BUITENLAND. INGEZONDEN. De volgende zonderlinge zaak lieeft zich dezer dagen te Gouda voorgedaan. Sedert eenige jaren werd aldaar tusschen twee personen een wettig huwelijk voltrokken nadat de echtelingen eenigen tijd te zamen hadden geleefd, werd de man wegens het een of ander tot gevangenisstraf veroordeeld en moest dientengevolge die stad verlaten. De vrouw bleef echter aldaar wonen en ontving spoedig daarna het berigt, dat haar man in de gevangenis was overleden, welk berigt door een daarbij gevoegd dood- extract werd geconstateerd. Nadat de vrouw den bij de wet bepaalden termijn had laten verloopen, ging zij, nu dertien jaar geleden, een ander huwelijk aan, en bleef met haren tweeden man mede in deze stad wonen; doch hoe hoog steeg hare verwondering, toen haar dood gewaande eerste man laatstleden week onverwachts te voorschijn kwam en zijne vrouw opeischte. Hoe deze zaak in elkander zit, is onbekend, doch de tweede man was niet zoo terstond bereid om zijne wettige echtgenoote, met wien hij dertien jaren ongestoord heeft geleefd, eensklaps af te staan, zoodat waarschijnlijk de regter zal moeten uitspraak doen aan wien van beiden de vrouw toebehoort. Omtrent de voordeden, die de expeditie naar Mexico aan Frankrijk opleveren kan, wordt medegedeeld, dat, indien de regering des keizers zich voorstelt daardoor O O t groote sommen als schadevergoeding te zullen verkrijgen, dat zij zich in de uitkomst dan wel zeer teleurgesteld vinden zal. In de laatste jaren toch heerschte bij de regering van Mexico een gebrek aan de noodige fondsen, waardoor de staatsschuld op onrustbarende wijze is gestegen. De regten op den uit-en invoer zijn bovendien reeds verpand; terwijl de mijnen, aan particulieren toebehoorende, onmogelijk tot de schadeloosstelling aan Frankrijk kunnen bijdragen. Het legerhoofd der Mexicanen schijnt besloten te hebben zijn hoofdstad tot het uiterste te verdedigen en haar liever in brand te zullen steken, dan haar aan de Franschen over te geven. Heldere uitzigten levert de onderneming alzoo niet. Te Parijs is de officiële mededeeling ontvangen van de erkenning van Italië door Rusland. Sedert October 1860 hadden de diplomatieke betrekkingen tusschen de kabinetten van Turijn en St. Petersburg opgehouden, en stonden de italiaansche onderdanen in Rusland onder bescherming van den franschen ambassadeur. Sedert dien tijd, was Frankrijk de bemiddelaar tusschen beide natiën. De erkenning van Rusland bepaalt zich tot het tegenwoordig koningrijk Italië, met uitsluiting van de aanspraken op Rome en Venetië. Naar men verneemt, moet die echter zoo geschied zijn om Pruissen des te gemakkelijker te winnen, om het voorbeeld van Rusland te volgen. Het keizerrijk Brazilië heeft in den jongsten tijd eene ministeriële crisis beleefd. Een opgetreden bewind is er, ten gevolge van de aanvallen zijner tegenstanders, na een bestaan van drie dagen, aan verval van krachten bezweken en den weg van alle ministerien gegaan. Een der belangrijkste berigten van [den dag deelt ons het gewigtig nieuws medeGaribaldi bevindt zich in O O PalermoF Naauwelijks had men in de stad de heugelijke tijding vernomen, dat de generaal aldaar een bezoek zoude brengen, of terstond had men illuminatien aangebragt en alles gereed gemaakt voor een feestelijke ontvangst. Even als altijd, was ook nu de generaal kernachtig en wegsle pend in zijne toespraken tot het volk. Welken indruk dit bezoek en die woorden te weeg brengen op een volk, zoo ligt bewogen als de italiaansche natie, dit melden ons O O de berigtgevers reeds en het is bovendien ligt te bevroeden. Maar welke plannen er bij dit bezoek ten grondslag liggen en welke gevolgen het na zich slepen kan voor de rust van Europa, dit is nog zoo ligt niet te bepalen. De Figaro meldt het volgende: Maandag ochtend ontving de heer de B. een anoniemen brief, waarin zijne vrouw werd gelasterd. Deze brief was geschreven op lila papier met witte sterretjes. De heer de B. begaf zich naar de politie en er werd een onderzoek naar den schrijver ingesteld. De agent van politie, die met het onderzoek was belast, beschouwde het postmerk ieder postbureau wordt aangeduid door een in het postmerk aangewezen letter. Men wist dus, dat de brief was geworpen in eene brievenbus in het Quartier des Martyrs te Parijs. Aan een der hoeken van de enveloppe was eene vlek; de agent voelde, dat dit door een kleverig, stroopachtig vocht was veroorzaakt en proefde dat dit anisette was. De gom, waarmede de enveloppe was digt gemaakt, was op sommige punten bruinachtig en men veronderstelde, dat de briefschrijver, voor dat hij die gom met zijne tong had bevochtigd, koffij moest hebben gedronken. De agent van politie kwam dus tot het besluit, dat de brief in een koffij- huis was geschreven. Daarna begaf hij zich naar een papierhandelaar en deze verklaarde, dat het papier van den brief te Angoxdlme was vervaardigd in de fabriek van de heeren Charrière en C°., die tot agent te Parijs hadden den heer P., Rue de la Banque. De heer P. herkende het papier en uit zijne boeken bleek, dat hij dit jaar 11,000 riem daarvan had verkocht. «Het blad, dat gij mij hier vertoont", zeide hij, «moet echter tot do laatst ontvangen bezending belmoren, daar het lichter van kleur is dan het vroegere fabrikaat en er een fout in is, daar het tweede witte sterretje op de tweede pagina bijna niet zigtbaar is. Van deze bezending heb ik slechts aan drie magazijnen geleverd; een in Rue Latitte, het tweede in Rue Saint Honoré, het derde op den Boulevard du Temple. De koopman in Rue Saint Honoré ver klaarde nog niets van dit papier te hebben verkocht, doch die in Rue Lafïtte zeide, dat hij een paar dagen geleden een qua- tern daarvan had verkocht en wel aan een koffijhuisbediende. Thans begaf zich de politieagent met den heer de B naar de koffijhuizen in het Quartier des Martyrs en zij kwamen ook in een klein koffijhuis in Rue Rossini. De bediende herinnerde zich, dat een paar dagen te voren door een heer die een kop koffij dronk, om papier en schrijfgereedschap was gevraagd. De bediende had wit papier gebragt, doch de heer verlangde gekleurd en gaf den knecht 50 centimes, om dit te koopen. De bediende verklaarde, dat die heer ongeveer 40 jaar oud was, en zwart haar met langen baard had. De heer de B. kreeg toen vermoeden op een neef, die hem meermalen kwam lastig vallen om geld en wien hij den ver deren toegang tot zijn huis had geweigerd. Men ging naar diens woning en vond het overige gedeelte van de quatern lila papier. Gisteren ochtend had er te Villa d'Avrav een duël plaats en de neef, die bekend had den brief te hebben geschreven, werd door den heer de B. gedood. Generaal de Cambronne, laatstelijk kommandant van Rijssel en gestorven in 1826, was de persoon, die bij den slag van Waterloo, toen men van hem eischte, zich met zijne divisie der oude garde over te geven, tot antwoord gaf: »La garde meurt, mais ne se rend pas!" (De garde sterft, maar geeft zich niet over). Om dit feit in herin nering te houden, is er, op aandrang van den minister van binnenlandsche zaken, te Rijssel eene commissie gevormd, bestaande uit zeer voorname personen, zoo als de hertog van Magenta, de prefect van het departement du Nord, de commanderende divisie-generaal en de chef van den generalen staf te Rijssel. Deze commissie heeft onlangs een veteraan der voormalige garde, zekeren Anton Deleau, die zich bij den slag van Waterloo in de onmiddellijke nabijheid van Cambronne bevond, ontboden en deze heeft verklaard, dat de generaal tweemaal die woorden heeft uitgesproken en dat zij de tweede maal door een aantal soldaten zijn herhaald. Van den kant van Engeland wordt beweerd, dat Cam bronne die woorden niet heeft uitgesproken, en de zoon van den bij Waterloo gesneuvelden generaal Michel beweert, dat zijn vader die woorden heeft geuit. De Moniteur deelt heden het omtrent de getuigenis van Deleau op 30 Junij opgemaakt protocol mede, zoodat thans officieel is vastgesteld, aan wien de eer van die woorden toekomt. Gedurende de verloopene week hebben te Londen 1159 sterfgevallen en 1715 geboorten plaats gehad. Te Sutton, bij Wegmouth, heeft dezer dagen een ijzing wekkende moord plaats gehad. Zekere Cox, die aan geestverbijstering lijdende en onder behandeling van den heer Puckett was, zou naar het krankzinnigengesticht te Farston worden overgebragt. Ongelukkig en onvoorzigtig tevens, had men het besluit daartoe in tegenwoordigheid van den krankzinnige genomen, zoodat, toen de heer Puc kett kwam, om hem te halen, Cox een plank van zijn ledikant rukte, den heer Puckett daarmede nedervelde, daarop een zaag greep, en zijn slagtoffer het hoofd, den regterarm en den regtervoet afzaagde, die ligchaamsdeelen uit het venster wierp en daarna de vlugt nam. Hij werd echter spoedig gevat en naar bovengenoemd gesticht overgebragt. Een jong en schoon meisje, dat te New-York in vertrouwelijken omgang met een koopman leefde, zag deze met eene dame gearmd gaan; zij zeide haar minnaar op straat zóó de waarheid, dat hij zijne sclioone in den steek liet. Echter niet tevreden hiermede, kocht het meisje een pistool, dat zij liet laden, en schoot den koopman dood. Zij is gevat, maar er wordt gewed dat zij vrij zal komen, omdat de koopman trouwbeloften moet gedaan hebben. Bij eenige aanbevelingen van ltaadsleden voor de verkiezing op Pingsdag 15 Julij a. s. worden wel vier Kandidaten genoemd, dooli

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1862 | | pagina 2