INGEZONDEN.
OTTILIA WILBERMUTH.
Het machinaal brood, dat door Daugleish in Engeland is in- j
o-evoerd, wordt thans ook te Parijs bereid. In Duitschland is
zekere Kleeman daarmede begonnen, waarvoor hij reeds sedert twee j
jaren octrooi heeft. Het inachinaal-brood, wordt, zoo als békend is,
in plaats van met zuurdeeg of gist, met koolzuur bereid, waardoor
de gisting niet alleen veel bespoedigd, maar het brood ook smake
lijker en gezonder wordt. Daarenboven heeft deze manier van brood
bereiden, ook nog dat voordeel, dat men oneindig minder brandstof
noodig, en een groot baksel binnen 30 minuten gereed heeft. Het
moeijelijke nachtwerken vervalt daardoor geheel en al, en daarmede
is een der grootste bezwaren van het bakkerswerk uit den weg geruimd.
Daugleish werkt alleen met machines; zijn brood wordt van het
begin tot het einde door geene menschenhand aangeraakt. Eene
pelmachiue ontdoet het grain van het buitenste vliesje van den
bast, zoodat het voedzaamste gedeelte van het koren, dat anders
onder de zemelen komt, in het meel achterblijft. Dc machines van
Teigknet maken het brood nog spoediger voor den oven gereed, j
Het is inderdaad vreemd, dat deze machines nog niet meer in ge-
bruik zijn, daar zij niet alleen veel arbeid besparen, maar daaren
boven zindelijker werken dan menschenhauden. Men gelooft, dat
het koolzure brood, het met gist of zuurdeeg bereide spoedig zal
verdringen.
Te Fersailles had Zondag 11. een optogt plaats ten voordeele
van de noodlijdende werklieden. Deze optogt stelde voor eene
terugkomst van de jagt in den tijd van Lodewijk XIV. Een aantal
vreemdelingen was aanwezig om het feest bij te wonen, en nog
nooit waren er in Fersailles zoo vele menscheu bijeen. Te i uur
begon de optogt. Vooruit ging een peleton kurassiers, gevolgd
door de muziek van het regiment. Daarop volgden twee opper
jagers te paard, twintig jagers te voet, veertig boeren, een opper
jager te paard en de stoet honden, daarna zag men tien musketiers
te paard, twee piqueurs van het hof, zes hofdames te paard, zes
schildknapen, twintig heeren, tien trompetters, acht bedienden, die
aan lange stokken het wild droegen. Hierna kwamen jagtwagens,
op een van welken de bus voor de liefdegaven stond; deze werd
gevolgd door twintig heeren, twintig hoeren, tien jagtoppassers,
terwijl de stoet werd gesloten door de muziek der kurassiers en
door een peleton kurassiers. De costumes waren prachtig. De
collecte werd gedaan door de hofdames en heeren en door jongens,
die zich in costuuin onder de menigte begaven.
Gedurende de verloopene week hebben te Londen 1346 sterf
gevallen en 2018 geboorten plaats gehad.
In den vroegen morgen van 13 dezer, heeft men den post
wagen, die de paketten van Kassei naar het stationsgebouw bragt,
onderweg met valsche sleutels geopend en daaruit een grooten
brievenzak met 2000 brieven gestolen. Het is den dief waarschijnlijk
niet om de brieven te doen geweest; hij heeft den brievenzak zeker
voor een geldpaket aangezien, maar zich in der haast vergrepen,
zoodat hij wel een lang gezigt zal gezet hebben, toen hij het gesto-
lene bij het licht nazag.
Bij de opdelvingen te Pompeji is dezer dagen in de asehlaag
gevonden de afdruk van een man. De heer Fiorelli, inspecteur bij
de opdelvingen, heeft afgietsels in gips daarvan laten maken en
deze zijn uitmuntend geslaagd.
Te New-York wordt thans eene zekere miss Lavinia Warten
in Barnum's museum tentoongesteld. Dit schepseltje is 18 jaar
oud en wat kleiner dan de bekende generaal Tom Thumb, met
wien zij in het huwelijk zal treden. Haar bruidstooi en diamanten
worden in twee der voornaamste winkels aldaar tentoongesteld. Na
de voltrekking des huwelijks zal het jonge miniatuur-paar een
voyage de noces door Europa maken, terwijl de generaal zich voor
stelt met zijne schoone bruid incognito te reizen, ten minste zich
niet met zijne gemalin voor geld te laten bezigtigen.
Ter gelegenheid van den verjaardag des konings, den 19 dezer,
hadden in eenige gemeenten van ons vaderland feestelijkheden
plaats, die een gevolg waren der aanneming van het wetsontwerp,
tot verbetering der Amsterdamsche en Rotterdamsche waterwegen.
Om de feestvreugde te vermeerderen, had men straatliedjes, daarvoor
expresselijk vervaardigd, verkrijgbaar gesteld. Daar nu deze
liedjes zeer waarschijnlijk alhier weinig bekend zullen zijn, vooral
daarom, omdat men hier niet zeer hoog loopt met de doorgraving
van Holland op zijn Smalst, meen ik den lezers van dit blad geen
ondienst te doen, door hen iets daarvan mede te deelen. Steller
dezes heeft daartoe de volgende liedjes gekozen, die voor anti-
doorgravingsgezinden niet onbelangrijk zijn, en verzoekt voor een
en ander een plaatsje in dit blad:
«Achttien millioenen, dat is kras kras kras.
«Als het daar dan nog maar mee bekeken was!"
In de Noordzee klinkt het, volgens den dichter
«Dat volkje wordt brutaal
,,'t Graaft dwars door bosch en duin cn land,
«En 't boort mij in mijn ingewand,
«Met heel wat kapitaal.
«Graaf op maar!......
«Bouw je zeebrekers hier en daar,
»'k Heb Noordwestc stormen klaar
«'k Verniel ze ieder jaar!"
In den Haag weerklinkt het lied
«ïo vivat, lo vivat!
«Die zaak is kant en klaar.
«En 't volkje vrolijk, zoet en stil;
«Als nu dat volk maar bloeden wil!
„Io vivat, enz."
„Io vivat, déluge komt
«Gelukkig après nous,
„Al blijkt uit dccz' geschiedenis
«Dat begeeren mc-he-heer dan hebben is.
„lo vivat, enz."
Het spreekt van zelve, dat in deze liedjes het Nieuwediep niet
wordt vergeten. Wij troffen er een aan op de wijze van nO jerem
enz." Of de volgende serie dezer dichtstukjes, ter gelegenheid der
voltooijiug van het Noordzee-kanaal, in het licht verschijnen en
wanneer dit ongeveer zijn zal, wordt door den uitgever nog niet
gemeld. W.
Vervolg en slot van N°. 15).
Op haar zesde jaar, toeu niemand haar iets meer wilde vertellen, had zich
de kleine in eene kamer alleen opgesloten, om zichzelve overluid eene geschie
denis te vertellen. Over die ontdekking, om ook zichzelve te kunnen vertellen,
was zij zeer blijde en wist zich ter naauwernood een dag te herinneren, dat zij
dit niet beproefde, totdat in later tijd die fantaisie-beelden door ernstige den li-
beelden verdrongen werden. Tot hare eerste dichterlijke proeven voelde zij zich
genoopt, door de liefelijke omgeving van hare vaderstad, een paar gedichten op
de natuur, een paar verzen, om eens iets anders dan die vervelende eenzelvige
seliool-voorschriften te kunnen schrijven, een bezield gedicht op de jeugdige
Susanna Breisacker, te Baden, eene berijmde satire op de latijusche schooljon
gens, waar de meisjes-school in onophoudelijken oorlog mee leefde, een klaag
zang op den dood van twee kindertjes, tweelingen, die in cénc week kwamen
te sterven, dat waren zoo al nagenoeg de eerste dichtproeven van haar tiende
tot haar dertiende jaar. Ook riep het lot van deu verbannen koning Karei X,
van wien zij bijna niets wist, dan zijn treurig lot, een paar klaagzangen op,
het grijze koningshoofd te voorschijn en vervaardigde zij op rijper leeftijd eenige
Poolsehe liederen, waar de gloeijendste geestdrift 111 sprak.
Ouders en vrienden merkten dat kleine talent wel deugdelijk en niet zonder
welgevallen op, maar wachtten zich wel, zulks aan te moidige», of er bij hunne
opvoeding acht op te slaan. Als 't haar in vervolg van tijd gespeten heeft, dut
't haar aan de gelegenheden om grondiger schoolonderwijs te erlangen, ontbrak,
heeft zij 't daarentegen altoos als een grooten zegen blijven beschouwen, dat zij
onder dc verstaudige leiding van hare moeder, het huishoudelijk werk lief ge
kregen en geleerd heeft, dat voor ziel en ligchaam de gezonde grondslagen van
het leven der vrouw uitmaakt.
Dc eeüige lange scheiding van het ouderlijk huis, behalve enkele togtjea
naar bloedverwanten en vrienden hier en daar, was een verblijf van zeven
maanden achtereen in de residentie, ter verdere vorming en, zoo als dat destijds
voor den leeftijd der hoogere meisjes-scholen meer dan thans gebruikelijk was.
Die vorming bestond, behalve in frausche lessen, mede in danslessen, in liet
leeren koken, strijken, bet vervaardigen van kleedjes, enz.; al welke lessen den
grondslag tot vrolijke landkolouies leidde, waar de beschaafdste meisjes uit de
residentie niet anders dan de tweede rol speelden, en onschuldige meisjes—staten
in den staat vormden, d.e door den glans en het gedruisch van het residentic-
leveu weinig of niet gestoord werden. Door middel van hartelijke en dierbare
vriendinnen eu bloedverwanten, werd de residentie-stad voor Ottilia inderdaad
ook nog schier tot eene tweede vaderstad. Groote reizen heelt zij nooit gedaan,
en eerst veel later, ter gelegenheid van hare huwelijks-reis, voor de eerste keer
de grenzen van haar klein vaderland overschreden.
Te huis kreeg het leven van het volwassen meisje een nog oneindig veclzij-
diger en vrolijker aanzien, als haar broeders met de vacantie den geest van
het drokke, vrolijke studenten-leven mede naar huis hadden gebragt en de
overvloedige ruimte van de oude ambtswoning een vrolijk vereenigingspunt
voor de talrijke neven en nichten werd. waar de familie mee gezegend was, en
in de stille tusschentijdeu een aantal brieven, kleine gedichten of boertige
drama's, waar de kleine ontmoetingen van de dagen des zamenzijns in afge
maald werden, gedurig heen eu weer vlogen. Vader N. liet de jeugd maar
begaan en al wat hij deed, als zij 't liem al te bout maakten, was, dat hij zich
verwijderde; terwijl moederlief, als zelve nog vol levenslust en opgeruimd van
geest, de blijdschap en het vermaak der jeugd bezielde en verhoogde: spreek
woorden, spelen, landelijke partijtjes eu riviertogtjes maakten den vacantie-tijd
rijk aan genoegen eu alwisselende verscheidenheid.
Maar oneindig veel hooger bekoorlijks als door dit vrolijk verkeer, kreeg het
leven van onze Ottilia, daar hare innige vriendschap met eene jeugdige vrouw,
die haar eene trouw gtblevene vriendin bleek en voor wie zij naderhand in
haar werkje, getiteld: „Augusta," een gedenkteeken heeft trachten opterigten.
Ten allen tijde maakte echter, bij al haren lust en vrolijk verkeer, de een
zaamheid en eene stille wandeling in den helderen vroegen morgen, op de
groenende heuvels of in de bekoorlijke dalen van de omstreken ren van hare
meest geliefkoosde genietingen uit. Dat betooverende schoon der eenzaamheid
dat voor de jeugd, zonder het te weten, met volle teugen wordt ingezwolgen,
zoekt rijper leeftijd te vergeefs, totdat wij, al hooger en hooger in jaren klim-
mende, al stiller eu stiller zijn geworden cn in het vergezigt van het licht
der stille eeuwigheid voor de in rook en damp vervlogen droomen onzer jeugd
vergoeding zoeken te vinden.
Het is eene gelukkige gave van ons geheugen, dat 't meestal heldere cn
vrolijke beelden bewaakt. Is het daarom misschien, dat al wat helder en
vrolijk is, meer op dc oppervlakte van ons aanzijn drijft, terwijl het sombere
en ernstige meer naar den bodem zinkt en vandaar weer te voorschijn moet
gebaald worden? Zoo schijnt ook deze levensschets een lichtbeeld zonder
schaduw te vormen; doch al die schijn valt weg, als 't ons blijkt, dat bet daar
ook niet aan droeve ervaringen cn allerlei wederwaardigheden heeft ontbroken.
Het valt moeijelijk, de schaduwen, die de hoog gevierde, veelzijdig geprezene
en door velen bezougene guldcu tijd der kindscbheid reeds omgeven, in het
licht te stellen. Het kind toch, voor 't welk zijne inwendige gewaarwordingen
zelve alles behalve duidelijk zijn, weet die niet uit te drukken: 't wordt ligter,
dan men denkt, ontmoedigd, gekrenkt en misverstaan en toch laat zich ook het
leed van de kindsche dagen meestal in de oude spreuk te zamen vatten: ,;dat
het grootste van alle onheilen schuld is."
Hoe ligt of zwaar de gebreken en misstappen der kindsche dagen, op de
school éener latere meer bedaarde cn practiscbe levensbeschouwing moge wegen,
doet niets ter zake: ieder geweten heeft zijne eigene weegschaal, eene school,
wier gewigten door hooger hand zijn geregeld. Hebben nu ook al leed en
kommer, droefheid eri angst hare donkere schaduwen over de genoegens dier
kindschheid geworpen, zoo is zij toch ook langs dien weg door den ademtogi
eener eeuwig getrouwe, zoekende liefde aangeroerd, die zich in deze heerlijke
woorden uitspreekt: „ik heb u van eeuwigheid lief gehad; daarom heb ik uit
louter goedertierenheid tot mij getrokken.'
Ook ontbrak haar rijperen leeftijd geenszins aan herinneringen der vergan
kelijkheid van al het. aardsche en het e'énc noodige. Twee teeder geliefde
vriendinnen van hare jeugd stierven op een bloeijenden leeftijd, de eene zeer
onverwachts en spoedig, de andere, na een langdurig en zwaar ziekbed. De
vele stille uren, maanden lang aan dit ziekbed doorgebragt, behooren tot de
ernstigste van haar leven en zeker wel niet tot dezulken, wier herinnering zij
gaarne zou willen uitwdsschen.
Zoo kon zij de ligtzinnigc genoegens, die men gemeenlijk met den naam
van „vermaken der jeugd" plagt te bestempelen, onschuldig en zonder er door
te worden mcdcgcsleept, genieten. Dc onder die schoone rozen verborgen lie
gende adder, waar men de jeugd zoo dikwijls angst mede aanjaagt, heeft zij
niet kunnen ontdekkeu; maar hare vrolijkste cn gelukkigste herinneringen
bestonden daar niet in, en zeker mag het eerder eene winst, dan een verlies
voor de echte cn steeds nieuwe blijdschap der jeugd heeten, als de uitwendige
omstandigheden of de gang der inwendige ontwikkeling het genot van zulke
vermaken buitensluiten.
Ooit als schrijfster te zullen optreden, had Ottilia destijds wel uiet kunnen
droomen. Ernstige en luimige gedichten en koddige drama's, die kleine voor-