschrikkelijke kracht heeft voortgewoed, dat toen reeds 14 fabrieken in de asch waren gelegd, terwijl 4 kerken, het stadhuis, het postkantoor en verder een enorm getal huizen eene prooi der vlammen waren geworden. Dat in die omstandigheden weinig of niets gered kon worden, is bijna onnoodig te zeggen. Hoewel het gerucht loopt, dat eene vrouw met twee kinderen in de vlammen zijn omgekomen, is dit nog niet bevestigd, en men heeft nog de hoop, dat althans geene mensclienlevens bij die ramp te betreuren zijn. Van de nabij gelegene gemeenten was de brandweer ook opgekomen en die der gemeente Hengelo had de voldoening, eene fabriek de groote katoenspinnerij - die ook reeds door het vuur was aangetast, te redden. Het schouwspel, dat de bran dende stad dezen nacht opleverde, was vreesselijk. Over een afstand van een kwartier zag men slechts ééne vuurmassa. Algemeen ver zekerde men dan ook, dat nagenoeg de geheele stad is afgebrand. Hoe groot de ramp is, kan blijken uit de volgende opgave: Do nijvere stad telde een groot aantal fabrieken, o. a. 4 stoomspinne rijen, 11 calicotsweverijen, 1 stoomverwerij en drukkerij, I damast en pellenfabriek, 2 verwerijen, 1 ijzergieterij, 1 gasfabriek, 1 boek drukkerij. Hoewel de bevolking slechts 4420 inwoners gezegd wordt te bedragen, moet men hierbij berekenen dat de voorsteden nog ruim 4000 inwoners tellen, die, als onder de gemeente Lonneker behoorende, onder eerstgenoend cijfer niet begrepen zijn, doch al waar eene massa werklieden wonen, die in de nu afgebrande stad hun brood verdienden. Die opgave zegt genoeg: er is daar hooge nood. Duizenden zijn van hun brood verstoken of van huisvesting en alles beroofd. Daar is hulp uoodig. Gelderland, dat zoo dik werf ondervond hoe men elders wedijverde om te lenigen, als men hier in nood was, moet nu ook toonen, dat het dit waardeert en wie spoedig geeft, geeft dubbel. Wij verklaren ons weder bereid, alles in ontvangst te nemen, en aan het gemeentebestuur op te zenden, wat men voor de ongelukkigcn wil bestemmen, hetzij geld, levens middelen of kleederen. Een telegram, die wij na het schrijven van het bovenstaande ont vingen, luidt als volgt: „Geheel Enschedé is één puinhoop; er bleef niets staan dan de fa briek van den heer van Heek en nog een tweede fabriek." Uit 's Graveuhage wordt gemeld, dat aan Z. M. den koning onmiddellijk per telegraaf kennis is gegeven van de calamiteit, terwijl Z. E. de minister van Binnenlandsche Zaken zich gisteren namiddag, na afloop van de zitting der Tweede Kamer, naar de plaats des onheils heeft begeven, om persoonlijk kennis van de uitgebreidheid daarvan te nemen. [Groot, ja voor alsnog onberekenbaar zijn de schade en de nood, die de thans ongelukkige, eensklaps van have en goed, ja van alle bestaan beroofde inwoners der nijvere fabriekstad lijden, doch niet minder groot en uitgestrek is de weldadigheid van onze hmdgenooten. De geschiedenis van den jongsten watersnood is daar, om thans de slagtoffers van een ander woedend element te bemoedigen, dat ook zij spoedig en rijkelijk zullen worden geholpen. Volgaarne is ook de redactie van dit blad bereid liefdegaven voor hen in ont vangst te nemen en die onmiddelijk naar de plaats harer bestem ming over te maken.] en Bff. BI.) Aan een particulieren brief uit Enschedé ontleenen wij nog het volgende: Enschedé, 8 Mei 1862. Gisteren omstreeks een uur 's middags brak er een brand uit in een huis aan den Alsteeschen weg, spoedig breidde die zich al meer en meer uit en Avel zoo geweldig, dat gisteren nacht tc twee ure de stad geheel in de asch lag. Bijna alles is afgebrand, daaronder 3 kerken en eene syna goge, het postkantoor met de brieven, het stadhuis, verschil lende fabrieken, enz. Van de vijftien groote fabrieken zijn er slechts vier gespaard; ook de gasfabriek en een twintigtal huizen zijn behouden. De menschen zijn naar de naburige plaatsen gevlugt en velen hebben den nacht in de open lucht doorgebragt. Verloren menschenlevens onbekend, doch ik geloof weinig. In hot algemeen is er nagenoeg niets gered.'

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1862 | | pagina 2