ADVERTENTIE N. A. KIJKEK S. B. L. VRIES, C. VRIES, Sanberson. Heilige en algemecnc kennisgeving. een hoog rood, terwijl de aderen van ziju voorhoofd dik opzwollen en in zijn binnenste een lievig onweder broeide, dat echter nog niet losbarstte „Spreek dan nu op!" liet Sielert zich op een dreigenden toon hooren. „Ik.... ik zou den weg aan die verdoemde Franschen verraden 1" riep Born, die nog geen lucht aan zijn toorn wist te geven. „En dat waarom niet, als het goed betaald wordt,.... cn daar sta ik u voor in." „Schoft, die je bent!" viel de herder hem, woedend, in de rede, terwijl hij hem in de borst pakte:.... „Verdoemde schoft 1.... Mijn eigen vaderland,.... het leven van mijne zoons, zou ik voor geld verraden! Baar.... vaar ter helle!" Dit zeggende, stiet hij hein met eenc, m weerwil van zijne hooge jaren, veel grooter kracht, van de steile helling af. Hals over kop tuimelde de verrader naar beneden en drong, toen hij weder tot zichzelven gekomen was, schuimbekkend van woede, op den grijsaard in. Maar deze had zijn herdersstaf opgeheven en zag er niet naar uit, alsof hij dralen zoude oin toe te slaan. Sielert waagde zich dus niet aan hem. „Dat zal ik u hetaald zetten!" riep hij hem, tandekuarsend, toe eu maakte zich ijlings uit de voeten. „Denk aan uw eigen leven, dat zult gij wel aan de galg moeten boeten riep de oude hem nog 11a. Zijne eenvoudige, opregte zin kon zich van zulk een laagheid geen begrip vormen. Met de handen aan het hoofd, zette hij zich neêr en verloor zich in gepeinzen. Hoe was het mogelijk, dacht hij, dat iemand verrader van zijn eigen vaderland kali wordenOok kwamen zijne vrouw cn dochter hem voor den geest. In zoolange had hij die beide niet gezien. Nog waren zij wel buiten gevaar, want aan de overzijde der Sarle, zag hij nog geene vijanden en gindsche hoogten waren lot dusver nog vrij gebleven. Maar wat zou er van heu allen worden, als de Franschen inderdaad de zege eens behaalden? Neen, dat kon en mogt niet gebeuren. Langer dan een uur had hij zoo in gepeins verzonken gezeten. Naderende voetstappen deden hem opschrikken: het waren eenige Fransclie soldaten, die naar hem toekwamen. Een angstig vermoeden rees er bij hem op. Verschrikt sprong hij overeind. Zou hij het op een vlugten zetten Maar zijne oude beeneu zouden hem niet heel ver hebben kunnen dragen.... Zou hij zich te weer stellen?.... Bij die gedachte klemde hij zijn herdersstaf krampachtig in de hand. Doch dit ware immers cene groote dwaasheid. Schijnbaar bedaard bleef hij staan, terwijl de soldaten inmiddels bij hem gekomen waren cn een van hen hem, in gebroken hoogduitsch, gelastte hen te volgen. „Waarheen vroeg Born, die zijne kalmte en tegenwoordigheid van geest voor liet grootste deel herkregen had. „Naar den maarschalk," luidde het antwoord. Born aarzelde en draalde. Wat zou meu vau hem willen hebben? Zou zijne vrees dan werkelijk gegrond ziju? „Heeft die vent u hierheen gebragt?" vroeg hij verder, op Sielert wijzende die zich bij hen bevond. Zijne vraag werd toestemmend beantwoord, Nu viel er niet langer aan te twijfelen, of het was er om te doen, om hein te vragen, den geheimen weg te verraden. Het begon hem te duizelen voor de oogen.... Zou hij hen weigeren te volgen? Ziju arm was nog krachtig en.vlug!.... Het zou immers dwaasheid en dolheid zijn geweest.... Stilzwijgend cn met een hart vol angst en onrust, volgde hij de soldaten. Spoedig hadden zij de hoogte be reikt, waar Sielert hen opwachtte en vervolgens mede marcheerde. „Ik heb beloofd, het u betaald te zullen zetten," zeide hij tot Born, „men zal u nu den mond wel weten open te krijgen, om den weg te weten te komen." De oude herder bewaarde het stilzwijgenhij hoorde het naauwelijks. Eene inwendige stem riep hem toe, dat dit een zware gang voor hem zou zijndat hij den weg moest noemen, of zichzelven en de zijnen in het ongeluk stortte; dat bij hem noemen moest, eer men er hem door hardheid en geweld toe dwong.... Maar zijn beter ik kwam daar met geweld tegen op en deed hem tot zichzelven zeggeu: men kan u niet dwingen. Het geweld kan u den mond doen openen, maar het geheim niet aan uw borst ontrukken. Zoo had men weldra den Laudgraafberg beklommen, waar de soldaten hem terstond in het hoofdkwartier van den maarschalk Lannes bragten. Die bevel hebber keek hem eenige oogenblikken met vorschende blikken strak in de oogen en vroeg hem vervolgens, of hij, zooals hij Sielert gezegd had, een weg naar de hoogte wist, langs welken men, op een voegzame manier, paarden cn geschut naar boven zou kunnen krijgen? „Ja I" hernam Born, bedaard. „IVijs ons dien dan aan en dan zult gij eene belooning ontvangen, veel rijker dah gij denkt." Born zweeg stil. In zijn binnenste woelde en stormde het geweldig. Hij mogt immers geen verrader worden! „Wilt gij ons dien weg aanwijzen?" „Neen!" gaf de herder, vastberaden en kortaf, ten antwoord. Dan zou ik slecht jegens mijne landgenooten handelen." „Dus wilt gij niet?...." riep de maarschalk hem toe. „Gelooft gij, dat wij, ook zonder u, den weg niet zullen weten te vinden? Er is mij echter veel aan gelegen, die van daag nog te weten." „Ik verraad hem niet!" antwoordde Born. „Gij wilt dus niet!...." schreeuwde de Franschman, hevig opstuivende. „Gij waagt het dus, mij te trotseren? Gelooft gij, dat ik er u niet toe kau dwingen?" „Daar kan niemand mij toe dwingen." „Niet? Dat zal ik u toonen. Van uw wil zal de uitkomst van een geheelen veldslag niet afhankelijk zijn! Als gij ons dien weg aanwijst; krijgt gij eene rijke belooning, als gij zulks blijft weigeren, moet gij sterven! Beslis nu maar zelf!" Born bewaarde het stilzwijgen. „Het is mij volkomen ernst. Gij zult sterven, als gij mij waagt te trotseren." Het gelaat van den ouden herder was kennelijk bleeker gewordencene ligte beving begon hem te bevangen; een oogenhlik begonnen zijne knieën te knik ken en dreigde hij in elkander te zakken, want hij dacht aan zijne vrouw cn kinderen. Eindelijk kwam hij weder geheel tot zichzelven en zeide, op een vasten toon: „ik hen geen verrader!" „Gij wilt dus niet?" hernam de maarschalk, heftig. „Neen." „Breng hem weg!" beval de frausche bevelhebber toen, buiten zichzelven van drift en woede, aan een officier. „Breng hem weg en geef hem nog een half uur tijd tot bedeuken, en waagt hij het dan nog langer, mij te trotseren, laat hem dan doodschieten!" Dit gezegd hebbende, verwijderde hij zich en Born werd weggevoerd. Te vergeefs voegde Sielert, wien door den dood des herders alle hoop op winst ontging, zich bij hem en poogde hem te bewegen, den weg aan te wijzen, of althans zijne rigting te kennen te geven. Te vergeefs trachtte ook de officier, die met zijn geleide belast was, hem te overreden. Born bleef het stilzwijgen bewaren. Met geboeide handen werd hij naar de helling des bergs gebragt. Voor zijne oogen laadden drie soldaten hunne gewerenhij wendde zijn hoofd van hen af. Een half uur tijds was hem nog vergund, om zich te bedenkeu. Stilzwijgend zette hij zich neder en rigtte zijne blikken strak op het dal cn naar de ver verwijderde berghoogten. Zijne wangen waren doodsbleek gewor den. Welke gewaarwordingen moesten er niet in zijn binnenste omgaan. In zijn oog parelde een traan, hij pinkte haar weg. De tijd, dien men hem tot bedenken vergund had, was om. Nu trad de officier naar hem toe en vroeg hem nogmaals, of hij den weg wilde aanwij zen? Hij antwoordde slechts met een hoofdschudden. Toen blinddoekte men hem cn plaatste hem tegen een boom aan. De soldaten, die met de executie belast waren, traden voorwaarts. Nogmaals herhaalde de officier zijne vraag cn deed hem zelfs nog voor de derde maaldoch toen de herder ook nu ont kennend zijn hoofd bleef schudden, kommandeerde hij: „vuur!" Daar knalden drie schoten te gelijk, die door de tegenover liggende bergen weerkaatst werden eu zonder eeuig het minste geluid te geven, zonk de herder ter aarde. Het peloton had hem goed getroffen: geene enkele zenuw van zijn gelaat, die zich meer vertrok. De soldaten lieten het lijk liggen, want, liet was imiueis oorlog, totdat hij een paar dagen later, met honderden andere Pruissen en Franschen, te gelijktijdig in den schoot der aarde geborgen zou worden. Geen geschiedboek, dat dien heldendood van een eenvoudig braaf schaapherder vermeldt. Niet dan enkele landlieden, in de omstreken van Jeua, die er nog iets van weten te verhalen. Vol wrevel over de onoverwinnelijke zwarigheden, welke die steile berghel lingen voor zijne ruiterij eu artillerie bleven behouden, verscheen Napoleon zelve weder op den top vau den Laudgraafberg. Daar trad een officier naar hem toe en berigtte hem, dat een geestelijke uit Wenigen-Jena, in eenc herberg in Jena, in het aan de Sarle staande tolhuis, zich had laten ontvallen, dat er een weg was, om paarden eu gesehut naar de hoogte te voeren eu dat hij dien kende. Terstond gelastte den keizer, dien geestelijke te arresteren en bij hem te: brengen, en nog geen uur was er verloopen, of daar stond de verschrikte geestelijke voor hem. Hij had zich hoogst onvoorzigtig aan een van zijne kennissen dienaangaande uitgelaten en dat had de Franschman toe vallig gehoord. Doodsbleek en bevend als een loover, kou hij vau angst naauwelijks een enkel woord uitbrengen, toen de keizer van hem vergde, den weg aan te wijzen. Hij bezat den moed noch de kracht, om te weigeren. Door een officier begeleid, door den keizer zelf en eenige hoofd-offieieren vergezeld, w ees hij hun den weg, die door het door eene stortbeek doorstroomde en door rotsen vernaauwde, met zwaar hout begroeide, Raudal loopt. De bedding der beek vormde den weg en Napoleon bespeurde terstond, met zijn adelaarsblik, de mogelijkheid, om er zijn geschut langs te kunnen brengen. Wel moesten er hier en jdaar boomen geveld en eenige rotsen, die den weg al te zeer ver sperden, geslecht wordenmaar die zwarigheden lieten zich ligt overw innen. Terstond gaf hij derhalve last, met alle inspanning van krachten, een aanvang met het werk en den weg rijdbaar te -maken. De geestelijke, die ter goeder trouw en alleen door zwakheid en onvoor- zigtigheid den weg had verraden, hield men tot den volgenden morgen op den Laudgraafberg in verzekerde bewaring. Eene hem als belooning aangebodene aanzienlijke som gelds; wees hij van de hand. Met ontzaggelijk veel moeite en inspanning, werd de eenige mogelijke weg door dit dal bruikbaar gemaakt. Ten 8 ure 's avonds was hij eindelijk klaar en nu werden, met niet minder moeite en inspanning, de paarden en het geschut naar boven gevoerd. Napo leon zelf hield er het opzigt over en sloeg mede handen aan het werk, om zijne soldaten aan te wakkeren. Half gedragen, half getrokken, was het meeste geschut tegen den ochtendstond op de hoogte gebragt. En nu eerst leidde Napoleon zich, in zijn mantel gewikkeld, eenige oogenblikken op den top van den Laudgraafberg neder. De morgen van den 14 October was nevelig en natkoud. Eer de nevel |was opgetrokken, stond het Fransche leger geheel slagvaardig, terwijl de Pruissen, in het vaste vertrouwen, dat deze dag een dag van rust zou zijn en door een brief van Napoleon aan den koning van Pruisen, in den waan vau een wapenstilstand versterkt, zich aan de grootste rust hadden overgegeven. Eerst toen de zonnestraleu de nevelen hadden weggevaagd en toen huune terugge worpen voorposten alarm sloegen, werden zij gewaar, dat Napoleon hun slag bood. Op dat oogenblik reeds was de slag van Jena bijna geheel beslist. Hoe zal den man, die den weg door het llau-dal verraden beeft, het hart geklopt hebben, toen hij de eerste tijding vau den verloren veldslag kreeg! Ook hij is, even als de schaapherder, reeds lang overleden. Of hij evenwel zóó kalm zal gestorven zijn, als hij, wie zal 't ons zeggen? Doch zóó schóón was zijn dood althans zeker niet. MARKTBERIGTEN. ALKMAAlt, 2 Februarij. Aangevoerd: 1 Koe, f120. 17 Kalveren, f 28 a 65. 15 Schapen, f 10 a flG. 17 Varkens, 40 a 44 c. per N. p. PÜRME1ÏENDE, 3 Februarij. Aangevoerd 45 Runderen, hlndel vlug. 6 Paarden. 70 vette Kalveren, CO a 80 c. per N. p. 75 nucht. Kalveren f 3 a 14. 47 vette Varkens 38 a 47 c. per N. p. 11 mag. Varkens f 10 a 15. 85 Biggen f 3 a 6. 499 Schapen en Lammeren. Allen handel vlug. 10 Ganzen f 2. 20 Zwanen f 5. Boter f 1,05 a 1,15 per N. p. Kaas. Aangevoerd 31 stapels Kleine en 1 stapel Mid delbare. Hoogste markt: Kleine f 29,25, Middelbare f 28 per 50 N. p. Kip- Eijereu f 3 per 100 stuks. ROTTERDAM, 2 Februarij. Dc aanvoer van Granen was redelijk, N. witte Tarwe ging tot vor. prijzen langzaam van de hand, beste f 9,40 a 9.75, mind. f S a 9. N. lnl. Kogge 20 c. lager f 6,20 a 6,80, 147 li. p. Tag. f 215, 150 h. p. Koningsb. f 230. N. Garst als voren, Winter f 4 a 4,60, Zomer f 4 a 4,40, zware blanke f 5 a f 5,75. N. Inl. Haver als voren, lange f 2,50 a 3,20, korte 3,40 a 3,75. Paardenboonen 10 c. lager f 5,80 a 6,30. N. Noordbr. Boekweit prijsh. f175 a f 185 per 2100 kilo, Frans, f 170. N. hlaauwc Erwten en Witte en Bruine Booncn onv., kleine blaauwe Erwten f 6,50 a 7,25, groote eu Schokk. f 8 a 11,50, witte Booncn f 7 a 9, bruine f 7 a 9,50. Kanariezaad onv., nieuw f 8,75 a 9,50, jarig f 6 a 9. Koolzaad zonder handel. Hennepzaad f 240. Meekrap met geringe kooplust tot onveranderde prijzen. SCHIEDAM, 3 Februarij. Jenever f 18,75; Amst. proef f 20.Moutwijn f 13.25. LONDEN, 2 Februarij. Heden waren ter vee-markt aangevoerd: 3720 Runderen, 13780 Schapen. 156 Kalveren en 270 Varkens. De prijs der Runderen was 5 sh. 0 d., van Schapen 6 sh. 0 d., vau Kalveren 5 sh. 4 d. en van Varkens 4 sh. 4 d. De prijzen der laatste markt waren: Runderen 5 sh. 0 d., Schapen 5 sh. 10 d., Kalveren 5 sh. 4 d. en Varkens 4 sh. 4 d. Heden overleed, tot diepe droefheid van mij en mijne Kinderenmijn hartelijk geliefde EchtgenootR. SCHIPPER, in den ouderdom van 56 jaren, na eene gelukkige Echtvereeniging van 34 jaren. Zij, die de overledene in haar edel en beminnelijk karakter gekend hebben, zullen de zwaarte van ons verlies beseffen. Helder, 1 Februarij 1863. Helder, 2 Februarij 1863. De jongste onzer lievelingen werd ons heden, 18 maanden oud, door den dood ontrukt.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1863 | | pagina 3